Ton van 't Hof's Blog: Ton van ’t Hof, page 14

April 5, 2025

Poëtisch meesterschap

Een groot fan van het werk van H.C. ten Berge zal ik nooit worden. Waardering voor zijn gedrevenheid heb ik wel. Bovendien – ik heb hem ooit geïnterviewd – is het een bijzonder aardige man. Om me nog wat meer in zijn oeuvre te verdiepen – hij zal de P.C. Hooftprijs toch niet voor niets hebben gekregen? – lees ik momenteel het Ten Berge handboek, dat in 2023 bij het PoëzieCentrum verscheen. Daarin brengt Johan Reijemerink een recensie van J. Bernlef ter sprake, waarin een bezwaar tegen Ten Berges poëzie wordt geopperd, waarmee ik het roerend eens ben. Het betreft een bespreking van de bundel De witte sjamaan, waarin Ten Berge ook enkele vertaalde ‘fragmenten van de Thule-cultuur’ heeft opgenomen.

‘Wat Bernlef echter minder interessant vindt, is het taalgebruik van Ten Berge. Hoe weinig visueel is hij ingesteld. Meren worden vergeleken met “bekkens vol dauw in de dalen” en verre dorpen met “schorpioenen verstijfd in het grond”. Hij vindt dat nogal “abstracte en wat dik aandoende taalgebruik eigenlijk merkwaardig, omdat het zo contrasteert met de Eskimo-teksten die Ten Berge ook heeft opgenomen”.’

Deze weinig visuele instelling, die Bernlef bekritiseert, wordt door de jury die Ten Berge de P.C. Hooftprijs toekent, onder voorzitterschap van Hans Groenewegen, juist als zijn grootste bekwaamheid gezien:

‘[Texaanse elegieën] toont in extenso Ten Berges poëtische meesterschap: een onopvallend klankrijke en melodieuze poëzie, waarin het tekstbeeld van de onregelmatige gestoken regels de lezer steeds weer in het denken doet ontwaken.’

Bernlef hield van beeldende taal, Groenewegen las graag poëzie die hem aan het denken zette. Ik ben net als Bernlef meer van het aanschouwelijke. En soms vergast Ten Berge me op een beeldrijk gedicht dat aan zijn zicht lijkt te zijn ontsproten en niet aan zijn brein. Van díe Ten Berge houd ik. Een gedicht uit de cyclus ‘Rivierlandschap met blauwe fles’ uit de bundel Overgangsriten (1992):

III

Hier het zwarte water,
Daar het donkere ijs

Het wak, de bijt, de laatste vogelhaard

Een blauwe stip in witte velden,
Een krimpend hart onder het hemelgrijs

Sterft een moerhaas op de vlakte,
Schiet een marter door de appelgaard.
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 05, 2025 03:28

April 3, 2025

Leeg en levend

Nogmaals Paul Blackburn

In de tijd die hem gegeven was – hij stierf na een tamelijk wild leven in september 1971 op 44-jarige leeftijd aan slokdarmkanker – publiceerde Paul Blackburn dertien dichtbundels en vijf vertalingen uit het Spaans. Postuum verschenen nog eens twaalf boeken. Hij bleef tot het einde toe schrijven. Vlak nadat Blackburn te horen kreeg dat hij kanker had, dichtte hij dit:

27.VI.71

zondagzondagzondagzondagzondag
zon
dag
een rustige langs de lege lanen
enkele vogel spreekt de blauwe lucht aan de
iep zwaar van de zomer
L E E G E N L E V E N D
L E E G E N L E V E N D
L E E G E N L E V E N D
De simpele handeling van een kopje koffie drinken
De simpele handeling van je broek ophijsen
je riem vastmaken . gepoept, gewassen handen en gezicht, aan het werk . leeg en levend . zwaar van de zomer . licht van de belofte van de dood . briljante boeken in de boekenkast, raam open, de dag komt binnen, o laat het carcinoom verdwijnen, leg de twee dollars neer, al die andere rollende dobbelstenen, maar het is mijn lichaam, daar wed ik op . o, het zweeft gemakkelijk door het bloed . de pijn gaat en komt weer . de kat jaagt in het gras, de meeuw zwiert boven zee, het bloed zingt een heel oud liedje . Kalm aan, het is zondag, toch?
De hele dag.Paul Blackburn
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 03, 2025 00:52

April 2, 2025

Den Haag – Rotterdam, 1967

Over een gedicht van Paul Blackburn

Na Amsterdam-Amersfoort (zie vorig bericht) reisde Paul Blackburn in 1967 ook nog van Den Haag naar Rotterdam, op een regenachtige dag en vermoedelijk opnieuw met de trein.

