Ton van 't Hof's Blog: Ton van ’t Hof, page 7
July 26, 2025
Wie dorst Valdemar, Tonnus Oosterhoff
Een absurdistisch vers over ene Valdemar en ene Wiemand, de heimelijke reus: de één bijt, de ander slaat en beiden gaan dood, maar worden niet begraven. En dan is het verhaaltje uit, althans als het lichtknopje wordt gevonden. Uit Tonnus Oosterhoffs bundel Ja Nee (2017).

July 25, 2025
Het eiland, Paul Blackburn
Werk nog altijd aan de vertaling van Paul Blackburns cyclus ‘The Ale House Poems’ uit zijn bundel In . On . Or About the Premises (1968). Blackburns huwelijk is op de klippen gelopen en hij brengt meer tijd in zijn stamkroeg (McSorley’s Old Ale House, Manhattan) door dan thuis. Hij treurt, drinkt en schrijft. In het vijftiende gedicht uit de cyclus wordt op meesterlijke wijze de sfeer van een halflege kroeg op een zonnige namiddag, lente in aantocht, geschilderd.
HET EILANDEr staan zes kerels aan de bar
& er zitten zeven kerels aan tafeltjes
nu acht
nu negen
de zestiende gozer is naar het toilet
Matty achter de bar
George achterin .
Er heerst stilte & er worden 2 gesprekken gevoerd
soms 3 .
Het is 9 maart, half vier ’s middags
De ventilator in het raam op het oosten
maakt het meeste lawaai in deze openbare ruimte
of de kat achter me
die slaapt in het zonnetje
verbleekt tafelblad, gouden
fonkeling van bier .

Schetsboek (2)

July 24, 2025
Schetsboek (1)
Kreeg vorige week een schetsboek, penselen en een setje gouachetabletten cadeau, met als onderliggende boodschap: pak naast alle digitale ijver ook het ‘echte’ werk weer eens op. Hield vandaag voor het eerst in dertig jaar een marterharen penseel vast, wat uiteraard even wennen was, maar tegelijk bijzonder goed voelde.

July 23, 2025
Dat is geen boom, Jan-Willem Anker
Van een poëzierecensent wordt verwacht dat hij zijn goed- of afkeuring over poëzie beargumenteerd uitspreekt. Het betreft dus een gemotiveerde persoonlijke mening met een beperkte geldigheid of waarde, niet meer, maar ook niet minder.
Jan-Willem Anker debuteerde in 2005 met de bundel Inzinkingen, waarvoor hij de Jo Peters Poëzieprijs ontving. Het openingsgedicht luidt zo:
DAT IS GEEN BOOMHet is een vrouw die met haar bontjas schudt.
Als een loopvogel duwt ze de huizen omver,
wringt zich tussen stenen met haar verendos.
Dat ze haar volgelingen onder de voet loopt,
deert haar niet. Een schaafwond lacht ze weg.
Een wufte oogopslag smoort elk protest.
In de tuin verbruinen zeven van haar vingers.
Ze spreken tot elkaar in ruisende gebarentaal,
herhalen aan de grond patronen in het zwerk.
Wat een bagger. Dit vind ik een heel slecht gedicht, tenzij. Het staat in het teken van beeldspraak, draait om een boom die niet realistisch wordt omschreven maar door beelden tot uitdrukking gebracht. De boom is geen boom maar ‘een vrouw die met haar bontjas schudt’. Je probeert het je voor te stellen. Heeft de vrouw de bontjas aan of schudt ze de jas als een deken uit? Beide beelden kan ik maar moeilijk in verband brengen met een boom. Het bont doet me nog wel aan bladeren denken, maar wat moet ik met schouders, nek en hoofd van de vrouw? Vreemd gevormde boom, denk ik dan.
De beeldspraak in regels twee en drie is eveneens gezocht: ‘Als een loopvogel duwt [de vrouw = de boom] de huizen omver, [als een loopvogel] wringt [de vrouw = de boom] zich tussen stenen met haar verendos.’ Tracht je hier maar eens een denkbeeld van te vormen! Ik heb nog nooit een loopvogel (struisvogel, nandoe, emoe of kiwi) een huis omver zien duwen, of moet ik dit figuurlijk nemen: van een afstandje lijkt het alsof de loopvogel = de vrouw = de boom de huizen (kennelijk staat de boom nabij huizen) omver duwt. Staat de betreffende boom soms scheef? En wat moet ik met een loopvogel die zich met zijn verendos = vrouw die zich met haar haardos = boom die zich met zijn bladeren tussen stenen wringt? Met moeite dringt zich het beeld van een scheef staande treurwilg aan me op, in de nabijheid van huizen en met takken die hangen tot op een terras of stoep. En de vrouw uit regel één? Die schudt haar bontjas kennelijk bóven haar hoofd uit.
Tweede strofe. Over ‘volgelingen’ die door de vrouw = de boom emotieloos onder de voet worden gelopen. Het zou hier kunnen gaan over kiemplantjes die in de schaduw van de treurwilg geen kans op overleving hebben, zou. Vervolgens doet de ‘schaafwond’ me nog denken aan ontvellingen die ik zelf als jonge jongen tijdens klimpartijtjes opliep of aan boombast aanbracht, maar met de ‘wufte oogopslag’ die elk protest smoort weet ik me geen raad. Dat je tegen bomen kunt protesteren laat de rijdende rechter telkens weer zien, maar een treurwilg met een frivole blik is me toch te gortig.
De slotstrofe is vooral overbodig. De boom wordt in een tuin gezet, krijgt bruine takken, ruisende bladeren en onder zich nog wat schaduw. Het woord ‘verbruinen’ is een neologisme, gekozen naar analogie van vergelen vermoed ik, waar het woord bruinen, dat bruin worden of maken betekent, echter al bestaat. Bovendien zíjn de takken van een treurwilg (is het wel een treurwilg?) van zichzelf al bruin, het is me dus een raadsel waarom hier voor ‘verbruinen’ gekozen is. Enfin. That’s it. Een schamel gedicht. Tenzij we de titel letterlijk nemen. Tenzij dit gedicht inderdaad geen boom maar enkel een vrouw beschrijft, een heks, wicca o.i.d. Dat zou wat zijn.

