Ton van 't Hof's Blog: Ton van ’t Hof, page 40
April 2, 2023
Een gouwe ouwe
April 1, 2023
Nooit niet opgeven
Over The Populating Of The Field van Genji Amino
Bij een conceptuele tekst draait het om het concept dat er aan ten grondslag ligt, de uitwerking ervan is van secundair belang. Daarom wordt in een conceptuele tekst ook vaak, in een voor- of nawoord, afzonderlijk aandacht aan het concept geschonken. Soms ligt het concept er duimendik bovenop en is uitleg overbodig.
Maar wat moet je nu met een conceptuele tekst waarvan het concept onduidelijk is?
In de reeks ‘1000 Books by 1000 Poets’ verscheen The Populating Of The Field van de Amerikaan Genji Amino. Ruim 350 pagina’s dik en print-on-demand verkrijgbaar. In dit boek komt het woord ‘conceptualism’ op vrijwel elke bladzijde een of meerdere keren voor. Het conceptualisme is overduidelijk het onderwerp van deze meanderende, associatieve tekst, die gekant lijkt te zijn tegen elke vorm van betekenisgeving. Ik citeer een exemplarisch stukje:
‘What is the character of conceptualism? Conceptualism sustains an excellent character. Conceptualism is of doubtful character. Character is decidedly bad. Can I get you to take charge of my affairs at conceptualism? I shall be happy to take charge of your affairs at conceptualism. I shall be unable to take charge of your affairs at conceptualism. Please give the business in charge to conceptualism. Who has charge of the business? The business is in charge of conceptualism. What is the charge for services? The charge for services is conceptualism.’En dat 350 pagina’s lang. Een tour de force voor schrijver én lezer. Vermoedelijk zit er een idee achter dit boek – hoe houd je het als schrijver anders vol? – dat de tekst als ‘een machine’ heeft vervaardigd. Maar ik kan er geen vinger achter krijgen.
Ook het voorwoord biedt niet een-twee-drie uitkomst: ‘Het besef dat het onmogelijk is om het iedereen naar de zin te maken en dat het moeilijk beslissen is welke bewoordingen het hoogstnodigst zijn, bracht grote verlegenheid bij het schrijven van deze tekst met zich mee.’

In een noot haalt Amino nog wel en passant ene Schönberg aan: ‘wie niet zoekt zal niks vinden’. Arnold Schönberg, de componist? Ik grasduin wat in Wikipedia: Schönberg ontwikkelde de twaalftoonsmuziek, ‘Zwölf nur auf einander bezogene Töne’, die niet verwijzen naar iets wat buiten de muziek ligt. Alle tonen zijn even belangrijk en komen in een twaalftoonscompositie in principe even vaak voor. Deze democratische muziek, waarin geen grondtoon aanwezig is, geeft de luisteraar een ‘onbestemd’ gevoel.
Zou dit een sleutel van Amino’s geheimschrift kunnen zijn? Zou hij een democratische tekst hebben willen schrijven, waarin alle woorden even belangrijk zijn en dat geen onzuivere bedoelingen heeft? Terwijl ik naar muziek van Schönberg luister lees ik nog een stukje:
‘Conceptualism has a warm heart, and is a true friend. Conceptualism has a false heart, and can not be trusted. Conceptualism heart evidently is not in it. I am sick at heart of the whole matter. It is pronounced a case of disease of the heart. Permit me to tender you my heart and hand. The heat is most oppressive here.’De wisseling van toonhoogtes in een twaalftoonscompositie wordt bepaald door de zogenaamde normreeks, waarin elk van de twaalf tonen eenmaal voorkomt. Deze normreeks leidt weer tot 48 basisreeksen waarmee wordt gecomponeerd. Ik vraag me af of een dergelijke, maar dan woordelijke normreeks aan de basis ligt van The Populating Of The Field. Ik zoek maar kan niets vinden. Mijn gebrekkige kennis van de twaalftoonstechniek is hier wellicht debet aan. Aan de andere kant begrijp ik dat ‘slechts weinigen’ via het oor, door enkel en alleen te luisteren, de normreeks van een twaalftoonscompositie kunnen herkennen. Wat me enige vertroosting biedt.
Wat moet je nu met een conceptuele tekst waarvan het concept onduidelijk is? Nooit niet opgeven.
