Renske Jonkman's Blog, page 7

June 13, 2014

Nacht.

Terwijl ik daar op bed lag voelde ik dat de lakens nog nat waren van de wasmachine. Ik was doodmoe en probeerde niet na te denken, maar er zat een mug in de klamboe en ik hoorde de kat onder de gordijnen onze slaapkamer binnenkomen. Hij had een smerig stuk vlees van de barbecue in zijn bek. Mijn vriend gooide het vlees weg in de prullenbak onder het bureau, maar dat stomme beest kwam telkens terug om er van te vreten. Het blijven carnivoren natuurlijk, ook al eten ze elke dag van die rare ondefinieerbare brokjes van Felix, Senior Sensations. Ik hoorde het geschreeuw van de studenten een paar panden verderop. Als ik op het geluid moest afgaan schreeuwen ze volgens mij vierentwintig uur aan één stuk door. Overdag was het bijna zesentwintig graden in huis geweest, het was te warm om de balkondeuren te sluiten, maar nu was het alsof ik buiten lag. Het verkeer klonk vanuit de verte. Mijn vriend lag ondertussen alweer lekker te snurken en tussen ons in lag Tessel te draaien en te piepen en uiteindelijk ging ze gewoon rechtop in haar gebloemde slaapzak op bed zitten en zei met de helderste ogen die je je maar kunt voorstellen Bappa. Dat was ik. Daar zaten we in het donker tussen die natte lakens terwijl de kat opnieuw terugkwam om van het vlees uit de prullenbak te vreten en ik kreeg zin om mijn vriend wakker te maken.

1 like ·   •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on June 13, 2014 02:52

June 11, 2014

Easy.

Ik stond op mijn paard te wachten voor de westernles. Dus dit is Step? vroeg ik toen het paard werd voorgereden, een zwaar ademend beest met een donkere vacht die zweetplekken vertoonde bij zijn flanken. Een vrouw die het uur daarvoor vrij intensief met hem had gereden, wisselde zijn singel en hoofdstel en zei: Ja, hij is prima te rijden maar wel wat schrikkerig op links. Al tijdens deze eerste les bleek dat alles wat ik tijdens die jaren van Engelse dressuur had geleerd zo snel mogelijk moest afleren. Ik moest de teugel zo lang mogelijk houden zodat het paard zijn hals horizontaal kon strekken, en zodra ik contact maakte met zijn mond moest ik meegeven. Ik mocht mijn benen zo ongeveer niet bewegen, in plaats van bij elke stap met mijn kuiten het paard aan te drijven. Ik moest diep in het zadel zitten terwijl ik Whoo zei om hem te laten stoppen. Bij Easy vertraagde hij. Een kusgeluid was galop. Alle beweging kwam voort uit hoe ik mijn gewicht op het zadel verplaatste. Welk woord ik tegen hem zei. Heel simpel eigenlijk, maar ik was veel te veel aan het nadenken terwijl ik gewoon wilde rijden, dat het vanzelf ging. Ik had het bloedheet. Het was een benauwde zomerdag, en er vielen een paar druppels regen. Lekker fris wel. Er reed nog een andere vrouw in de bak, en aan het einde van de les vroeg ik hoe haar paard heette. Johnny zei ze terwijl ze zich in haar zadel naar me omdraaide. Van Johnny Cash. Dat begrijp ik, zei ik. Toen mijn les voorbij was deed ze nog allerlei trucs met Johnny, ze liet hem oneindig rondjes draaien om zijn as, het zag er verdomde makkelijk uit. Toen ik langs Johnny reed legde Step zijn oren in zijn nek. Ik voelde mijn huid aan het zadel plakken. Toen ik aan het begin van de les op het zadel klom was ik uit mijn broek gescheurd. Ook daar was ik nog niet mee bekend.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on June 11, 2014 01:29

May 21, 2014

Waar we over spraken toen we op het balkon zaten.

