Renske Jonkman's Blog, page 7
May 9, 2014
Highway to hell.
Toen ik weer over de Westfriesedijk reed stak een moedereend met haar kroost de weg over. Ze waren vanuit het hoge riet tevoorschijn gekomen – drie pulletjes, zoals ze in Noord-Holland zeggen – en waggelden heel traag over het asfalt terwijl ik ze met zo’n tachtig kilometer per uur tegemoet kwam, en ik kon niet naar links of naar rechts, en remmen was te gevaarlijk. Terwijl ik met de auto over de moedereend en haar kleintjes reed klonk op de radio AC/DC met Highway to hell, ongelogen. Ik keek in de achteruitkijkspiegel en zag de moeder de andere kant uit lopen, heel haastig terug het riet in, en met nog maar twee van die pulletjes achter haar aan. Of waren het er drie? Ik wist het niet, ik voelde me verschrikkelijk. Een paar kilometer terug had ik een man in een oranje jack van de wegenwacht met een grote schep een dode reiger van de weg zien tillen. Die man keek heel gelaten, het was natuurlijk ook maar gewoon werk voor hem. De lucht was grijs, een storm kwam opzetten. Nadat het nummer van AC/DC was afgelopen hoorde ik tijdens het journaal dat een Russische vloot op de Noordzee was gesignaleerd, sinds twintig jaar. De eenden waren nergens meer te bekennen.
May 5, 2014
Tegen het licht in.
De kleurenprints van de foto’s lagen als een slingerend voetpad door de huiskamer verspreid, en mijn vriend vroeg Als je één foto moest kiezen welke zou dat dan zijn? En dan schoof hij een tegel uit het voetpad en vroeg het me nog een keer, waarna hij opnieuw de volgorde veranderde terwijl hij me telkens dezelfde vraag bleef stellen Als je één foto moest kiezen welke zou dat dan zijn? Mijn vriend had me op een avond gezegd dat je met fotografie geen verhaal kunt vertellen, maar slechts een verhaal kunt suggereren, dat dit het grote verschil was tussen het schrijven van een roman en het maken van een goede documentaire fotoserie. Dat verhalen een begin vereisen, een midden, een einde. Dat fotografie de tijd stopt, terwijl verhalen een voortgang van de tijd vereisen. Misschien was dat wel zo, maar ik vond het prachtig dat ik op mijn sokken langs zijn verhaal kon lopen, dat je kon zeggen Die moet eruit en deze en die, dat je zoiets heel gemakkelijk kon overzien, terwijl als je mijn boek lukraak op de grond zou leggen het gewoon een stel papieren zou zijn met wat rare tekentjes erop – het is niet dat je in één oogopslag kan zien waar het over gaat ofzo. Soms nam ik uit de bibliotheek een paar fotoboeken voor mijn vriend mee, van Alec Soth, Joel Sternfield of Andreas Gursky. Die van Alec Soth vond ik mooi, en ik herinner me een foto van een grote man met een baard en hij droeg een groene overall en een bivakmuts en hield twee miniatuurvliegtuigtoestellen in zijn handen, staand in een besneeuwd landschap, en het leek alsof er niks was geënsceneerd aan die foto. Je vroeg jezelf meteen af: wie is die kerel en waarom staat hij daar met die malle vliegtuigjes in zijn handen? Waarom heeft hij een bivakmuts op en kijkt hij zo verloren? Bij fotolab Kiekie bij ons in de straat haal ik soms de negatieven op voor mijn vriend en als hij dan thuiskomt van zijn werk dan houdt hij zijn jas aan en haalt hij meteen die negatieven uit de mapjes waarna hij ze omhoog houdt voor het daglicht van het grote keukenraam. Met samengeknepen ogen en zijn hoofd schuin gehouden staart hij naar de negatieven waarop slechts de contouren van zijn personages zijn te zien, maar aan de manier waarop ze in het frame zijn gekadreerd kan hij al zien of de beelden zijn geslaagd, als een röntgenfoto van zijn verhaal. Geweldig vind ik dat, door een beetje tegen het licht in te kijken zien of je verhaal is gelukt of niet. Die moet eruit, zei ik. En deze en die.
