Saskia Goldschmidt's Blog, page 5

March 7, 2017

Mijn grootste vijand

93.Woensdag 8 maart 7.57 uur

Egaal grijze onverzettelijke lucht, waar  de zwakke westenwind met geen mogelijkheid tegenop kan. Een buizerd zit op het paaltje van het hek dat toegang geeft tot het rietland. Er dobberen weer lokeenden op de plas, onbeweeglijk lijken ze vanaf hier.  Witte vogels zitten op de oever, alsof ze getuige zijn van een zwemwedstrijd die nog niet begonnen is. De vinkjes slaan hun slag onvermoeibaar de wereld in.

Een troepje kraaien buitelt wild door de lucht, niet voor niks rondom de buizerd op zijn paaltje, in de natuur zijn de kraaien de pestkoppen op het schoolplein, nooit alleen, altijd met een troepje proberen ze een eenling dwars te zitten. Vier van hen cirkelen met een ruime bocht door de lucht, om vaart te maken, draaien dan een voor een vlak boven en rakelings langs de roofvogel, die onbewegelijk, uiterlijk onaangedaan blijft zitten. Een bergeend vliegt op uit het rietland, zijn zwart-witte vleugels trekken hem omhoog, leiden hem eerst in vlot tempo mee met op de wind, dan draait hij, en met duidelijk meer moeite en zwaardere slag vliegt hij tegen de bries in, daalt, valt schommelt, heen en weer terug in het riet.

De buizerd is van zijn paaltje afgevlogen en staat nu bruin als een klont op de donkere klei. Een grauwe gans waggelt vanuit het rietland over de wei naar de oever van de mare, die nog altijd bedekt is door de vette laag bagger die eerder uit het water werd opgeschept en waaruit ik dagelijks reusachtige watermossels opdiep,  waarvan ik de opgedroogde blubber afspoel en die ik in mijn vensterbank leg, samen met de wonderbaarlijk mooi en grillig gevormde zoetwaterschelpjes en slakkenhuisjes die in de drab te vondeling liggen. Zo maak ik mijn eigen zoetwatermareverzameling.

Een grote troep meeuwen buitelt door de lucht, zwenkt, zwiert, draait en verdwijnt in hoog tempo uit zicht.

Nieuwe troepen komen langs, honderden vliegen naar het westen.

De buizerd is verdwenen, de gans staat nog altijd met gestrekte nek aan de mare, alsof hij de boel bewaakt. Gisteren fijn gelopen naar het rietland en een slechte schrijfdag gehad. Geen steek opgeschoten. Opeens weer twijfel aan alles. Onzekerheid is mijn allergrootste vijand. Altijd geweest. 8.18 uur

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on March 07, 2017 23:39

March 5, 2017

Dagboek: blij om wat ik niet ben.

Maandag 6 maart 7.44 uur

Een egaal grijze lucht. De horizon is versluierd, vage contouren van fabrieksschoorstenen en bobbelige bosjes doemen lusteloos op achter een waterdamperige mist.

Een knobbelzwaan vliegt met krachtige vleugelslag en met een langgestrekte hals met kronkelknik laag over het land naar het oosten, doelbewust, alsof hij ergens op uit is. De vinkjes, koolmeesjes en merels tieren buiten alsof ze daarmee de grauwigheid verjagen kunnen. Onverschillig druipen de windvaantjes naar beneden, de takken van de acacia bewegen geen greintje, op de grijze vlakke plas in de verte dobberen wat eenden, eveneens bewegingsloos. In deze grijze ochtend vibreert de mismoedigheid terwijl de vogeltjes er dapper op los kwinkeleren om de lente op gang te jagenen de wind te activeren die de onverzettelijke grijze lucht verwaaien kan en voor een blauwe hemel zou kunnen zorgen, waarin wat bloemkoolwolken zouden voortjagen, een wind die wat beweging brengen kan in dat land dat de adem inhoudt. Er staat een gans tegen de rietkraag aangeplakt, de grauwwitte borst van hem steekt af tegen de verstarde bronzen pluimen, hij staat daar doelloos, foerageert niet, speelt zijn chagrijnige rol op dit schilderij van onbeweeglijkheid.

Een gans vliegt over, met een grote cirkel zwenkt hij over het rietland en verdwijnt, uitgestrekte hals, snelle vleugelslag, weg van hier. Een kraai krast zijn somberheid de wereld in, het koolmeesjesgekwetter kwinkeleert er wat vrolijkheid tegenin, de vinkjes zorgen voor ritme. Als je de ogen sluit is het alom lente, maar voor me ligt een grauw landschap in nevelen, dat er niet over piekert vriendelijk te worden, zich te gaan baden in het zonlicht. Het houdt stug vast aan grijze stilstand, waarin de sprietjes van de wintertarwe nog altijd iel en onbeduidend zijn. Maar het schrijven vordert. En wat ben ik blij dat ik geen lijsttrekker ben. 8.04 uur


 

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on March 05, 2017 23:24

February 9, 2017

Ibga: Dus pas ik.

