Merel Wildschut's Blog, page 18
March 11, 2019
Het vormgeven van je activisme – deel 1

In april 2016 ben ik in Berlijn, ofwel: Heartbreak City. Berlijn is sowieso mijn favoriete plek om te zijn, maar vooral wanneer ik iets te verwerken heb. Vaak zijn dit relatiebreuken. In Berlijn doe ik de dingen die ik thuis niet doe en dat is dan altijd precies wat ik nodig heb.
Hoewel ik nog in duizend stukjes lig, ga ik op bezoek bij het meisje op wie ik heimelijk verliefd ben geworden nog vóór de relatiebreuk die ik hier tracht te verwerken. L heet ze en mijn god wat is ze cool. Ze vertelt me dat ze woensdagavond (de avond voordat ik weer terug ga naar Nederland,) naar een feministische quiz in een queerbar gaat en ik sms mijn vriendin S dat we zullen moeten gaan. S, goed als ze is, trommelt wat feministische vrienden op en dat maakt dat we een team zijn. Een vierkoppig lesbisch-feministisch team.
Bloednerveus maak ik me klaar die avond: hoe kleed je je als je naar een feministische quiz gaat? Hoe ziet een feminist er überhaupt uit? S verzekert me ervan dat er niemand ook maar één fuck geeft, want we zijn in Berlijn. Ik ga voor een zwarte blouse die tot boven dicht kan – dat lijkt me voor nu legitiem genoeg.
Wat ik die woensdagavond aantref is levensveranderend voor me. Dat klinkt misschien dramatisch of overdreven, maar zo voelt het echt. Een café vol vrouwen, waarvan 80% overduidelijk lesbisch en 20% de moeite van het onderzoeken waard – ik weet niet waar ik moet kijken. Ik ben wel eens op vrouwenfeestjes geweest, maar dit is anders. Dit is een gelegenheid om te praten met mensen, hier is intellect. Ik neem voor de vorm deel aan de quiz maar verschuil me achter S. Ik heb letterlijk maar twee antwoorden goed. Ik geneer me als ik luister naar alle vrouwen die wél echt iets van het feminisme weten. Ik heb nog zoveel te leren.
Deze broeierige avond (slimme vrouwen, Duits bier en L,) deed dingen met me. In de trein terug naar Amsterdam neem ik me voor: ik word feminist. Niet wetende dat ik dat in de kern van de zaak natuurlijk al lang was, maar nu wist ik: dit zijn de mensen bij wie ik wil horen.
Dat ‘dit zijn mijn mensen’ gevoel, dat heb ik in de afgelopen drie jaar heel vaak mogen ervaren, in allerlei situaties. Afgelopen weekend was daar weer een goed voorbeeld van. Vrijdagavond ging ik met vrienden van Dikke Vinger! (mijn supportgroep voor bodypositivity) naar het Mama Cash festival ter ere van Internationale Vrouwendag. We luisterden naar een mooie talk, we dronken biertjes, we praatten wat over masturberen en we dansten terwijl er lichamen van alle soorten en maten gevierd werden op een catwalk. Ik liep een beetje over van liefde. Zaterdag deed ik het nog eens dunnetjes over, toen ik met één van mijn liefste vriendinnen meeliep in de Slutwalk tegen seksueel geweld. Beiden hadden we nog nooit zoiets gedaan. Protesteren? De straat op? Gaan we dit echt doen? Ja hoor, daar gingen we. Hand in hand en vol trots. Dit zijn mijn mensen en ik voel me hier thuis.
Tussen bloednerveus worden van naar een feministische quiz gaan en enthousiast ‘Consent is sexy!’ scanderend op straat, daar zit nogal wat tussen. Om precies te zijn zit daar drie jaar van persoonlijke ontwikkeling tussen. Dat was een hele zoektocht en dat is me allemaal niet heel gemakkelijk af gegaan. Het heeft me vooral veel tijd gekost om meningen te vormen. Meningen van mezelf. Van huis uit heb ik niet meegekregen dat het belangrijk is om je te verdiepen in dingen. We verdiepten ons in de Bijbel, maar daar wordt je wereldbeeld natuurlijk vrij enkelzijdig van. Het was niet alleen mijn christelijke opvoeding die hier debet aan was. Het waren ook de relaties die ik had met meisjes die vonden dat ik te veel feministische boeken las en dat ik te nieuwsgierig was naar alles wat ik nog niet kende. Het waren de vrienden die vonden dat je ‘je ook wel om álles druk kan maken.’
Natuurlijk begrijp ik dat daar een bepaalde beschermdrang zit. Wanneer je je profileert als activist, maken mensen zich al gauw een beetje zorgen om je. Het resultaat daarvan was dat ik mezelf dingen hoorde zeggen als ‘ik ben wel feminist, maar geen boze’ of ‘ik ben niet het type om de barricade op te gaan.’ Met dit gedeelte van mijn identiteit deed ik hetzelfde als wat ik heb gedaan met mijn seksuele oriëntatie. Zo’n vijftien jaar lang heb ik mijn best gedaan om te laten zien dat ik ‘lesbisch-maar-niet-zó-lesbisch’ was. Ik wilde gezien worden als een heteroseksueel die toevallig op vrouwen viel – maar dat is klaar nu. Ik pel mezelf af. Dat zie je aan hoe ik eruit zie, aan de boeken die ik lees, aan de mensen die ik om me heen verzamel en aan het werk waarvoor ik me inzet: dit is wie ik ben. Het voelt als paaseieren die ik zelf in de achtertuin heb verstopt. Ik wist al die tijd wel waar ze lagen, maar ze waren uit het zicht. De blijdschap is gelukkig niet minder groot nu ik die eieren stuk voor stuk terugvind.
Vorige week volgde ik een seminar over rebellie van Eva Rovers, op het School of Life festival in Utrecht. Daarna las ik haar essay ‘ dat gestoeld is op Camus’ boek ‘De mens in opstand.’ Camus schrijft: “Wat is een mens in opstand? Een mens die nee zegt. Maar ook al weigert hij, hij geeft niet op: het is ook een mens die ja zegt, vanaf zijn eerste impuls.”
Mooi vind ik dat, want hoewel er absoluut dingen zijn waar ik nee tegen zeg, of waar ik boos over ben, zijn er minstens evenveel dingen die ik een volmondig ja wil geven. En dat maakt dat ik in opstand ben. Ik ben een activist.
Dat heeft zich de afgelopen jaren op allerlei manieren geuit. Ik startte met een collega een supportgroep voor dikke mensen, ik praatte in een podcast over mijn seksualiteit, ik maakte zelf een podcast over voedselverspilling, ik schrijf steeds kritischer stukken over allerlei onderwerpen, ik houd praatjes op feministenborrels en duurzaamheidsdiners, ik lees stapels en stapels allerhande maatschappijkritische boeken en ik omring me met de mensen die me al oneindig veel bijgebracht hebben over de meest uiteenlopende thema’s.
In het boek (voor mijn mede-lesbo-feministen: google haar, je zult niet teleurgesteld zijn,) las ik: “Mijn puberteit had iets viezigs, dat kwam niet door seks, maar door mijn zelfhaat op momenten van verwarring, hoe hatelijk het was om ergens op te moeten wachten. […] Ik heb mijn hele leven lang op toestemming gewacht. Ik voel het aanzwellen in mijn borst. Er broeit een oorlog, en het gevecht bevindt zich achter mij en ik beweeg mijn troepen naar het licht.”
Weet jij hoe jouw activisme eruit ziet? Hoe uit het zich? Wat zijn de onderwerpen waarvoor jij je hard wil maken? Rebellie kan op allerlei manieren. Net als Eileen Myles ben ik terrein aan het winnen voor mezelf. Ik wil niet meer wachten. Op sommige dagen voelt het letterlijk alsof ik op oorlogspad ben. Een vredige oorlog weliswaar. Hoewel, soms zijn er ook wel dagen waarop ik me minder vredig voel over bepaalde zaken. Maar boos zijn, zeker als je een vrouw bent, dat is dan ook weer zoiets lastigs. Dat mag eigenlijk niet. Misschien moet mijn tweede stuk over het vormgeven van mijn activisme daarover gaan.
The post Het vormgeven van je activisme – deel 1 appeared first on De Groene Meisjes.
February 24, 2019
LHBTIQ+ representatie in de media / deel 1

