Renske Jonkman's Blog, page 9

January 2, 2014

Mijn vlakke land.

De komende dagen logeer ik op de boerderij van mijn schoonouders, in een dorp dat uit niet meer bestaat dan één lange straat en wat landhuizen. Met oudjaarsnacht zat ik op een woonboot in Amsterdam, op de westelijke eilanden, en ik had tegenover een man gezeten die door iedereen Muis werd genoemd. Hij was vernoemd naar zijn vader, een oude hippie, die door zijn moeder Muis werd genoemd omdat hij zo’n zachte huid had. Ik zei tegen Muis dat hij net zo’n zachte huid had als zijn vader. Ik kende zijn vader helemaal niet, maar Muis wreef tevreden met zijn hand over zijn gezicht. Eerder op de avond had Muis verteld dat hij het liefst in de kroeg stond te tongen met meisjes van onder de vierentwintig jaar. Hij was zelf zesenveertig. Daar moest ik hem gelijk in geven, want net als Muis hebben jonge meisjes over het algemeen een betere huid. Egaal en blank. Rond middernacht stond ik benedendeks, bij de wieg te kijken, Tessel lag met wijd open ogen naar het plafond te staren, terwijl het vuurwerk tegen het glas van de patrijspoorten trilde. Vannacht lag ik op de boerderij op dezelfde manier in mijn bed; ik staarde naar het plafond omdat ik niet kon slapen. Het regende en het waaide en het dreunde tegen het schuine dakraam en ik moest denken aan Wuthering Heights, de tak die telkens ritmisch tegen het raam sloeg en de storm die rond het sombere landhuis van Heathcliff raasde, maar dit was het vlakke land – er was hier helemaal niks, het land om me heen was ongerept en egaal als de huid van jonge meisjes, en dat leek een prima uitzicht voor het nieuwe jaar.

1 like ·   •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on January 02, 2014 05:02

December 30, 2013

Vrouwen voor het raam.

Een paar dagen na de kerst zat ik weer op mijn vaste plek in die koffietent te werken. Toen ik opkeek zag ik dat buiten voor het raam twee vrouwen met elkaar zaten te praten, voorovergebogen aan een tafeltje met de handen in elkaar verstrengeld. Het zag er heel intens uit. De vrouw met strak in een knot gebonden haren en een smal gezicht zei iets tegen de vrouw met weelderige krullen, ze had geweldig haar. De vrouwen moesten hier al een tijdje hebben gezeten want de knokkels van hun vingers zagen rood van de winterkou. Ze spraken heftig met elkaar, soms legde de één haar slanke hand op de wang van die met de krullen, wreef met de vingers het warrige haar uit haar gezicht. Nu ik de vrouwen eenmaal had gezien kon ik geen andere kant meer opkijken, al mijn aandacht ging ernaar uit. Er zat misschien niet meer dan een halve meter tussen het tafeltje van die vrouwen en het tafeltje waar ik aan zat te werken, en het was merkwaardig om van dichtbij onderdeel te zijn van zo’n intiem moment tussen twee personen terwijl ik alleen door het dunne glas op afstand werd gehouden. Ze wisten niet eens dat ik hier zat, ze hadden nog geen moment naar me opgekeken. De vrouw met de krullen wreef een traan uit haar ooghoek. Het zat er dik in dat één van hen de relatie niet meer zag zitten, volgens mij die met het smalle gezicht. Geen idee waarom, dat dacht ik gewoon. Ongemakkelijk staarde ik weer naar mijn computerscherm maar toen ik opnieuw opkeek zag ik dat de vrouwen hun handen om het gezicht van de ander hadden gelegd, het voorhoofden tegen elkaar, en ze bleven elkaar een tijdlang heel intens aankijken. Ik moest naar ze blijven kijken, omdat ik hier nu eenmaal zat.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on December 30, 2013 02:41

December 19, 2013

Inside Llewyn Davis.