Woorden zijn belangrijk bij het opbouwen van een nieuw bestaan. Ik besloot  mijn nieuwe leven een alcoholvrij leven te noemen en geen alcoholloos leven, want dat laatste impliceert verlies en het eerste geeft ruimte. Niet dat het alcoholvrije leven direct gerealiseerd is, de formulering een alcoholvrij leven beschrijft een streven, een doel waarnaar men toe werkt.

In het begin is het hard werken, nooit geweten dat je zo druk kunt zijn met iets niet te doen. Bewustwording van gedrag is de eerste stap naar bevrijding, en elke ochtend begon met een inschatting van de hindernissen die opdoemde aan het eind van de middag en met het formuleren van de manier waarop ik die tegemoet zou treden. Daarbij kwam deelname aan de Ikpasactie van pas. Ikpas is een initiatief om de drinkende medemens bewust te maken van zijn alcoholconsumptie en stelt zijn deelnemers voor de tradionele Vastenperiode, van Aswoensdag tot Paaszondag, alcoholvrij door te brengen. Op de site tal van tips, aanmoedigingen en ervaringen. Ik schreef me in, elke vorm van commitment aan een voorgenomen besluit bekrachtigt immers het voornemen, ik volgde een aantal van hun tips en ik kocht zelfs voor tweevijftig een oerlelijk plastic armbandje, waarschijnlijk voor drie cent gefabriceerd in een gruwelfabriek in China, waarop met witte letters Ikpas stond en ja, ik heb het zes weken lang gedragen. Het armbandje was deels   de elektronische enkelband van een gevangene, deels een trouwring. Een nkelband omdat ik me met dat ding beschermde tegen terugval, want als ik met zo’n bandje om een glas wijn in de hand zou nemen, zou ik echt een looser zijn. Dan was ik een wandelende demonstratie van onvermogen. En om nou op een feestje of in het café dat bandje stiekem weg te moffelen, dat was voor mij van een onbestaanbare treurigheid, alsof je een trouwring afdoet als je van plan bent vreemd te gaan. Dat doe je niet. Dus ja, dat verrekte bandje hielp me in die eerste weken om mezelf te leren dat ik op weg was een alcoholvrij mens te worden. Een blauwkous, zoals ik in mijn sombere momenten dacht.

En toen was daar het Boekenbal en ik was er ook nog voor uitgenodigd. Dat is elk jaar maar de vraag, als je geen bestsellerschrijver of BNer bent. Maar in 2016 lag daar een persoonlijke uitnodiging in de bus. Het  was de eerste reusachtige vuurproef: alcoholvrij op het grootste Nederlandse literaire zuipfeest, hoe zou me dat afgaan? Het is bijna alsof je als geheelonthouder naar een Oktoberfest gaat, of het Carnaval op een spaatje doet.

Een bekende strategie bij het afleren van ingesleten gedrag is het vermijden van moeilijke situaties, maar nee, veel te blij dat ik uitgenodigd was. En dus ben ik gegaan. Hoe dat was? Daarover volgende keer echt meer.


Voor wie geïnteresseerd is in de Ikpasactie, die begint weer op 1 maart:

Ikpas.nl


 

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on February 09, 2017 01:15

Ik ben geen alcoholist. Dus pas ik.

Woorden zijn belangrijk bij het opbouwen van een nieuw bestaan. Ik besloot  mijn nieuwe leven een alcoholvrij leven te noemen en geen alcoholloos leven, want dat laatste impliceert verlies en het eerste geeft ruimte. Niet dat het alcoholvrije leven direct gerealiseerd is, de formulering een alcoholvrij leven beschrijft een streven, een doel waarnaar men toe werkt.

In het begin is het hard werken, nooit geweten dat je zo druk kunt zijn met iets niet te doen. Bewustwording van gedrag is de eerste stap naar bevrijding, en elke ochtend begon met een inschatting van de hindernissen die opdoemde aan het eind van de middag en met het formuleren van de manier waarop ik die tegemoet zou treden. Daarbij kwam deelname aan de Ikpasactie van pas. Ikpas is een initiatief om de drinkende medemens bewust te maken van zijn alcoholconsumptie en stelt zijn deelnemers voor de tradionele Vastenperiode, van Aswoensdag tot Paaszondag, alcoholvrij door te brengen. Op de site tal van tips, aanmoedigingen en ervaringen. Ik schreef me in, elke vorm van commitment aan een voorgenomen besluit bekrachtigt immers het voornemen, ik volgde een aantal van hun tips en ik kocht zelfs voor tweevijftig een oerlelijk plastic armbandje, waarschijnlijk voor drie cent gefabriceerd in een gruwelfabriek in China, waarop met witte letters Ikpas stond en ja, ik heb het zes weken lang gedragen. Het armbandje was deels   de elektronische enkelband van een gevangene, deels een trouwring. Een nkelband omdat ik me met dat ding beschermde tegen terugval, want als ik met zo’n bandje om een glas wijn in de hand zou nemen, zou ik echt een looser zijn. Dan was ik een wandelende demonstratie van onvermogen. En om nou op een feestje of in het café dat bandje stiekem weg te moffelen, dat was voor mij van een onbestaanbare treurigheid, alsof je een trouwring afdoet als je van plan bent vreemd te gaan. Dat doe je niet. Dus ja, dat verrekte bandje hielp me in die eerste weken om mezelf te leren dat ik op weg was een alcoholvrij mens te worden. Een blauwkous, zoals ik in mijn sombere momenten dacht.