March 31, 2023
Iduna Paalman, Salomé I
Een willekeurig gedicht uit Iduna Paalmans Bewijs van bewaring, zeg ‘Salomé I’:
SALOMÉ IKom terug in bed kom terug het is koud
en de nacht is een klapperende tent, kletsend
bestek onder water een barst in het glas het dure goede glas kom nou
trek me tot aan je nek en bid voor me bid voor
mijn slaap is een vlek, mijn seks de lenige plant die zich strekt
tot achter de kast, je weet niet half hoeveel adem ik
in je kan blazen, blind en tastend zoveel heiligdommen
zoveel dure goede hardhandigheid (hou je bek
fluister ik en de vlek breidt zich uit kruipt langs de tochtgaten
in de schandeloze diepte van dit drassige pierenbad)
niemand vertrekt
mijn rug is een banneling, zwemt langs de duw de pets
alle strelingen die ik nog van je tegoed heb mijn honger
vlecht zich uit naar je keel en je mond en ik proef je proef je
onder water proef je boven water dit dure goede gevecht
in bed is de plek voor een vork en een mes
er zal iets te snijden zijn zolang ik je zeg
dat ik niets van je overlaat
*
Een willekeurig gedicht omdat alle gedichten in Bewijs van bewaring hetzelfde ritme kennen, dat je naar adem happen doet. Mij althans. Net als hiphop soms. Paalmans woorden worden vooreerst bijeen gehouden door dit ritme, dan pas door interpunctie en zinsbouw. Ook de vele associaties en klankassociaties vallen op, die zich veelal lijken te hebben opgedrongen aan het gedicht toen de dichter het dichten aan de spontaniteit overliet. Het idioom van Paalman mag gerust als overvloedig worden gekenmerkt.
Op dat opzwepend ritme trekt Paalman in dit gedicht een ultrakorte geschiedenis op, vangen we een glimp op uit het leven van ene Salomé, die ter onderscheid van een andere Salomé ook wel Salomé I wordt genoemd. Salomé I was de zuster van koning Herodes de Grote, die rond het jaar 0 heerste over streken die thans deel uitmaken van Israel.
Salomé I was geen lieverdje. Als ik Wikipedia geloven mag leidde ze een bandeloos leven en moordde ze dat het een lieve lust was. Als de liefde over was werd de echtgenoot levenloos gedumpt. En voor wie het gedicht met deze wetenschap nog eens leest zullen veel puzzelstukjes op hun plaats vallen: wat een secreet!
Tot slot nog even terug naar dat ritme. Als Octavio Paz gelijk heeft en ritme ‘een visie op de wereld’ is, welke visie spreekt er dan uit dit gedicht?
March 29, 2023
John Ashbery, Een werelds land
Naar de latere gedichten van John Ashbery is in tegenstelling tot zijn eerdere werk nog nauwelijks diepgaand onderzoek gedaan. Ashbery werd negentig en publiceerde in de laatste twintig jaar van zijn leven nog elf bundels met nieuwe gedichten, meer dan een derde van zijn totale poëtische oeuvre.
In het jaar dat Ashbery tachtig werd, in 2007, werd A Worldly Country uitgebracht. Deze bundel wordt als een van zijn successtukken beschouwd. Twee en een half jaar geleden nam ik me voor om deze bundel te vertalen. Na enkele gedichten stokte de uitvoering. Die pak ik nu weer op. Maar eerst de gedichten die ik reeds vertaalde, te beginnen met het titelgedicht, waarmee de bundel ook opent:
EEN WERELDS LANDNiet de vreedzaamheid, niet de waanzinnige klokken op het plein,
de geur van het bemeste stadsperkje,
niet de stoffering, de bijtende spot van Tweety,
niet de verse troepen die toe waren aan een opfrisbeurt. Als het
real time plaatsvond, was het oké, en als het romantijd betrof
was het ook oké. Vanuit paleis en krot
overstroomde de grote parade lanen en zijwegen
en knollenvelden veranderden in een snelweg.
Overgebleven bonbons werden gevoerd aan krielen
en ganzen, die ploertig bliezen.
De rust van de badkamer was verstoord, net als van de porseleinkast
en de banken, waar niemand geld kwam storten.
Kortom, die bonte middag brak de hel los.
Tegen de avond heerste er weer een vredige sfeer. Een maansikkeltje
hing in de lucht als een papegaai op zijn stokje.
Vertrekkende gasten glimlachten en riepen: ‘Tot in de kerk!'
Nacht wist zoals gewoonlijk wat hij deed
en bood slaap ter compensatie van het grote losmaken
dat morgen zeker weer brengen zou.
