Ton van 't Hof's Blog: Ton van ’t Hof, page 18
January 26, 2025
26.01.2025
Gaf het schrijven van gedichten ook zin aan John Ashbery’s leven? vroeg ik me af. Zijn hoge productie tot op latere leeftijd lijkt een aanwijzing in die richting te zijn. Of was het toch eerder een tijdverdrijf dan een noodzakelijkheid voor hem?
Het derde gedicht uit A Worldly Country heet “Streakiness” en kaart ouderdomskwalen aan. Ashbery was een grote, zware man, die op z’n tachtigste menig pondje vet met zich mee torste.
DOORREGENBij het passeren van de lage brug geeft iemands lotsbeschikking lucht
aan een scheldkanonnade. De kastanjebomen
laten hun bladeren één voor één vallen. Terwijl het ene
na het andere gespreksonderwerp werd aangesneden, liet de deur
telkens een enkele bezoeker toe. Waarom ook niet?
Was dit de reden dat we aandachttrekkende
momenten op het plein schuwden nadat de zon
was uitgemokt? Er waren konijnen in de oase
en wij wisten van niets, al helemaal niet
van opeengepakte nogahandelaren. Eén
wiegelied voor iedereen. Horen kent geen clausule,
alleen gewiekste perspectief schrokkende reuzen
of eenzaamheid houden zich staande, onopvallend
hoewel gevangen in pillen licht.
*
Het ongemak dat in dit gedicht centraal staat is slechthorendheid. Of Ashbery hier ook zelf mee kampte, weet ik niet. Mensen met gehoorverlies hebben, zeker in gezelschap, moeite om gesprekken te volgen. Ze moeten zich inspannen om te kunnen horen wat een ander zegt. Nadat de lezer in de eerste regels is voorgesteld aan een stijve bejaarde die de ouderdom al scheldend maar moeilijk kan aanvaarden, volgt een specifieke verwijzing naar dovigheid: “Terwijl het ene / na het andere gespreksonderwerp werd aangesneden, liet de deur / telkens een enkele bezoeker toe.”
Hoewel de eerste strofe met een schouderophalen eindigt, worden in de tweede enkele nare consequenties van slechthorendheid uit de doeken gedaan. Het mijden van “aandachttrekkende / momenten”, waarop het een lawaaiige drukte van belang is, lijdt tot vereenzaming. Nieuwtjes blijven uit en “perspectief schrokkende reuzen” verengen je wereld. Vaak verloopt een achteruitgang van het gehoor sluipenderwijs en kan niet of nauwelijks worden gekeerd. Geen olijk gedicht, wel uit het leven gegrepen.
Een van mijn oma’s eindigde blind en doof.

January 25, 2025
25.01.2025
“Het gaat erom dat je weet waar je heen wilt, maar niet al te goed.”
In het spoor van een waanzinnig snel muterende geschiedenis. Maar wat ik zie is apathie, moedeloosheid, afkeer. Niet in de laatste plaats omdat je wordt geacht zélf zin aan het leven te geven.
Maar hé! hoe mot dat dan?
Je moet er toch niet aan denken dat kapitalisme en consumptisme ons eindstation zijn. Kaboem: snelheid, efficiency, grootschaligheid!
Schaduwzijden van de moderniteit. Iets opbouwen dan maar.
January 23, 2025
23.01.2025
Probeerde tevergeefs een mankement aan een twee jaar oude douchekraan te verhelpen, waarna ik de klantenservice van de betrokken webwinkel maar mailde. Klussen: een natuurwet in dit huis.
Wandelde door ganzenland, dat opstoof toen het werd gestoord door twee laagvliegende F-35’s. Godver.
Had na einde yogaoefening, om 16.02 uur, al zin in bier. Bier is een gimmick hiero.
Nóg een glaszuivere gimmick: “geef ons meer tijd en ruimte, dan komt het allemaal goed” uit de mond van een LTO-baas.
“Zoals bij alles wat de mens raakt, heerst het om en nabij” (Droit, 2007).