En toen was daar het Boekenbal en ik was er ook nog voor uitgenodigd. Dat is elk jaar maar de vraag, als je geen bestsellerschrijver of BNer bent. Maar in 2016 lag daar een persoonlijke uitnodiging in de bus. Het  was de eerste reusachtige vuurproef: alcoholvrij op het grootste Nederlandse literaire zuipfeest, hoe zou me dat afgaan? Het is bijna alsof je als geheelonthouder naar een Oktoberfest gaat, of het Carnaval op een spaatje doet.

Een bekende strategie bij het afleren van ingesleten gedrag is het vermijden van moeilijke situaties, maar nee, veel te blij dat ik uitgenodigd was. En dus ben ik gegaan. Hoe dat was? Daarover volgende keer echt meer.


Voor wie geïnteresseerd is in de Ikpasactie, die begint weer op 1 maart:

Ikpas.nl


 

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on February 09, 2017 01:15

February 7, 2017

Ibga: Hunkeren

Mijn besluit was genomen. Ooit ben ik eerder een tijd gestopt met drinken, jaren geleden. Na twaalf maanden onthouding begon ik weer met af en toe zo’n heerlijk glaasje godendrank (zo’n glaasje heeft vaak de vorm van een enorme bel, maar dat terzijde). Het ging een paar weken perfect,  maar verrassend snel zat ik weer aan mijn gewoonte van twee, drie glazen wijn per dag. Ergens las ik dat een verslaafde, aangemeld bij de AAA,  pas na twee jaar onthouding zijn medaille krijgt, kennelijk kost het zo lang om ingesleten gedrag af te leren.

Dus nam in een rigoureus besluit. Ik ging stoppen met alcohol, niet een maand, niet een jaar, twee jaar minimaal. En die twee jaar zei ik alleen maar om het wat minder definitief te maken, want ik wist heus wel dat een verslaafde in de krochten van zijn ziel altijd verslaafd blijft en de enige remedie is om voorgoed van het verleidelijke spul af te blijven.

Het was begin februari 2016 toen ik stopte, de goede voornemens van het nieuwe jaar waren in de eerste maand samen met de laffe natte sneeuw weggedropen, dat minimaliseren van de drank lukte me niet.

Vanaf de eerste dag dat ik stopte, 8 februari, vertelde ik iedereen dat ik gestopt was met drinken. Ik ben een vrouw die haar trots koestert en hoe moeilijk het ook was om die dagelijkse portie wijn te laten staan, nog erger dan niet drinken was voor mij de gedachte dat de mensen om mij heen, zij die me lief zijn, zouden zien dat ik zo verslaafd was, dat ik mijn zo serieus uitgesproken voornemen om niet meer te drinken, niet waar zou kunnen maken. En stiekem gaan drinken, zij die ik lief heb en mezelf bedriegen, nee, dat heb ik nooit gedaan.

Het tweede wat ik deed, een tip van de site van de Jellinekkliniek, was stilstaan bij de risicovolle momenten in mijn leven en daar een plan voor maken. In welke situaties dreigde ik te zwichten voor de nectar?  Aanvankelijk was elke middag 17.30 uur een moment vol risico, waarbij de drang, de drift zich zeurend, jengelend, hunkerend aandiende en die ik begroette met een vilein: daar ben je weer, kreng en vervolgens dat hunkerkreng dapper te lijf ging met het kopje thee of spa of tomatensap.  Mijn stemming daarbij was een combinatie van trots, omdat ik niet zwichtte, vermengd met  lichte walging, want mijn toekomst strekte zich voor me uit als een vreugdeloos moeras, een poel van saaiheid en braafheid en gelijkmatigheid. Het was rouw, pure rouw, het was de pijn van het afscheid, het voorgoed afstand doen van het genot, van de lichte roes, van de extra kleur die alcohol aan het eten, het samenzijn met anderen, aan het leven zelf gaf.

Ik ontdekte dat de hunkering naar drank bij mij deels samenging met trek  krijgen en dat het hielp om iets te eten, de trek te lijf te gaan, zeker voordat ik afreisde naar een risicovolle onderneming als een borrel, een boekpresentatie, een etentje waarbij het eten nog lang niet op tafel zou worden gezet. Al die momenten die beginnen op dat verrekte uur, dat moment dat de drang, de drift, de hunkering op zijn sterkst is.