Ik zag de nieuwe film van the Coen brothers, Inside Llewyn Davis, en één van de eerste scènes begon gelijk goed. Het interieur van een appartement in New York werd gefilmd vanuit het perspectief van een kat, en ook in die scènes die daarop volgden draaide alles om die kat – hoe hij ontsnapte uit het appartement van de Gorfeins en de wanhopige muzikant Llewyn Davis hem over zijn schouder meesleepte in de metro en door de drukke stad. Het was niet dat ik die kat zo mooi of interessant vond ofzo, maar ik vond het vooral slim gedaan van de Coen brothers, omdat het heel logisch was dat die kat er was. Ik bedoel, ergens was het natuurlijk totaal onwaarschijnlijk dat die kat zo’n belangrijke rol speelde in de film en bovendien was het niet erg belangrijk voor het verloop van het verhaal, maar toch was die kat er gewoon. Ik geloofde het. Er zijn maar weinig schrijvers die met zoiets wegkomen. Soms, als in het dagelijks leven iets onwaarschijnlijks is gebeurd, zeggen mensen tegen me: ‘Dat moet je gebruiken voor je verhaal, zoiets kun je zelf niet verzinnen.’ Maar vaak is er een reden dat zoiets alleen in het echte leven gebeurt en nooit in een verhaal. Dan is de situatie zo raar en onwaarschijnlijk, dat de lezer alleen maar zou denken: dít moet wel verzonnen zijn. Terwijl je dat dus met opzet niet hebt gedaan.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on December 19, 2013 06:00

December 11, 2013

Geluid.

Het was half acht in de ochtend toen de herrie weer begon. Ik stond in de keuken en ruimde de afwas op die de hele nacht in het afdruiprek had staan lekken, zodat we de avond ervoor niks hoefden af te drogen. Twee panden verderop waren ze met een drilboor de kelderbak aan het openbreken, en het geluid ging makkelijk door de muren heen, nu al bijna een half jaar. Een Turkse man had het hele pand opgekocht en alle rotzooi eruit laten beuken en de boel opgeknapt, en inmiddels verhuurde hij de bovenste etages aan studenten, maar die kelderbak was nog lang niet klaar, en de Turk had ons gezegd: het duurt nog zeker tot de Kerst. Ik zette de borden in de kast, en de glazen bij de glazen. Het vreemde aan geluid is dat het verdwijnt wanneer je toestaat dat het er is. Toen ik zwanger was had ik vaak discussies met de Bulgaarse buurjongens van hiernaast omdat ze graag harde muziek draaiden. Ik houd ook van harde muziek, maar niet van de muziek van mijn Bulgaarse buurjongens. Een keer hebben ze me een Milka chocoladereep gegeven om hun excuses aan te bieden. Daarna verdween de muziek. Inmiddels wonen die Bulgaren er niet meer, maar een vrouw die in de eerste week dat ze er woonde elke avond ruziemaakte met een kerel die haar uitschold voor hoer en slet, en haar ervan beschuldigde smsjes naar andere gasten te sturen, dat hoorde ik door de muur heen. Als de deur dichtsloeg dan liep er een keurige jongen naar buiten, dat was vreemd, omdat ik door die gesprekken verwachtte dat er iets heel anders naar buiten kwam lopen. De laatste tijd zijn er bijna geen ruzies meer, maar daar sta ik eerlijk gezegd nu pas bij stil. Dat is ook vreemd aan geluid; je vergeet het als het is verdwenen.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on December 11, 2013 00:48

December 6, 2013

Dat Arische in haar gezicht.

