Ton van 't Hof's Blog: Ton van ’t Hof, page 19
February 14, 2025
14.02.2025
Legde de eerste detective al na enkele bladzijden terzijde. Dit soort proza verdraag ik niet:
Wat hij nodig had om de jury in te palmen was een kingcharlesspaniël gekruist met een rottweiler die de getuigen zou verscheuren. Was Booth Watson dat dier? (…) Hij had altijd gedacht dat een advocaat niets meer was dan een straathoer: je onderhandelde alleen over de prijs. (Archer, 2023)
Werk al dagen aan de ontraadseling van een Ashbery gedicht, maar het wil niet vlotten, nog niet.
Downloadde geïrriteerd een boek over Kristien Hemmerechts, van wie ik nog nooit iets heb kunnen uitlezen, en eentje van Martin Ros, over Martin Ros, dat ik hoe dan ook niet lezen ga.
Nog vermeldenswaardig: een zeurende maag en zich vergalopperende hartslag. Ben ik de wanhoop nabij?
February 12, 2025
12.02.2025
Staarde een deel van de ochtend uit het raam: wit, witter, witst. Ondernam nog een poging om naar de bieb te fietsen, maar keerde na een paar honderd meter om: niet te doen. Sneeuw schoof van de daken. Hakte nog wel een emmertje hout. Luisterde naar podcasts.
“Europa,” zei de Franse filosoof, “dat is de Bijbel en de Grieken.”
Olijfolie op. En ook sneeuwde het niet meer. Nog eens op de fiets geklommen en naar Jumbo & bieb geglibberd. Griste de bieb twee detectives uit handen. Detectives? Ik wilde gauw huiswaarts, moest nodig naar de plee.
Iemand, filosoof van beroep, vroeg me van welk groter geheel ik deel uitmaak, tot welke gemeenschap ik behoor? Ik had geen pasklaar antwoord. Als Wilders er maar niet onder valt, wist ik uiteindelijk te bedenken.
Dus ik vroeg me afof ik nog in dat gedicht voorkom,
bedoel ik. Eh, niet expliciet, geloof ik.
Kom jij in veel gedichten voor?
Nee, daarom leek het me een uniek
moment. Is dat eigenlijk
waar een mens naar zou kunnen streven,
dat-ie nog in iemands gedicht
zou kunnen voorkomen?
Dat hangt van het gedicht af.
February 11, 2025
Met schemer bezwangerd
Een opvallend gedicht in John Ashbery’s bundel Rivers and Mountains is “Into the Dusk-Charged Air”, dat wel bestempeld is als “riviergedicht”, “natuurgedicht” en “monochromatisch gedicht”. Dat het over rivieren gaat, enkel en alleen rivieren, is zeker. En dat je het daarom in figuurlijke zin als “monochromatisch” kunt stickeren, onderschrijf ik. Maar voor mij is het in de eerste plaats een probeersel, een proef om te onderzoeken of een idee als stuwende kracht, een schrijfmotortje dienen kan. Niet wát hij schreef, maar dát hij schreef, was Ashbery’s grootste zorg bij de totstandkoming van dit gedicht. Het idee zou geweest kunnen zijn: elke dichtregel dient de naam van een rivier te bevatten.
Wie het gedicht helemaal leest, 151 regels lang, valt zaken op: (1) de meeste regels bevatten inderdaad een naam van een rivier, soms meer dan één, soms geen; (2) de meeste rivieren liggen in Noord-Amerika, Zuid-Amerika en Europa, de andere delen van de wereld zijn ondervertegenwoordigd; (3) gaandeweg verandert de stemming van de impliciete auteur van ernstig naar jolig naar vermetelheid – “Laat de Brazos / Dichtvriezen! En de Wabash veranderen in een loodgrijze / Sintel van ijs!” – waarna de toon weer vlakker wordt; (4) de passage waarin de wereld in een ijsklomp lijkt te veranderen – “De Niger bevriest, langzaam.” – werd zestig jaar geleden, toen Ashbery het gedicht schreef, als absurd gezien, maar kan tegenwoordig ook als een verwijzing naar de klimaatverandering worden geïnterpreteerd.
“Into the Dusk-Charged Air” is een opsomming van de toestand waarin een zootje rivieren verkeert of verkeerde, een schemerige opsomming, vagelijk verzinsel op de riviernamen na. Schrijven wilde Ashbery destijds, schrijven, zonder heldere boodschap of bedoeling, stoeien met taal.