In de tram hoorde ik iemand zeggen ‘dat er nu wel érg veel roze content op Netflix verscheen.’ Niet dat het erg was natuurlijk, maar het begon een beetje op te vallen, zeg maar. Lieverd, dacht ik, je snapt het nog niet helemaal. Laat ik het uitleggen: er kan nooit genoeg LHBTIQ+ content verschijnen om ook maar in de búúrt te komen van een equivalent van alle heteronormatieve content die er in de wereld is. Dat het je begint op te vallen is een goed teken, maar het is ook nog maar het begin van iets heel groots dat nog moet gebeuren.
Heterocontent is overal. Het is in alle boeken, in alle songteksten, in alle reclames, in alle films en series. Het algemeen heersend wereldbeeld is heteronormatief en binair (man/vrouw) – mijn persoonlijke wereldbeeld is totaal anders en ik herken het nog maar in zo’n tien tot twintig procent van alles dat ik dagelijks lees, kijk en luister.
Om je een voorbeeld te geven – of misschien om je gerust te stellen, wil ik je iets vertellen over een nieuwe serie op Netflix die ‘Dating around’ heet. We zien iedere aflevering één vrijgezel die vijf eerste dates en één tweede date heeft. Het is een leuk format en Netflix heeft zijn best gedaan: we zien mensen van kleur, we zien mensen van verschillende leeftijden, er is een aflevering over een gayman en er is een lesbische aflevering. Vier van de zes afleveringen zijn straight georiënteerd. Daarvan gaat één aflevering over oudere (hetero-)mensen, wat ik heel erg geweldig vind, want ook op leeftijd wordt gediscrimineerd, maar de andere afleveringen gaan over mensen die mijns inziens in niks afwijken van ‘de norm.’ Dat wil zeggen: hetero, cisgendered, conventioneel mooi en hoogopgeleid.
Hoewel ik Dating around met veel plezier heb gekeken, hoop ik als queer persoon op een tweede seizoen met non-binaire mensen, transmensen, biseksuele mensen, mensen in rolstoelen, dikke mensen en jonge mensen die met oudere mensen daten. Als Netflix dan nog zin heeft in een seizoen drie, dan moeten we er misschien maar een polyseizoen van maken. Ik zie dan voor me dat je twee of drie mensen mag kiezen voor een tweede date, in plaats van één. En misschien willen die mensen elkaar dan ook wel leren kennen, zodat het één groot gezellig feestje wordt. Ja, ik wil gewoon alles. Alles is toevallig mijn lievelingssmaak. Wat ik vooral wil zeggen is: twee gay-afleveringen maakt nog geen inclusief programma en wie denkt dat het ‘nu wel regenbogerig genoeg’ is, heeft het, sorry dat ik het zeg, helemaal mis.
Onlangs keek ik de serie Sex Education (tevens op Netflix) en terwijl ik keek kon ik niet stoppen met denken: ‘had ik dit maar gehad toen ik zestien was.’ Hoe er in deze serie zo natuurlijk wordt omgegaan met allerhande LHBTIQ+ personages is voor mij misschien nog wel van groter belang dan hoe er open over seks wordt gepraat – wat ik, natuurlijk, óók heel belangrijk vind. Naast vermakelijk is deze serie ook heel leerzaam, zeker voor een kijker van een jaar of vijftien, zestien.
Ik denk terug aan toen ik die leeftijd had en denk dan aan een highschoolserie als Dawson’s Creek (wie kent het nog?) die ik voornamelijk graag keek omdat er jongens waren die met elkaar zoenden en daar werd ik toen altijd al heel warm van. Het waren dan helaas voor mij geen meisjes, maar het waren tenminste ook niet alleen maar heterojongeren en dat gaf me hoop. Verder vond ik de serie niet heel erg boeiend, maar je deed het er maar mee.
Overigens, dat gevoel heb ik nog steeds wel eens. Het feit dat ik de hemeltergend slechte film ‘Below your mouth’ nu twee of misschien al drie keer heb gekeken, zegt wel genoeg. Uit eigen verkiezing zou ik echt niet zo’n armetierige film kijken – maar ik wil ook wel eens een hete lesbische seksscène zien en er staat nu eenmaal niks beters op Netflix. Maar dit even terzijde.
Terug naar de excuushomo’s: wat Sex Education heel erg goed doet, is laten zien dat ‘de homo’ niet bestaat, simpelweg door een flink aantal (verschillende) queer karakters in de serie te schrijven. Als je een beetje juicy televisie wil maken, en je hebt maar ruimte voor één homo in je script, dan is het natuurlijk heel verleidelijk om daar een relnicht met een goed lichaam en scherpe humor van te maken. Ik kan niet eens beginnen met opsommen welke mensen thuis je hiermee overslaat óf die je hiermee beledigt. Als ik voor mezelf spreek, dan ben ik er inmiddels wel aan gewend dat lesbiënnes altijd worden neergezet als óf butch en ietwat onaantrekkelijk maar wel heel slim, óf super femme en daarmee eigenlijk vooral interessant voor de mannelijke kijker – laten we eerlijk zijn. Het feit dat ik eraan gewend ben wil niet zeggen dat ik er niet ontevreden over ben. Het geeft me hetzelfde onaangename gevoel als wanneer dikke personages steevast worden neergezet als ‘de grappige’ of als de sidekick en nooit als love interest.
Representatie is álles. Sterker nog; representatie kan van levensbelang zijn. Ieder mens wil zich kunnen identificeren met anderen, zodat we ons minder alleen voelen. Vervolgens willen ook wij weer een voorbeeld voor onze omgeving zijn, zodat anderen ook minder eenzaam zijn en dan is de cirkel weer rond. Zo zorgen we voor elkaar in onze veilige bubble. Totdat mensen beginnen te roeptoeteren dat het nu wel een beetje een overkill wordt, met die representatie van ‘ons soort mensen.’ Dat laat je dan opeens weer inzien dat je soms toch nog wel wat eenzamer bent dan je dacht te zijn en dat er nog een hoop werk te verrichten is.
Deel twee van het verhaal dat ik over dit onderwerp schrijf gaat over LHBTIQ+ representatie in de literatuur en hoe we daar als boekenvrienden, opvoeders en docenten mee om kunnen gaan. Voel je vrij om te reageren onder deze blogpost – vragen stellen mag, uiteraard, ook altijd.
The post LHBTIQ+ representatie in de media / deel 1 appeared first on De Groene Meisjes.
February 18, 2019
Over eindeloosheid, of juist over eindigheid, en over Connie