July 22, 2025
22.07.2025
Het uitlezen van Philip Roths De grote Amerikaanse roman gaat een hele toer worden. Wat niet zozeer aan het onderwerp (de ondergang van een honkbalteam) maar vooral aan Roths schrijfstijl (exuberant) ligt. Ik heb 132 stomvervelende bladzijden achter de rug en nog 335 bladzijden te gaan. Zou het boek me alsnog kunnen gaan boeien? Mijn lijf vermoedt van niet. Nou dan weet ik het wel.
Herlas Tonnus Oosterhoffs bundel Ja Nee (2017), waarin een gedicht is opgenomen over laverend fietsen om slakken te missen dan wel te raken, dat me een eigen gedicht in herinnering bracht, waarin met een fiets een slinger wordt gemaakt om een kever te ontwijken. Beide gedichten zijn titelloos. Hieronder volgt eerst Oosterhoffs product en dan het mijne, dat afkomstig is uit de bundel Chatten met Jabberwacky, die in 2008 bij Stanza verscheen:
Een eeneiige tweeling fietst op een natte weg.De ene broer laveert om de slakken te missen,
de ander om er zoveel mogelijk te raken.
De twee broers achter elkaar, dat noemen we God,
naast elkaar Noodlot.
*
we zijn wezen fietsen
buiten de stad
twee subjecten door de natuur
wat is zij toch radicaal veranderd, denk ik
de natuur
slinger niet zo, zegt ze
maar ik probeerde een grote zwarte kever te ontwijken
die over het asfalt kroop, protesteer ik
het is beter om rechtdoor te rijden, zegt ze
dan heb je minder kans op ongelukken
Wat verder nog ter tafel kwam: een klassieke risotto met doperwten en varkensworst.