NAT

Geiten huppelen en grazen tussen de olieraffinaderijen
Koeien liggen in de wei . korte stukjes touw
gebonden aan een hoorn om ze naar binnen te leiden .
Kleine afvoerkanalen, het vlakke land
onderbroken door bomen . een indringend groen . Den
Haag naar Rotterdam

Twee paarden, eentje grazend, het
andere schuurt zijn achterste aan de hoog-
spannings-
mast . De ruwharige geiten .
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 02, 2025 02:39

April 1, 2025

Oer-Hollands landschap

Over een gedicht van Paul Blackburn

De Amerikaanse dichter Paul Blackburn (1926-1971) hield van kijken. En ik hou van dichters die houden van kijken. Naast Blackburn, George Oppen bijvoorbeeld. De laatste jaren voor zijn vroegtijdige dood, schreef Blackburn dagboekgedichten, die in 1975 werden gebundeld onder the titel The Journals.

Uit die bundel onderstaand gedicht, over wat hij uit het raam zag tijdens een treinreis van Amsterdam naar Amersfoort, in 1967. Wat opvalt: dat er toentertijd nog varkens buiten rondscharrelden, en dat Blackburn niet de Noordzee maar het IJmeer moet hebben aanschouwd. Maar veel Hollandser wordt een landschap niet. 

TREIN NAAR AMERSFOORT

Schapen staren
suffig over een wei

drie witte varkens in een ander

in een derde, 7 zwart-witte koeien
grazend, hun koppen naar beneden, staarten omhoog .

In de verte een rij bomen.

Schapen
meer schapen
meer koeien
meer varkens, plukje
koeien ver weg, twee paarden
hoofden omhoog deze keer, staarten ook omhoog .
massa’s meeuwen trippelen in de weides
schapenkeutels . koeienvlaaien . varkensstront .
Kleine
sloten
doorstromen de groene, mistige ochtend
van een koude dag in november
nabij een arm van de Noordzee nabij
Naarden-Bussum

voordat het spoor afbuigt van de zee
richting Hilversum .
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 01, 2025 02:37

March 31, 2025

Totale leegte

Gedicht van Engelsman Tom Raworth (1938-2017), vertaald door Peter Nijmeijer, uit de bundel Live uit Athene (1978, De Bezige Bij). (Toen het uitgeven van buitenlandse experimentele poëzie kennelijk nog lonend was.)

Geen coherent verhaal, maar een tekstmontage, waarin naar hartelust verbanden mogen worden gelegd. Er is geen sluitende interpretatie. Raworth zei ooit in een interview: ‘Ik streef naar de totale leegte en kijk dan wat er binnen die leegte nog klinkt.’ De nutteloosheid spat van dit gedicht af. Kunst pur sang.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on March 31, 2025 06:08

March 28, 2025

In voorbereiding

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on March 28, 2025 09:44

March 23, 2025

Vierde akte

Knotek, A. (2013). 2 4get her: A Drama in Four Acts. www.anatolknotek.com
1 like ·   •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on March 23, 2025 08:11

March 20, 2025

Elektriek

Saroyan, A. (1972). Electric Poems. In All Stars. Goliard/Grossman.
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on March 20, 2025 11:02

March 15, 2025

de verwerping van het stilzitten | Lidy van Marissing

Een recensie

“Wát had hij ons willen zeggen?” zijn niet alleen de laatste woorden van het laatste gedicht van Lidy van Marissings de verwerping van het stilzitten, maar ook van haar hele oeuvre. Ze is in de tachtig en vindt het welletjes geweest. De “hij” verwijst niet alleen naar de “verteller” in de gedichten, maar ook naar Van Marissing zelf. Wie vat dat Van Marissing in deze bundel ook terugblikt op haar verleden, kan de mistroostigheid van de slotwoorden niet ontgaan. De lezers van de verwerping van het stilzitten worden dan ook niet door een vrolijk gemoed onthaalt, maar door iemand die teleurstellingen heeft moeten verwerken. Wat de verteller ons had willen zeggen, kunnen we niet achterhalen. Dat hoeft ook niet, aan het doorgronden van wat hij (zij) dan wél zegt, hebben we al een hele kluif.

47 vrije verzen, maximaal een paginaatje lang, verdeeld over vijf afdelingen. In de eerste nemen we een oude vrouw waar, een schrijfster, die een teruggetrokken leven leidt. Ze heeft gebreken en het schrijven gaat haar moeizaam af. Afdeling twee, “vlagen van taal” geheten, is een mijmering over taal en betekenis, over begrijpen en begrepen worden en de rol die je wereldbeeld daarbij speelt. De laatste twee gedichten van deze afdeling verhalen van hoe de oude vrouw als jong meisje een wereldbeeld kreeg opgedrongen en hoe ze zich daartegen verzette: “vertrekt weer niet door deur maar klautert / door kelderraam naar buiten”. Dan afdeling drie, over “iemand die hapert”, een vrouw met een depressie vermoedelijk. Gelukkig weet ze zich toch “uit put” te trekken, waarna ze “sterk vermagerd maar intens tevreden / op haar handen danst”. In afdeling vier lezen we in heftige bewoordingen hoe een relatie tussen een hij en een zij mislukt. In het gedicht waaraan de titel van de bundel is ontleend, besluit ze de verhouding, die ze niet meer kan overzien, te beëindigen. Dit gedicht is exemplarisch voor Van Marissings stijl, waar opaciteit een wezenskenmerk van is.