May 1, 2014
Nomaden.
Midden in de nacht stond ik met Tessel op mijn arm naar buiten te kijken. Ze keek stil en aandachtig naar de lichten van de voorbijkomende auto’s en de fietsers, alsof ze al die bewegingen voor zichzelf probeerde te ordenen. Al een paar weken lang huilt ze elke avond aan één stuk door, ze krijgt nieuwe kiezen en er schemeren vreemde bobbels onder haar tandvlees, maar als ik wil kijken op welke plek die tanden precies doorkomen dan houdt ze haar kaken stijf op elkaar, het is een heel slim kind. Het enige wat helpt tegen het huilen is in beweging zijn, of naar beweging kijken; een overblijfsel van de tijd toen de mens nog een nomade was, we zijn niet bedoeld om op één plaats te blijven, dat wordt me na al die slapeloze nachten steeds duidelijker. Ik hield het warme kleine lijfje dicht tegen me aan, staand viel ik al bijna in slaap, en ik probeerde me voor te stellen hoe het voelde om kiezen te krijgen, die rare bonkige dingen die door je tandvlees heen drukken en druk geven op je oren. Ik keek naar de kat die al bijna een half uur onafgebroken naar het rooster onderin de keuken zat te staren, wachtend op een muis. Dieren worden rustig van wachten tot iets in beweging komt. We gaven de kat een bak met vers water. Hij bleef zitten waar hij zat.
April 15, 2014
Twijfel.
Dat moment waarop je de draaideur binnenstapt, ik weet nooit wanneer dat is, want de ene keer ben je te vroeg en schuifel je voetje voor voetje met je neus tegen het glas verder en de andere keer sta je klem met je rug tegen de achterwand, het is een kwestie van timing en tegen jezelf zeggen: nú ga ik. Pas als je gaat twijfelen, gaat het mis. Eenmaal binnen besloot ik wat te gaan eten op de zesde etage, met het beste uitzicht van Amsterdam, waar je vanaf het IJ helemaal uitkijkt tot aan het torentje van de Nieuwmarkt. Ik bestelde een kom soep met een stuk brood erbij, voor vijf euro, maar de soep was veel te waterig en alleen op de bodem dreven wat stukken ui en aubergine. Ik zat aan een klein tafeltje in de hoek, en de brasserie zat vol met mensen, veel toeristen die grote borden met patat aten, en ondertussen las ik in het boek van Esther Freud, Hideous Kinky. Ik was er al een paar weken eerder in begonnen, en gestopt, maar nu las ik het weer, omdat ik dacht dat ik er misschien toch wat van kon opsteken, details die ik voor mijn verhaal kon gebruiken. Toen ik mijn tafel verliet om nog wat te gaan schrijven, zag ik door de hoge ramen dat het regende en waaide, en de tafeltjes op het mooie buitenterras waren verlaten, terwijl van de week de mensen daar nog zaten te lunchen en wijn dronken in de warme voorjaarszon. Ik gaf twintig cent aan de toiletdame en toen ik de toiletten binnenliep kwam op dat moment een vrouw naar buiten gelopen die voor de wasbak nog haar broek stond op te hijsen, ze hijgde en zweette een beetje, en ik koos voor het hokje dat ná haar vrijkwam. Daar twijfelde ik niet over.
April 10, 2014
Het derde oog.
