Ton van 't Hof's Blog: Ton van ’t Hof, page 9
June 27, 2025
27.06.2025
Zoek op wat Hugo Brems in Altijd weer vogels die nesten beginnen te melden heeft over Alfred Kossmann, van wie ik momenteel Duurzame gewoonten of Uit het leven van een romanfiguur (1987) lees, waarin Kossmann herinneringen ophaalt en het schrijverschap overpeinst. Blik en schrijfstijl bevallen me zeer. Zijn opgeruimdheid en relativering zijn aanstekelijk. Kossmann, die in 1998 op 77-jarige leeftijd overleed, heeft een gevarieerd en omvangrijk oeuvre achtergelaten en won diverse prijzen, waaronder de Constantijn Huygens-prijs en de Libris Literatuur Prijs. Het enige andere boek dat ik ooit van hem las, waarvan de titel me is ontschoten, was een reisboek.
Brems noemt Kossmann driemaal, telkens in een rijtje, als schrijver van naoorlogse romans, traditionele gedichten en populaire reisverhalen, Of Kossmann met deze bijrol in de geschiedenis van de Nederlandse literatuur tekort wordt gedaan weet ik niet, maar het boek dat ik nu van hem lees is veertig jaar nadat het is geschreven nog verrassend vitaal en onderhoudend.
Zwoeg daarna uren in de tuin tegen oprukkende overwoekering. Al het groen mag zijn gang gaan totdat ik de garage niet meer kan bereiken of de vijvers volledig uit het zicht zijn geraakt. Dan grijp ik in en maak met snoeischaar en kapmes paden weer vrij en herstel gezichtsvelden. Gisteren was de garage zelfs onvindbaar!

June 26, 2025
26.06.2025
Alles in orde, ik schrijf, dus leef ik.
Luister ondertussen met een half oor naar een rommelig geheel waarin mensen leeservaringen willen uitwisselen maar voortdurend door elkaar praten. Van enige uitwisseling is geen sprake. Niemand luistert naar de ander en host Michaël Zeeman doet geen enkele moeite om de discussie in goede banen te leiden. Tv anno 1996, toen er nog énig gewicht aan literatuur werd toegekend.
Bestel via boekwinkeltjes.nl voor € 16 (inclusief verzendkosten) Zeemans Aan mijn voormalig vaderland. De beste essays en kritieken, hardcover, 720 pagina’s.
Lees dat Zeeman toen hij in 2009 op vijftigjarige leeftijd stierf 40.000 boeken in huis had. Ik probeer me er een voorstelling van te maken, bezit zelf een paar duizend boeken, opgeborgen in een kamer die ik ‘mijn bibliotheek’ noem.
Veertigduizend. Je kunt het ook overdrijven natuurlijk.
June 25, 2025
25.06.2025
Herlas een lezing die Milan Kundera in 1983 onder de titel De afgewezen erfenis van Cervantes gaf en die hij als openingstekst opnam in zijn ‘essay in zeven delen’ De kunst van de roman, dat oorspronkelijk in 1986 bij Gallimard verscheen. In deze lezing behandelt Kundera de ontwikkeling en de toestand van de Europese roman zoals hij die toentertijd zag. Een citaat eruit, dat ik laatst tegenkwam, wakkerde mijn interesse voor zijn inzicht weer aan: ‘als de roman werkelijk dient te verdwijnen, is dat niet omdat hij aan het einde van zijn krachten is, maar omdat hij zich bevindt in een wereld die de zijne niet meer is.’ Volgens Kundera kan de roman niet langer ‘in vrede leven’ met de geest van de tijd. Hoewel hij aangeeft niets met zekerheid te weten, is hij wel pessimistisch: ‘als [de roman] nog voort wil gaan met het ontdekken van het nog niet ontdekte, als hij als roman nog “vooruitgang wil boeken”, dan kan hij dat slechts doen tegen de vooruitgang van de wereld in.’
Thans, veertig jaar later, houdt een mogelijke teloorgang van de roman de gemoederen nog altijd bezig, maar zijn we niet gestopt met het schrijven en lezen ervan. De roman is niet verdwenen. Hij is weerbaarder gebleken dan Kundera begin jaren tachtig van de vorige eeuw inschatte. Ook Kundera’s angst dat de massamedia de roman zal reduceren tot een instrument van simplificatie en unificatie is ongegrond geweest: er verschijnen nog steeds romans die de complexiteit van ‘de wereld van het leven’ belichten en ons, hun lezers, behoeden voor ‘de vergetelheid van het zijn’.