Ons balkon was te klein om met zijn vieren op te zitten, het is nog geen anderhalve meter breed, maar toch zaten we daar al zeker drie uur lang. Op van die kleine gammele Franse tuinstoeltjes. Je moest gewoon zo min mogelijk bewegen, dan was er niks aan de hand. Ik zat daar met mijn vriend en nog twee vrienden die alleen maar over andere mannen zaten te kletsen, wie ze volgden op Tinder enzo, maar de baby lag gelukkig al op bed. Die had even daarvoor ook nog op het balkon gezeten, in een klein plastic badje met eendjes, en dat vond ze geweldig want ze houdt erg van water, misschien omdat haar sterrenbeeld vissen is. Maar uiteindelijk zat ze te rillen tot haar lippen blauw kleurden en we trokken haar een roze badjas met witte stippen aan, waarna ze uitgeteld onder haar klamboe in slaap viel. Het was een van die eerste mooie zomerdagen van het jaar, het was echt goed warm. Mijn vriend zat naast de barbecue die enorm stond te roken, en vanuit de verte klonk de karaoke installatie van een paar huizen verderop, die hoor je elke zomer zodra de ramen opengaan. Blijven jullie hier voor altijd wonen? vroeg één van de vrienden. Hoezo? zei ik. Dat past toch niet. Ik zei: Misschien nog één jaar, daarna groeit Tessel uit haar bed. Hij zei: Maar blijven jullie dan in Amsterdam wonen of gaan jullie weg? Hij wilde er ineens echt alles van weten. Misschien. Misschien ook niet, antwoordde ik. En hij vroeg: Wat misschien niet? Ik zuchtte. Ik weet niet óf we een huis in de stad kunnen betalen. Hij zei: Verhuizen jullie dan naar het platteland? Het leek me beter nu even niks te zeggen. Maar dan verpieteren jullie helemaal, zei hij. Dat denken we zelf ook, beaamde ik. De vriend keek vermoeid naar de andere vriend die ontspannen zijn sigaret rookte, en zei: Dan blijven wij dus met zijn tweeën over. Gelukkig hield hij al snel op over dit onderwerp en zo nu en dan stond er iemand op om het vlees aan te geven, of de wijn bij te schenken, met ijsblokjes. Aan het einde van de avond liep ik nog even de straat op om wat boodschappen te halen bij de avondwinkel en mijn rok wapperde om mijn benen en mijn huid was warm van de zon en ik hield ervan om door de stad te lopen zoals hij nu was, wanneer alles zoemde en gonsde en op het punt stond open te knappen.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on May 21, 2014 02:44

May 9, 2014

Highway to hell.

Toen ik weer over de Westfriesedijk reed stak een moedereend met haar kroost de weg over. Ze waren vanuit het hoge riet tevoorschijn gekomen – drie pulletjes, zoals ze in Noord-Holland zeggen – en waggelden heel traag over het asfalt terwijl ik ze met zo’n tachtig kilometer per uur tegemoet kwam, en ik kon niet naar links of naar rechts, en remmen was te gevaarlijk. Terwijl ik met de auto over de moedereend en haar kleintjes reed klonk op de radio AC/DC met Highway to hell, ongelogen. Ik keek in de achteruitkijkspiegel en zag de moeder de andere kant uit lopen, heel haastig terug het riet in, en met nog maar twee van die pulletjes achter haar aan. Of waren het er drie? Ik wist het niet, ik voelde me verschrikkelijk. Een paar kilometer terug had ik een man in een oranje jack van de wegenwacht met een grote schep een dode reiger van de weg zien tillen. Die man keek heel gelaten, het was natuurlijk ook maar gewoon werk voor hem. De lucht was grijs, een storm kwam opzetten. Nadat het nummer van AC/DC was afgelopen hoorde ik tijdens het journaal dat een Russische vloot op de Noordzee was gesignaleerd, sinds twintig jaar. De eenden waren nergens meer te bekennen.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on May 09, 2014 05:16

May 5, 2014

Tegen het licht in.