January 19, 2025
Geschoffeerd
In een recensie van John Ashbery’s A Worldly Country (2007) wijst Bryan Appleyard ons op een grondtoon van Ashbery’s poëzie: het constante, treiterende vermoeden dat er iets wezenlijks te zeggen valt over de wereld waarin wij ons bevinden. De lezer pikt dit vermoeden op en maakt het te midden van Ashbery’s omtrekkende bewegingen en falsifiëringen tot de zijne.
In het tweede gedicht uit A Worldly Country, “To Be Affronted”, voelt een berenkop zich geschoffeerd:
GESCHOFFEERDEen tijdje vingen we het wezen van de dingen op
zoals ze in het verleden hun beloop hadden gehad. En we leerden ze
heel goed kennen. Spinnenwebben hingen
boven de kust. Onverschrokken plukte het meisje
ze uit de wolken, alle mysterieus
en rubberachtig. Later tilde een waas
ze boven de cementen droom van taxis en leven uit.
Dit was de min of meer gebruikelijke
wijze waarop dingen uit- en weer
samenvloeien. Wat we niet konden zien was
verrukkelijk. Juli ging heel snel voorbij.
Meer dan wat er aan de hand was, meer zelfs
dan cirkels die tegen het midden
en het einde loslaten, was de kaars die in het gewelf stond
en nare dingen mompelde tegen het weer,
de gevels. Stel je een film voor die identiek is
aan iemands leven, dezelfde lengte, dezelfde waarderingscijfers.
Stel je nu voor dat jij erin speelt en de tweede hoofdrol vervult,
een rol die eigenlijk belangrijker is dan die van de opdrachtgevers.
Hoe weet je dat meer dan de helft
voorbij is? Terwijl de pastelkleurige toendra
als een mandala van alle kanten toestroomt
kan het allerkleinste meisje nergens heen.
Ze speelt met ons, in onze pronkstoet; je schaamt je
omdat je zo lang bent weggeweest en wat dan ook
in de toestand laat geraken waarin het nu verkeert. Te laat, de berenkop
op de schoorsteen loopt rood aan van eenzame
archetypische ergernis over de wijze waarop de tijd zojuist verstreek.
Het is te laat voor de huzaren en de gebogen figuur
op de achtergrond: toen ik jong was dacht ik
dat hij een tovenaar was, of misschien een vergeten
charlatan uit een verre hoofdstad. Nu weet ik dat niet zo zeker meer.
*
Net als in het openingsgedicht van A Worldly Country staat ook in dit gedicht de tijd centraal. Meer specifiek: het besef dat de tijd snel gaat.
Een ouder iemand, de ik-figuur, lijkt al mijmerend terug te kijken op het leven. In de eerste strofe komt de jeugd aan bod, waarin de ik-figuur dingen leert en zich ontwikkelt tot een volwassene. Het was kennelijk een zorgeloze tijd die, achteraf gezien, plankgas verstreek.
In strofe twee volgt de ernst van het bestaan: je probeert je in de boze buitenwereld te handhaven, vraagt je ergens halverwege af waar je het allemaal voor doet en belandt niet veel later in de herfst van je leven.
Het (allerkleinste) meisje in de eerste twee strofes doet me denken aan de Alice in het parodistische avonturenverhaal Alice in Wonderland, waarin vooral de logica op de hak wordt genomen. In “de berenkop op de schoorsteen” zie ik telkens als ik het lees, maar zonder enige concrete aanwijzing, een ingelijst portretje van de markante kop van Ashbery zelf, die net als de Gekke hoedenmaker in Alice in Wonderland ruzie heeft met (de) Tijd.
Dan de derde en laatste strofe, waarin de fase van de ouderdom is aangebroken: je hoeft niets of niemand meer te veroveren – “het is te laat voor de huzaren” – en begint je af te vragen wanneer de man met de zeis – “de gebogen figuur op de achtergrond” – bij jou langskomen zal.
Ashbery was tegen de tachtig toen hij dit gedicht schreef.

January 18, 2025
18.01.2025
Het kostte me moeite om Ali Smiths Herfst uit te lezen: ik vind het niet veel soeps. Een leuterboek. Roman van niks. Waanwijsheden over kunst, ongeloofwaardige dialogen tussen een kind en een oudere man, paginalange dromen die niets dan ergernis toevoegen. In tegenstelling tot wat de achterflap de argeloze lezer wil doen geloven, stemt dit boek, dat godbetert ook nog een nominatie voor de Man Booker Prize ontving, niet “tot nadenken over onze moderne tijd” en is geen “inspirerende ideeënroman over een innige vriendschap”, a contrario. Er wordt maar wat aan gerommeld. Eén ster voor de moeite.
Ik wilde eerlijk zijn.
Gedroeg me als een woudezel.
“Het is het einde van de dialoog” (Smith, 2018).
Sociale media splijt ons.