In de lift van de bibliotheek hing een bordje Ook hier worden opnames gemaakt. Het was het woordje Ook dat me verontrustte. Overal in de bibliotheek worden blijkbaar opnames gemaakt – bij de draaideuren voor de ingang, achter de piano waar de oude man uren en uren aaneen speelt, in de leeszaal met de mensen achter hun laptops – maar dus óók in de lift. Dat rotgevoel kwam natuurlijk door de toekomstroman De Cirkel van Dave Eggers die ik had gelezen, en waarin hoofdpersoon Mae, werkzaam bij een internetbedrijf, wordt omsloten door een wereld waarin volledige transparantie van haar wordt gevraagd. Als antwoord daarop filmt ze (met een kleine camera om haar hals, de lens op haar hart) haar leven voor duizenden digitale volgers; elk uur, elke minuut, elke seconde. Behalve als ze naar het toilet gaat – dan richt ze de camera op de wc-deur en zet ze het geluid uit. Voor de rest; geen mogelijkheid meer om te verdwijnen. Geen mogelijkheid om diep onder water weg te duiken voor het wakende oog van de beschaving. Afgelopen weekend besteedde de Volkskrant in een grote bijlage aandacht aan het onderwerp Mens en Techniek en de toon van al die stukken was heel vrolijk en opgewekt en het ging om het geloof dat techniek vooral dienstbaar kan zijn aan de mens, in plaats van andersom. Dat onheilspellende toekomstromans als die van Eggers ons conservatief en angstig maken en de uitvindingen van deze nieuwe wereld in de weg staan, en wie weet is dat ook zo. Maar ik bleef twijfelen. Een techniekfilosoof werd gevraagd naar de gevolgen van transparantie als we straks overal door camera’s worden gevolgd (waarschijnlijk worden we dat al) en met zo’n Google Glass iedereen in één oogopslag kan zien welke informatie schuilgaat achter willekeurige voorbijgangers, en grappig genoeg gaf die filosoof precies het antwoord dat in De Cirkel ook door de voorstanders van transparantie wordt genoemd, namelijk; dat dit misdaad helpt voorkomen. Dat het derde oog ervoor zorgt dat mensen zich beter leren gedragen. Dat met het toenemen van de controle ook de beschaving groeit. Maar wat blijft er over van het gedrag dat geen camera verdraagt? Ergens blijven onze primitieve lusten over. Onze grillen. De driften die boven water drijven.
April 4, 2014
De praktijk van het schrijven.
Gister gaf ik een gastcollege aan de Kunstacademie over de praktijk van het schrijven. Ik vertelde dat als je wil schrijven dat je voornamelijk nadenkt over geld en hoe je net genoeg geld kunt verdienen zodat je de rest van de tijd kan besteden aan het schrijven, of het nadenken over schrijven, omdat je eigenlijk nooit genoeg tijd hebt om te schrijven of erover na te denken, en dat je geld van anderen probeert los te krijgen door bedelbrieven te schrijven naar mediamagnaten maar dat je uiteindelijk een kort bericht terugkrijgt We investeren alleen in podiumkunsten, en daarom niet teveel over de toekomst moet nadenken en met de dag moet leven, behalve je partner want die denkt wel veel na over de toekomst, of houdt in ieder geval een weekagenda bij, en dat je een oude telefoon met zo min mogelijk functies moet gebruiken, een Nokia die je met plakband hebt gerepareerd en waarop je heel slecht bereik hebt en waarop anderen jou ook heel moeilijk kunnen bereiken, dat je een paar goede vrienden overhoudt en dat dit wel voldoende is, en in de journalistiek maar weinig valt te verdienen maar dat het je wel nieuwe verhalen oplevert dus wat dat betreft zelf een afweging moet maken, en voor de rest alle overgebleven tijd moet besteden aan lezen, het liefst modernen en klassiekers tegelijkertijd (en dat je bij het lezen van een goede zin aan de onderkant van elke pagina een ezelsoor moet maken, dat is niet zonde), dat je moet stoppen met Facebook, dat je moet stoppen met alles wat ruis in je hoofd veroorzaakt, en dat je niet moet gaan schrijven omdat je er gelukkig van wordt, want dat word je niet, behalve op die paar zeldzame momenten dat je tijdens het schrijven geen besef maar hebt van ruimte en tijd, verdwijnt in de roes die alleen vergelijkbaar is met de roes van drank of drugs, en dat je tijdens deze momenten waarop je aan jezelf ontsnapt eindelijk het gevoel hebt dat je betekenis kunt geven aan de dingen om je heen, het bestaan op zich als je het zo wilt noemen, ook al verzin je dat besef van betekenis ook misschien zelf, vertrouw jezelf nooit, maar op dat moment heb je in ieder geval de zelfverzekerdheid van geest dat je nog nooit eerder op deze manier betekenis aan het leven hebt gegeven, dat voorbij kan zijn door twee keer met je ogen te knipperen.