Ik belde aan bij het huis van de vriend, en boven de intercom hing een bordje: ‘Oordeel zacht.’ Je kon veel van die vriend zeggen maar niet dat hij zacht oordeelde. Toen ik binnenkwam bleef hij boven staan wachten – ook dat was ik van hem gewend – tot ik de kinderwagen had ingeklapt en met Tessel op mijn ene arm en die overvolle tas aan mijn andere, de drie trappen naar boven liep. Met de deuren wagenwijd open stond de vriend op het balkon te roken en ik drukte die kleine warm tegen me aan. ‘Ze is mooi,’ zei de vriend toen hij de deuren weer achter zich had gesloten en de koffie inschonk. ‘Ze lijkt op haar vader, dat Arische in haar gezicht.’ Ik legde haar tussen ons in en ze pulkte met haar vingertje in een brandgat van een sigaret in de bank, en rolde daarna weer lachend op haar rug en weer op haar buik. De vriend tilde haar op en bewoog haar als een vliegtuig boven zijn hoofd: ‘Wat ben ik goed met kinderen hè?’ We bleven met elkaar praten totdat hij een volgende meeting had, een internationale vergadering die hij via Skype bijwoonde. ‘Moeten we weg?’ vroeg ik, maar hij zei dat ik beter kon blijven zitten, dat een baby goed was voor zijn imago. Al bij de start van de vergadering had de vriend kritiek op één van zijn collega’s en meteen nadat hij was uitgesproken zette hij zijn laptop op mute, en keek me enthousiast aan. ‘Dat deed je heel goed,’ was ik hem voor.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on December 06, 2013 02:43

December 3, 2013

Hoe ik beweeg.

De oude hardloopschoenen heb ik nog altijd niet weggegooid. Een paar weken terug kocht ik een paar nieuwe hardloopschoenen, Izuno’s, met dikke paarse zolen en blauwe veters, en in die sportwinkel had ik het oude paar op de toonbank gezet. Aan de slijtplekken van de zool kon worden afgelezen hoe ik beweeg. De verkoopster bekeek het oude paar en vroeg: ‘Is dit de GT-2020 serie?’ Haar collega keek over haar schouder mee. Ze zei: ‘Als ik even terugreken in de serie dan is deze schoen zestien jaar oud.’ Dat wist ik allang, maar het leek me niet relevant. We rekenden uit dat ik ongeveer drie keer in de week vijf kilometer hardloop, dus dat is vijftien kilometer in één week, dat vermenigvuldigd met tweeënvijftig weken in één jaar, en nogmaals vermenigvuldigen met 16 jaar, dan moest ik dus ongeveer 12480 kilometer op die schoenen hebben gelopen. Er kwam nog een collega bij staan. ‘Een prachtige serie was dat,’ zei hij nostalgisch en voelde met zijn hand aan de schoenen alsof het museumstukken waren. Op de stoep voor de winkel mocht ik drie keer heen en weer rennen op verschillende hardloopschoenen. Ik koos voor de schoenen die me het meest deden denken aan die museumstukken op de toonbank. Een vrouw voor me rekende een stel nieuwe hardloopschoenen af, omdat haar vorige paar al zeker anderhalf jaar oud was en vervangen moest worden, en toen ze haar pinpas door de automaat haalde, zei de verkoopster: ‘De meeste hardloopschoenen gaan niet langer dan vijftienhonderd kilometer mee.’

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on December 03, 2013 07:00

December 2, 2013

Uitweiding.

De trein stond al klaar langs het perron toen ik een kaartje kocht richting Den Haag, ik moest die ochtend voorlezen in het Nutshuis. Het was vroeg, er zat niemand in de coupé en ik zocht de beste plek, de vierzitter bij het raam. Ondanks dat de verwarming stond te loeien hield ik mijn leren jas aan, net als mijn handschoenen en mijn wollen sjaal. Ik nam een slok van mijn koffie, sloeg het boek van Karl Ove Knausgård open op mijn schoot en las een halve bladzijde terug, om me te herinneren waar ik in het verhaal was gebleven. Hoewel, in de hele roman is niet echt sprake van een plot, net als trouwens in het eerste deel van de reeks (Min Kamp), en waarschijnlijk in alle andere delen daarna, die ik ook nog graag wil lezen. Knausgård beschrijft zijn leven tot in het kleinste detail, vol uitweidingen over het Noorse landschap, urenlange gesprekken in de kroeg, de plaatsen die hij onderweg bezoekt, de supermarkt waar hij zijn dagelijkse boodschappen doet. Waarschijnlijk geschreven uit angst om te vergeten. Sommige mensen gebruiken daar nu Facebook of Instagram voor. Die angst om te vergeten herken ik, net zoals zoveel andere zaken die Knausgård beschrijft. Soms leg ik het boek even weg. Bij station Haarlem moest ik overstappen en ik hoorde een vrouw in een lange blauwe regenjas roepen dat de sprinter naar Den Haag over twee minuten zou vertrekken, en ik rende de trappen af naar beneden, en daarna drie trappen weer omhoog, zo snel als ik kon, maar toen ik uiteindelijk bij spoor drie stond en al die plaatsnamen op het bord zag staan waar de sprinter een tussenstop zou maken – Voorhout, Hillegom en Mariahoeve – liet ik hem alsnog zonder mij vertrekken. Op een bankje wachtte ik twintig minuten op de volgende trein, de intercity vanaf spoor vijf. Het sloeg nergens op dat ik die sprinter had laten gaan, maar ik hield mezelf voor dat ik er dan tenminste in één keer was, in plaats van te wachten bij al die tussenstops, zonder af te dwalen.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on December 02, 2013 01:24