Ik wist dat het belangrijk was me vooraf te realiseren dat het moeilijke momenten zouden zijn en dat dat niet erg was, dat het smachten na een half uur voorbij ging. Ik wist en hield me zelf voor dat als ik me dat halve uur  maar tot spa beperkte ik mezelf alweer een dag gered had. Dag na dag, zo doe je dat, met afscheid nemen, met rouw.

En het hielp ook daar, bij al die etentjes en presentaties zodra me drank werd aangeboden, te verkondigen dat ik  niet meer dronk. Trots is voor mij een belangrijke motor tot verandering gebleken.


Volgende keer: Hoe kwam ik  alcoholoos het Boekenbal door? En is het dan nog leuk…?


 

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on February 07, 2017 00:11

Ik ben geen alcoholist. Hunkeren

Mijn besluit was genomen. Ooit ben ik eerder een tijd gestopt met drinken, jaren geleden. Na twaalf maanden onthouding begon ik weer met af en toe zo’n heerlijk glaasje godendrank (zo’n glaasje heeft vaak de vorm van een enorme bel, maar dat terzijde). Het ging een paar weken perfect,  maar verrassend snel zat ik weer aan mijn gewoonte van twee, drie glazen wijn per dag. Ergens las ik dat een verslaafde, aangemeld bij de AAA,  pas na twee jaar onthouding zijn medaille krijgt, kennelijk kost het zo lang om ingesleten gedrag af te leren.

Dus nam in een rigoureus besluit. Ik ging stoppen met alcohol, niet een maand, niet een jaar, twee jaar minimaal. En die twee jaar zei ik alleen maar om het wat minder definitief te maken, want ik wist heus wel dat een verslaafde in de krochten van zijn ziel altijd verslaafd blijft en de enige remedie is om voorgoed van het verleidelijke spul af te blijven.

Het was begin februari 2016 toen ik stopte, de goede voornemens van het nieuwe jaar waren in de eerste maand samen met de laffe natte sneeuw weggedropen, dat minimaliseren van de drank lukte me niet.

Vanaf de eerste dag dat ik stopte, 8 februari, vertelde ik iedereen dat ik gestopt was met drinken. Ik ben een vrouw die haar trots koestert en hoe moeilijk het ook was om die dagelijkse portie wijn te laten staan, nog erger dan niet drinken was voor mij de gedachte dat de mensen om mij heen, zij die me lief zijn, zouden zien dat ik zo verslaafd was, dat ik mijn zo serieus uitgesproken voornemen om niet meer te drinken, niet waar zou kunnen maken. En stiekem gaan drinken, zij die ik lief heb en mezelf bedriegen, nee, dat heb ik nooit gedaan.

Het tweede wat ik deed, een tip van de site van de Jellinekkliniek, was stilstaan bij de risicovolle momenten in mijn leven en daar een plan voor maken. In welke situaties dreigde ik te zwichten voor de nectar?  Aanvankelijk was elke middag 17.30 uur een moment vol risico, waarbij de drang, de drift zich zeurend, jengelend, hunkerend aandiende en die ik begroette met een vilein: daar ben je weer, kreng en vervolgens dat hunkerkreng dapper te lijf ging met het kopje thee of spa of tomatensap.  Mijn stemming daarbij was een combinatie van trots, omdat ik niet zwichtte, vermengd met  lichte walging, want mijn toekomst strekte zich voor me uit als een vreugdeloos moeras, een poel van saaiheid en braafheid en gelijkmatigheid. Het was rouw, pure rouw, het was de pijn van het afscheid, het voorgoed afstand doen van het genot, van de lichte roes, van de extra kleur die alcohol aan het eten, het samenzijn met anderen, aan het leven zelf gaf.

Ik ontdekte dat de hunkering naar drank bij mij deels samenging met trek  krijgen en dat het hielp om iets te eten, de trek te lijf te gaan, zeker voordat ik afreisde naar een risicovolle onderneming als een borrel, een boekpresentatie, een etentje waarbij het eten nog lang niet op tafel zou worden gezet. Al die momenten die beginnen op dat verrekte uur, dat moment dat de drang, de drift, de hunkering op zijn sterkst is.

Ik wist dat het belangrijk was me vooraf te realiseren dat het moeilijke momenten zouden zijn en dat dat niet erg was, dat het smachten na een half uur voorbij ging. Ik wist en hield me zelf voor dat als ik me dat halve uur  maar tot spa beperkte ik mezelf alweer een dag gered had. Dag na dag, zo doe je dat, met afscheid nemen, met rouw.

En het hielp ook daar, bij al die etentjes en presentaties zodra me drank werd aangeboden, te verkondigen dat ik  niet meer dronk. Trots is voor mij een belangrijke motor tot verandering gebleken.