Afgelopen week las ik achtereenvolgend , en Hierna is aan de beurt, ik kan het vanmiddag ophalen bij de bibliotheek. Je zou kunnen zeggen dat ik in een vacuüm zit met Connie Palmen. Het is er prettig en warm en ze leert me van alles. In Connie’s boeken gaan er alleen maar geliefden dood. Desalniettemin wil ik in een volgend leven Connie Palmen zijn. Ik wil haar lef om (opnieuw) innig en vol overgave lief te hebben, haar vermogen om trieste gebeurtenissen om te zetten in een prachtige taal en haar kapsel – dat wil ik ook als ik zestig ben.
Connie heeft me deze week veel laten nadenken over mijn immer aanwezige weerstand tegen eindeloosheid. Voor mij is die weerstand een normaal iets geworden, maar niet iedereen snapt wat ik daarmee bedoel. Ik zal het proberen uit te leggen met wat voorbeelden uit mijn binnenwereld.
Wanneer ik naar huis loop met een tas met boodschappen word ik soms overvallen door het idee: hoe vaak heb ik dit rondje al gelopen en hoe vaak zal ik dat nog moeten doen? Wanneer ik begin aan een boek, bereken ik op basis van het aantal bladzijdes hoe lang ik er ongeveer over zal doen om het uit te lezen – en welk boek ik daarna en dáárna ga lezen weet ik altijd ook al. Nadenken over het eeuwige leven of de oneindigheid van het universum of de diepte van de oceaan moet je me nooit laten doen als je de rest van de dag nog iets gezelligs met me wilt. Ik word er angstig en verdrietig van. Het fijnste aan kinderen opvoeden lijkt me dat ze groter worden en dus steeds veranderen. Fijn aan lesgeven vond ik dat mijn leerlingen ieder schooljaar weer andere mensen waren. Aan geliefden vraag ik onromantische dingen als ‘schat, hoe lang denk jij dat we samen zullen blijven?‘ en ik wil alleen met je op vakantie als je ook met me wil fantaseren over hoe het zal zijn om straks weer thuis te komen. Ik heb altijd zin om te verhuizen en ik weet al welke master ik ga volgen als ik 55 ben, al moet ik nog 33 worden en moet ik ook eerst nog maar eens beginnen aan die eerste master.
Mijn fixatie op eindigheid is een manier om dingen overzichtelijk te houden. Dat is in sommige situaties prima of zelfs wenselijk te noemen, maar het maakt dingen ook lastig. Mijn partners en ik zullen elkaar bijvoorbeeld niet altijd kunnen begrijpen op dit vlak. Een geliefde vroeg eens behoorlijk gefrustreerd: ‘als iets heel fijn is, dan wil je toch dat het voor altijd duurt?!‘ Dat heb ik dus niet. Ik wil nooit dat dingen voor altijd duren. Ik wil weten wanneer ik terug kan kijken op iets.
Ik fantaseer wel eens wat over de toekomst (of dat doe ik eigenlijk de hele tijd, want ik wil dus altijd weten wat hierna komt,) en dan zie ik mezelf een veertiger zijn met een ex-vrouw en een co-ouderschap met kinderen. Ik kan niet precies uitleggen waarom dat idee me níet droevig maakt, ik heb bij voorbaat al vrede met dat idee. Waar anderen zouden zeggen: ‘dan hoef je dus niet te trouwen, als je al weet dat dat gaat gebeuren’ denk ik: ja wel, juíst wel. Het idee dat je dan zo’n tien of vijftien jaar die relatie en die liefde helemaal kunt consumeren en er heel erg gelukkig mee kunt zijn én er daarna op kunt terugkijken, dat lijkt me heel veel waard.
Ik geloof gewoon niet in dingen die voor altijd zijn. Of ik geloof wel dat het bestaat, maar ik heb er geen hang naar. Toen ik opgroeide in een geloofsgemeenschap en ik dagelijks te horen kreeg dat als ik maar een goed mens zou zijn ik beloond zou worden met het eeuwig leven, was precies dát eigenlijk een reden om niet meer te willen geloven. Wat moet ik met met eeuwig leven? Weet je wel hoe lang dat duurt? Nee, ik dus ook niet en ik krijg maar geen grip op dat idee.
Ooit had ik een collega, A, die we ‘de Sjamaan’ noemden. A kon horoscopen trekken. Daar was eerst menig collega heel erg in geïnteresseerd, totdat duidelijk werd dat het om levenshoroscopen ging en A zelfs kon zien wanneer je zou sterven. Toen dat eenmaal duidelijk werd durfde niemand nog. Ik weet nog dat ik dacht: ‘dan doe ik het ook maar niet,’ omdat het ook iets geks heeft om te zeggen dat het jou niet zoveel uitmaakt om te weten wanneer je gaat sterven. Mensen concluderen daaruit al gauw dat je dood wil – wat, wees maar niet bang, absoluut niet het geval is. Maar aangezien het in mijn aard ligt altijd te willen weten hoe lang dingen duren (en wat er daarna komt,) denk ik dat, ongeacht wat de uitslag van de horoscoop zou zijn, ik er wel mee om zou kunnen gaan. Het is eigenlijk iets geks dat doodgaan onze enige zekerheid in het leven is, maar dat het tegelijkertijd weinig van zekerheid biedt.
Die weerstand tegen eindeloosheid, die heeft natuurlijk iets van ontevredenheid in zich. En van ontevredenheid word ik onrustig. Het geeft me het gevoel dat ik stil sta en stilstand is achteruitgang en achteruitgang is geen optie. Een geliefde zei laatst ‘jij denkt áltijd dat het gras ergens anders groener is.’ Maar dat is niet zo. Ik vermoed dat het gras ergens anders gewoon ander gras is en daar ben ik dan nieuwsgierig naar. Het gras kan ook hoger zijn, of een heel andere kleur hebben, of zachter of stugger zijn, of het blijkt opeens gemaakt van een heel ander materiaal dan gras. Wie zegt dat mijn voorstelling van gras, op basis van hoe ik het nu ken, klopt? Ik vind het een onmogelijke opgave om níet na te denken over ander gras. Daarvoor vind ik al het gras van de wereld veel te interessant. Niet dat ik daarmee wil zeggen dat ik het gras dat ik nu ken niet fijn vind, maar ik hoef er niet voor altijd in te blijven liggen.
Ik vind het verschrikkelijk voor Connie Palmen dat ze twee grote liefdes heeft moeten begraven, maar toch denk ik: als de eerste niet was overleden, had ze de tweede misschien wel nooit gehad en dat is toch een vreselijk treurige gedachte? Ik heb Logboek van een onbarmhartig jaar (over de tweede liefde) eerst gelezen en daarna I.M. (over de eerste liefde). Dat is een heel interessante volgorde, ik kan het je aanraden. Deze week met Connie heeft me laten inzien dat ik niet per se niet tegen eindeloosheid kan, maar dat ik gewoon goed met eindigheid kan omgaan en ik denk dat dat een groot goed is.
Deze blogpost bevat affiliatelinks en de foto’s zijn gemaakt door Aline Bouma.
The post Over eindeloosheid, of juist over eindigheid, en over Connie appeared first on De Groene Meisjes.
February 10, 2019
Museummeisjes in Schiedam

Het was vrijdag Bette’s laatste stagedag.
Ja, ik weet het. Erg hè? Ik huil ook nog een beetje.
Natuurlijk mocht Bette kiezen wat we gingen doen op haar laatste dag, want dat hoort zo. Het werd een bezoekje aan het Stedelijk Museum van Schiedam, omdat daar een foto-expositie van één van Bette’s docenten te zien was. Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik had geen idee dat Schiedam zo’n tof museum had. Maar goed, ik was sowieso nog nooit in Schiedam geweest, dus ik had het ook niet kunnen weten. We ontdekten ook nog een fijne plek om onze haverlattes te drinken én de groenste bibliotheek die ik ooit zag. Het was een goede dag :)

Kijk, dit is het Stedelijk museum van Schiedam. Mooi gebouw wel hè? Het is nog best groot ook, ik was verbaasd.

Het is je museummeisje in actie.

Dit is waar we voor kwamen: de foto-expo over dementie, door Margi Geerlinks. Een indrukwekkende expositie over de laatste levensfase van Joke Borst – de moeder van (auteur) Hugo Borst. Deze expo is nog tot 3 maart 2019 te bekijken. Je museumkaart is hier geldig.