November 22, 2013

Beeld, beeld, beeld.

Het hele stuk van Arnhem richting Utrecht reed ik niet harder honderd kilometer per uur. Ik bleef op rechts rijden, en de afstand tussen mij en de auto daarvoor was niet meer dan drie strepen, net zoals tussen alle auto’s daarvoor, zodat iedereen elkaar volgde in een trage colonne over de vijfbaansweg. Het was donker, met zo nu en dan de oplichtende matrixborden boven de weg – ik moest me echt concentreren op de auto’s voor me om niet in slaap te vallen. Vroeg in de ochtend had ik een afspraak met de eindredacteur van een magazine en waar dat gesprek uiteindelijk op neer kwam was dat er bezuinigd moest worden; de pagina’s voor kunst en cultuur werden gehalveerd, er was behoefte aan meer beeld en minder tekst. ‘Beeld, beeld, beeld,’ had de eindredacteur gezegd. Ik kneep met mijn ogen, probeerde me te focussen op de rode achterlichten van de auto’s voor me. De vier banen op links bleven volkomen leeg. Die dag was er ook brief geweest van mijn uitgeverij, gericht aan de auteurs. Er was ‘een akkoord bereikt om een reorganisatie door te voeren, met als doel WPG op korte termijn van een solide financiële basis te voorzien en daarnaast op de lange termijn toekomstbestendig, sterker en wendbaarder te maken.’ Ik vond dat geen mooie zin. Als alles meezat dan was ik over twintig minuten thuis. Iedereen hield zich aan de snelheid, maar die vier banen op links bleven leeg. Dat leek me een mooi beeld, maar niet voor een magazine.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 22, 2013 06:42

November 18, 2013

Saturnus op 15.

‘Hoe laat ben je geboren?’ vroeg de vriendin vanachter de laptop, zittend aan onze keukentafel. Even daarvoor had ze verteld van de reis die ze zou over een paar maanden zou maken, naar Ethiopië, gesponsord door een eigenaar van fairtrade Ethiopische koffiebonen, en volgens haar wees alles erop dat de sterren in haar leven op dit moment goed stonden.

‘Rond half één,’ antwoordde ik.

‘Dat moet specifieker.’

‘Tien voor half één?’

‘We maken er wel vijf voor half één van.’

‘Prima.’

Ze vulde mijn gegevens in op zo’n spirituele website en een paar seconden later stond mijn horoscoop op het beeldscherm, inclusief stand van de planeten tijdens mijn geboorte – Jupiter op 1 graad en Saturnus op 15, het zag er vrij ingewikkeld uit.

De vriendin leunde achterover en zei: ‘Dan is je ascendant maagd.’

‘Dat vind ik niks voor mezelf,’ antwoordde ik.

Ze trok haar schouders op.

‘Kunnen we geen ander tijdstip invullen?’

Onderin de boekenkast zocht ik tussen de stapels papier naar mijn geboorteakte en daar, helemaal onderaan, stond het tijdstip van geboorte: twaalf uur zesentwintig.