De kleurenprints van de foto’s lagen als een slingerend voetpad door de huiskamer verspreid, en mijn vriend vroeg Als je één foto moest kiezen welke zou dat dan zijn? En dan schoof hij een tegel uit het voetpad en vroeg het me nog een keer, waarna hij opnieuw de volgorde veranderde terwijl hij me telkens dezelfde vraag bleef stellen Als je één foto moest kiezen welke zou dat dan zijn? Mijn vriend had me op een avond gezegd dat je met fotografie geen verhaal kunt vertellen, maar slechts een verhaal kunt suggereren, dat dit het grote verschil was tussen het schrijven van een roman en het maken van een goede documentaire fotoserie. Dat verhalen een begin vereisen, een midden, een einde. Dat fotografie de tijd stopt, terwijl verhalen een voortgang van de tijd vereisen. Misschien was dat wel zo, maar ik vond het prachtig dat ik op mijn sokken langs zijn verhaal kon lopen, dat je kon zeggen Die moet eruit en deze en die, dat je zoiets heel gemakkelijk kon overzien, terwijl als je mijn boek lukraak op de grond zou leggen het gewoon een stel papieren zou zijn met wat rare tekentjes erop – het is niet dat je in één oogopslag kan zien waar het over gaat ofzo. Soms nam ik uit de bibliotheek een paar fotoboeken voor mijn vriend mee, van Alec Soth, Joel Sternfield of Andreas Gursky. Die van Alec Soth vond ik mooi, en ik herinner me een foto van een grote man met een baard en hij droeg een groene overall en een bivakmuts en hield twee miniatuurvliegtuigtoestellen in zijn handen, staand in een besneeuwd landschap, en het leek alsof er niks was geënsceneerd aan die foto. Je vroeg jezelf meteen af: wie is die kerel en waarom staat hij daar met die malle vliegtuigjes in zijn handen? Waarom heeft hij een bivakmuts op en kijkt hij zo verloren? Bij fotolab Kiekie bij ons in de straat haal ik soms de negatieven op voor mijn vriend en als hij dan thuiskomt van zijn werk dan houdt hij zijn jas aan en haalt hij meteen die negatieven uit de mapjes waarna hij ze omhoog houdt voor het daglicht van het grote keukenraam. Met samengeknepen ogen en zijn hoofd schuin gehouden staart hij naar de negatieven waarop slechts de contouren van zijn personages zijn te zien, maar aan de manier waarop ze in het frame zijn gekadreerd kan hij al zien of de beelden zijn geslaagd, als een röntgenfoto van zijn verhaal. Geweldig vind ik dat, door een beetje tegen het licht in te kijken zien of je verhaal is gelukt of niet. Die moet eruit, zei ik. En deze en die.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on May 05, 2014 03:30

May 1, 2014

Nomaden.

Midden in de nacht stond ik met Tessel op mijn arm naar buiten te kijken. Ze keek stil en aandachtig naar de lichten van de voorbijkomende auto’s en de fietsers, alsof ze al die bewegingen voor zichzelf probeerde te ordenen. Al een paar weken lang huilt ze elke avond aan één stuk door, ze krijgt nieuwe kiezen en er schemeren vreemde bobbels onder haar tandvlees, maar als ik wil kijken op welke plek die tanden precies doorkomen dan houdt ze haar kaken stijf op elkaar, het is een heel slim kind. Het enige wat helpt tegen het huilen is in beweging zijn, of naar beweging kijken; een overblijfsel van de tijd toen de mens nog een nomade was, we zijn niet bedoeld om op één plaats te blijven, dat wordt me na al die slapeloze nachten steeds duidelijker. Ik hield het warme kleine lijfje dicht tegen me aan, staand viel ik al bijna in slaap, en ik probeerde me voor te stellen hoe het voelde om kiezen te krijgen, die rare bonkige dingen die door je tandvlees heen drukken en druk geven op je oren. Ik keek naar de kat die al bijna een half uur onafgebroken naar het rooster onderin de keuken zat te staren, wachtend op een muis. Dieren worden rustig van wachten tot iets in beweging komt. We gaven de kat een bak met vers water. Hij bleef zitten waar hij zat.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on May 01, 2014 07:06

April 15, 2014

Twijfel.