de verwerping van het stilzitten

enkele lichamen zijn het gevecht
tegen hun moeheid al begonnen, schots
en scheef in iedere stoel zich hangend, hevig
puffend, schoenen uitgeschopt

‘dankzij de knopen kun je achterhalen waar
en wanneer je verward bent geraakt’, korrels zwart
zand nog tussen vingers, gescheurde huid aan hiel

zegt meisje even niets dan is haar blik meteen
onzeker, wiebelend op stoel nachtblinde
vogel tussen de takken, altijd al bang te

gaan verdwijnen in een gevoel, kopje onder?
hoort ze de zangers: ‘als er geen wind is
zien wij de bomen niet bewegen, zien
wij de bomen niet’

Afdeling vijf vind ik de meest pijnlijke afdeling, niet in de laatste plaats omdat ik zelf zo langzamerhand aan het begin van mijn laatste levensfase sta en de vragen begrijp die er, al dan niet expliciet, in worden gesteld: Hoe kijk je terug op je leven? Wat zie je? Ben je tevreden? Van Marissings antwoorden zijn hard: “wie terugblikt voelt zich meteen / verwaaien”. In het op één na laatste gedicht manifesteert de actualiteit – immigratie, klimaatverandering – zich en worden we de desillusie van een oude vrouw, ooit hemelbestormer, gewaar:

7.

‘wat doe je hier?’
‘wat doe je hier als je hier niet
bent geboren, getogen?’
‘wat doe je hier als je hier blijft maar
niet wilt zijn?’

‘zo mag je de vraag niet stellen’ – ‘o, néé?’
goedmoedige hondenkop van vrouw die tegelijk
geamuseerd en droef gestemd
wereld om haar heen voorziet

van commentaar (versiert met praatjes), toe-
nadering die toch afstand niet verkleint
‘elke straat te lang voor blote voeten’ – ‘elke
stad te hard voor bloeiende struik’

in haar dooie eentje valt zij
op ongelegen momenten doodleuk
in slaap, geeft een dráái
aan de boel, neemt gewoon de benen om zich
uit de voeten te
maken, ‘wat doe ik hier?’

Wat doe ik hier, wat heb ik willen zeggen? En je dan omdraaien. Godsamme. Het slotstuk van de verwerping van het stilzitten dreunde nog lang in mijn hoofd na. En dat maakte de worsteling die het was om deze tragedie bloot te leggen – wat is een verhaal zonder drama! – meer dan waard. Met deze lastige parel, fraai uitgegeven door het balanseer, heeft Lidy van Marissing met klem haar kandidatuur gesteld voor De Grote Poëzieprijs 2025.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on March 15, 2025 02:56

March 12, 2025

Het ongerepte heeft geen woorden

Over een gedicht van Tomas Tranströmer

In 2011 ontving de Zweedse dichter Tomas Tranströmer (1931-2015) de Nobelprijs voor Literatuur. Een deel van zijn werk is door J. Bernlef (1937-2012) naar het Nederlands vertaald en in 2002 uitgebracht onder de titel De herinneringen zien mij. Verzamelde gedichten / Memoires. Ik lees Tranströmers gedichten nog altijd graag. Een proeve:

IN MAART ’79

Moe van iedereen die met woorden komt, met woorden maar niet met taal
ging ik naar het sneeuwbedekte eiland.
Het ongerepte heeft geen woorden.
De ongeschreven bladzijden breiden zich naar alle kanten uit!
In de sneeuw stuit ik op hoefsporen van een ree.
Taal maar geen woorden.

Andermans gezeur zat, piept de ik-figuur er even tussenuit, naar een eiland, dat nog bedekt is met sneeuw. Het is maart 1979. Aangekomen trekt hij of zij eropuit, de maagdelijk witte natuur in. Daar stuit de ik, een kenner klaarblijkelijk, op sporen van een ree. Maar het dier is in geen velden of wegen te zien. Toch vindt er middels het spoor communicatie plaats: het dier vertelt de ik dat het nog niet zo lang geleden op deze plek aanwezig wás. In klare dierentaal, geen geleuter. Precies waar de ik-figuur op dat moment behoefte aan heeft.

Een vakkundig geconstrueerde gedicht, dat je de gelegenheid biedt om even aan de heisa te ontsnappen, die er momenteel niet om liegt.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on March 12, 2025 08:00

Ton van ’t Hof

Ton van 't Hof
Aantekeningen
Follow Ton van 't Hof's blog with rss.