April 3, 2014
Tellen.
Tijdens de boekpresentatie sprak ik met twee schrijvers die samen met mij in hetzelfde jaar debuteerden. Beiden verwachtten einde dit jaar hun nieuwe roman. Gemiddeld zit er twee jaar tussen het verschijnen van elke roman, zeiden ze. En: Sommige oudere schrijvers laten soms wel drie jaar tussen elk boek zitten, die hebben niet zo’n haast. Een andere schrijfster zei: Ik heb voor mijzelf besloten dat ik geen haast meer heb om te publiceren. Maar dan gebeurt er dus ook niks. Daarna dronk ik in een redelijk tempo een paar glazen goede witte wijn en sprak met een schrijver, die me al eerder stevig op mijn wang had gezoend (Dat vindt ze lekker), over de speeltuin waar hij altijd met zijn kinderen zat en hij gaf me tips voor andere speeltuinen in de buurt, en vertelde waar je goed vrouwen kon versieren. Daar kon hij goed over vertellen, over dat versieren. Daarna spraken we lang en uitgebreid over de lichte hoornvliesbeschadiging van mijn ogen (Het stelt niet veel voor) en over zijn lenzenvloeistofverslaving. Voordat ik de presentatie verliet liet ik de roman door de trotse schrijver signeren en hij schreef iets heel liefs op de binnenflap, maar dat kwam omdat ik hem het beste cadeau van die middag had gegeven, dat wist ook hij heel goed. ’s Avonds bezocht ik een concert van Stromae en op het podium stond een heel lange magere man, in korte broek en met kniekousen aan, die als een insect over het podium bewoog; zijn vingers krioelend in de lucht en zijn rug gebogen, de benen raar over elkaar heen geslagen. Hij kronkelde en danste over het podium alsof er geen zesduizend man in de zaal stond, alsof hij daar helemaal alleen op die glimmende vloer stond, zonder in zijn achterhoofd te houden dat de beelden van zijn dans nog zoveel keer vermenigvuldigd zouden worden op het internet doordat iedereen met zijn mobieltje in de zaal stond te filmen en die opnames weer virtueel met iedereen zouden worden gedeeld en hij danste gewoon alsof het de laatste dans was die hij in zijn leven zou dansen; volledig in het ritme, de maat houdend zonder in zijn hoofd mee te tellen.
April 2, 2014
Niet bewegen.
Terwijl ik op bij het terras in het park op mijn koffie stond te wachten, werd een man overmeesterd door vier agenten in burger. Ze sneden hem de pas af op hun mountainbikes en duwden de handen van die kerel op zijn rug en schreeuwden Niet bewegen en via een oortje gaven ze de details van de arrestatie door, waarna ze haastig de zakken van de man leeg trokken. Ik hoopte een pistool te zien. Maar voordat ik het wist was al die troep alweer in de zakken van één van die agenten verdwenen. De man stond daar maar met zijn armen op zijn rug terwijl hij verloren voor zich uitstaarde. Met drie kartonnen bekertjes koffie in de hand liep ik terug naar mijn beste vriend en vriendin, die samen met Tessel in de zandbak zaten. Ik vertelde van de overmeestering, maar niemand leek echt geïnteresseerd. Die vriendin was hoogzwanger en had zó’n joekel van een buik en zuchtte en kreunde bij elke beweging. Ondertussen vertelde de vriend dat hij een leuke man had ontmoet van in de tachtig. Is hij tachtig? vroeg ik afwezig. Nee, in Studio Tachtig, zei hij en praatte gewoon door. Tessel sloeg eindeloos met haar schepje op de rand van de zandbak. Ik vergat te kijken wat er met de gearresteerde man was gebeurd.