En kijk, dit is de prachtige bibliotheek van Schiedam. ZO VEEL planten! (en boeken, dat ook hoor)

Koffie dronken we bij Latte Heart, want: havermelk en vegan taart. Fijne plek, zeker voor een laatste stagedag.
Nog een keer duizendbedankt voor de vijf heel fijne maanden Bette. Je bent een droomstagiaire en ik mis je nu al. Tot snel! Voor jullie: je kunt Bette volgen op Instagram.
The post Museummeisjes in Schiedam appeared first on De Groene Meisjes.
January 23, 2019
Je kunt zeggen wat je wilt

Foto’s: Bette de Wit
Vorige week las ik The Argonauts, van Maggie Nelson. In dat boek las ik tientallen prachtige dingen waarover ik zo een blogpost zou kunnen schrijven, maar laat ik beginnen met dit citaat:
‘I knew you were a good animal but felt myself to be standing before an enormous mountain, a lifetime of unwillingness to claim what I wanted, to ask for it.’
Dit is precies hoe ik me heel regelmatig voel. Dikwijls intimideren alle keuzes die ik nog voor mezelf moet (herstel: mag) (nee, herstel: moet) maken me. Er is veel waar ik nooit aan toe ben gekomen, omdat er altijd anderen waren die voor mij dachten. Er was altijd een ouder, een partner of een kerk die mij het kiezen uit handen nam. Dat pakt heus wel eens heel goed uit, want mensen die je goed kennen weten soms natuurlijk prima wat goed voor je is. Een heilig boek met leefregels is misschien wat stoffig, maar wel duidelijk. Begrenzing is veilig en soms heel comfortabel. Ik kon daar best een tijdje op gedijen.
Maar dan blijk je toch een nieuwsgierig wezen te zijn. Het was ergens twee jaar geleden dat ik begon te voelen: ik wil ergens uit en ik wil in iets nieuws. Daar ging van alles overheen. Relatiebreuken, ruzies, therapie, minder handige beslissingen en flink wat tranen. Aangeven wat je wil lijkt helaas niet zonder kleerscheuren – bij jezelf of bij een ander – te kunnen gaan. En daar sta je dan, op al je eigen benen. Of je misschien even wil aangeven wat je allemaal wil, met je leven.
Er staan nogal wat vragen op dat formulier. Wat voor relaties je wilt? Of je wel of niet een opvoeder wil zijn, en hoe dan. We hebben verschillende smaken, voor ieder wat wils. Hoe ziet je activisme eruit? Hoe ben je van plan je seksuele identiteit vorm te geven? Het zou handig zijn als je concrete voorbeelden zou kunnen noemen, dat maakt het verzilveren van je wensen wat overzichtelijker. Oh en zou je nog even willen nadenken over studie en werk? We hebben nog wel wat opties voor je. Gelieve hier een handtekening te plaatsen en het formulier te retourneren. Bedankt voor je medewerking.
Het is niet dat ik nooit heb nagedacht over wat ik ‘allemaal’ wilde. Ik wist gewoon niet hoe ik dat moest verwoorden. Zeggen wat je wilt vergt een taal die je eerst moet leren spreken. Net als met het leren van een letterlijke taal, zul je daar eerst mee moeten oefenen. Ga naar de bakker en bestel een brood, dat is het idee. Zoals je je misschien nog wel herinnert van toen je Frans of Duits leerde op middelbare school, gaat dat gepaard met een hoop gestuntel en kom je de eerste keren met een heel ander brood thuis dan waar je vader je voor op pad stuurde. Maar goed, zo lang het dan maar lekker brood is, moet je maar denken. Ook wil het helpen om je te omringen met mensen en dingen die de taal die je wil leren al spreken, zodat je daar de kunst een beetje van kunt afkijken. En die mensen zijn er hoor, meer dan je denkt.
Zoals ik in mijn blog ‘Ik ga dit jaar wat dingen opruimen‘ schreef, heb ik een enorm verlangen om een vrouw te worden. Ik ben echt heel erg klaar met meisje-zijn. Om dat voornemen (en proces) maar meteen wat kracht bij te zetten, begon ik in het boek ‘De ontembare vrouw’ van Clarissa Pinkola Estés. Want als ik dan een vrouw word, dan ook wel graag een ontembare. Dit psychoanalytische boek is beslist geen light-read, maar ik eet het op. Ik lees het niet, ik bestudeer het. Hoofdstuk voor hoofdstuk, met een pen en een notitieboek in de aanslag. Vandaag las ik een stukje waarvan ik dacht: dit gaat over mij.
Als je geprobeerd hebt je aan te passen maar daar niet in bent geslaagd, heb je waarschijnlijk geluk gehad. Je bent misschien wel een balling maar je hebt je ziel beschermd. Het is de weldaad van ballingschap; ze doet ons verlangen naar de bevrijding van onze eigen ware natuur en vervult ons met de behoefte aan een cultuur die daarbij past.
Ik ben die balling. Ik faalde aan alle kanten in het aanpassen aan mijn oorspronkelijke cultuur. Daarentegen ben ik heel erg geslaagd in het beschermen van mijn ziel – en dat lijkt me een veel groter goed. Het betekent alleen wel dat ik er nu pas aan toekom om eens hardop te zeggen wat voor dingen ik zoal wil voor mezelf. Dat verklaart misschien de stapels (al dan niet feministische) boeken die ik er doorheen jaag, maar ook mijn drang om van alles te communiceren ‘naar de mensen thuis.’ Ik merk dat ik er anders uit wil zien, dat ik me publiekelijk wil uiten over dingen waarover ik nooit eerder gepraat heb. Ik wil dat mensen niet meer om me heen kunnen. Een beetje terrein winnen voor mezelf, noem ik het nu maar. Toen ik bijvoorbeeld van de week werd gevraagd om binnenkort in een podcastaflevering te komen praten over mijn seksualiteit, dacht ik: fuck ja! (pun intended)
Terug naar . Lees dat boek. Of , want het is ook vertaald. En bestel ook meteen maar (mag ook bij de bibliotheek,) want ik wil daar met jullie over praten. Het zijn beide heel belangrijke boeken, heel leerzame boeken bovendien. Goed, dan zie ik jullie binnenkort bij de online leesclub. Zullen we afspreken dat we dan allemaal proberen te zeggen wat we willen? Dan kunnen we een beetje oefenen, samen.
The post Je kunt zeggen wat je wilt appeared first on De Groene Meisjes.
Je kunt zeggen wat je wil