July 21, 2025
Aapje Pieter, Tonnus Oosterhoff
Zwart voorplat met witte en grijze letters, waartussen zich veel ruimte bevindt. Als je er langer naar kijkt, lijkt de ruimte zich naar achteren uit te strekken, ontstaat er diepte. Leegte lacht, heet de bundel, die in 2011 verscheen en gedichten van Tonnus Oosterhoff bevat.
Alvorens het openingsgedicht te bespreken haal ik het motto van de bundel aan, omdat dat zowel de titel van de bundel als het openingsgedicht in een ander licht plaatst:
‘Het artikel “Plannen kerncentrale voortzetten” (Trouw, 16-03-2011) bevat reacties uit de politiek op de kernramp in Japan. Een van de ondervraagden is het kamerlid René Leegte, VVD.
Kunnen ook vrachtwagens die op transport zijn met radioactief afval heftige overstromingen aan?
Leegte lacht: “Dat wordt een beetje sciencefiction.”’
Met ‘Leegte lacht’ wordt dus ook naar de persoon René Leegte verwezen, die, zo lees ik op Wikipedia, in 2015 opstapte als lid van de Tweede Kamer ‘vanwege het niet registreren van een nevenfunctie die raakte aan zijn portefeuille’. Leegte was fractiewoordvoerder energie, milieu en internationale handel, en pleitte in die functie voor kernenergie. Aan de kernramp van Fukushima in 2011 lag een zeebeving en een tsunami ten grondslag. Anno 2025 wordt er nog altijd radioactief bluswater in de oceaan geloosd.
Aan politici die de waarheid een draai geven zal ik never nooit kunnen wennen. Wie Oosterhoffs titelloze openingsgedicht leest zal in aapje Pieter ongetwijfeld ook knoeier Leegte herkennen, en in zijn verzorgers zijn kiezers:
Aapje Pieter klom steeds hoger.Het ging hem niet om hoger
maar om verder. Of eigenlijk
om weten. Vanonder het plafond
gooide hij met poep naar zijn verzorgers.
Het was heel smerig en hij keek er heel dom bij.
Zo zit dat in elkaar, veel preciezer kun je de politieke arena niet beschrijven.

July 18, 2025
18.07.2025
66, een driewerf hoera!
Er zit iets weerloos weemoedigs in.
Zo’n ellenlang verleden, dat bij nadere beschouwing beslist niet eenduidig zal blijken te zijn.
Een laboratorium voor emoties en morele oordelen, leerschool voor geheimen die niet in woorden kunnen worden uitgelegd.
Hou op! vandaag telt het resultaat, de wordingsgeschiedenis niet, laat ons drinken!

July 17, 2025
17.07.2025
Ik had het nodig vandaag, wat ruimte voor het onvoorspelbare, het onbestemde, dat niet álles al vastlag.
Luisterde, omdat het kon, non-stop naar de zeven afleveringen van een podcast over een Chinese porseleinen schaal: 332 minuten in totaal. Deed ondertussen karweitjes: zette plinten in de grondverf, leverde lege flessen in, schafte volle aan, haalde de auto door de wasserette en bracht een boek terug naar de Dokkumer bibliotheek.
Wat al wel vastlag: dat ook commerciële wetenschap een eigen draai aan de waarheid geven kan: de datering van de Chinese porseleinen schaal werd naar believen van de opdrachtgever aangepast.
Niet geheel onvoorspelbaar was het gat dat Pogačar op de flanken van de Hautacam met Vingegaard sloeg: een klap van ruim twee minuten: tourtje na twaalf etappes alweer gedááán.
En toen, ja, bijna te dolzinnig om te bevatten, keek ik nog naar een aflevering van B&B Vol Liefde, waarna er niets anders op zat dan peinzend en aarzelend verder te leven.
July 15, 2025
15.07.2025
Kocht 8 x Philip Roth, om de VS beter te kunnen doorgronden. Begonnen in De grote Amerikaanse roman, uit 1973, waarin honkbal en andere Amerikaanse hebbelijkheden over de hekel worden gehaald.
Roth en mijn vader zijn geboren in hetzelfde jaar, 1933, en beiden zijn 85 geworden: hun wereldbeelden móeten op punten overeenkomsten vertonen. Punten waarin ik me dan weer zou kunnen herkennen. Ook daarom dus Roth.
Witte de onderste helft van de voorkant van ons huis, met een kleine platte kwast, om de onregelmatige bakstenen en diepe voegen goed te kunnen bestrijken. Ik heb er een pijnlijke duim aan overgehouden, en een prachtig witte (RAL 9010) muur.
Luisterde tijdens het witten o.a. naar De Kopgroep, podcast over de Tour de France, waarin de 78-jarige Mart Smeets vertelde dat hij niet meer mag drinken van zijn arts. Wat me gezien Smeets’ omvangrijke lichaam, dat een bacchantische leefstijl verraadt, niets verbaasde. Maar nooit meer een biertje of een glas wijn: mijn hemel, dat nooit!
Geef mij maar een plotloos leven.
