Ton van 't Hof's Blog: Ton van ’t Hof, page 40
January 18, 2023
Het actuele debat over politieke poëzie
De vraag trok mijn aandacht, de zin die erna komt wekte argwaan:
‘Wat is de relatie tussen hedendaagse poëzie en politiek? De Reactor biedt twee perspectieven op deze vraag.’
Dat er een relatie ís tussen poëzie en politiek onderkende Plato al, die alle dichters het liefst in ballingschap zond, maar naar de precieze betrekking waarin poëzie en politiek tot elkaar staan kunnen niet genoeg onderzoekingen worden gedaan.
Helaas reikt De Reactor geen antwoorden, maar perspectieven op de vraag aan. Huh? Na lezing van de twee essays die volgen, weet ik dat niet de vraagstelling tegen het licht is gehouden, maar wel degelijk betrekkingen tussen poëzie en politiek in ogenschouw zijn genomen. Wat niet wil zeggen dat ik er veel nieuws over te weten ben gekomen. Daarom bleef ik vooral stilstaan bij het hoe en waarom van dit hele gebeuren.
Omdat de aanleiding van de vraag naar de relatie tussen hedendaagse poëzie en politiek kennelijk de moeite van het vermelden niet waard is, kan ik er slechts naar gissen. Laurens Ham maakt in zijn essay – ‘Over de economie en politiek van de hedendaagse poëzie’ – gewag van ‘het actuele debat over politieke poëzie’ en gelooft ‘dat veel van de politiekere dichters van vandaag een vanzelfsprekender plaats in de literaire discussie innemen dan enkele decennia het geval is geweest’. Hij gaat jammer genoeg niet nader in op deze twee zaken.
Ik ben, net als Ham trouwens, van mening dat geëngageerdheid nooit uit de poëzie is verdwenen. Stellingname in gedichten over actuele problemen is van alle tijden, geëngageerde dichters zijn er altijd geweest. Blijkbaar is hun deelname aan het literaire debat tegenwoordig evidenter dan voorheen. Mogelijk gaf dit aanleiding voor De Reactor om twee specialisten te vragen om een uiteenzetting op schrift over de relatie tussen hedendaagse poëzie en politiek.
Ook vraag ik me af of ‘politieke poëzie’ in het actuele literaire debat synoniem is met geëngageerde poëzie (de term die ik als oudere poëzieliefhebber gewend ben te gebruiken) en ‘politiekere dichters’ met meer geëngageerde dichters. Ik denk van wel. Waarom dan die verschuiving in terminologie?
Ook veelzeggend vind ik het kleine aantal hedendaagse Nederlandstalige dichters dat beide specialisten in de context van poëzie en politiek opvoeren: Çağlar Köseoğlu, Dean Bowen, Frank Keizer, Hannah van Binsbergen, Radna Fabias en Dominique De Groen. Zes in totaal. Op hoeveel dichters? Hoe relevant ís dit thema nu helemaal?
Ook beide specialisten hebben moeite om inhoud aan de relatie tussen hedendaagse poëzie en politiek te geven. Bram Ieven komt in zijn essay niet verder dan een jubelende maar chaotische bespreking van de bundel Nasleep van Köseoğlu. Op Ievens verhandeling had meer redactie gevoerd moeten worden. Ham heeft een beter beeld van het poëzieveld, maar beperkt zich tot enkele besprekingen van geëngageerde bundels, zonder tot een uitvoerige analyse over te gaan. Door een economische dimensie toe te voegen weet hij nog wel een aardige draai aan zijn stuk te geven.
Gemiste kans of niet?
January 15, 2023
Minuscule gedichten
by the ticking
not the alarm.
Op poëticaal niveau beschrijft Joseph Massey hier het motortje van dit minuscule gedicht: het wordt niet door opschudding maar ritme tot leven gebracht. Uiteraard kun je je ook afvragen waarom iemand nog voor het afgaan van de wekker wakker wordt. Maar in beide gevallen hoor ik getik – tik-tik-tik, dat nadrukkelijk aan een vorm van existeren gekoppeld is.
Het is het veelzeggende openingsgedicht uit Massey’s debuutbundel Minima St., een chapbook dat hij in 2002 zelf uitbracht in een oplage van vijftig stuks. Later zou het ook nog als e-boek verschijnen. In de hoop te worden opgemerkt, stuurde Massey zowel Rae Armantrout als Ron Silliman een exemplaar toe en trof doel: Armantrout had zich in een schrijven aan Silliman positief uitgelaten over de bundel en Silliman wijdde er vervolgens een blogbericht aan. Een ideale start voor een jonge dichter.