Foto’s: Bette de Wit
Vorige week las ik The Argonauts, van Maggie Nelson. In dat boek las ik tientallen prachtige dingen waarover ik zo een blogpost zou kunnen schrijven, maar laat ik beginnen met dit citaat:
‘I knew you were a good animal but felt myself to be standing before an enormous mountain, a lifetime of unwillingness to claim what I wanted, to ask for it.’
Dit is precies hoe ik me heel regelmatig voel. Dikwijls intimideren alle keuzes die ik nog voor mezelf moet (herstel: mag) (nee, herstel: moet) maken me. Er is veel waar ik nooit aan toe ben gekomen, omdat er altijd anderen waren die voor mij dachten. Er was altijd een ouder, een partner of een kerk die mij het kiezen uit handen nam. Dat pakt heus wel eens heel goed uit, want mensen die je goed kennen weten soms natuurlijk prima wat goed voor je is. Een heilig boek met leefregels is misschien wat stoffig, maar wel duidelijk. Begrenzing is veilig en soms heel comfortabel. Ik kon daar best een tijdje op gedijen.
Maar dan blijk je toch een nieuwsgierig wezen te zijn. Het was ergens twee jaar geleden dat ik begon te voelen: ik wil ergens uit en ik wil in iets nieuws. Daar ging van alles overheen. Relatiebreuken, ruzies, therapie, minder handige beslissingen en flink wat tranen. Aangeven wat je wil lijkt helaas niet zonder kleerscheuren – bij jezelf of bij een ander – te kunnen gaan. En daar sta je dan, op al je eigen benen. Of je misschien even wil aangeven wat je allemaal wil, met je leven.
Er staan nogal wat vragen op dat formulier. Wat voor relaties je wil? Of je wel of niet een opvoeder wil zijn, en hoe dan. We hebben verschillende smaken, voor ieder wat wils. Hoe ziet je activisme eruit? Hoe ben je van plan je seksuele identiteit vorm te geven? Het zou handig zijn als je concrete voorbeelden zou kunnen noemen, dat maakt het verzilveren van je wensen wat overzichtelijker. Oh en zou je nog even willen nadenken over studie en werk? We hebben nog wel wat opties voor je. Gelieve hier een handtekening te plaatsen en het formulier te retourneren. Bedankt voor je medewerking.
Het is niet dat ik nooit heb nagedacht over wat ik ‘allemaal’ wilde. Ik wist gewoon niet hoe ik dat moest verwoorden. Zeggen wat je wil vergt een taal die je eerst moet leren spreken. Net als met het leren van een letterlijke taal, zul je daar eerst mee moeten oefenen. Ga naar de bakker en bestel een brood, dat is het idee. Zoals je je misschien nog wel herinnert van toen je Frans of Duits leerde op middelbare school, gaat dat gepaard met een hoop gestuntel en kom je de eerste keren met een heel ander brood thuis dan waar je vader je voor op pad stuurde. Maar goed, zo lang het dan maar lekker brood is, moet je maar denken. Ook wil het helpen om je te omringen met mensen en dingen die de taal die je wil leren al spreken, zodat je daar de kunst een beetje van kunt afkijken. En die mensen zijn er hoor, meer dan je denkt.
Zoals ik in mijn blog ‘Ik ga dit jaar wat dingen opruimen‘ schreef, heb ik een enorm verlangen om een vrouw te worden. Ik ben echt heel erg klaar met meisje-zijn. Om dat voornemen (en proces) maar meteen wat kracht bij te zetten, begon ik in het boek ‘De ontembare vrouw’ van Clarissa Pinkola Estés. Want als ik dan een vrouw word, dan ook wel graag een ontembare. Dit psychoanalytische boek is beslist geen light-read, maar ik eet het op. Ik lees het niet, ik bestudeer het. Hoofdstuk voor hoofdstuk, met een pen en een notitieboek in de aanslag. Vandaag las ik een stukje waarvan ik dacht: dit gaat over mij.
Als je geprobeerd hebt je aan te passen maar daar niet in bent geslaagd, heb je waarschijnlijk geluk gehad. Je bent misschien wel een balling maar je hebt je ziel beschermd. Het is de weldaad van ballingschap; ze doet ons verlangen naar de bevrijding van onze eigen ware natuur en vervult ons met de behoefte aan een cultuur die daarbij past.
Ik ben die balling. Ik faalde aan alle kanten in het aanpassen aan mijn oorspronkelijke cultuur. Daarentegen ben ik heel erg geslaagd in het beschermen van mijn ziel – en dat lijkt me een veel groter goed. Het betekent alleen wel dat ik er nu pas aan toekom om eens hardop te zeggen wat voor dingen ik zoal wil voor mezelf. Dat verklaart misschien de stapels (al dan niet feministische) boeken die ik er doorheen jaag, maar ook mijn drang om van alles te communiceren ‘naar de mensen thuis.’ Ik merk dat ik er anders uit wil zien, dat ik me publiekelijk wil uiten over dingen waarover ik nooit eerder gepraat heb. Ik wil dat mensen niet meer om me heen kunnen. Een beetje terrein winnen voor mezelf, noem ik het nu maar. Toen ik bijvoorbeeld van de week werd gevraagd om binnenkort in een podcastaflevering te komen praten over mijn seksualiteit, dacht ik: fuck ja! (pun intended)
Terug naar . Lees dat boek. Of , want het is ook vertaald. En bestel ook meteen maar (mag ook bij de bibliotheek,) want ik wil daar met jullie over praten. Het zijn beide heel belangrijke boeken, heel leerzame boeken bovendien. Goed, dan zie ik jullie binnenkort bij de online leesclub. Zullen we afspreken dat we dan allemaal proberen te zeggen wat we willen? Dan kunnen we een beetje oefenen, samen.
The post Je kunt zeggen wat je wil appeared first on De Groene Meisjes.
January 22, 2019
Even iets over yin yoga