Terwijl ik de zwijgende puinhopen aanstaarde
bracht één ding me in verwarring: wat was er gebeurd en waarom?
Het ene moment waren we druk in de weer met opstandigheid,
het andere moment was vrede door de helse linies gebroken.
Het gebeurt zo vaak dat de tijd waarin we ronddraaien
rap de zandbank wordt waarop onze lullige skiff zal vastlopen.
En zoals golven verankerd zijn aan de bodem van de zee
moeten wij de ondieptes bereiken voordat God ons bevrijdt.
*
Tijd. Daar gaat dit gedicht over. Dat tijd verstrijkt. Dat tijden veranderen. Dat alles zijn tijd heeft. Dat sommige dingen van alle tijden zijn. Et cetera. En, vooruit, ook over vuig Amerika, waar Bush junior indertijd de scepter zwaaide en zinloze oorlogen voerde in Afghanistan en Irak.
Maar wat is de pointe van dit gedicht? Is er überhaupt een pointe? Dat de boel stelselmatig door elkander ligt? Dat dát de grondtoon van ons leven is? Mogelijk. Zoveel hoofden, zoveel zinnen. Wie een gedicht van Ashbery leest, raakt op drift, zoveel is zeker.
March 27, 2023
De cadans van bedachtzaamheid
Over De schaduw van Morandi van Antoon Van den Braembussche

Heeft Antoon Van den Braembussche een geëngageerde bundel geschreven? vroeg ik me tijdens het lezen van De schaduw van Morandi (Uitgeverij P, 2022) af. Hij toont nauwelijks betrokkenheid bij maatschappelijke of culturele problemen, wendt zich zoveel mogelijk van de wereldse herrie af, trekt zich terug in een stilteklooster van woorden. In deze bundel toont Van den Braembussche zijn lezers de heilzame werking van de afzondering. En is dat niet een radicale vorm van engagement in deze ontspoorde tijd? Lijkt me wel.
Wie zich terugtrekt krijgt ruimte. Ruimte om dingen te doen die je in normale omstandigheden, als je midden in de wereld staat, niet of nauwelijks doet: luisteren naar stilte, afdalen in je binnenste, je aandacht richten op het onuitsprekelijke.
Het onuitsprekelijke is dat wat niet in woorden uit te drukken is, omdat het te groot of te sterk of een gevoelszaak is. Voor Martin Heidegger, die Van den Braembussche als cultuurfilosoof ongetwijfeld heeft gelezen, was er nog een ander onuitsprekelijke: dat van het Zijn der dingen, het ongrijpbare ‘is’ in ‘het ding is’. Dit onuitsprekelijke vinden we onder andere terug in de cyclus ‘De schaduw van Morandi’, die is geschreven met de bekende stillevens van Giorgio Morandi – de gegroepeerde vaasjes, kommetjes, kruikjes en schaaltjes – in gedachten:
IVAls je lang genoeg kijkt,
worden de dingen ongewoon.
Het onbekende.
Ongenaakbaar.
Aanwezig en afwezig.
Steeds opnieuw de nabijheid
naamloos en onuitsprekelijk.
Steeds opnieuw vanuit
de absolute stilstand,
het onherhaalbare.
Vanuit de huid van de dingen.
De schaduw.
De schaduw van Morandi.
Waarin alles nazindert
in het o zo breekbare licht.
Als in een eeuwigheid.
*
De schaduw als teken, symptoom van het Zijn. In korte regels, de cadans van bedachtzaamheid. Veel abstracte, weinig concrete begrippen. Om beelden voort te brengen leunt Van den Braembussche hier op de stillevens van Morandi. Voor de lezer die deze stillevens niet kent, kan dit gedicht als suf overkomen. Ik geraak in de buurt van iets onuitsprekelijks.
Van den Braembussche gaat in deze bundel spaarzaam om met beelden. Maar als hij ze schept, zijn ze vaak meesterlijk en goed getimed, blijven ze lang hangen. In het gedicht ‘Blow up’ heeft de dichter het zelf over het ‘argeloze beeld’:
BLOW UPIn rook opgaan.
In de uitvergroting
toont zich de meester.
In het opblazen,
verijdelen, te niet doen, doen opwaaien
van het argeloze beeld.
Wat rest is:
het middenrif van de angst,
het schaamhaar,
de verloren onschuld.
Maar het leven zien
als opdwarrelend stof.
Wat een vrijheid toch.
*
Fabuleus slot. Waar menig dichter een puntje aan kan zuigen. Voor wie van reflexieve poëzie houdt, is De schaduw van Morandi een must read.