Ergens halverwege de lezing merkt Kundera op dat hij denkt dat ‘de periode van de terminale paradoxen’, die begin 20e eeuw aanving, anno 1983 nog lang niet is afgesloten. Hij onderbouwt deze gedachte helaas niet. De periode van de terminale paradoxen maakt deel uit van de Moderne Tijd en zou dit tijdperk op termijn weleens, maar dat is een gissing van mijn kant, kunnen gaan afsluiten. Volgens Kundera is de roman onlosmakelijk verbonden met de Moderne Tijd. Hoewel er meer zijn, geeft Kundera twee voorbeelden van terminale paradoxen, die ook tegenwoordig nog onverminderd gelden:
Paradox 1: ‘gedurende het tijdperk van de Moderne Tijd vernietigde de cartesiaanse rede een voor een alle uit de middeleeuwen geërfde waarden. Maar op het moment van de totale overwinning van de rede maakt het zuiver irrationele (het geweld dat niet meer wil dan z’n willen) zich meester van het wereldtoneel, omdat er geen enkel aanvaard waardensysteem meer is dat het in de weg zou kunnen staan.’
Paradox 2: ‘de Moderne Tijd cultiveerde de droom van een mensheid die, verdeeld in verschillende van elkaar gescheiden beschavingen, op een dag de eenheid zou vinden en daarmee de eeuwige rust. Vandaag de dag vormt de geschiedenis van de aarde eindelijk een ondeelbaar geheel, maar het is de zich voortdurend verplaatsende en eeuwigdurende oorlog die deze zo lang gedroomde eenheid van de mensheid realiseert en verzekert. De eenheid van de mensheid betekent: niemand kan waar dan ook ontsnappen.’
Kijk om je heen en je kunt deze paradoxen zonder moeite herkennen in actuele gebeurtenissen en ontwikkelingen: de Russische invasie van Oekraïne, de escalatie van het Israëlisch-Palestijns conflict, de opkomst van nieuwe vormen van fascisme, de toename van massasurveillance, et cetera.
Sinds pak hem beet de Eerste Wereldoorlog is de Geschiedenis, zoals Franz Kafka, Jaroslav Hašek, Robert Musil en Hermann Broch in hun romans laten zien, ‘onpersoonlijk, onbestuurbaar, onberekenbaar [en] onbegrijpelijk [geworden] – en niemand ontkomt eraan.’
De wetenschappen mogen ‘het menselijk zijn’ dan sinds de Verlichting hebben veronachtzaamd, voor de roman is de beschouwing ervan zijn bestaansrecht. Kundera vraagt zich in zijn lezing terecht af of de behoefte aan de roman in de periode van de terminale paradoxen niet groter is dan ooit. Anno 2025 is mijn antwoord hierop een volmondig ja. Gelukkig zijn er ook in de huidige tijd nog voldoende schrijvers en uitgevers die ‘het tumult van de gemakkelijke en snelle antwoorden’ weten te weerstaan en durven te propageren dat zaken vaak ingewikkelder zijn dan wordt gedacht. Ook de wereld van nu is de wereld van de roman. Ik denk dat hij nog wel een tijdje onder de mensen zal verkeren.

June 23, 2025
23.06.2025
Toegegeven, ik las niet elk hoofdstuk uit Renate Dorresteins ‘literaire autobiografie’ Dagelijks werk: Een schrijversleven, het laatste boek dat zij voor haar dood in 2018 publiceerde. Wat ze te zeggen heeft over het schrijversvak interesseerde me, de rest minder. Niettemin gaan de woorden die me het meest troffen niet over dat vak maar over haar besluit om een tumor in haar slokdarm niet operatief te laten verwijderen. Een moedig besluit, waaraan een onderschikking van de angst voor de dood aan de omarming van het leven ten grondslag ligt. Alle bewondering. Uit de inleiding:
‘Er werd dat najaar [2016] bij toeval slokdarmkanker bij me geconstateerd, ik kwam voor heel iets anders naar het ziekenhuis. Toeval of niet, het ging om een lelijke, agressieve tumor. Er stond een snijgrage chirurg voor me klaar, hij wachtte me bij wijze van spreken al op met in elke hand een mes. Samen met mijn partner Maarten besloot ik dat opereren niet mijn pad zou zijn. De ingreep is niet zonder risico’s en de consequenties voor je dagelijks leven kunnen erg ingrijpend zijn. Daarbovenop: volgens de statistiek is de levensverwachting na de operatie maar drie jaar (en zonder operatie is dat de helft).