Beeld: Bette de Wit
Sinds ongeveer een jaar doe ik aan yin yoga. Daarvoor had ik al wel wat dappere pogingen gedaan, maar iedere keer bleek de vorm van yoga, of de plek waar ik het deed, niet bij me te passen. Op aanraden van een vriendin probeerde ik een yin en eigenlijk was ik na de eerste les meteen al blij. Nu zijn we een jaar en twee yogascholen verder en yin yoga is gebleven.
Laat ik eerst beginnen met vertellen waarom het in het verleden nooit lukte om langere tijd aan yoga te doen. Ik denk dat ik een jaar of 26 was toen ik mijn eerste pogingen deed. Het paste toen helemaal bij mijn chronisch overspannen staat van zijn. Ik werkte in het onderwijs en mijn blog begon succesvol te worden, en daarnaast probeerde ik een sociaal leven en een relatie te onderhouden – niet zo’n succes. Ik dacht: yoga is het antwoord. Immers, iedereen doet het, dus het zal wel goed zijn. Yoga kan natuurlijk helemaal geen quick fix voor dat soort problemen zijn, dus dat was een beetje een illusie. Toen stopte ik er weer mee.
Later pakte ik het weer op, maar helemaal op de verkeerde plek, bij de (voor mij) verkeerde docent. Nog weer later probeerde ik zo’n fancy yogastudio, waar iedereen in zijn naveltruitje naartoe komt. Ik hou best wel van mensen in naveltruitjes, maar ik kijk daar liever naar op feestjes, of zo. Als ik naar een yogales ga, wil ik het gevoel hebben dat het bij yoga niet gaat om hoe je lichaam eruit ziet – wat ook zo is. Maar bij die fancy yogastudio’s lijken mensen dat nog wel eens te vergeten en nou ja, dat was niet zo goed voor mijn zelfvertrouwen. Daarbij komt dat ik de groepen daar veel te groot vond. Het was geen uitzondering om met ruim dertig man in een studio te staan. Dat is voor mij echt te veel. Je op je gemak voelen in een yogastudio is echt heel erg belangrijk. Ik zat duidelijk niet op de goede plek. Dus ik ging weer weg.
Inmiddels volg ik lessen op twee plekken. Restorative yoga (waar ik straks nog iets meer over zal vertellen) volg ik bij een yogaschool in het centrum van Rotterdam en yin yoga doe ik op mijn werkplek, waar een fantastische yogadocente de lessen wekelijks komt verzorgen. Eens per twee weken organiseren we ook ‘Dikke Vinger yoga’, wat zoveel betekent als: een yogales voor dikke mensen. Dat is dus heel erg fijn, want als je dik bent kan zo’n naveltruitjesschool echt een warzone zijn en daar hoeven we gewoon lekker niet meer naartoe. Bij Dikke Vinger yoga ben ik het meest op mijn gemak, maar ook bij mijn andere lessen gaat het inmiddels erg goed.
Ik heb dus meerdere plekken, en dus ook meerdere docenten, uitgeprobeerd en ik denk dat dat ook een beetje bij het proces hoort. Uiteindelijk vind je een vorm en een plek die bij je past. Daar vertrouwde ik totaal niet op toen ik ermee begon en ik frustreerde me alleen maar, maar het is wel gebleken dat het voor mij echt zo werkt.
Over yin en restorative yoga
Wat deze yogastijlen met elkaar overeen hebben? Beide zijn heel kalme, ontspannende vormen van yoga. Beide hebben (vooral) veel grondoefeningen, waarbij je zit of ligt. Bij restorative yoga gaat het erom dat je je lichaam zo min mogelijk inspant, zodat het kan herstellen. Dat wil zeggen dat je allerlei hulpmiddelen (kleedjes, kussentjes, blokjes, enz) gebruikt om je lichaam te ontlasten. Bij yin gebruik je ook wel eens hulpmiddelen, zoals kleedjes en blokjes, maar minder dan bij restorative. Yin vraagt iets meer inspanning van je lichaam, maar er wordt altijd gestreefd naar een ‘80% stretch.’ Nooit te ver, en zeker nooit tot het pijn doet.
Bij beide vormen van yoga blijf je vrij lang (soms vijf minuten, bijvoorbeeld) in een houding. Dat vind ik heel prettig, omdat je lichaam helemaal de kans krijgt om in een houding te ‘zakken.’ Dat is voor de ontspanning heel erg belangrijk en je zult ook merken dat je lichaam vaak tot meer in staat is dan je denkt – vaak willen we namelijk te snel, en heeft je lichaam gewoon iets langer nodig om zich comfortabel te gaan voelen.
Als je een beeld wil krijgen van de houdingen die bij yin en restorative yoga passen, zou je eens kunnen kijken op YouTube. Je zult dan waarschijnlijk opmerken dat deze yogastijlen er makkelijker of kalmer uitzien dan andere yogastijlen. Dat het kalmer is, is zeker waar. Dat het makkelijker is, niet per se. Het vraagt namelijk veel van je geest om je volledig te kunnen ontspannen (en concentreren) en om lang in houdingen te blijven. Je hoofd kan heel gemakkelijk met je aan de haal gaan, en dat is tijdens een yogales nog wel eens lastig. Bij yin en restorative krijgt je hoofd daar vrij veel ruimte voor, dus je zult je geest daar een beetje op moeten trainen. Sommige mensen vinden dat heel confronterend en moeilijk en doen daarom liever een meer lichamelijk inspannende vorm van yoga. Inmiddels ben ik een jaartje getraind en merk ik dat het me steeds beter lukt om los te weken uit mijn hoofd en meer in mijn lichaam te zijn, maar dat heeft wel echt wat oefening gevraagd.
Wat (deze vorm van) yoga mij brengt
Zoals ik hierboven al benoem, lukt het me tijdens de lessen steeds beter om een beetje los te komen van mijn gedachten. Hiermee bedoel ik: om meer in mijn lichaam en minder in mijn hoofd te zijn. Yoga is voor mij een heel effectieve, maar ook een heel belangrijke, manier om meer contact te maken met mijn lichaam. Ik heb de neiging om naar mijn lichaam te kijken als een object dat ergens in de ruimte zweeft. Tot nog niet heel lang geleden had ik het over ‘dit lichaam’ in plaats van over ‘míjn lichaam,’ dat zegt misschien wel iets. Tijdens een yogales voel ik heel bewust dat mijn lichaam mijn lichaam is. Ik maak er echt contact mee. Ik voel allerlei dingen, zoals dat het warm en zacht en veilig is en daar heb ik dan bijpassende milde gedachten over. Yin heeft mij geleerd om met zachtere ogen naar mijn lichaam te kijken, maar ook om echt naar binnen te kunnen keren.
Ook dit is weer niet iets wat over één nacht ijs gaat. Ik heb best wel wat frustratie moeten tackelen, omdat ik bijvoorbeeld niet alle oefeningen meteen kon doen. Mijn lichaam moest nog een beetje soepeler worden (hey, ook dat is een bijkomend voordeel hoor, een lichaam dat sterker en soepeler wordt) en ik moest een beetje meer geduld met mezelf krijgen. Ook heb ik wel eens heel emotionele momenten gehad op de yogamat, en dan met name bij restorative yoga. Soms raak ik overspoeld door gevoelens, vaak over mijn relatie met mijn lichaam. Soms voel ik oude pijn over de tijd dat ik fulltime lelijk deed over mijn lichaam. Ik heb mijn lichaam lang verwaarloosd en misbruikt en dat wordt dan soms even pijnlijk duidelijk op onverwachte momenten.
Wat een heel fijne bijwerking van yoga is, voor mij, is dat ik beter voor mijn lichaam wil zorgen. Ik wil het voeden met vitaminerijke dingen, maar ook met slaap, buitenlucht en nog meer ontspanning. Die dingen lijken onlosmakelijk verbonden voor mij en dat werkt erg goed. Dat wil niet zeggen dat ik een fitgirl word door yoga te doen, zeker niet, maar ik merk wel dat ik bewuster naar de conditie van mijn lichaam kijk sinds ik geregeld aan yin en restorative yoga doe en daar ben ik erg blij mee.
Het gevoel dat ik van een goede yogales krijg, kan soms nog uren doorwerken. Dan zit ik op de fiets naar huis ‘me heel erg zacht te voelen.’ Of ik lig in bed en dan gloeit mijn lichaam nog een beetje na. Ik zou willen zeggen dat het voelt als na heel goede seks, maar dan zonder de opwinding? Kijk zelf maar even of jullie iets aan deze omschrijving hebben.
Misschien is yin yoga niet iets waar je te lang over moet praten, maar wat je gewoon eens moet ervaren. Ik kon me er nooit een voorstelling bij maken als ik dit soort verhalen van anderen las, dus ik ben heel blij dat ik het gewoon maar eens ben gaan doen, inmiddels een jaar geleden. Mocht je in Rotterdam wonen en interesse hebben in fijne yin lessen, schroom niet, ik help je graag aan contactgegevens.
Wie van jullie doet er ook aan yin of restorative yoga? Ik ben heel benieuwd naar jullie ervaringen!
The post Even iets over yin yoga appeared first on De Groene Meisjes.
January 16, 2019
Alweer nieuwe boeken?! Alweer nieuwe boeken.

Foto’s: Bette de Wit
Sorry niet echt sorry, er zijn te veel mooie boeken om met jullie te delen. Laatst gunde ik mezelf een paar dagen vakantie, waarin ik bijna iedere dag een ander boek las. Natuurlijk was niet alles de moeite waard, maar ik heb wel weer een lekker lijstje voor je, dus ik hoop dat jullie zin hebben in een boek. Misschien zit er iets voor je tussen.
Drift, van Bregje Hofstede, is zonder enige twijfel het mooiste boek dat ik de afgelopen tijd las. Wie mijn voorkeur voor boeken een beetje doorheeft, weet dat ik hou van probleemboeken, maar vooral ook van boeken met heel veel mooie zinnen. Nu denk je misschien: dat is toch logisch? Maar dat is niet zo. Ik lees soms boeken die ik heel goed, maar niet mooi vind. En soms lees ik boeken die ik heel (poëtisch, bijvoorbeeld) mooi, maar niet goed vind. Drift vind ik mooi én goed.
Ik merk dat ik het een beetje lastig vind om nu iets banaals te schrijven als ‘Drift gaat over een vrouw die met haar jeugdliefde trouwt en dan gaat die relatie over en zwerft ze door Brussel met haar dagboeken die een monument van hun liefde vormen.’ Maar dat is wel waar het over gaat. Al gaat het volgens mij ook over een jonge vrouw die zichzelf leert kennen, en over familieverhoudingen, en over manieren om opnieuw te beginnen.
Dit stukje heb ik overgeschreven in mijn notitieboek toen ik Drift las:
‘Wat als je er moe van werd om op de ruiten te kloppen? Wat als je dacht: er woont hier niemand die deze moeite waard is? Of, de angst die daaronder ligt: wat als je zag dat ik zo klein ben? Ik was bang dat je mijn ware gedaante zou zien, dit onooglijke, koudbloedige diertje dat haar huid niet vult, een onverzoenlijk ding. Dus ik verstopte me nog meer in mezelf. Ik reageerde zelfs niet op je vraag.’
‘Ja,’ zei ik toen hardop.