Dat moment waarop je de draaideur binnenstapt, ik weet nooit wanneer dat is, want de ene keer ben je te vroeg en schuifel je voetje voor voetje met je neus tegen het glas verder en de andere keer sta je klem met je rug tegen de achterwand, het is een kwestie van timing en tegen jezelf zeggen: nú ga ik. Pas als je gaat twijfelen, gaat het mis. Eenmaal binnen besloot ik wat te gaan eten op de zesde etage, met het beste uitzicht van Amsterdam, waar je vanaf het IJ helemaal uitkijkt tot aan het torentje van de Nieuwmarkt. Ik bestelde een kom soep met een stuk brood erbij, voor vijf euro, maar de soep was veel te waterig en alleen op de bodem dreven wat stukken ui en aubergine. Ik zat aan een klein tafeltje in de hoek, en de brasserie zat vol met mensen, veel toeristen die grote borden met patat aten, en ondertussen las ik in het boek van Esther Freud, Hideous Kinky. Ik was er al een paar weken eerder in begonnen, en gestopt, maar nu las ik het weer, omdat ik dacht dat ik er misschien toch wat van kon opsteken, details die ik voor mijn verhaal kon gebruiken. Toen ik mijn tafel verliet om nog wat te gaan schrijven, zag ik door de hoge ramen dat het regende en waaide, en de tafeltjes op het mooie buitenterras waren verlaten, terwijl van de week de mensen daar nog zaten te lunchen en wijn dronken in de warme voorjaarszon. Ik gaf twintig cent aan de toiletdame en toen ik de toiletten binnenliep kwam op dat moment een vrouw naar buiten gelopen die voor de wasbak nog haar broek stond op te hijsen, ze hijgde en zweette een beetje, en ik koos voor het hokje dat ná haar vrijkwam. Daar twijfelde ik niet over.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 15, 2014 02:47

April 10, 2014

Het derde oog.

In de lift van de bibliotheek hing een bordje Ook hier worden opnames gemaakt. Het was het woordje Ook dat me verontrustte. Overal in de bibliotheek worden blijkbaar opnames gemaakt – bij de draaideuren voor de ingang, achter de piano waar de oude man uren en uren aaneen speelt, in de leeszaal met de mensen achter hun laptops – maar dus óók in de lift. Dat rotgevoel kwam natuurlijk door de toekomstroman De Cirkel van Dave Eggers die ik had gelezen, en waarin hoofdpersoon Mae, werkzaam bij een internetbedrijf, wordt omsloten door een wereld waarin volledige transparantie van haar wordt gevraagd. Als antwoord daarop filmt ze (met een kleine camera om haar hals, de lens op haar hart) haar leven voor duizenden digitale volgers; elk uur, elke minuut, elke seconde. Behalve als ze naar het toilet gaat – dan richt ze de camera op de wc-deur en zet ze het geluid uit. Voor de rest; geen mogelijkheid meer om te verdwijnen. Geen mogelijkheid om diep onder water weg te duiken voor het wakende oog van de beschaving. Afgelopen weekend besteedde de Volkskrant in een grote bijlage aandacht aan het onderwerp Mens en Techniek en de toon van al die stukken was heel vrolijk en opgewekt en het ging om het geloof dat techniek vooral dienstbaar kan zijn aan de mens, in plaats van andersom. Dat onheilspellende toekomstromans als die van Eggers ons conservatief en angstig maken en de uitvindingen van deze nieuwe wereld in de weg staan, en wie weet is dat ook zo. Maar ik bleef twijfelen. Een techniekfilosoof werd gevraagd naar de gevolgen van transparantie als we straks overal door camera’s worden gevolgd (waarschijnlijk worden we dat al) en met zo’n Google Glass iedereen in één oogopslag kan zien welke informatie schuilgaat achter willekeurige voorbijgangers, en grappig genoeg gaf die filosoof precies het antwoord dat in De Cirkel ook door de voorstanders van transparantie wordt genoemd, namelijk; dat dit misdaad helpt voorkomen. Dat het derde oog ervoor zorgt dat mensen zich beter leren gedragen. Dat met het toenemen van de controle ook de beschaving groeit. Maar wat blijft er over van het gedrag dat geen camera verdraagt? Ergens blijven onze primitieve lusten over. Onze grillen. De driften die boven water drijven.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 10, 2014 12:14

April 4, 2014

De praktijk van het schrijven.