IN DE MET SCHEMER BEZWANGERDE LUCHTVer van de Rappahannock stroomt de stille
Donau richting zee.
De bruine en groene Nijl rolt langzaam voort,
Net als de vloeiende afloop van de Niagara.
Tractoren stonden op de groene oevers van de Loire,
Niet ver van waar de Cher zich bij haar voegt.
De St. Lawrence port tussen zwarte stenen
En modder. Maar de Arno is niets dan stenen.
De wind rimpelt het oppervlak
Van de Hudson. De Irrawaddy loopt over.
Maar de grijsgele Tiber
Wordt ingesloten door steile oevers. De Isar
Stroomt te snel om in te zwemmen, het water van de Jordaan
Vliet over het vlakke land. De Allegheny en haar boten
Waren donkerblauw. De Moskva is
Grijze boten. De Amstel stroomt langzaam.
Bladeren vallen in de Connecticut als zij onderlangs
Passeert. De Liffey zit evenals de Seine
Vol rioolwater, in tegenstelling tot
De bruingele Dordogne.
Bergen hummen in de Colorado
En de Oder is heel diep, bijna
Net zo diep als de Congo breed is.
De vlakke oevers van de Neva zijn
Grijs. De donkere Saône stroomt stilletjes.
En de Wolga is lang en breed
Waar zij over het bruine land stroomt. De Ebro
Is blauw en traag. De Shannon stroomt
Snel tussen haar oevers. De Mississippi
Is een van de langste rivieren ter wereld, net als de Amazone.
Zij heeft de Missouri als zijrivier.
De Harlem stroomt tussen fabrieken
En gebouwen door. De Nelson ligt in Canada,
Stromend. De Dubawnt baant zich een weg
Door knoertharde oevers. Mensen wandelen langs de Trent.
Het landschap rond de Mohawk strekt zich eindeloos uit;
De Rubicon is niet meer dan een beek.
In de winter zwelt de Main
Aan; de Rijn zingt zijn eeuwige lied.
De Rhône ploetert voort langs wittige oevers
En de Rio Grande doet verhalen uit een verleden ontstaan.
De Loir verbreekt zijn bevroren ketenen,
Maar natte modder krijgt de Moldau in zijn macht.
De East vangt het licht.
Langs de Escaut weerklinkt het lawaai van fabrieken
En de kronkelende Humboldt klinkt jolig.
Ook de Po stroomt evenals de veelkleurige
Theems. De Garonne mondt uit in
De Atlantische Oceaan. Maar weinig schepen bevaren
De Housatonic, maar op de Elbe vallen er nogal wat
Te zien. De Afton
Heeft eeuwenlang gestroomd.
Als de Rio Negro
Zou kunnen afzien van haar lied en de Magdalena
Van de junglebloemen zou de Taag
Nog steeds kalmpjes vloeien en de Ohio
Haar leikleurige oevers uitschuren. De geelbruine Eufraat zou
Zich schuchter over de wereld bewegen. De Yukon
Zat tjokvol met ijs, maar de Susquehanna trok nog altijd
Moedig voorwaarts. De Dee ving de laatste gloed van de dag op
Alsof Pilcomayo’s kadaver opdoemde.
De Peace bood mogelijk eeuwige
Welriekendheid, maar de Mackenzie woelde lijkbleke modder om
Tot geelbruine krijtstrepen. Niet ver van waar
De Brahmaputra verhoogde dijken mepte
Was een opening waar de Limmat doorheen
Had kunnen sijpelen. Een jongeman beende langs de oevers
Van de Churchill en dacht aan de nacht. De Wisła sjorde
De schaduwen vast. De Tisza, malloterig, bruiste
In de winderige avond. En de Ob sjokte
Als een dorpsgek voort. Zware golven bedekten de fletse vloed
Van de Dnjestr en het poreuze oppervlak van de Fraser.
Vissen hapten naar lucht in het riet van de Spree. Een boot
Zakte de dansende Orinoco af. Toen de
Marne langsstroomde knikten de planten
En boven de glinsterende Gila
Stamelde een zonsondergang zo mooi
Als de Athabasca. De Zambezi klingelde. De Amu Darya
Vloeide ergens. De Parnaíba
Stroomt als de door wind meegesleurde Cumberland.