Maarten en ik vonden het nogal een investering, met een tamelijk gering rendement. Je moest wel heel radeloos zijn als je je hieraan uitleverde. Ik had gewoon niet genoeg doodsangst in me om tot iedere prijs door te willen gaan met leven. Het leek me bovendien niet dat ik werkelijk onmisbaar was op aarde, zoals een jonge moeder of vader met kleine kinderen dat wel is.’

June 14, 2025
Verschenen: Landschappen 2024
Bij Gaia Chapbooks is een keuze verschenen uit de vele landschappen die ik in 2024 maakte. De 48 afbeeldingen zijn in full colour afgebeeld. Het e-book is gratis te downloaden (groot file! 522 MB), de paperback voor € 20 verkrijgbaar.

June 11, 2025
11.06.2025
Het is een vredige dag, er staat weinig wind en de zon schijnt uitbundig. Hoog in de lucht cirkelt een roofvogel voor zijn plezier en jagen zwaluwen op insecten. Als getoverd dwarrelen er plotseling tientallen atalanta’s door de tuin, zelfs de poezen kijken gebiologeerd toe. De rust wordt alleen verstoord door ronkende tractoren, ratelende maaiers, brommende koelmachines of de piepende remmen van een melk- of beestenwagen. De herrie op de eerste droge dagen na een periode van buiig weer is om hoorndol van te worden.
Terwijl ik me afvraag of onze tuin méér is dan de som van zijn delen, duikt de gaai, ongetwijfeld dezelfde als die van gisteren, vanuit een eik steil naar beneden, draait zich om in zijn vlucht, grijpt met beide poten een van de beugels vast waarmee het potje doppinda’s aan de houten schuurwand bevestigd is en pikt een doppinda op. Als hij naar de ondoorzichtige bladerkroon terug gesneld is, hoor ik de dop kraken.
Ja, denk ik, deze tuin is meer dan de som van zijn delen. Afgezien van de historie die ik met hem heb, ademt hij een sfeer uit die iedereen kan waarnemen, en heeft hij niet alleen betekenis voor mij maar als minibiotoop ook voor de planten, dieren en schimmels die erin huizen. In deze zin gaat er van de tuin een scheppende, bezielende kracht uit die je geest zou kunnen noemen. De geest van ‘onze’ tuin, voor wat (of wie?) ik grote bewondering koester.

June 10, 2025
10.06.2025
Regenachtige ochtend, de havermout pruttelt in het pannetje, en als toeschouwer van het wereldgebeuren lees ik al hoofdschuddend de krant. Naar aanleiding van een artikel over de overlast die sluipverkeer, dat Duitse grenscontroles wil vermijden, veroorzaakt in het Gelderse grensdorp Beek – ‘De file had ons in ons huis opgesloten.’ – zoek ik de uitslag op van de verkiezingen voor de Tweede Kamer van 2023 voor de gemeente Berg en Dal, waartoe Beek behoort: met 28% van de stemmen werd de PVV de grootste partij in deze gemeente. Nu wórden de zo vurig door extreemrechts gewenste grenscontroles uitgevoerd, zij het aan Duitse zijde, en dan zeiken ze in dat Gelderse dorp nóg, schimp ik bot en wellicht bezijden de waarheid. Wie weet hebben alle Beekse PVV-stemmers de overlast wel staan toejuichen en alleen niet-PVV-stemmers geklaagd. Maar zinloze grenscontroles zijn wél een vorm van slecht en ineffectief bestuur, waar extreemrechts, zoals iedereen inmiddels met eigen ogen heeft kunnen zien, toch echt patent op heeft.
Het geduld van de bloemen is een sympathiek natuurboek, dat ik met interesse en een gevoel van instemming heb gelezen. Als een betrekkelijke leek, die dankzij zelfonderricht wat beter is ingevoerd dan de meeste natuurleken, kijkt Belg Stefan Brijs naar zijn leefomgeving, Andalusië geheten, waar hij al jaren woont, en bespeurt in vrijwel alles wat hij ziet de menselijke bemoeienis, die de boel intussen al aardig verruïneerd heeft. Zijn nuchterheid, die zich ook vertaalt in een zakelijke stijl, werkt verhelderend en vergroot de aannemelijkheid van het drama dat zich om ons heen voltrekt, maar nog niet voor iedereen voldoende zichtbaar is: de verwoesting van milieu en klimaat, wat een grove vorm van automutilatie is. ‘Geen beter pleidooi voor wat groeit en bloeit dan een literair logboek zoals dit.’