Volgende keer: Hoe kwam ik  alcoholoos het Boekenbal door? En is het dan nog leuk…?


 

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on February 07, 2017 00:11

February 5, 2017

Ik ben geen alcoholist. Toch?

Een wijntje, een biertje, ook ik hield, zoals bijna iedereen in mijn omgeving, van een alcoholische versnapering op zijn tijd. Alleen was dat bijna elke avond, zo rond een uur of half zes. Ik dronk me niet klem: twee, drie glaasjes, voor en tijdens het eten, meer was het niet, tenzij er een feestje was, of een heel gezellig etentje, dan kon het oplopen tot vijf, maximaal zes. Jarenlang genoot ik met veel plezier van de Montepulciano, de Pino Grigio, de Barbera zonder ergens last van te hebben. Ik was een vrouw die goed tegen drank kon, een stoer wijf.

Maar gaandeweg veranderde dat. Steeds vaker werd ik na het drinken van meer dan twee wijntjes (verkleinwoordjes zijn een probaat middel om de pijnlijke confrontatie met de waarheid te vermijden) ’s nachts wakker met een droge mond, soms met hartkloppingen, had moeite weer in te slapen en de volgende morgen had ik een moe lijf en een duf hoofd.

Dus nam ik het besluit minder te drinken. Vaker niet te drinken. Alleen in het weekend en niet door de week. Niet als ik alleen was. Nooit meer dan twee glaasjes.

Jammer genoeg werkte dat vaak niet. Dan was ik ’s morgens vastbesloten het die avond het gewoon bij thee of spa te houden. Maar dan werd het vijf uur, half zes, zes uur en dan verdampte dat goeie voornemen als de stoom uit de ketel voor dat verrekte kopje thee. Ach, één wijntje, of, nou ja twee, waarom niet. Het is zo lekker, ik heb er zin in, het is gezellig, ik heb het verdiend, het is gewoon genieten, ik heb het al zo zwaar. Wat zijn er toch ongelooflijk veel goede redenen om er toch maar weer eentje in te schenken. Eentje, of nou ja, twee dan. Of drie.

Alleen als ik moest rijden of als ik moest optreden, dan dronk ik geen druppel en kostte me dat ook geen moeite. Dat was toch een teken dat ik niet verslaafd was. Ik had er nog altijd controle over, ik vertoonde geen risicovol gedrag, ik bracht niemand in gevaar en op mij kon men rekenen.

Toch zat het me niet lekker dat ik me soms voornam niet te drinken en dat me dat dan verdomme niet lukte. Soms wel hoor, een of twee of drie dagen, maar dan ging ik weer voor de bijl, want donderdag is toch al bijna weekend, of zo. En toch wist ik het zeker: ik was geen alcoholist, ik was toch gewoon een gezellige drinker, zoals bijna iedereen die ik ken?


Maar de onrust over mijn alcoholgebruik hield aan, en daarom bezocht ik, met een gevoel van gêne, de site van de Jellinekkliniek. En daar stond klip en klaar dat je als vrouw waarschijnlijk een alcoholverslaving hebt als je meer dan veertien glazen per week drinkt. Was ik maar een man geweest, die zijn pas verslaafd met meer dan eenentwintig glazen.

Een confronterend websitebezoekje, ook toen ik de test daar achteraan deed. Ik kon er niet langer omheen, ik wilde niet langer de kop in het zand te steken, ik moest het beest in de vertroebelde ogen kijken; ja, ik was verslaafd aan alcohol. En mijn lichaam protesteerde, zwakjes maar consistent. Ik geloofde dat mijn lever me probeerde te vertellen dat het genoeg was geweest, dat hij niet meer zo verder kon. Goldschmidt, zei mijn lever, ik stelde me voor dat hij een klein, zuinig, Trumpachtig mondje had, the party is over. Als je nog even door wilt en dat kan nu eenmaal niet zonder mij, en op een beetje prettige manier, dan moet je rekening met me gaan houden. Zo kunnen jij en ik niet door. Ik heb lang genoeg al die rotzooi voor je afgebroken, ik moet het wat kalmer aan gaan doen, de jaren beginnen te tellen, dus stoppen met die alcohol. Nu.


Ik ben een gehoorzaam mens, tenminste, tegenover mijn organen. Zonder hen ben je tenslotte niks. En dus ben ik gestopt, op acht februari 2016. Hoe dat in zijn werk is gegaan, wat ik tegen ben gekomen en hoe ik mezelf geholpen heb om het die eerste maanden, want die zijn het lastigst, vol te houden, daarover een volgende keer.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on February 05, 2017 06:01