Toch zou het nog tot 2009 duren eer zijn eerste full-length bundel, Areas of Fog, zou worden uitgegeven. Maar daarna ging het snel; zijn vierde en laatste bundel tot nu toe, Illocality (2015), werd al door The New York Times besproken.
television lightlies on the
American lawn
Dit is minimale poëzie, dat volgens The Princeton Encyclopedia of Poetry and Poetics een bewuste reductie van woorden is die, onder spanning geplaatst, moet leiden tot ‘poëtische authenticiteit’ – ofwel, zoals William Carlos Williams al zei: ‘no ideas but in things’. Massey plaatst zich hiermee in een lange traditie, waarin o.a. werk van de volgende Amerikaanse dichters staat: WCW, Louis Zukofsky, George Oppen, David Ignatow, Gary Snyder, James Laughlin, Clark Coolidge, Aram Saroyan en Robert Lax. Maar ook in Europa kennen we minimalisten: Francis Ponge, Ernst Jandl, Tom Raworth, Bob Cobbing, Ian Hamilton Finlay en onze eigen Jürgen Smit, om er een stuk of wat te noemen.
Voor deze dichters is poëzie vooral ‘een netwerk van fenomenologische percepties en expressieve taal’ dat een individueel bewustzijn laat doorschemeren.
Opvallend vind ik dat Massey zijn chapbook aan Armantrout en Silliman toestuurde, twee dichters die in hun werk eerder op zoek zijn naar esthetische structuren dan naar bewustzijnspatronen. Alsof je in het andere kamp buurten gaat. Maar dat liep dus goed af; Armantrout en Silliman herkenden het grote talent.
SUNDAYOld news – after a storm –
torn apart between two lawns.
(21-06-2017)
Ongekunsteld
Al na enkele regels trap ik op de rem: ‘het denken dat als een blauwe / ballon in een carrousel voorbijkomt’ – prettig ritme, elegante klanken, puike alliteratie en ongewone beeldspraak. Verrassend, vreemd. Met een waas bedekt, dat wel. Denken dat voorbijkomt. Met tussenpozen. Als een blauwe ballon in een carrousel. Een blauwe ballon?
In het volgende gedicht, dat lijkt te gaan over schrijven als levensbehoefte, wil iemand ‘de pegel en de pekel / in de ijstijd zijn’, wat goed klinkt, maar zich maar moeizaam laat concretiseren. Dan weer stuit ik op beelden die glashelder maar surreëel zijn: ‘Aan een wilg gehangen wacht ik en spuw aarde.’
Ik ben in de wonderlijke wereld van Vicky Francken beland. Met haar debuutbundel Röntgenfotomodel won ze enkele weken terug de Buddingh’-prijs. ‘Een rode draad is het groeien en opgroeien van een jonge vrouw,’ rapporteert de jury, ‘inclusief alle aarzelingen en twijfels die daarmee gepaard gaan.’ In míjn notities staat: ‘Geen gebrek aan jeugdige argeloosheid.’
Halverwege kom ik een titelloos gedicht tegen, waarin je de afzettingen van Franckens associatieve werkwijze goed kunt waarnemen:
Op sommige dagen douche ikop mijn hoede
als ik een deur open ben ik bedacht
op iemand die geen afstand neemt
die verstand heeft van giftige spinnen
en iets met zich meedraagt
Andere dagen steek ik mijn hand op
schiet ik de kleiduif
uit je hoofdhuid
masseer er een veer in
Dit gedicht is regel voor regel op klanken gebouwd, beeld en betekenis zijn nuttig maar van secundair belang. Hoewel geen klankgedicht in stricte zin, moest ik hier wel aan dat begrip denken. Veel verzen in Röntgenfotomodel zijn lekker leesbaar, maar blijven bij een ondergeschikte rol van de betekenis soms vlak, missen dan diepgang.
Naarmate ik in Franckens bundel vorder, haal ik me steeds vaker schilderijen van Henri Rousseau voor de geest; in hun argeloosheid en onbevangenheid en ook perspectiefvertekening en bonte details lijken hun werken op elkaar, zijn hun gedichten en doeken naïef in de goede zin van het woord: ongekunsteld.
sta je zondagmorgen voor je ribbenkasten geen geluid
wilde dieren zijn de stilste dieren
en er ligt een kelder in de kamer
en er staat een ladder te blinken
in het licht
(17-06-2017)
Interessant als esthetische categorie
Het komt nogal eens voor dat lezers mijn conceptuele werk, al dan niet met enige aarzeling, als ‘interessant’ kwalificeren. Ik voel me daar, ook als er wordt geaarzeld, nooit ongemakkelijk onder, integendeel; ik vind het prettig als mijn werk serieus genomen wordt.