Terwijl er F-35’s donderend overvliegen, probeert een gaai al fladderend naar doppinda’s te pikken, die liggen in een voor grotere vogels onmogelijk klein potje – geen houvast biedend – dat aan onze schuur hangt.

June 9, 2025
09.06.2025
Een wolkeloze hemel, na andermaal een door hoosbuien getekende nacht. Vijver overstroomd. De duiven, die zich dit jaar flink in aantal hebben uitgebreid, koeren er vrolijk op los. Voor de achterdeur zit Biggy, onze zwerfkat, al op haar bordje eten te wachten. Ze vertoeft momenteel al ruim een jaar op ons erf, maar laat zich nog steeds niet aanraken. Ze heeft enorme ogen, waarmee ze om eten vraagt en aandachtig je bewegingen kan volgen. Slapen doet ze vaak in de schuur, en de enorme buik die ze had toen ze arriveerde, is langzaamaan verdwenen. Ze is lief en mag blijven zo lang ze wil.
Onkruid wieden in het moestuintje. De wortelen en courgettes komen op maar de pompoenen hebben nog geen teken van leven gegeven. Meer heb ik niet geplant. Het is een begin, ik moet nog een hoop leren. Veel wormen duiken op, wat op een gezonde bodem lijkt te wijzen.
Als ik bemerk dat het vogelhuisje scheef hangt besluit ik het schoon te maken en er een andere plaats voor te zoeken. Omdat de afgelopen jaren slechts eenmaal van de nestelmogelijkheid gebruik is gemaakt, vermoed ik dat de plek niet voldoet aan de wensen van de meeste vogels: het huisje hangt te hoog of te laag of heeft een onhandige uitvliegroute. Ik maak het los en zie dat het dakje is kromgetrokken, waardoor er over de lengte van de nok een spleet is ontstaan. Aan een lekkend vogelhuisje hebben vogels niks en repareren loont de moeite niet meer, het is een oud dingetje. In de schuur maak ik het luikje aan de achterzijde open en zie er nestmateriaal in zitten. Als ik het er met twee vingers uit peuter, komen er plots enkele eitjes en een piepklein vogeltje mee. In het doorschijnende roze lijfje klopt een hartje en ik schrik me wezenloos. Op datzelfde moment wurmt een volwassen koolmees zich in paniek aan de voorzijde van het huisje naar buiten en maak ik een zwaaiende beweging waardoor het piepkleine vogeltje op de grond belandt. Mijn hemel, wat heb ik gedaan! Ik raap het arme maar nog spartelende beestje op, neem geen verwondingen waar en leg het terug in het nestje. De volwassen koolmees lijkt inmiddels een uitweg uit de schuur te hebben gevonden, zij is niet meer te horen of te zien. Ik hang het vogelhuisje weer in de boom en wacht ongeduldig af. Na enkele minuten wipt vader of moeder koolmees naar binnen en niet veel later verschijnt ook de wederhelft op het toneel. Beteuterd sta ik te kijken hoe er druk wordt overlegd en hoop maar dat het allemaal goed zal komen.

June 4, 2025
Sara Eelen, Anomalie [I]
Het visitekaartje van elke bundel is het openingsgedicht, waarna de lezer beslist: doorlezen of niet?
Sara Eelens Kratermond (Querido, 2025) opent met het volgende gedicht:
Anomalie [I]Het kraken van gesteente, nu je hier bent
en de massa opstapelt, een geplunderde maar nieuwe berg ontstaat.
Reisfoto’s tonen gletsjertanden, zweetvlekken, zonneslag
verbodsborden net naast de klif. Wij poseren
hand op heup, symmetrie door de jaren heen
verzamel ik kreten uit de droge rivierbedding
de galm.
Het kraken van gesteente, nu we hier zijn
en de onderwerping fysiek uit onze voeten wordt gehouwen.
We zochten niet naar voetafdrukken
liever wetmatigheden die wegleidden van onszelf
hoe de havik neerdaalt
in dezelfde spiraal als de nautilusschelp.
We zoeken de navel, het doorgeknipte koord.
Het kraken in onze slaap, nu het landschap vraagt om schemer
droom ik van zoutvlakten, kleine grote jagers boven duinen
een visioen als tongloze kikkers.