January 16, 2025
16.01.2025
Zag anderhalve kilometer slang door weilanden kronkelen: waar drijfmest doorheen werd gepompt, van mestput A naar mestsilo B. Uit nood geboren, naar ik aannam
Een buizerd die met me mee bewoog, op enkele armlengtes afstand, tegen de matige wind in. Uit stoutmoedigheid, naar ik aannam. De fiere blik dwong eerbied bij me af.
Vroeg me tijdens de wandeling ook nog af of George Oppen (1908-1984) en John Ashbery (1927-2017) elkanders werk kenden. Oppen won voor Of Being Numerous in 1969 de Pulitzerprijs, en Ashbery voor Self-portrait in a Convex Mirror in 1975. Je zou zeggen van wel. Ik heb er nooit iets over gelezen. Hun gedichten verschillen hemelsbreed. De rationele Oppen versus de irrationele Ashbery. Wat uiteraard een simplificatie is. Evenals de tegenoverstelling: modernistische Oppen – postmodernistische Ashbery. Afijn, van hun beider poëzie houd ik evenveel. (Wat zegt dat over mij?) Zij zijn mijn poëzie-idolen.
Na een klein jaar Oppen ben ik overigens wel aan een portie Ashbery toe. Het openings- én titelgedicht van Ashbery’s A Worldly Country, uit 2007, het jaar waarin hij tachtig werd:
EEN WERELDS LANDNiet de vreedzaamheid, niet de waanzinnige klokken op het plein,
de geur van het bemeste stadsperkje,
niet de stoffering, de bijtende spot van Tweety,
niet de verse troepen die toe waren aan een opfrisbeurt. Als het
real time plaatsvond, was het oké, en als het romantijd betrof
was het ook oké. Vanuit paleis en krot
overstroomde de grote parade lanen en zijwegen
en knollenvelden veranderden in een snelweg.
Overgebleven bonbons werden gevoerd aan krielen
en ganzen, die ploertig bliezen.
De rust van de badkamer was verstoord, net als van de porseleinkast
en de banken, waar niemand geld kwam storten.
Kortom, die bonte middag brak de hel los.
Tegen de avond heerste er weer een vredige sfeer. Een maansikkeltje
hing in de lucht als een papegaai op zijn stokje.
Vertrekkende gasten glimlachten en riepen: ‘Tot in de kerk!'
Nacht wist zoals gewoonlijk wat hij deed
en bood slaap ter compensatie van het grote losmaken
dat morgen zeker weer brengen zou.
Terwijl ik de zwijgende puinhopen aanstaarde
bracht één ding me in verwarring: wat was er gebeurd en waarom?
Het ene moment waren we druk in de weer met opstandigheid,
het andere moment was vrede door de helse linies gebroken.
Het gebeurt zo vaak dat de tijd waarin we ronddraaien
rap de zandbank wordt waarop onze lullige skiff zal vastlopen.
En zoals golven verankerd zijn aan de bodem van de zee
moeten wij de ondieptes bereiken voordat God ons bevrijdt.
*
Tijd. Daar gaat dit gedicht over. Dat tijd verstrijkt. Dat tijden veranderen. Dat alles zijn tijd heeft. Dat sommige dingen van alle tijden zijn. Et cetera. En, vooruit, ook over vuig Amerika, waar Bush junior indertijd de scepter zwaaide en zinloze oorlogen voerde in Afghanistan en Irak.
Maar wat is de pointe van dit gedicht? Is er überhaupt een pointe? Dat de boel stelselmatig door elkander ligt? Dat dát de grondtoon van ons leven is? Mogelijk. Zoveel hoofden, zoveel zinnen. Wie een gedicht van Ashbery leest raakt op drift, zoveel is zeker.

January 15, 2025
15.01.2025
De wereld waarin ik wandelde had zich in een grijze waas gehuld. De horizon lag op nog geen honderd meter. Op enkele zwanen in een grauwe weide na viel er bar weinig te zien. Soms hoorde ik een kraai kraaien. De wereld deed leeg aan, maar was dat natuurlijk niet. Ik werd er hoe dan ook allejezus vrolijk van.
Hoewel ik er niet op uit was geweest haalde ik het maximale genot uit deze wandeling.
Bracht ook nog piepschuim naar de stort, een autootje vol, piepschuim als voortbrengsel van de verpakkingsgekte.
Verbeelding is, in tegenstelling tot fantasie, het vermogen om dat wat afwezig is te zien, afwezige natuur, afwezige realiteit, afwezige wereld.
Minister Marjolein Faber heeft weinig verbeelding, veel fantasie.

January 14, 2025
14.01.2025
Geolied proza, ziekelijke drift: Annie Ernaux’s Alleen maar hartstocht: mijn hemel! wat een pathologisch verlies van deze of gene in een ander! (Vier sterren.)
“Dit kabinet staat bekend om het nemen van impopulaire maatregelen,” zei een staatssecretaris doodleuk. Fout. Verzuimkabinet Schoof (één ster) is fameus om het achterwége laten van maatregelen. Wat aan de ene kant wel zo prettig is.
Wist dat de zon op was, ja, maar zag het ding niet, voelde geen warmte. Fietste ingepakt en langs slierten mist op en neer naar de bieb voor boeken van Ali Smith en Jenny Erpenbeck. Dit moet míjn jaar van de roman worden!
“O, heerlijke nieuwe wereld!”
Probeer die maar eens te zien zoals zij werkelijk is.

Drukproef
Dagboek 2024: Over George Oppen, Afghanistan & dingen van de dag.

January 13, 2025
13.01.2025
Een sprankje hoop, een lont: boek van Ag Apolloni over de Kosovo-oorlog, waar mijn maag van omdraaide.
Van augustus-december 1998 stuurde ik de NAVO-vliegactiviteiten boven de Balkan aan.
Op de grond: oorlogsmisdaden.
Als een dirigent orkestreerde ik alle vliegbewegingen.
Op de grond de dood.