De Araguaia stroomt in de regen.
En vanwege massa’s keistenen stroomt de Isère
Zachtjes neer. De Guadalquivir sputterde.
Ooit zal de tijd de Indre verbazen
En van de Huanghe een beekje maken. En
De Potomac rolt zachtjes voort. Kuifvogels
Kijken hoe de Ucalyali zich
Door de dromende nacht voortbeweegt. Je kunt de
Jenisej niet tegenhouden. En naderhand
Stroomt de White krachtdadig naar zijn …
Doel. Als de Tyne landt,
Hou je vast, en de Albany
Je ontwikkeling stuit, kun je dan de muskus
Van de Red, de toestand van de Maas weerstaan?
Een spatje modder maakt de Neckar
Nog niet zwart. Je kunt niet
Van de Saskatchewan houden, noch
De meanderende Yangtze weerstaan of de Genesee
De vrije loop laten. Bevloeit de Scamander
Nog altijd karmozijnrode vlaktes? En de Durance
En de Pechora? De São Francisco verschuilt zich
Tussen grijze rubberachtige netels. Het reactievermogen
Van de Liard is gering en de Arkansas erodeert
Zwartgrijze heuvels. De Paraná stinkt.
De Ottawa is, te midden van grijstinten,
Licht smaragdgroen. Beter dat de Indus verdwijnt
In witgloeiende zandbanken! Laat de Brazos
Dichtvriezen! En de Wabash veranderen in een loodgrijze
Sintel van ijs! De Marañón is handwarm, we moeten
Een manier vinden om haar tot sterk ijs te bevriezen. In
Windvlagen bevriest de Oeral langzaam. De zwarte Yonne
Vriest mooi op. En de Petit-Morin
Nestelt zich op harde ondergrond. De Inn
Herinnert zich geen betere tijden en de Merrimack is
Gegalvaniseerd. De Ganges is onderhand vloeibare sneeuw;
De Vyatka is ijsgrijs. De ooit gesmolten Tennessee is
Gestold. De Japurá is een pak ijs. IJzig
De grijze lemen oevers van de Columbia. De Don is enkel
Een gigantische ijspegel. De Niger bevriest, langzaam.
De oneindig lange Lena ploetert voort,
Maar het zilverachtige water van de Purus is met ijs bedekt,
Grimmig koud. De Loing zit barstensvol met stukken ijs.
De Wezer is bevroren, als vloeibare lucht.
En zo ook de Kama. En de stroperige beige
Tocantins. De rivieren koesteren zich in de kou.
De meedogenloze Uruguay schuurt haar oevers,
Een en al ijs. De Hooghly is puur
IJs. De Adour is stil, roerloos.
De prachtige Tigris is niets dan krasserig ijs,
Net als de Yellowstone, met haar oevers vol katwilgen.
De Mekong begint een beetje te smelten
En de Donets murmelt onder de
Enorme blokken ijs. De Manzanares stroomt vrij.
De Illinois, in zonlicht badend, snelt weer.
Maar de Dnjepr ligt nog steeds vast in het ijs. Ergens
Stuwt de Salado haar drijfijs voort, maar de Roosevelt
Is bevroren. De Oka is sterker bevroren
Dan de Somme. De Minho sluimert
‘s Winters en de Snake herinnert zich
Augustus niet. Hilarisch, de Canadian
Is niets dan ijs. De Madeira kwijlt
Op de ontdooiende velden en de Plata lacht.
De Dvina slorpt de sneeuw op. De temperatuur
Van de Sava is boven nul. De Avon
Zingt stilletjes. De Drôme drukt tegen
Met gras begroeide oevers; het bevroren oppervlak
Van de Adige lijkt wel een grijs kiezelpad.
Vogels cirkelen boven de Ticino. In de winter
was de Var donkerblauw, niet bevroren. De
Thwaite, koud, is volgepakt met rul ijs;
De Ardèche schittert lichtjes in onderkoelde regen.
February 9, 2025
09.02.2025
Vanochtend waren wij de enige vogels aan het wad, waar mijn oren in Siberische wind vroren tot ijs.