De foto’s snijden uitzonderingen
gebieden die we onaangeraakt lieten
uit schaamte. Geen aanwijzing
dat wij het waren, op deze uitkijkpost
hoor je niet hoe het brongesteente onder hoge druk
vol water, zand en chemicaliën wordt gepompt
kleine explosies tot gevolg.
Ik dacht nooit eerder over dit ongeschonden lichaam als anomalie
nooit eerder over de explosie als parasiet.
Waar zijn we beland? Met wie hebben we te doen? Waar gaat dit gedicht over? Wie de strekking van ‘Anomalie [I]’ wil vatten wordt gedwongen tot uitpluizing.
Maar hoe kraak je de code van dit gedicht? Een concrete aanwijzing in de voorlaatste strofe verschaft toegang tot begrip: ‘op deze uitkijkpost / hoor je niet hoe het brongesteente onder hoge druk / vol water, zand en chemicaliën wordt gepompt / kleine explosies tot gevolg.’ Hier wordt in een notendop fracking beschreven, een techniek voor het winnen van delfstoffen als schaliegas en -olie, die ook in Nederland wordt toegepast. Vanwege de vervuiling die fracking veroorzaakt, is de toepassing van deze techniek omstreden. Het Engelse ‘fracking’ is een verkorting van ‘fracturing’, wat breken, kraken betekent.
Terug naar strofe één, waarin gesteente kraakt, een ‘je’ is aangekomen en boorgruis zich als bijproduct van fracking tot bergen ophoopt. Wie is deze je, die samen met een ik, de verteller, dit gedicht bevolkt? Een bekende van de ik? De lezer? Men, mens of mensheid? Geen van deze mogelijkheden kan worden uitgesloten. Eelen speelt hier met persoonlijke voornaamwoorden.
In strofe twee wordt teruggeblikt op een reis die een ‘wij’ (de ik en de jij?) maakte naar een kust waar ooit een door een gletsjer gevoede rivier uitmondde in zee. Beide, gletsjer en rivier, zijn nu verdwenen. Zou de klif waarop ze worden gefotografeerd de ‘uitkijkpost’ in de voorlaatste strofe zijn?
Strofe drie brengt de lezer weer even terug in het nu, waarin fracking plaatsvindt, en strofe vier expliceert het doel van de eerder gemaakte reis: het achterhalen van samenhang in de wereld. Maar de oplettende lezer bespeurt onraad. Waar in woorden als ‘wetmatigheden’ en ‘navel’ (van de wereld) nog iets van (de) verlichting doorklinkt, verwijzen ‘onderwerping’ en de neerdalende ‘havik’ zonder omhaal ook naar de begerige, roofzuchtige en oorlogszuchtige mens. Binnen deze context weerspiegelt de ‘we’ in strofe vier allereerst de mensheid, die zich, zoals de geschiedenis uitwijst, de verklaring van verschijnselen en de exploitatie van haar leefomgeving tot kerntaken heeft gesteld.
In strofe vijf droomt de ik van gevolgen van de menselijke exploitatiedrift: de opwarming van de aarde, ineenzakkende ecosystemen, verlies van biodiversiteit. Ondertussen, onmachtig uitbuiting te beteugelen en adequate klimaatmaatregelen te nemen, blijven we, althans velen van ons, de schone schijn ophouden en massaal met onze camera’s de laatste wildernissen bezoeken.
Helpen we de wereld naar de verdommenis of niet? Om de zaak nog te kunnen redden is allereerst hoop nodig, vertrouwen in het mogelijk-zijn van redding. Die mogelijkheid probeert de ik zich in de afsluitende strofe in te denken: een aarde die zich heeft weten te herstellen, een wereld waarin verrijking ten koste van de leefomgeving bestreden wordt.
Begrip van het openingsgedicht van Sara Eelens Kratermond vergt speurwerk en hersenarbeid, wat de ene lezer wel (ik) en een andere niet kan waarderen. Het taalgebruik in ‘Anomalie [I]’ had van mij, een kwestie van smaak, natuurlijker gemogen, waartoe spreken uit eigen ondervinding een sleutel is. Maar al met al een verdienstelijke opening: ik lees door.

June 2, 2025
Kine Brettschreider, As Ig twee winterbomen ziett
Het openingsgedicht is het visitekaartje van elke dichtbundel, het vers dat een eerste indruk geeft van wat je als lezer te wachten staat. Daarom zullen dichters het openingsgedicht met scherpte selecteren. Chrétien Breukers had ooit een rubriek op weblog De Contrabas, Het eerste gedicht, waarin hij openingsgedichten onder de loep nam, spelde. Een bijzondere subset wordt gevormd door de openingsgedichten van debuutbundels. Het allereerste gedicht in de allereerste bundel is de stormram waarmee de kersverse dichter de deur van de openbaarheid in ramt.