In ‘Charmless and Interesting: The Conceptual Moment in Poetry’, opgenomen in zijn essaybundel Inventions of a Barbarous Age: Poetry from Conceptualism to Rhyme (MadHat Press, 2016), verheft Robert Archambeau het begrip ‘interessant’ tot een esthetische categorie en brengt het in verband met conceptuele poëzie. Als onderdeel van een grotere kwestie – wat mist conceptuele poëzie in vergelijking met andere soorten poëzie en wat heeft het te bieden? – belicht Archambeau in dit essay de relatie tussen pure conceptuele poëzie en de esthetische categorieën het aangename en het interessante:
‘Wat het conceptualisme ook mee heeft, het mist – althans, in zijn pure vorm – het [aangename]. En of je nu veel of weinig met het conceptualisme op hebt, iedereen die zich ermee heeft beziggehouden heeft ondervonden dat het, leuk of niet, zat van het [interessante] heeft.’
Pure conceptuele poëzie, dat nog een jonge soort poëzie is, wijst lezen in ‘traditionele tekstuele zin’ van de hand: het concept of idee is het meest belangrijke aspect van een conceptueel gedicht, hoe het ‘eruitziet’ is van ondergeschikt belang; er is geen noodzaak tot een directe ondervinding van de woorden. Een radicaal standpunt voor iets wat zich poëzie noemt. In een interview verwoordde de conceptuele dichter Kenneth Goldsmith, die een zaterdageditie van The New York Times overschreef en in een boek van achthonderd pagina’s – Day – bundelde, het als volgt:
‘So, in a weird way, if you get the concept – which should be put out in front of the book – then you get the book, and you don’t even have to read it. They’re better to talk about than they are to read.’
Als een puur conceptueel gedicht ook nog aangenaam is om te lezen, dan is dat toeval. Aangenaamheid is geen essentieel aspect van een conceptueel gedicht. Het richt zich eerder op een denkers- dan lezerspubliek.
Het interessante ís de esthetische categorie die het minst gebonden is aan de specifieke kwaliteiten van een tekst of kunstwerk en het meest afhankelijk is van de context waarin tekst of kunstwerk zich ophoudt. We vinden een tekst of kunstwerk vaak interessant als we onvoldoende grip hebben op wat we lezen of zien en tegelijkertijd iets van instemming of afkeuring voelen. Van het interessante worden we ‘wat ongemakkelijk’, zegt Sianne Ngai in haar essay ‘Merely Interesting’ (2008), omdat het verbonden is met de waarneming van iets nieuws, vreemds. Bovendien hebben we de neiging om naar een interessant werk terug te keren om te verifiëren of het nog steeds interessant is. ’Het interessante zou,’ volgens Ngai, ’kunnen worden beschreven als een esthetiek zonder inhoud en, als zodanig, eentje die goed past bij de historische verschijning van het moderne subject als een reflectief, radicaal afstandelijk of ironisch ego.’
Met haar bagatellisering van de leeservaring laat conceptuele poëzie zich gemakkelijk koppelen aan het afstandelijke, los van de inhoud opererende interessante. Volgens Ralph Barton Perry (in zijn General Theory of Value, 1926) is nog een andere karakteristiek van het interessant-zijn dat het controverse oproept, uitdaagt tot stellingname: ben je voor of tegen? Niet zozeer vanwege zijn inhoud of een polemische opstelling, maar vanwege de botsing met de verwachtingen van het moment, de opschudding die het nieuwe of vreemde teweegbrengt.
De opvallende afwezigheid van conceptuele gedichten in recent verschenen bloemlezingen van Vlaamse en Nederlandse poëzie (Gert de Jager wees er al eerder op), samengesteld door dichters en literatuurwetenschappers, beschouw ik dan ook als een stellingname tégen het conceptuele en daarmee een ondersteping van zijn succes. Robert Archambeau eindigt zijn essay als volgt:
‘You may not be reading much conceptualism, and you may well be very much against it, but you’re thinking about it right now, as am I. And whatever else we may think about it, however else we may judge it, we most defenitely find it … interesting.’
(15-06-2017)
Stemgeluid
‘Esthetische consistentie = stemgeluid’ lees ik op Silliman’s Blog, wat gemunt zou zijn door musicoloog Peter Yates. ‘Toon’ is misschien beter, voegt Silliman er even later aan toe, ‘maar het verschil tussen deze twee termen is verwaarloosbaar.’
‘Each poet in his or her practice has characteristic moves as inescapable as the moon’s gravity on the tides.’
Stijl is weer iets anders dan stemgeluid of toon. Stijl als een manier van schrijven of spreken kan worden aangeleerd, of afgeleerd, terwijl je je stemgeluid van onze lieve Heer hebt gekregen. Je bént je eigen stemgeluid, je kunt er niet aan ontsnappen.
Het herkennen van iemands poëtische stemgeluid is gemakkelijker dan het omschrijven ervan. Wie herkent de Kouwenaar in Kouwenaars gedichten niet? Maar definieer dat stemgeluid maar eens.