Nederlanders lezen gemiddeld vijf boeken per jaar. Anno nu. Gemiddeld. De helft leest niet of nauwelijks. Nog geen twee van de vijf boeken betreft literatuur. We kijken daarentegen jaarlijks pakweg honderd films en gamen zowat dagelijks. Gemiddeld. Literatuur is geen zaak van hoger belang meer. Met de literatuurkritiek is het navenant bergafwaarts gegaan. Er is zogoed als geen behoefte meer aan. Dat het handjevol literatuurcritici dat is overgebleven de koek probeert te verdelen, lijkt me niet opzienbarend. Evenals het gegeven dat hun kritieken in de regel kritieklozer geworden zijn. Lief zijn voor elkaar vergroot overlevingskansen.
Veel oorlog, veel opstanden in het vooruitzicht.
Scheurde een zak borrelnootjes open, Provençaals gekruid.
“Ik zoek naar een algemene, universele ervaring – gelijk een stretchsok, passend voor iedereen. Een gedicht waar een lezer in kan opgaan en wie weet wat uit kan halen, zonder iets te weten te hoeven komen over mij, mijn geschiedenis, seksleven of wat dan ook. De reputatie die mijn poëzie heeft als iets wat uiterst privé is en moeilijk toegankelijk, is niet waarop ik hoopte. Ik zou graag willen dat mensen mijn poëzie ooit als een zo open mogelijke tekstvorm zullen beschouwen, als iets waarin iedereen zijn eigen ervaringen weerspiegeld kan zien, zonder dat die ervaringen duidelijk gedefinieerd of omschreven zijn” (Ashbery, 1972).
February 7, 2025
07.02.2025
Vrij krachtige wind uit het noordoosten, het wandelgebied een vriescel. Had slechts puf voor een kilometertje of vijf.
John Ashbery werd op 28 juli 1927 geboren in het stadje Rochester, NY, dat aan de zuidelijke oever van het Ontariomeer ligt en waar het ’s winters steenkoud kan zijn. Er zijn twee boeken over Ashbery’s leven verschenen. Karin Roffman schreef het eerste, getiteld The songs we know best: John Ashbery’s early life, dat in 2017 bij Farrar, Straus and Giroux verscheen. Roffman had slechts puf voor het beschrijven van de periode 1927-1955. Van Jess Cottons hand werd in 2023 bij Reaktion Books het beknopte John Ashbery uitgebracht, dat de dichter wel tot aan zijn dood volgt. Een wilde rit kun je Ashbery’s leven niet noemen, het was bepaald geen aaneenschakeling van enerverende gebeurtenissen. Hij heeft zijn tijd voor een groot deel met lezen en schrijven doorgebracht.
Bestudeerde de verschillende omslagen die Ashbery’s bundel Rivers and Mountains door de jaren heen heeft gehad en vond de allereerste, uit 1966, veruit de mooiste. De grafische voorstelling van in elkaar overlopende bergen, rivier en weerspiegeling van bergen in rivier is ijzersterk. Had nooit gewijzigd mogen worden.
Bracht zélf een groot deel van de dag met lezen en schrijven door. Breng tegenwoordig veel dagen met lezen en schrijven door. Lees en schrijf zowat alleen nog maar. Al dan niet met een biertje in de hand. Wat Ashbery overigens ook goed kon: zuipen.
Verwierf dingen om het ego te strelen.Het spreekt vanzelf dat een voorbeeld hier op zijn plaats is.
Oorspronkelijkheid, bijvoorbeeld.
Wie zulk begeert, wil aan een ander iets ontnemen.
Je blijft achter met een idee van jezelf.
February 6, 2025
06.02.205
Flink eind gefietst vandaag. Onderweg kibbeling gegeten aan de viskraam in Damwâld. Overal volk op de been. Alsof het lente was.
Zocht online naar eerste drukjes van John Ashbery’s The Tennis Court Oath en vond verscheidene exemplaren, waarbij de prijzen varieerden van $ 45 voor een softcover tot $ 1200 voor een hardcover, exclusief verzendkosten. Zwichtte nog niet voor de verleiding.
Wel koortsige opgewondenheid, verzameldrift.
Vertaalde ter beteugeling, en afsluiting (Ashbery’s volgende bundel – Rivers and Mountains – wacht), een laatste gedicht uit The Tennis Court Oath, dat me thans sterk aan Lumpy Trumpy denken doet, “A White Paper”:
EEN WITBOEKEn als hij dacht dat
Alles vreemd was –
As, gas en benzine, mo-
tor vol zaadjes, geblaf om de nacht te horen
De politieke contaminaties
Van wat hij zei,
Gevlekte azalea’s gebracht om hem te ontmoeten
Zitting de volgende dag
De rechter, emoties,
De versnipperde stapels papier.