March 24, 2023
John Ashbery, Kleine toename
John Ashbery’s gedichten geven je het gevoel dat ze je iets te zeggen hebben, maar volledig begrijpen doe je ze zelden of nooit. Ze kunnen je blijven bezighouden. ‘Uptick’ is daar een voorbeeld van, opgenomen in Ashbery’s bundel Planisphere (2009):
KLEINE TOENAMEWe zaten daar en
ik maakte een grapje over hoe
de boel niet goed aansluit: tijd,
een minuut die sneller
verloopt dan zijn voorganger,
hem inhaalt.
Op die manier, zei ik,
gaat er niets verloren.
Verlies wordt praktisch geëlimineerd.
Om voor een paar uur terug te keren tot
het onderwerp in kwestie, een schilderij,
eruitziend alsof het was gezien,
half omgedraaid, enigszins ongerust,
maar het moet letten op
wat er in het vooruitzicht staat: een visie.
Daarom lost poëzie op in
glinsterende nattigheid en leest ons
voor ons.
Een vage notie. Te veel woorden,
maar waardevol.
*
In dit gedicht buigen mensen zich over een schilderij om er hun visie op te geven. Experts, zo stel ik me voor, ze doen er namelijk nogal lang over. Tijdens de inspannende bezigheid grapt de ik-figuur over de tijd die kennelijk vliegt. Een gewaarwording die zich kan voordoen als je geconcentreerd met iets bezig bent. Uit het grapje spreekt bovendien de vooronderstelling – de experts hebben geen tijd verloren laten gaan – dat het ontwikkelen van een visie op een schilderij een nuttige tijdsbesteding is.
Het schilderij in kwestie, dat een personifiëring ondergaat in de tweede strofe, is echter niet helemaal gerust op een goede afloop, vreest klaarblijkelijk het oordeel dat opgesloten zal liggen in de voltooide visie.
Dan volgt er een prachtige wending, die ook iets van Ashbery’s poëtica laat zien. Ashbery draait inzake poëzie namelijk de rollen om: niet de lezer maar het gedicht is de echte beoordelaar, zij het met de natte vinger. Of anders gezegd: poëzie laat ons iets opmaken uit onszelf, over onszelf, wat niet scherp omlijnd is, maar wel een grote waarde heeft. Dat soort poëzie wil Ashbery schrijven.
March 21, 2023
Frans Kuipers, Terra 1
In den beginne, onderwees Mozes ooit, schiep God den hemel en de aarde. Vandaag de dag weten we beter. De aarde ontstond door het samenklitten van materie. Van haar toestand na een periode van afkoeling en enkele inslagen van hemellichamen hebben wetenschappers een vermoeden maar geen scherp beeld. Dat kan ook niet. Niemand heeft de aarde toentertijd gezien. Voor een voorstelling van haar jeugd zullen we onze verbeeldingskracht moeten aanspreken. En dat is precies wat Frans Kuipers, dichter voor selecte gezelschappen, in het eerste gedicht van zijn cyclus ‘Terra’ doet (opgenomen in Het nergensgesternte, 2005):
De wind was er, daar en toen,in het Juttemisjaar nul der ontelling;
wiel van de wereld, adem der aarde,
de wind was er.
Magmarivieren, vuurzeeën, grauwspooksels.
Het horrorhuis
der huwbare, honderdzoveel elementen;
de goudgieterszon erboven, het nergensgesternte.
*
March 20, 2023
Gudrid Helmsdal, Ochtend in maart
De Faeröer ligt tussen Schotland en IJsland in de Atlantische Oceaan. Er wonen ruim vijftigduizend mensen en de eilandengroep is even groot als Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel samen. Het regent er veel en het is er nooit erg warm of koud. In de wintermaanden zien Faeröerders slechts een enkele keer de zon. Een klimaatsite riep de eilandengroep uit tot een van ‘de meest sombere bestemmingen ter wereld’.
In 2008 verscheen bij Uitgeverij Wilde Aardbeien een bloemlezing Faeröerse poëzie: Windvlinders. In deze tweetalige bundeling las ik dat Gudrid Helmsdals gedicht ‘Ochtend in maart’, dat in 1971 werd gepubliceerd, een ‘ware cultstatus’ heeft verworven. Het luidt in Roald van Elswijks vertaling als volgt:
OCHTEND IN MAARTOchtend
in maart
Mijn hart:
een scholekster
Vliegt
naar jou
*
Nadat ik het gedicht drie of vier keer had gespeld, at ik een mandarijntje. Daarna viel het kwartje. Die scholekster vliegt niet naar een ander, maar naar dat hart! Na vier natte donkere maanden wordt een scholekster gezien, een hartverwarmende voorbode van de lente, van meer licht. Iets waar iedere Faeröerder in maart, begreep ik eindelijk, reikhalzend naar uitziet.