vond ik een heel lekker boek. Ik lees eigenlijk niet graag in het Engels, maar voor Sally maak ik graag uitzonderingen. Vorig jaar las ik haar Conversations with friends, dat vond ik ook al zo’n lekker boek. Er is iets in de schrijfstijl dat heel erg werkt voor mij. “Nothing else in his life compared to what he felt then. Often he wished he could fall asleep inside her body. It was something he could never have with anyone else, and he would never want to.” Zoiets moet heel zorgvuldig vertaald worden wil het nog even mooi blijven. (wat misschien ook wel gebeurt, hoor, maar ik heb de vertaling niet gelezen, dus ik kan daar niet over oordelen)
Normal people gaat over relaties en over hoe relaties veranderen en hoe relaties mensen veranderen. En daarmee gaat het ook over eenzaamheid en seksuele vrijheid en daar een weg in vinden. Het is heel echt allemaal, ik hou daarvan.

van Ottessa Moshfegh voelt voor mij dan weer helemaal niet echt. Dat maakt het boek niet minder goed of mooi, ik heb er heel erg van genoten, maar echt is het niet. Driehonderd pagina’s lang lees je over een vrouw die besluit een jaar te gaan slapen, ze eet amper, ze leeft op slaapmedicatie en onttrekt zich volledig aan al haar verantwoordelijkheden. Het is melodramatisch en er wordt een hoop geklaagd. Ik zou de hoofdpersoon willen omschrijven als een ‘ongezond en aanstellerig persoon, voor wie ik nog wel sympathie heb.’ Ik zou me zelfs kunnen voorstellen dat ik haar vriendin zou zijn, die nog altijd moeite voor haar zou doen, ook al behandelt ze me als een stuk vuil – zoals de hoofdpersoon doet met haar beste vriendin.
Dit boek is een heleboel, ik vind het wat over the top, maar daarom niet minder fijn om te lezen.

en ik hebben ook een fijne dag doorgebracht samen op de bank, maar daarna liet ik het ook weer los. Dat viel me een tikkeltje tegen, want Birk, van dezelfde auteur, bleef me heel lang bij. Toch vind ik het boek de moeite van het lezen waard, omdat het je een kijkje in een wereld, die voor de meesten van ons heel verweg lijkt, geeft. En dat vind ik altijd prettig, als een auteur dat kan.
Ik zou Zomervacht een young adult roman willen noemen. Daar bedoel ik niet mee dat het een makkelijk boek is, of kinderachtig, ik denk gewoon dat het (ook)heel geschikt is voor jongere lezers. Het verhaal gaat dan ook over een jongen van dertien of veertien, met een oudere meervoudig beperkte broer. En die jongens wonen met hun vader, die ook maar iets probeert van zijn leven te maken, op een caravanpark. En dan wordt die jongen van dertien ook nog eens voor het eerst verliefd. Ik vind dat wel ingrediënten voor een mooi young adult verhaal wat ik misschien zelfs graag verfilmd zou willen zien.

Een boek in een heel andere categorie: poëzie en essays van Nikki Dekker. Ik kan het wel proberen te verbergen, maar jullie hebben recht op de hele waarheid: ik vind alles wat Nikki doet leuk. Ik zag haar een keer optreden met poëzie en gifjes en geluidsfragmenten, ik luister haar podcasts, ik at een keer taco’s met haar op een festival – ik vind het allemaal leuk met Nikki.
Een paar maanden geleden bracht Nikki haar chapbook uit bij De Nieuwe Oost/de Wintertuin. Een chapbook kan je zien als een EP van een schrijver. Het geeft je een idee van wat de schrijver in huis heeft. Vaak is dat een novelle, een kort verhaal, maar Nikki koos ervoor om een bundel met poëzie en essays te schrijven. ‘Een voorwerp dat nog leeft,’ heet het.
Hier een stukje uit een gedicht:
‘Ze proberen me wel eens bang te maken met verhalen over grootheden
opdat ik me klein voel en begrijp dat de stapel niet voor mij bedoeld is.
Op dit moment kunnen wij daarvoor geen vergunningen verstrekken.’
Hier een stukje uit een essay:
‘Gevoelens zijn zo onzichtbaar. We zoeken naar vormen om ze werkelijk mee te maken. Tastbaar. Verkoopbaar. Een bruiloft, een auto van de zaak, een contract, dat zijn objecten waar we de angst mee dempen. Een papiertje dat zegt: deze persoon zal voor altijd bij jou blijven. Deze persoon betaalt het komende jaar voor jouw eten, huis en onkosten. Deze persoon zal deze hoeveelheid tijd en energie aan jou besteden.
‘Ben je dan nooit meer jaloers?’ vraag ik aan een vriendin die poly is.
‘Natuurlijk wel,’ zegt ze. ‘Als ze een avond bij een ander slaapt, en ik hang in mijn eentje thuis op de bank, kan ik wel kotsen van ellende. Maar ik vind die emotie minder belangrijk dan het idee dat zij een vrij mens is, net als ik.’
Ik denk dat dit een heel leerzame en verfrissende bundel kan zijn, voor veel mensen. Je kan Een voorwerp dat nog leeft bestellen via de website van de Nieuwe Oost.
Bonustip: Winternachten festival Den Haag

Nu we elkaar toch spreken kan ik jullie net zo goed nog even een literair festival tippen. Komende vrijdag (18-1) en zaterdag (19-1) vindt het Winternachten festival in Den Haag plaats. Dit is een internationaal literair festival op verschillende locaties in Den Haag en het belooft heel interessant en tof te worden. Wij kijken uit naar (onder andere) Leni Zumas, Ayelet Gundar-Goshen en Jennifer Clement – drie interessante vrouwen uit verschillende landen (VS, Israël, Mexico).
Je kunt het programma hier bekijken.
Kaarten zijn te koop via de website van het Nationale Theater. Ik ben benieuwd wie van jullie ik daar zie!
En? Zit er een boek voor je tussen? Heb je zin gekregen om iets op te pakken? Laat het me weten in de reacties, ik ben benieuwd! Veel leesplezier gewenst.
The post Alweer nieuwe boeken?! Alweer nieuwe boeken. appeared first on De Groene Meisjes.
January 14, 2019
Ik wou dat ik een hondje had

Foto’s: Bette de Wit
Zo lang als ik me kan herinneren was er een hond. Eerst was er Sita, de hond van opa en oma. Toen waren er Max, Puck, Pip en Mac. Alle vier bij ons thuis. Door de jaren heen waren er ook konijnen en hamsters, maar dat was toch anders. Honden zijn echt gezinsleden. Ze gaan mee op vakantie, je loopt er talloze kilometers mee door regen en wind (dat schept een band), je valt er tegenaan in slaap op de bank. Hoewel ik heel erg gek ben op mijn katten (shoutout naar Bep en Pop), mis ik het soms toch om een hond om me heen te hebben. Gelukkig heeft Bette een heel lief hondje, Moos, en ben ik gezegend met een heuse officedog (Cody, van collega Jennie), waardoor ik toch nog wel een beetje aan mijn dosis hondenliefde kom.
Het fijnste aan het hebben van een hond vind ik dat je zoveel buitenkomt. Je moet wel. En ja, ik weet dat dat niet altijd leuk is, en dat het best wel vaak regent, been there done that, maar het is wel echt gewoon het allerbeste van de wereld om in een auto te stappen, met je hond, en hem heel erg blij door een bos te zien rennen. Of om je hond mee te nemen naar je stamkroeg, waar iedereen natuurlijk fan is van jouw hond omdat hij gewoon de leukste is. Of om met je hond naar de markt te wandelen en bloemen te kopen. Of om een weekendje weg te boeken naar een huisje aan het strand, ‘omdat dat zo leuk is voor de hond.’ Je moet iedere dag naar buiten, daar is geen ontkomen aan. Dat kan niet anders dan heel gezond voor je zijn.