December 17, 2016

Dagboek van een landschap: Escher is hier nooit ver weg

41. Zaterdag 17 dec. 8.47 uur


Vezelig grijs wolkendek. In de grauwe deklaag zijn wolkenvegen en schapenwolkjes te ontdekken. Ik was zojuist even buiten, geen zuchtje wind, het land houdt de adem in. Het heeft iets geheimzinnigst, dit weidse land, zo dicht bij de zee, waarop niets beweegt. Ja toch, nog geen vijftien meter van me vandaan stond een reetje in het wintertarweveld. Hij zag mij, ik keek naar hem, minutenlang keken we elkaar aan, hij  klein en grijsbruine vacht, fluwelen oren en donkere ronde ogen en zwarte neus, een wild dier met de kop van een knuffelbeest, en ik, in mijn dunne zwarte pyjama, met daarover mijn donkerrode wollen vest, en dikke sokken in ribsloffen. Voor het reetje misschien een heel merkwaardige verschijning. We bekeken elkaar zonder dat we bewogen. Ook wij waren als levenloos, versteend. img_0224 Toen draaide hij zijn kop en galoppeerde in een zacht drafje weg. Daarna verscheen een tweede ree van rechts achter het huis en ook hij liep het tarweveld op. Het was een groot exemplaar, en hij liep mank, zijn linkervoorpoot was stijf. Elke stap die hij deed zag eruit of het pijn deed. Hij zag me niet, hij was gericht op de groene toefjes wintertarwe, snuffelde met zijn snuit tussen de plukjes en strompelde langzaam en ongemakkelijk over het veld in dezelfde richting als waarin de eerste ree verdwenen was.


Het lijkt of het vandaag niet licht wil worden. Het is een kenmerkende donkeredagenvoorkerstmisdag. Alsof de zon het heeft opgegeven, niets van zijn licht dringt door het wolkendek heen en daarmee is het groen, het bruin, het geel in een moedeloze dofheid gedompeld. Het land is veroverd door miljoenen druilerige druppeltjes die met elkaar een sombere mist vormen waarin elk vergezicht verwatert. Het is niet koud, het is niet guur, maar het is ook alles behalve behaaglijk. De kleivoren zijn doordrenkt met vocht, als de zon zou schijnen zouden ze glimmen, nu zijn de toppen van de voren alleen maar lichter dan de diepe insnijdingen zelf.


Gisteren liep ik met F. door het rietland. Ik hoopte hem de baardmannetjes te kunnen laten zien, maar ze leken er niet te zijn. Wel veel eenden; wintertalingen, wilde eenden, toppers, smienten, kuifeenden, die alle bij ons toch ingetogen naderen opschrokken en vanuit het riet opschoten, om in de eigen groep kunstige choreografieën in de lucht te maken. De zon scheen en afhankelijk van hun vliegrichting was er de een na de andere prachtige compositie te zien, het deed me denken aan de houtsnede Dag en nacht van Escher. Hij moet de inspiratie voor zijn werk uit het kijken naar zwermen vogels gehaald hebben. Met iedere zwenking op de thermiek veranderde de gehele zwerm van kleur; wat begon als een zwerm donkere vlinderachtige zwenkende vogels met spitse vleugels, veranderde als bij toverslag in wit gekleurde vlinderachtigen, witte buiken die schitterden in het licht van de zon, vleugels waar het felle licht doorheen leek te schijnen en die deden denken aan libellevleugels. Tot de volgende snelle zwenking en de dag weer nacht werd, het was een aaneenschakeling van wonderbaarlijk mooie metamorfoses.

Toen de smienten opvlogen vlamde het groen van hun vleugels heftig in het zonlicht, het zachte geruis van het vliegen en het ontbreken van een alarmroep droeg bij aan de geheimzinnige sfeer. Een choreografie zonder muziek, de thermiek bepaalde het ritme.

We zagen een buizerd klassiek op een paaltje zitten en bij ons naderen traag en onwillig opvliegen, waarna hij zich, het leek mokkend, met een paar vleugelslagen langzaam over het land naar een volgend paaltje begaf, waar hij verveeld weer ging zitten.

Vijf reetjes stonden in het kleiveld, bevroren silhouetten tegen het felle licht van de zon, hun nekken gedraaid, het zou zo een kersttafereel van porselein kunnen zijn. Soms lijken de uitzichten hier pure kitsch te zijn, maar het is in alle opzichten echt en geen smakeloze imitatie van een geromantiseerde, niet bestaande werkelijkheid.


Nu, op deze grauwe ochtend, vliegt een troep vogels hoog door de lucht. Voor mij, toch nog altijd een vogelleek, te hoog en te ver weg om ze te kunnen herkennen. Ik denk dat het eenden zijn, ze vliegen in een lange rommelige lijn die verandert in een eclips, dan vormen ze een soort vissenfiguur in de lucht. Het voorste troepje vogels dat dicht op elkaar vliegt, een donker propje fladderende massa, houdt vaart in, waardoor een ander stel de koppositie inneemt. Het donkere troepje lijkt op te gaan in de groep vlak na de kop, maar komt daaronder weer tevoorschijn en herneemt dan de koppositie weer. Ik kan snappen dat ze afwisselen, dat doen wielrenners ook, maar ik snap niet zo goed waarom ze zo snel weer terug op kop gaan. Misschien is dit alles nog spielerei en wordt er geoefend voor een eventuele grote trek, als het echt koud gaat worden?