February 5, 2025
05.02.2025
“Kies [voor het construeren van een collagegedicht] een boek dat je aanspreekt of waar je een emotionele band mee hebt,” raadde DeepSeek me aan.
“Bekentenispoëzie kan de lezer afkeer inboezemen. Het is alsof je iemand vertelt over een operatieve ingreep die je hebt ondergaan. Ik zeg dan altijd dat ook ik geleden heb, net als iedereen, en stel voor het verdriet achter ons te laten en ter zake te komen. De poëzie lijkt zich ergens anders op te houden. Weet je, ik probeer dingen te ontdekken waarvan ik me nog niet bewust ben. In plaats van me bezig te houden met reeds vertrouwde ervaringen uit mijn verleden, beleef ik plezier aan het schrijven van poëzie door vreemd terrein te verkennen. Heidegger zegt dat het schrijven van een gedicht een ontdekkingsreis is. Op een vergelijkbare manier ben ik steeds geïnteresseerd in mijn toekomstige gedichten en niet in wat ik al geschreven heb. Met oud werk heb ik niets meer” (Ashbery, 1980).
Wat me vorige week ontschoten is: dat er nóg een vertaling naar het Nederlands van een werkje van Ashbery is: twee jaar geleden verscheen bij Uitgeverij Vleugels het tweetalige boekje De schaatsers, met een overbrenging van het lange gedicht The Skaters, dat is opgenomen in de bundel Rivers and Mountains, die in 1966 door Holt, Rinehart and Winston werd uitgegeven. Vertalers: Jur Koksma & Joep Stapel.
Topweertje, voor februari. Wandelde in het zonnetje op en neer naar Holwert voor espressokoffie en wattenstaafjes. Nam bij terugkeer een voorraadje drank in ontvangst, fluitend.
Een kamer had ik, en een klein raamdat uitzicht gaf, om te zien
waar ik terecht gekomen was. Ik dacht
dat ik filmer ging worden, of tekenaar
in zo’n vreemde stad, in zo’n vreemd huis,
terwijl je alleen bent. Heel wat mensen
gaan ervoor op de loop. Ik zei
dat ik geen enkele affiniteit met die mensen had.
Het was eind oktober. Lagen we daar
aan de rand van de bossen, zo verdraagzaam,
op het weerloze af. Ik had daar
sterke ideeën over. Ik zei dat wat ik voelde
een soort verlangen was. En hoe we op de zeedijk lagen,
onder de indruk van het tere licht achter de wolken.
February 4, 2025
Oppositie tegen een gedenkteken
In zijn bekendste boek, 7 Types of Ambiguity, definieert Sir William Empsons (1906-1984) “ambiguïteit” als “elke woordelijke nuance, hoe klein ook, die ruimte biedt aan alternatieve reacties op hetzelfde stuk tekst.” Naast literatuurcriticus was Empson ook dichter van een klein ambigu oeuvre, dat met plezier door John Ashbery, zo vertrouwde hij ons ooit in een interview toe, gelezen is. Empson hield van cryptische poëzie en vergeleek zijn eigen gedichten wel met kruiswoordpuzzels, waar hij in de vorm van noten met genoegen tekst en uitleg bij gaf. Dat Ashbery’s poëzie overeenkomsten vertoont met die van Empson moge duidelijk zijn.
Het vijfde gedicht uit Ashbery’s bundel A Worldly Country, “Opposition to a Memorial”, gaat over ambiguïteit en opent met een dichtregel van William Empson: “Come back, in a few days.” Deze woorden doen me denken aan het wegleggen van een moeilijke kruiswoordpuzzel, om er na een paar dagen nog eens naar te kijken: wellicht los je de puzzel dan wél op.
OPPOSITIE TEGEN EEN GEDENKTEKEN“Kom terug, over een paar dagen.”
– William Empson
Niet dat het zo hard nodig was, zoveel
was duidelijk. Een beetje pienterheid zou ook
volstaan, een slinger geweven van slaafsheid
en iets als genegenheid. Hij zou door de lange dagen
heen kruipen, dromend van iets anders,
gewoon om dichtbij te zijn en niet betrapt te worden.
