Ton van 't Hof's Blog: Ton van ’t Hof, page 21
January 18, 2025
18.01.2025
Het kostte me moeite om Ali Smiths Herfst uit te lezen: ik vind het niet veel soeps. Een leuterboek. Roman van niks. Waanwijsheden over kunst, ongeloofwaardige dialogen tussen een kind en een oudere man, paginalange dromen die niets dan ergernis toevoegen. In tegenstelling tot wat de achterflap de argeloze lezer wil doen geloven, stemt dit boek, dat godbetert ook nog een nominatie voor de Man Booker Prize ontving, niet “tot nadenken over onze moderne tijd” en is geen “inspirerende ideeënroman over een innige vriendschap”, a contrario. Er wordt maar wat aan gerommeld. Eén ster voor de moeite.
Ik wilde eerlijk zijn.
Gedroeg me als een woudezel.
“Het is het einde van de dialoog” (Smith, 2018).
Sociale media splijt ons.
January 16, 2025
16.01.2025
Zag anderhalve kilometer slang door weilanden kronkelen: waar drijfmest doorheen werd gepompt, van mestput A naar mestsilo B. Uit nood geboren, naar ik aannam
Een buizerd die met me mee bewoog, op enkele armlengtes afstand, tegen de matige wind in. Uit stoutmoedigheid, naar ik aannam. De fiere blik dwong eerbied bij me af.
Vroeg me tijdens de wandeling ook nog af of George Oppen (1908-1984) en John Ashbery (1927-2017) elkanders werk kenden. Oppen won voor Of Being Numerous in 1969 de Pulitzerprijs, en Ashbery voor Self-portrait in a Convex Mirror in 1975. Je zou zeggen van wel. Ik heb er nooit iets over gelezen. Hun gedichten verschillen hemelsbreed. De rationele Oppen versus de irrationele Ashbery. Wat uiteraard een simplificatie is. Evenals de tegenoverstelling: modernistische Oppen – postmodernistische Ashbery. Afijn, van hun beider poëzie houd ik evenveel. (Wat zegt dat over mij?) Zij zijn mijn poëzie-idolen.
Na een klein jaar Oppen ben ik overigens wel aan een portie Ashbery toe. Het openings- én titelgedicht van Ashbery’s A Worldly Country, uit 2007, het jaar waarin hij tachtig werd:
EEN WERELDS LANDNiet de vreedzaamheid, niet de waanzinnige klokken op het plein,
de geur van het bemeste stadsperkje,
niet de stoffering, de bijtende spot van Tweety,
niet de verse troepen die toe waren aan een opfrisbeurt. Als het
real time plaatsvond, was het oké, en als het romantijd betrof
was het ook oké. Vanuit paleis en krot
overstroomde de grote parade lanen en zijwegen
en knollenvelden veranderden in een snelweg.
Overgebleven bonbons werden gevoerd aan krielen
en ganzen, die ploertig bliezen.
De rust van de badkamer was verstoord, net als van de porseleinkast
en de banken, waar niemand geld kwam storten.
Kortom, die bonte middag brak de hel los.
Tegen de avond heerste er weer een vredige sfeer. Een maansikkeltje
hing in de lucht als een papegaai op zijn stokje.
Vertrekkende gasten glimlachten en riepen: ‘Tot in de kerk!'
Nacht wist zoals gewoonlijk wat hij deed
en bood slaap ter compensatie van het grote losmaken
dat morgen zeker weer brengen zou.
Terwijl ik de zwijgende puinhopen aanstaarde
bracht één ding me in verwarring: wat was er gebeurd en waarom?
Het ene moment waren we druk in de weer met opstandigheid,
het andere moment was vrede door de helse linies gebroken.
Het gebeurt zo vaak dat de tijd waarin we ronddraaien
rap de zandbank wordt waarop onze lullige skiff zal vastlopen.
En zoals golven verankerd zijn aan de bodem van de zee
moeten wij de ondieptes bereiken voordat God ons bevrijdt.
*
Tijd. Daar gaat dit gedicht over. Dat tijd verstrijkt. Dat tijden veranderen. Dat alles zijn tijd heeft. Dat sommige dingen van alle tijden zijn. Et cetera. En, vooruit, ook over vuig Amerika, waar Bush junior indertijd de scepter zwaaide en zinloze oorlogen voerde in Afghanistan en Irak.
Maar wat is de pointe van dit gedicht? Is er überhaupt een pointe? Dat de boel stelselmatig door elkander ligt? Dat dát de grondtoon van ons leven is? Mogelijk. Zoveel hoofden, zoveel zinnen. Wie een gedicht van Ashbery leest raakt op drift, zoveel is zeker.
January 15, 2025
15.01.2025
De wereld waarin ik wandelde had zich in een grijze waas gehuld. De horizon lag op nog geen honderd meter. Op enkele zwanen in een grauwe weide na viel er bar weinig te zien. Soms hoorde ik een kraai kraaien. De wereld deed leeg aan, maar was dat natuurlijk niet. Ik werd er hoe dan ook allejezus vrolijk van.
Hoewel ik er niet op uit was geweest haalde ik het maximale genot uit deze wandeling.