De lucht verandert niet en er is geen wind om de bewolking vooruit te blazen. Het is een grijze dag en dat is het. 9.22 uur

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on December 17, 2016 06:15

December 1, 2016

Dagboek van een landschap: Baardmannetjes en zo..

Dinsdag 29 november, 16.48 uur Net terug van een wandeling naar het rietland. Het vroor licht, de zon hing laag en scheen fel op het riet dat vurig leek te vlammen. In de twee meter hoge halmen, dicht op elkaar groeiend, kon ik door mijn kijker een groep baardmannetjes zien, kleine vogeltjes met lange staarten die zich met hun tengere pootjes aan de stengels klemden en zo heen en weer zwiepten en in de toppen van de halmen klommen terwijl ze zacht ketsende geluidjes maakten. Ik stond niet ver van ze af, ze leken me niet te zien of ze trokken zich niets van me aan. Of zouden ze me zo langzamerhand kennen en als ongevaarlijk beoordelen? De vier patrijzen die direct daarna schreeuwend opstoven waren in elk geval nog niet aan me gewend. Verontwaardig kwetterend verdwenen ze, met gonzende vleugelslag. Twee torenvalkjes spoedden zich snel over het land, in het steeds scheller wordende licht van de ondergaande zon. De vlammende rietstengels stonden langs het staalgrijze, bewegingsloze, bevroren wateroppervlak. Het vlies van ijs zag eruit als een rimpelig masker op een gezicht.

Een reusachtige kiekendief, met brede donkere vleugels, zwarte handpennen en lichte borst schoof in glijvlucht laag over het land, de vleugeluiteinden omhoog. Ik zag hem eerder vandaag vanuit mijn raam recht op het huis afvliegen.

Ongeveer vijftig toppers met hun donkere koppen hadden zich verzameld in het stukje open water van de verder bevroren plas en toen ik naderde vlogen ze, zonder een geluid te geven op, zwenkten, waardoor hun donkere kleed met witte vleugelstreep in het zonlicht glansden, keerden als marionetten door één hand geleid tegelijkertijd om, waardoor hun lichte onderkant schitterde in het zonlicht. Daarna vlogen ze,  grote cirkels makend, over het land, steeds afwisselend hun vleugels bewegend en dan weer zwevend, een prachtige choreografie in doodse stilte, geleid door een onhoorbaar en onzichtbare thermiek, alleen het zacht geraas van hun vleugels was te horen.

De zon zakte snel, de lucht was  fel roodgeelpaars gekleurd, het hele land leek beschenen door een spot die in een hoerenkast niet zou misstaan, daarna verdween de glimmende kogel achter de horizon, haar knallende kleuren achterlatend. Direct daarna was de kou van de wind en de vorst te voelen. In de snel opkomende schemer liep ik over de hardbevroren klei en de knisperende grassprieten naar huis, mijn huid tintelend van de kou, zielstevreden over de pracht waarin ik hier steeds mag verkeren.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on December 01, 2016 04:32

October 30, 2016

Dagboek van een landschap: landschapspijn

Voor het schrijven van een nieuw boek verblijf ik sinds begin oktober op het Hogeland van Groningen. Elke dag beschrijf ik, ’s morgens bij het opstaan, wat ik zie als ik uit mijn raam kijk, en ook wat de associaties die ik erbij heb.  Dit is mijn 16de dagboekfragment.


Zondag 30 oktober 7.58 uur

Wintertijd. De lucht is pastel. Witgrijze wolkenvelden afgewisseld met reepjes blauwe lucht. Hoe verder weg, hoe meer verschillende kleuren, dunnere wolkenflarden, hoe dichter bij het huis, hoe zwaarder en grijzer en dikker de bepakking boven het land hangt.


De knalblauwe tractor rijdt over het voormalig bietenveld, erachter het oranje ploegapparaat met de vogelmessen, scharen genaamd. De trekker wordt bereden door de oude boer met het kalende achterhoofd waarop een zwart bosje haar is achtergebleven dat me doet denken aan een Hitlersnorretje dat aan de verkeerde kant zit. De boer stapt aan de rand van het veld van de trekker af. Met gekromde rug buigt hij zich over de aansluiting van het ploegapparaat op de trekker, draait iets aan en stapt weer op,  haalt de ploeg omhoog, draait de trekker en begint aan de volgende vore.