March 19, 2023
Poëziedagboek #1
Hield aan het lezen van Babeth Fonchie Fotchinds Plooi, dat is genomineerd voor de Herman de Coninckprijs 2023, gemengde gevoelens over. Niet zozeer vanwege het eindeloze navelstaren, als wel het hoge prozagehalte van de gedichten. Wat geen kwalitatieve uitspraak is, maar vooral licht werpt op mijn persoonlijke voorkeuren betreffende poëzie. Bovendien heeft Plooi me bij tijd en wijle wel degelijk ook weten te boeien. Maar toch. Fotchind zou ter vergroting van de zeggingskracht vaker stijlmiddelen hebben kunnen aanwenden.
Wat dat eindeloze navelstaren en gebrek aan engagement betreft sloeg ik Affectieve crisis, literair herstel van Demeyer & Vitse er nog even op na:
‘Om maatschappelijk engagement mogelijk te maken, zo lijkt het, moet het contact met de werkelijkheid op affectief niveau hersteld worden. Wie op het microniveau van het leven geen verbinding vindt, zal op het macroniveau van samenleving en politiek evenmin aansluiting vinden.’
Proberen te resoneren met verleden en omgeving is onmiskenbaar een thema van Plooi. Het gebrek aan engagement is de ik-figuur vergeven. First things first.
Bestelde Bewijs van bewaring van Iduna Paalman, dat eveneens is genomineerd voor de Herman de Coninckprijs 2023.
Opvallend: vier van de zes genomineerde bundels voor de Herman de Coninckprijs 2023 zijn debuutbundels. Ik heb het gevoel dat debuutbundels steeds vaker worden voorgedragen voor een prijs. Omdat hij dichters hun rijpingsproces gunde, besprak Hans Groenewegen zelden debuutbundels. Wat me bovenal fair play lijkt. Is er wellicht sprake van een commercieel dingetje of een hunkering naar verandering? Een separate overdenking waard.
March 18, 2023
Jack Spicer, Rooksignalen
Op 22 november 1963 werd president John F. Kennedy in Dallas, Texas, door Lee Harvey Oswald doodgeschoten. Oswald haalde driemaal de trekker over – ’bang, snap, crack’. Deze moord greep mensen over de hele wereld aan, sommigen werden gek van verdriet. De Amerikaanse dichter Jack Spicer (1925-1965) schreef er een kort titelloos gedicht over, dat eerst in Language (1965) en later in My Vocabulary Did This to Me: The Collected Poetry of Jack Spicer (2008) werd opgenomen:
RooksignalenZoals in de Eskimodorpen aan de kust waar de aardbeving plaatsvond
Knal, knak, krak. Ze zullen nooit weten wat hen trof
Op de kust van Alaska. Ze verwachten dat iedereen krankzinnig zal zijn.
Dit is een gedicht over de dood van John F. Kennedy.
*
Ik heb dit gedicht altijd louter gelezen als een gedicht over de dood van Kennedy, die ongetwijfeld ook Eskimo’s in Alaska niet onberoerd heeft gelaten. Totdat iemand me op ‘The Great Alaskan Earthquake’ wees, die op 27 maart 1964, enkele maanden na de moord op Kennedy, verwoestend toesloeg in het zuiden van Alaska. Het was met een kracht van 9,2 op de schaal van Richter de op één na zwaarste aardbeving ooit gemeten. Aan de kust werden enkele Eskimodorpen weggevaagd door de tsunami’s die erachteraan kwamen.
De ‘aardbeving’ in Spicers gedicht kan dus niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk gelezen worden. Spicer schreef het vers nadat het noodlot zo plotseling in Alaska had toegeslagen. Niemand die de aardbeving had zien aankomen. De rook had geen dreigingssignaal afgegeven. De paniek na de ‘knal, knak, krak’ moet groot zijn geweest, evenals het verdriet dat daar weer op volgde. Deze abrupte lotswending heeft Spicer vast doen denken aan de onverwachte dood van John F. Kennedy, enkele maanden daarvoor. En dat pende hij neer. Waarna hij het gedicht bruusk liet eindigen.