April 1, 2014
De langste reis.
We vierden de eerste verjaardag van Tessel op Texel. Toen we van het vaste land vertrokken was de zee volkomen glad en de hemel blauw en boven de boot scheerden de meeuwen met hun bek wijd open, zodat ze in één beweging de stukken brood uit de lucht konden opvangen, die de passagiers vanaf het dek omhoog gooiden. Aan het eind van de kade zat een heel dikke kerel met zijn benen wijd te vissen. Naast hem stonden twee mannen toe te kijken. Ze zwaaiden toen de boot passeerde. In de verte kwam het land alweer in zicht. Het was een tochtje van niks. Maar toch. ‘Die,’ riep Tessel en ze wees naar een willekeurig punt in de hemel. ‘Die!’ Ze lachte naar de meeuwen. Ze lachte naar de twee hondjes van de oude dame naast ons. Ze lachte naar de horizon en het vlakke land. Op het voordek blies de wind in mijn rug, en ik kwam bijna niet meer vooruit toen ik omkeerde. Ik drukte op een rode knop en liep binnendoor naar het achterdek. Alle passagiers sjokten alweer naar beneden naar het parkeerdek. Ook de oude dame met de twee hondjes. Een man met een lange baard zat nog altijd in zijn Volkswagenbusje de krant te lezen, het papier opengevouwen op zijn stuur. ‘Die, die, die!’ klonk overal tussendoor.
March 4, 2014
Stay human + keep writing.
Ik stond anderhalf uur in de rij om Een hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende genialiteit door Dave Eggers te laten signeren. Ergens rond het jaar tweeduizend had ik zijn debuut gekocht, ik studeerde nog, en de Nederlandstalige literatuur waarmee ik was opgegroeid – donkere, in zichzelf gekeerde verhalen van (oude) gereformeerde mannen die zich het liefst onttrekken aan de tijdsgeest – verbleekte bij Egger’s roman: levendig en grappig, experimenteel en propvol met prachtig geformuleerde metaforen. Dat zei ik hem ook toen ik hem na al die jaren eindelijk de hand mocht schudden. Hij zat aan een kleine tafel, licht voorovergebogen en een literfles water en frisdrank onder handbereik. Mooie vriendelijke ogen. ‘Dus je was nog student toen je mijn boek las?’ vroeg hij en ik knikte. Daarop zei hij dat ik er nog altijd als een student uitzag. Dat vond ik charmant van hem. Hij vroeg wat ik op dit moment had gedaan als ik niet anderhalf uur in de rij op hem had staan wachten. ‘Schrijven,’ zei ik. ‘Thuis.’ We spraken over mijn tweede boek en hij adviseerde me zoveel mogelijk mensen mee te laten lezen, niet een paar, nee, maar zovéél mogelijk lezers. Dat had hij in het verleden verkeerd gedaan, vertelde hij, toen hij werkte aan zijn tweede boek en het verhaal maar een paar mensen had laten lezen – die werkwijze had hem een paar stomme fouten opgeleverd. Dat moest de roman U zult versteld staan van onze beweeglijkheid zijn. Ik beloofde hem mijn tweede boek aan zoveel mogelijk mensen te laten lezen. Hij signeerde zijn debuut met de woorden: ‘Dear Renske, Stay human + keep writing, my friend. Dave Eggers.’