Ik beschrijf nu al bijna drie weken elke morgen wat ik hierbuiten, vlak voor mijn raam zie gebeuren. Ik kijk met onervaren, stadse ogen. Ben geneigd te denken dat ik naar natuur kijk, omdat ik een weidse groene vlakte zie, en bruine klei en een rietkraag, en grazende reeën en buizerds en witte reigers. Maar iemand die is opgegroeid op dit land, ziet wat er niet meer is, mist dat wat er is opgeofferd omdat de economie dat nu eenmaal vereist. Daarnaast realiseer ik me dat elk mens alleen datgene ziet dat hem interesseert. Wat je kent kun je herkennen. Waarvan je geen weet hebt, filter je weg. Ik vertelde toen ik hier voor het eerst kwam kijken aan iemand hier in de buurt dat ik graag vogels kijk en zij antwoordde dat haar dat niet interesseerde en dat die hier niet waren. Vanaf de eerst dag zie ik hier voortdurend buizerds, valkjes, spreeuwen, roodborstjes, kraaien, ganzen, meeuwen, mussen, een koperwiek, nou ja, alles wat ik hier in dit Dagboek van een landschap dagelijks beschrijf. Dat sterkt me in het idee dat je niet ziet wat je niet interesseert of wat je niet kent. Dus zie ik, hoewel ik nu dagelijks ongeveer een uur hetzelfde kleine stukje land bekijk, ook heel veel niet. Ik ben zeer geïnteresseerd in dat wat ik niet zie. Dat is waarom ik graag samen over het land loop met mensen die hier wonen en die hier werken en die me kunnen wijzen op mijn blinde vlekken. Vandaag ga ik met F. die samen met zijn partner een prachtig voormalige boerderij aan het eind van het betonpad bewoont, een wandeling door het land maken, langs de Hoogepandstermaar, een watertje waarvan ik hier vooral de rietkraag zie.


Zwaar gebrom kondigt een tweede trekker aan, die langs het huis het land oprijdt, de blauwe trekker tegemoet, ze kruisen elkaar rakelings. De scherpe vorkstelen zijn waarschijnlijk fresen, die mengen de grond, de wals erachter is de eggenrol, die werkt  de plantenresten door de grond, verkruimelt de grond en drukt de bovenlaag aan. Kijk, zo leer ik langzaam te zien wat zich hier voor mijn neus afspeelt.


Een paar dagen geleden had ik een gesprek met een jonge boer en boerin, ik schreef al over hen. Hij vertelde me dat de meeste boeren het land zo intensief mogelijk bewerken, met kunstmes bezaaien om vier keer per jaar te maaien. Maar door die kunstmest en de snelle groei bevat het gras zo goed als geen mineralen en daarom is er krachtvoer nodig. Het is ook door het gebruik van kunstmest dat de velden strak groen zijn, dat er geen kruiden en bloemen in groeien, waardoor bijen en weidevogels er geen voedsel kunnen vinden. Hij betreurde het verdwijnen van de kemphaan, en het feit dat er zo weinig grutto’s over zijn. Hij noemde het begrip Landschapspijn, en verwees me naar een NOS-filmpje waarin Jantien de Boer geciteerd wordt, die in de Leeuwarder Courant een column schreef waarin ze deze term introduceerde. Het is de pijn die ze voelt als ze tegenwoordig over het Friese land loopt en ziet hoe de diversiteit in flora en fauna is verdwenen. Geen veldleeuweriken meer, en andere vogels zoals de grutto, de scholekster, de kieviten, ze verminderen allemaal in rap tempo. De ecoloog Frank Berendse noemt in hetzelfde filmpje de strakgroene weiden groen asfalt. Het zijn doodse vlaktes, waaruit al het leven geknepen is en iedere oneffenheid verwijdert wordt: bruggetjes gesloopt, sloten dichtgegooid, alles om de toegankelijkheid voor de steeds grotere landbouwmachines te verbeteren. Het was mooi om van A. te horen hoe hij als jonge boer van zesendertig jaar, al twintig jaar aan het boeren, reflecteerde op zijn bedrijfsvoering en zich afvroeg of het niet anders moest. Tegelijkertijd hamerde zijn even jonge en enthousiaste vrouw erop dat je met romantiek geen bedrijf kunt leiden. Dat er economische resultaten behaald moesten worden. Een prachtige illustratie van de dilemma’s van boeren en de samenleving in een gezin. Het waren open mensen, sterk, slim, met een hele eigen en persoonlijke stijl. Ik vond het een voorrecht met hen te praten.


Er hangt inmiddels een grijze wolkendeken boven het land, alleen verderop bij de horizon is het lichter. Als er mensen op het land werken, zijn er weinig dieren te zien.Het lijkt erop of de meeste ganzen vertrokken zijn. Ze overnachten in elk geval niet meer in het veld hier en ze vliegen ’s morgens ook niet meer in grote getale naar de Dollard toe. Het jachtseizoen is geopend. Ik hoop dat er wat reetjes overblijven. 8.34 uur

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on October 30, 2016 08:21

Saskia Goldschmidt's Blog

Saskia Goldschmidt
Saskia Goldschmidt isn't a Goodreads Author (yet), but they do have a blog, so here are some recent posts imported from their feed.
Follow Saskia Goldschmidt's blog with rss.