Bij Uitgeverij Opwenteling verscheen in 2022 het kloeke en met zorg uitgegeven debuut van Kine Brettschreider, Trekpoptt getiteld. Uit deze bundel bespreek ik het openingsgedicht:
AS IG TWEE WINTERBOMEN ZIETTas Ig twee winterbomen ziett
lage zon in Igs rug opzij
een van twee . berk berk berk
komen zon en bomen samen . kindvragen
langzaam wachten . voorzichtig gebied
leegte noemen . vrees as Ig twee winterbomen
ziett . Ig pastt de benen gestrekt
rug tegen deurstijl . voeten de overkant
nog even en Ig staatt op
trapje af . tuin in . dahlia’s
niet droevig zijn om zware bloemen
as Ig twee winterbomen ziett
hoe dichtbij Ig ist . geen wrdn
Ig moett duidelijk zijn
in het paviljoen van het paviljoen
weett Ig wat . wilt Ig . twee winterbomen ziett
berk berk berk
dahlia’s
liguster
appelboom (1)
——————————
(1) Ig komt met de voeten tot in de appelboom. Onder de appelboom de eenden van de vijver van Afrika. Zij lusten komkommerschillen.
Een scène. De openingsscène, waarin we kennismaken met Ig. Plaats van handeling: een tuin, waarin bomen, planten, bloemen en een paviljoen staan. En er zijn eenden aanwezig. De bomen hebben hun bladeren verloren, de dahlia’s hangen en de zon staat laag. Het is eind november, begin december, schat ik.
Ig is een kind, dat de onmiddellijke nabijheid van de wereld aan het ontdekken is. We zien hem of haar zitten, benen gestrekt, tegen de deurstijl van het paviljoen. De zon zakt en draait zich achter twee kale bomen. De silhouetten, met takken als grijpgrage armen, boezemen Ig enerzijds vrees in, maar zijn anderszins onweerstaanbaar. Ig staat op en betreedt voorzichtig de ruimte, die leegte wordt genoemd, tussen hem of haar en de schaduwfiguren. Al naderend worden verwelkte bloemen gepasseerd, maar Ig laat de aandacht niet van de zwarte graaiers afleiden. Hoe dichtbij kun je komen zonder dat de betovering verbroken wordt?
Voor deze ervaring heeft Ig weliswaar nog geen woorden, maar hij of zij beseft wel dat er bij ondervinding iets van kennis – ‘van het paviljoen // weett Ig wat’ – is opgedaan.
Ig is een wonderlijke naam. Als je Ig als ‘ieg’ uitspreekt doet het denken aan het Duitse ich, dat ‘ik’ betekent. Maar gezien de gebruikte persoonsvormen zou het hier toch om een voor- of achter- of koosnaam moeten gaan. Hoewel jonge kinderen soms de neiging hebben om in de derde persoon enkelvoud tegen zichzelf te praten, ga ik er gezien het taalgebruik – de botanische kennis is groot – toch vanuit dat er een volwassen verteller aan het woord is. Mogelijk haalt deze volwassene een vroege herinnering op, die nog helder voor de geest staat. Ig zou in dat geval naar een ik van toen kunnen verwijzen, dat inmiddels op geruime afstand van het ik van nu staat. De opvallende spelling her en der – het toevoegen of weggelaten van letters waar dat niet hoort – versterken dan het beeld dat het om een jeugdherinnering draait, uit de tijd dat taal zich eigen werd gemaakt. De typische interpunctie en het achterwege laten van hoofdletters intensiveren het filmische karakter van het gedicht. De noot bevestigt tot slot het vermoeden van een volwassen verteller.
‘As Ig twee winterbomen ziett’ is, zo komt mij voor, de reconstructie van een vroege jeugdervaring, die kracht wordt bijgezet door aanwending van verschillende stijlmiddelen. Het vers lijkt bovenal het ervaren zelf tot onderwerp te hebben, de ervaring van de ervaring, die zeker bij kinderen intens kan zijn en tot een blijvende herinnering kan leiden.
Met dit knappe openingsgedicht van haar boeiende debuutbundel Trekpoptt heeft Kine Brettschreider haar visitekaartje afgegeven. Ze telt mee op poëziegebied.