Gister gaf ik een gastcollege aan de Kunstacademie over de praktijk van het schrijven. Ik vertelde dat als je wil schrijven dat je voornamelijk nadenkt over geld en hoe je net genoeg geld kunt verdienen zodat je de rest van de tijd kan besteden aan het schrijven, of het nadenken over schrijven, omdat je eigenlijk nooit genoeg tijd hebt om te schrijven of erover na te denken, en dat je geld van anderen probeert los te krijgen door bedelbrieven te schrijven naar mediamagnaten maar dat je uiteindelijk een kort bericht terugkrijgt We investeren alleen in podiumkunsten, en daarom niet teveel over de toekomst moet nadenken en met de dag moet leven, behalve je partner want die denkt wel veel na over de toekomst, of houdt in ieder geval een weekagenda bij, en dat je een oude telefoon met zo min mogelijk functies moet gebruiken, een Nokia die je met plakband hebt gerepareerd en waarop je heel slecht bereik hebt en waarop anderen jou ook heel moeilijk kunnen bereiken, dat je een paar goede vrienden overhoudt en dat dit wel voldoende is, en in de journalistiek maar weinig valt te verdienen maar dat het je wel nieuwe verhalen oplevert dus wat dat betreft zelf een afweging moet maken, en voor de rest alle overgebleven tijd moet besteden aan lezen, het liefst modernen en klassiekers tegelijkertijd (en dat je bij het lezen van een goede zin aan de onderkant van elke pagina een ezelsoor moet maken, dat is niet zonde), dat je moet stoppen met Facebook, dat je moet stoppen met alles wat ruis in je hoofd veroorzaakt, en dat je niet moet gaan schrijven omdat je er gelukkig van wordt, want dat word je niet, behalve op die paar zeldzame momenten dat je tijdens het schrijven geen besef maar hebt van ruimte en tijd, verdwijnt in de roes die alleen vergelijkbaar is met de roes van drank of drugs, en dat je tijdens deze momenten waarop je aan jezelf ontsnapt eindelijk het gevoel hebt dat je betekenis kunt geven aan de dingen om je heen, het bestaan op zich als je het zo wilt noemen, ook al verzin je dat besef van betekenis ook misschien zelf, vertrouw jezelf nooit, maar op dat moment heb je in ieder geval de zelfverzekerdheid van geest dat je nog nooit eerder op deze manier betekenis aan het leven hebt gegeven, dat voorbij kan zijn door twee keer met je ogen te knipperen.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 04, 2014 05:57

April 3, 2014

Tellen.

Tijdens de boekpresentatie sprak ik met twee schrijvers die samen met mij in hetzelfde jaar debuteerden. Beiden verwachtten einde dit jaar hun nieuwe roman. Gemiddeld zit er twee jaar tussen het verschijnen van elke roman, zeiden ze. En: Sommige oudere schrijvers laten soms wel drie jaar tussen elk boek zitten, die hebben niet zo’n haast. Een andere schrijfster zei: Ik heb voor mijzelf besloten dat ik geen haast meer heb om te publiceren. Maar dan gebeurt er dus ook niks. Daarna dronk ik in een redelijk tempo een paar glazen goede witte wijn en sprak met een schrijver, die me al eerder stevig op mijn wang had gezoend (Dat vindt ze lekker), over de speeltuin waar hij altijd met zijn kinderen zat en hij gaf me tips voor andere speeltuinen in de buurt, en vertelde waar je goed vrouwen kon versieren. Daar kon hij goed over vertellen, over dat versieren. Daarna spraken we lang en uitgebreid over de lichte hoornvliesbeschadiging van mijn ogen (Het stelt niet veel voor) en over zijn lenzenvloeistofverslaving. Voordat ik de presentatie verliet liet ik de roman door de trotse schrijver signeren en hij schreef iets heel liefs op de binnenflap, maar dat kwam omdat ik hem het beste cadeau van die middag had gegeven, dat wist ook hij heel goed. ’s Avonds bezocht ik een concert van Stromae en op het podium stond een heel lange magere man, in korte broek en met kniekousen aan, die als een insect over het podium bewoog; zijn vingers krioelend in de lucht en zijn rug gebogen, de benen raar over elkaar heen geslagen. Hij kronkelde en danste over het podium alsof er geen zesduizend man in de zaal stond, alsof hij daar helemaal alleen op die glimmende vloer stond, zonder in zijn achterhoofd te houden dat de beelden van zijn dans nog zoveel keer vermenigvuldigd zouden worden op het internet doordat iedereen met zijn mobieltje in de zaal stond te filmen en die opnames weer virtueel met iedereen zouden worden gedeeld en hij danste gewoon alsof het de laatste dans was die hij in zijn leven zou dansen; volledig in het ritme, de maat houdend zonder in zijn hoofd mee te tellen.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 03, 2014 11:35