‘O, dit is goed, dit is heel goed,’ zei de vriendin toen ze opnieuw mijn gegevens had ingevoerd, ‘je ascendant is nu boogschutter.’

‘Waarom is dat goed?’

Ze antwoordde niet maar las verder op het scherm: ‘Het is niet gemakkelijk voor iemand om jou echt te leren kennen. Je laat maar zelden je ware zelf aan iemand zien. Deze terughoudendheid om je gevoelens openlijk te tonen komt voort uit een angst om aangevallen te worden als je jezelf blootgeeft.’

Ik zei niks, ik keek wel mooi uit.

‘Herken je jezelf daarin?’ vroeg de vriendin toen ze van het scherm opkeek.

Ik keek naar buiten, een vrouw met een rollator liep over het zebrapad, zo traag dat het leek alsof ze liever achteruit wilde lopen. ‘Wat staat er nog meer in die tekst?’ vroeg ik.

Ze las verder: ‘Maar ondanks je voorzichtige benadering om je emoties te laten zien, ben je heel erg hartstochtelijk. En emotioneel gezien zijn er maar heel weinig grijze gebieden voor jou. Of je houdt van iets of je haat het. Je bent de allerbeste bondgenoot voor degenen van wie je houdt. En voor vijanden ben je een vervaarlijke tegenstander.’

Het was natuurlijk allemaal waar wat daar stond, maar ik had liever gehad dat er iets stond wat níet waar was, zodat ik een vijand had waartegen ik in opstand kon komen, dat ik het kon weerleggen, of op zijn minst het er niet mee eens zijn. Dit was een grijs gebied. En daar hield ik niet van, als ik de stand van de planeten rond twaalf uur zesentwintig moest geloven.

‘Staat mijn geluksgetal er ook in?’ vroeg ik.

De vriendin wees naar een rij cijfers onderaan de pagina.

Ook dat klopte, wist ik.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 18, 2013 12:49

November 15, 2013

I love milk.

Vroeg in de ochtend reed ik over de Westfriesedijk en de autoradio speelde Led Zeppelin, Stairway to heaven. De mistwolken hingen laag boven het omgeploegde zwarte land. Naast mij zat Tessel omgedraaid in haar autostoeltje, kijkend naar de regendruppels die op de voorruit uiteen spatten. Af en toe keek ze opzij alsof ze wilde controleren of ik het ook zag. De rest van de dag werkte ik aan mijn roman in het kantoor van de boerderij, met uitzicht op dezelfde mistwolken boven het omgeploegde zwarte land, terwijl soms de zon heel fel en krachtig doorbrak. Ik zat aan een groot houten bureau met twee computers waarop de gegevens van de melkkoeien werden ingevoerd, en naast een vitrinekast vol miniatuurtractors. De archiefkasten aan de andere kant van het kantoor waren beplakt met stickers: I love milk, How California is your milk?, No farmers no food. Vanuit de verte hoorde ik Tessel huilen terwijl mijn schoonmoeder haar sussend troostte. Ik schaafde aan een hoofdstuk waarin ik een ruzie tussen mijn hoofdpersonages beschreef, maar ik geloofde het nog niet, er miste iets essentieels. Ik nam een slok van mijn koffie en draaide mijn bureaustoel rond en rond, en hoorde weer het nummer van Led Zeppelin in mijn hoofd. There’s a feeling I get when I look to the west, And my spirit is crying for leaving. Het scheen dat de zanger van Led Zeppelin ooit had toegegeven geen idee te hebben waarover de tekst van dat nummer ging. Dat vond ik een mooi feitje. Naast mij op het bureau lag een lijst van boerenbedrijven hier uit de buurt – Lutjewinkel, Obdam, Warmenhuizen. De rangen van dit jaar, de rangen ten opzichte van vorig jaar, het aantal koeien, de leeftijden, procent vet, procent eiwit. Ik legde het weg en keek weer naar het hoofdstuk op het computerscherm en voor even voelde ik me net die zanger van Led Zeppelin.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 15, 2013 00:20