Bracht ook nog piepschuim naar de stort, een autootje vol, piepschuim als voortbrengsel van de verpakkingsgekte.
Verbeelding is, in tegenstelling tot fantasie, het vermogen om dat wat afwezig is te zien, afwezige natuur, afwezige realiteit, afwezige wereld.
Minister Marjolein Faber heeft weinig verbeelding, veel fantasie.
January 14, 2025
14.01.2025
Geolied proza, ziekelijke drift: Annie Ernaux’s Alleen maar hartstocht: mijn hemel! wat een pathologisch verlies van deze of gene in een ander! (Vier sterren.)
“Dit kabinet staat bekend om het nemen van impopulaire maatregelen,” zei een staatssecretaris doodleuk. Fout. Verzuimkabinet Schoof (één ster) is fameus om het achterwége laten van maatregelen. Wat aan de ene kant wel zo prettig is.
Wist dat de zon op was, ja, maar zag het ding niet, voelde geen warmte. Fietste ingepakt en langs slierten mist op en neer naar de bieb voor boeken van Ali Smith en Jenny Erpenbeck. Dit moet míjn jaar van de roman worden!
“O, heerlijke nieuwe wereld!”
Probeer die maar eens te zien zoals zij werkelijk is.
Drukproef
Dagboek 2024: Over George Oppen, Afghanistan & dingen van de dag.
January 13, 2025
13.01.2025
Een sprankje hoop, een lont: boek van Ag Apolloni over de Kosovo-oorlog, waar mijn maag van omdraaide.
Van augustus-december 1998 stuurde ik de NAVO-vliegactiviteiten boven de Balkan aan.
Op de grond: oorlogsmisdaden.
Als een dirigent orkestreerde ik alle vliegbewegingen.
Op de grond de dood.
13.01.2024
Een sprankje hoop, een lont: boek van Ag Apolloni over de Kosovo-oorlog, waar mijn maag van omdraaide.
Van augustus-december 1998 stuurde ik de NAVO-vliegactiviteiten boven de Balkan aan.
Op de grond: oorlogsmisdaden.
Als een dirigent orkestreerde ik alle vliegbewegingen.
Op de grond de dood.
December 17, 2024
Geknot
De vijf beste boeken die ik dit jaar las:
Liptrot, A. (2016). De uitweer. Ambo Anthos. (Oorspronkelijk gepubliceerd 2015)Gray, J. (2023). De nieuwe Leviathans: Nieuwe visies na het liberalisme. Spectrum.Drayer, E. (2019). Witte schuld. Atlas Contact.De Marteleare, P. (2006). Taoïsme: De weg om niet te volgen. Ambo.Van Zomeren, K. (2024). Gevolgen. De Arbeiderspers.Zag dat tussen Waaxens en Holwert de wilgen weer zijn geknot.
Hans den Hartog Jager in Revolutie in het paradijs: ‘kunst is zo belangrijk, zo essentieel, omdat het de enige plek is in de maatschappij waar wij, mensen, ons mens-zijn kunnen onderzoeken en vieren: kunst gaat over onbekende scenario’s, vooruitdenken, risico’s nemen. Nieuwe schoonheid én nieuwe ontregeling. Ogen openen.’
Mijn inschatting: beroepsdeformatie.
Mijn eigen metier, oorlog voeren, gaat voor alles over onbekende scenario’s, vooruitdenken, risico nemen. En ook filosofen, sociologen en psychologen onderzoeken ons mens-zijn. Tijdens carnaval vieren we dat we mens zijn. Biologen hebben eveneens oog voor schoonheid, en radicaal-rechts is tevens uit op ontregeling. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
Den Hartog Jager – kunstcriticus, schrijver en curator – heeft best iets over de kunstwereld te melden, het verband waarin kunst zich voordoet, maar van kunst zelf heeft hij toch te weinig kaas gegeten.
December 16, 2024
Genesis, dag zes
De wereld een brij van woorden, waarin elementaire dingen zijn weggezonken en die over de hele oppervlakte is bedekt met kitsch en clichés. Om me te verwonderen ben ik hier, zei Johann Wolfgang von Goethe. En verwondering is openheid, dicteerde filosoof Cornelis Verhoeven, geslotenheid sluit haar uit. In Lisa Beskins gedicht ‘On the Sixth Day the Word Is Taken From Me’ heeft de talige kramp de mogelijkheid tot verwondering buitengesloten. Pas als haar het woord wordt ontnomen, wordt zij mens.
OP DE ZESDE DAG WORDT MIJ HET WOORD ONTNOMENomdat ik er niet genoeg van hield
en het in mijn mond bitter liet worden
omdat ik er te veel van hield
en at en at en het zoet vond
omdat ik het kilde terwijl het nog altijd leefde
en het om mijn hals wikkelde
en het gelastte mij warm te houden
het hield me warm
toen het een raam had moeten zijn
dat ik opengooide richting kou
omdat ik bang was voor de kou
het voor absentie aanzag
en zo het sterrenveld
niet opmerkte
Beskin, L. (2004). On the Sixth Day the Word Is Taken From Me, My Work Among the Faithful. Lynx House Press.