Ik heb deze kwestie weleens vergeleken met het herkennen en omschrijven van een kleur, blauw bijvoorbeeld.
Omdat ik er niet een-twee-drie literatuur over kan vinden, houd ik het er voorlopig maar op dat het stemgeluid van een dichter persoonlijke combinaties zijn van ritme, klank, woorden, techniek en betekenissen, die een constante factor vormen binnen zijn of haar oeuvre. Silliman heeft het in dit verband over ‘the writer’s almost alchemical processing of phenomenological perception.’
Interessant is Sillimans constatering dat ook dichters die werken met onpersoonlijk, niet-eigen materiaal – poëten die collages maken bijvoorbeeld – over een eigen stemgeluid beschikken. Blijkbaar kunnen we poëten ook herkennen in hun keuzes en verwerkingen van andermans teksten:
‘Coolidge, Inman, Melnick, Mac Low – all of the most rigorous “anti-voice” poets in fact have totally identifiable voices in Yates’ sense of a recognizable aesthetic consistency.’
(12-06-2017)
November 24, 2022
24.11.2022
Pestvogel in onze tuin, invasievogel op zoek naar voedsel.
De wereld wankelt, dunkt me, maar ik krijg er wel bijna 12% pensioen bij.
Een soort Mussolinimelodietje, prevelde ik, toen ik het volkslied van Brazilië hoorde.
Verloren in gedachten, gedachten verloren in mij.
Besloot om eind december, of nu al, na vijf jaar intensief pennen, een punt te zetten achter dit journaal.
November 20, 2022
20.11.2022
Rijtje modeltanden in mijn mond geplaatst, wat best even wennen is.
Geloven in Van Gaal? I don’t know, man.
Keerde na een korte abstracte eruptie met hernieuwd enthousiasme naar het landschap terug; ik teken me momenteel het schompes.
Aan de verbouwing van onze voormalige slaapkamer begonnen, tot bibliotheek annex atelier.
Speculaasbrokken, kruidnootjes, marsepein: onweerstaanbaar, funest voor mijn lijn. Morgen weer calorietjes tellen.
November 16, 2022
16.11.2022
Ze had een staaldraden rolcontainer voor een lichtbron geplaatst en het op papier vallende schaduwbeeld met houtskool overgetekend. Over de houtskooltekening monteerde ze vervolgens weer staaldraad, waarna de boel van een houten lijst werd voorzien. Ze noemde het ding van ruim twee bij drie meter ‘Untitled: Shadow Painting 1’ en voegde het aan haar afstudeerwerk toe, waar ze een prijs voor zou krijgen.
Over de staaldraden rolcontainer had een docent gezegd dat die ‘de logistiek van het kapitalisme’ laat zien en dat haar werk dáár over gaat.
Grappig, dacht ik, grappig de mens.
Een nieuwtje dat ik nog vertellen kan: dat ik vanmiddag mijn zwager vergezelde op zijn speurtocht naar de pot vol dukaten, zij aan zij met een metaaldetector in een omgeploegd voederbietenveld. Wat best koddig is.
Corruptie & incompetentie is het oordeel van steeds meer analisten, zó groot dat de Russen de strijd weleens zouden kunnen gaan verliezen. Boven de markt zweeft dan het kernwapen, volgens De Wijk.
November 13, 2022
13.11.2022
Al vroeg naar Ternaard gefietst en langs het wad gewandeld, waar het wemelde van de vogels, foeragerende, krijsende. Pikte er veel goede zin op, ruim voldoende voor de rest van de dag.
‘Als er iets boreaals is, is het wel de wolf,’ hoorde ik in een politieke podcast, ‘en tóch is Forum tegen.’
Of ik voor of tegen de wolf ben? Ik ben vóór de wolf in Nederland, inclusief beheer van het wolvenbestand.
En ik ben tegen Baudet, die ik een gillende gek vind.
Kruidnootjes zijn daarentegen onweerstaanbaar.

November 11, 2022
11.11.2022
Wist door een harde schreeuw een botsing tussen een hoogbejaarde fietser en een bestelauto te voorkomen, waarna het zwabberende oudje me toebeet: ‘Relax, man.’
Poetin moet toch zo langzamerhand aan het infuus liggen, besloot ik na het beluisteren van Boekestijn en De Wijk.
Het circus VVD. Alles voor de bühne. Lachwekkend naïef. Een afkalvende partij in een afkalvende wereld.
‘We hebben nu, sinds de negentiende eeuw,’ analyseerde de minimalistische Amerikaanse beeldhouwer, ‘een kunst die geen ander doel dient dan het bevredigen van verlangen.’
Kunst dus, kraaide ik, die volledig past bij onze huidige Westerse samenleving.