Een uitgehongerde menigte volgde, die almaar
op dezelfde afstand bleef. Hoe is het om te herstellen
en een wrak te zijn, te huilen en niet te weten waar je
om lacht? De moederlijke toon was streng.
Ze sprak, maar heel weinig. Het was tijd om op te gaan
in het schouwspel dat nacht beloofd had:
Er waren prisma’s en lantaarns aan de rafelrand
en richting het centrum een leegte die men kende.
Dit is wat het dan betekent,
om in een droom te zijn en slaap uit een pot te zuigen
alsof alleen de gepolijste buitenkant ertoe deed.
Binnenin zaten allemaal duistere aantekeningen en regels,
de reden van het doen. De lezer fronst
en slaat het boek dicht. Een andere keer, wellicht,
zullen er ontboezemingen zijn, lukraak geroep.
Het is duidelijk vandaag dat het weer tijd is om de huur te betalen.
En hoewel je een terugrit wordt aangeboden, is het niet zozeer
een gunst als wel een gelegenheid om te piekeren.
Wat waren de rechten en de juiste manieren?
Staken wij al onze energie in de vriendelijke gespreks-
stof die over onze bladzijde waaide, en weg?
Is dit het moment om een groot oeuvre te tackelen,
of zijn we verbannen naar inhoudelijke ondieptes,
wanneer men een makker hoort vloeken en de last weer op-
rapen, in tijdelijk zonlicht terechtkomen en het verleden andermaal
minzaam geworden is? Is deze lancering definitief?
Voor hoeveel uitleggingen is dit gedicht wel niet vatbaar? En zou er eentje definitief kunnen zijn? Hebben deze “duistere aantekeningen en regels” diepgang of lezen we slechts gezwam? Ik geloof niet dat “Oppositie tegen een gedenkteken” inhoudelijk een sluitende interpretatie toestaat: het is een ambigu gedicht over ambiguïteit, qua content de raadselachtigheid zelve. En daar was het Ashbery ongetwijfeld óók om te doen.
February 3, 2025
03.02.2025
Mensen met een mening, olala.
Wat ik met Chrétien Breukers gemeen heb: straal vergeten wat je zelf ooit geschreven hebt.
Met zus en zwager geluncht. Ze vertelden dat ze reikhalzend uitkijken naar het moment waarop ze met pensioen kunnen gaan. Waarop ik zei dat het pensioen heus niet het walhalla van de levensavond is, en we in lachen uitbarstten.
Waarna ik nog een uurtje wandelde, te midden van spreeuwen en ganzen, een enkele kievit, de buizerd, trappelende meeuwen. Hazen, schapen, reeën. Waterig de zon.
Op mijn fuck-it-list: de netwerkborrel.
February 2, 2025
02.02.2025
IJs op de sloten, bloedrode zon net boven de horizon, honderden ganzen in de lucht, luidruchtig. Wandelpas, innerlijke rust.
Vroeg me af, na alle lesjes die ik tot nu toe – ik ben 65 – heb geleerd, hoeveel er nog over is van het origineel?
Las dat Ashbery’s gedicht “Europe” is gebaseerd op het boek Beryl of the Biplane, uit 1917, van William Le Queux, “een kinderverhaal voor meisjes over een geheimzinnige vliegenierster in de Eerste Wereldoorlog.” “Ik vond het,” zei Ashbery over het boek, “op de quais [van Parijs]”.
Ashbery construeerde “Europe” in 1958 uit zinsnedes uit Beryl of the Biplane. Het gedicht bestaat uit 111 genummerde delen. De titel bepaalt in hoge mate de context, die met de loop der jaren ook nog eens ingrijpend veranderd is: 2025 is geen 1958 meer. Een fragment:
57.Nauwkeurige werkwijzen
Houden van ons.
Hij beklom de heuvel
Hij hield me in zijn armen – het was fantastisch.
Maar de kaart van Europa
slinkt rond naakte stelletjes
Zelfs als je de postzegel likt
Een bruine hond gaat naast je liggen en sterft
In de stad neemt een elfjarig meisje met staartjes
Gebonden met een gele strik, de tram
Dit alles eindigt ergens – het boek wordt teruggeplaatst op de plank
Door een onzichtbare hand
We zijn niet meer geliefd dan nu
De krant verpest je ogen.