Bette en ik kozen vorige week een wandelroute uit waar Moos lekker los mocht lopen. Het werd het Panbos, ergens bij Zeist. Ik kan me voorstellen dat het er in de herfst nog mooier is dan nu, maar toch vond ik het nu ook een heel fijne plek om te zijn.
Ik heb natuurlijk heel erg gegniffeld om de paaltjes op de wandelroute, omdat ja, ‘ANWB lesbo’ enzo. Ja, haha Merel, heel grappig. Nee ik weet het, het is een flauwe grap en ik ben een puber, maar laat me. Die rol staat me gewoon heel goed. Net als een hond trouwens, dat past ook gewoon bij me. Kijk zelf maar naar de foto’s.

Waarom is de uitdrukking niet ‘als een hond zo blij?’ Ik vind dat logischer hoor. Ik zie vaker blije honden dan blije kinderen, als ik eerlijk mag zijn.

Terwijl dit lieve schaapje om me heen huppelde, en Bette lekker foto’s aan het maken was van de omgeving, genoot ik even heel erg van het buiten zijn. Van de frisse lucht en de kleuren en gewoon van het feit dat we niet op kantoor zaten. Vierhonderdmiljoen liefde voor wandelen. Waarom zou je nog een andere sport beoefenen?

Misschien moet jij deze week ook even naar buiten. Met of zonder hond. Zoek gewoon een lekker plukje natuur op en trek er voor minimaal een uur op uit. Goed ademen, goed om je heen kijken en luisteren, glimlachen naar de mensen die je onderweg tegenkomt. Ik denk dat je je heel fijn gaat voelen daarna. Het maakt niet uit of het regent of stormt. Sterker nog, dat is misschien nog lekkerder, want daarna kun je lekker binnen zitten met warme thee. Doe het maar gewoon.
Mocht je trouwens geen mensen met leenhonden in je omgeving hebben, kijk dan eens op petbnb.nl. Hier kun je hondenoppassen vinden, maar ook jezelf aanbieden als oppas of wandelmaatje. Ideaal toch?
Voorlopig blijf ik nog een beetje dromen over een hondje. Ik wil dat pas doen als ik er samen met iemand voor kan zorgen, want ik ben te veel van huis om het in mijn eentje te doen. Ook heb ik te weinig ruimte in het huis waar ik nu woon, dat zou ik niet eerlijk vinden. Ik kan niet wachten tot dat moment komt dat ik de tijd en ruimte heb om een adoptiehondje alle liefde te geven die hij nodig heeft. Tot die tijd leen ik af en toe maar een diertje, dat is ook fijn.
The post Ik wou dat ik een hondje had appeared first on De Groene Meisjes.
Spruitjesstampot met vegan spekjes van tempeh

Foto’s: Bette de Wit
Zal ik iets heel eerlijks zeggen? Ik heb het uitwerken van dit recept al een week of drie uitgesteld. Niet omdat het geen lekker recept is (dan zou ik het gewoon helemaal niet online plaatsen, natuurlijk) maar omdat mijn hoofd op dit moment helemaal niet naar recepten schrijven staat. Het voelt een beetje triviaal, ik heb het gevoel dat ik veel belangrijker dingen moet schrijven. Ik heb daar best wel een innerlijke strijd over, omdat ik weet dat sommige lezers juíst voor de recepten naar mijn blog komen en ik jullie niet wil teleurstellen. Maar tegelijkertijd denk ik: ik wil gewoon andere dingen schrijven op dit moment – is dat erg? Nee, dat is niet erg. Maar het is wel zonde om een recept dat Bette en ik gemaakt hebben niet te delen. Voorlopig is dit dan misschien eventjes het laatste recept, voor een tijdje. Tot ik er weer zin in heb.
Hoe is het met jullie januari? Is het een ‘alles moet gezond en low-budget’ maand? Bij mij niet per se, maar per ongeluk wel een beetje. Zo gaat dat gewoon hè? In december kan alles en in januari denk je, nou, dat was weer leuk, maar ik ben er wel weer klaar mee. Ik wil dan weer normale dingen doen en normale dingen eten. Tot ik daar weer klaar mee ben en dan ga ik in februari gewoon doen alsof het feest is.
Bette en ik maakten zo’n doodnormaal recept. Een stamppot. Ja echt, het simpelste van het simpelste. Máár, we maakten wel een klein uitstapje door zelf vegan spekjes te maken van tempeh. Dat bleek ook niet moeilijk, maar wel leuk en met een verrassend goed resultaat. Een aanrader dus.
Wat heb je nodig? (3-4 personen)

voor de stamppot:
een zak spruitjes (400 gram)
1 kilo kruimige aardappels
2 friszure appels
een goede scheut havermelk
een klontje vegan margarine/boter
peper en zout naar smaak
voor de spekjes:
een blok tempeh in dunne reepjes gesneden
maple syrup
sojasaus
gerookte paprikavlokken of poeder
Sorry, de marinade heb ik echt puur op gevoel gemaakt. Ik dus weet niet meer precies hoeveel ik van alles heb gebruikt, maar het komt erop neer dat je een zoutige-zoete-rokerige mix wil. Het zoute komt uit de sojasaus, het zoete uit de maple syrup en het rokerige uit de paprikavlokken/poeder.
Wat ga je doen?

Eerst ga je de vegan spekjes bereiden. Dit doe je door:
1. de onbewerkte tempeh in kleine blokjes of reepjes te snijden.
2. in een schaaltje (ik gebruikte een ovenschaaltje met een hoge rand) de maple syrup, sojasaus en gerookte paprika te mengen.
3. de tempeh in de marinade te leggen, goed te verdelen en minstens een uur te laten marineren.
4. de tempeh in een pan met voldoende plantaardige olie goed ‘hard’ te bakken.
En dan?

En dan maak je de stamppot. Dat doe je door:
1. de aardappels en de appels te schillen en alles in blokjes te snijden. Je kookt de aardappels en appels tegelijkertijd, en dat duurt een minuut of 15.
2. de spruitjes te doppen en te halveren en 5 minuten te koken. (ik was trouwens echt gefascineerd door hoe groen spuitjes worden als je ze kookt – ik maak nooit iets met spruitjes, omdat ik het eigenlijk niet lekker vind)
3. wanneer de aardappels en de appels gekookt zijn giet je ze af, en stamp je het geheel fijn, samen met wat warme havermelk en een klontje boter.
4. vervolgens schep je de spruitjes en de gebakken spekjes door de stamppot – klaar!
Ik voelde me: ambachtelijk. Ja, dat is wel het goede woord denk ik. En ik geloof dat ik heel verrast door de keuken naar Bette (die aan het fotograferen was) heb geroepen: “het is nog lekker ook!” Dus dat zit wel goed.
Eet smakelijk! Laat me vooral weten wat je van de vegan spekjes vindt. Ik ben echt blij met deze ontdekking.
The post Spruitjesstampot met vegan spekjes van tempeh appeared first on De Groene Meisjes.
Merel Wildschut's Blog
- Merel Wildschut's profile
- 58 followers
