Ton van 't Hof's Blog: Ton van ’t Hof, page 38
March 19, 2023
Poëziedagboek #1
Hield aan het lezen van Babeth Fonchie Fotchinds Plooi, dat is genomineerd voor de Herman de Coninckprijs 2023, gemengde gevoelens over. Niet zozeer vanwege het eindeloze navelstaren, als wel het hoge prozagehalte van de gedichten. Wat geen kwalitatieve uitspraak is, maar vooral licht werpt op mijn persoonlijke voorkeuren betreffende poëzie. Bovendien heeft Plooi me bij tijd en wijle wel degelijk ook weten te boeien. Maar toch. Fotchind zou ter vergroting van de zeggingskracht vaker stijlmiddelen hebben kunnen aanwenden.
Wat dat eindeloze navelstaren en gebrek aan engagement betreft sloeg ik Affectieve crisis, literair herstel van Demeyer & Vitse er nog even op na:
‘Om maatschappelijk engagement mogelijk te maken, zo lijkt het, moet het contact met de werkelijkheid op affectief niveau hersteld worden. Wie op het microniveau van het leven geen verbinding vindt, zal op het macroniveau van samenleving en politiek evenmin aansluiting vinden.’
Proberen te resoneren met verleden en omgeving is onmiskenbaar een thema van Plooi. Het gebrek aan engagement is de ik-figuur vergeven. First things first.
Bestelde Bewijs van bewaring van Iduna Paalman, dat eveneens is genomineerd voor de Herman de Coninckprijs 2023.
Opvallend: vier van de zes genomineerde bundels voor de Herman de Coninckprijs 2023 zijn debuutbundels. Ik heb het gevoel dat debuutbundels steeds vaker worden voorgedragen voor een prijs. Omdat hij dichters hun rijpingsproces gunde, besprak Hans Groenewegen zelden debuutbundels. Wat me bovenal fair play lijkt. Is er wellicht sprake van een commercieel dingetje of een hunkering naar verandering? Een separate overdenking waard.

March 18, 2023
Jack Spicer, Rooksignalen
Op 22 november 1963 werd president John F. Kennedy in Dallas, Texas, door Lee Harvey Oswald doodgeschoten. Oswald haalde driemaal de trekker over – ’bang, snap, crack’. Deze moord greep mensen over de hele wereld aan, sommigen werden gek van verdriet. De Amerikaanse dichter Jack Spicer (1925-1965) schreef er een kort titelloos gedicht over, dat eerst in Language (1965) en later in My Vocabulary Did This to Me: The Collected Poetry of Jack Spicer (2008) werd opgenomen:
RooksignalenZoals in de Eskimodorpen aan de kust waar de aardbeving plaatsvond
Knal, knak, krak. Ze zullen nooit weten wat hen trof
Op de kust van Alaska. Ze verwachten dat iedereen krankzinnig zal zijn.
Dit is een gedicht over de dood van John F. Kennedy.
*
Ik heb dit gedicht altijd louter gelezen als een gedicht over de dood van Kennedy, die ongetwijfeld ook Eskimo’s in Alaska niet onberoerd heeft gelaten. Totdat iemand me op ‘The Great Alaskan Earthquake’ wees, die op 27 maart 1964, enkele maanden na de moord op Kennedy, verwoestend toesloeg in het zuiden van Alaska. Het was met een kracht van 9,2 op de schaal van Richter de op één na zwaarste aardbeving ooit gemeten. Aan de kust werden enkele Eskimodorpen weggevaagd door de tsunami’s die erachteraan kwamen.
De ‘aardbeving’ in Spicers gedicht kan dus niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk gelezen worden. Spicer schreef het vers nadat het noodlot zo plotseling in Alaska had toegeslagen. Niemand die de aardbeving had zien aankomen. De rook had geen dreigingssignaal afgegeven. De paniek na de ‘knal, knak, krak’ moet groot zijn geweest, evenals het verdriet dat daar weer op volgde. Deze abrupte lotswending heeft Spicer vast doen denken aan de onverwachte dood van John F. Kennedy, enkele maanden daarvoor. En dat pende hij neer. Waarna hij het gedicht bruusk liet eindigen.

March 17, 2023
Tijs van Bragt, Eerst de dieren
‘Leven maken,’ zegt Tijs van Bragt in zijn bundel Bonterik Sterrenzager (2019), ‘behoort aan de dichters.’ De strekking ervan is tweevoudig: dichters zijn niet alleen druktemakers, maar ze hebben ook scheppingsdrang. In een titelloos gedicht diept Van Bragt het poëtisch creatieproces verder uit:
Eerst de dieren bij de dieren en de planten bij de plantenen de weefsels in het water vallend.
Boven het land
staan de hemellichamen te nippen aan de horizon
Ik noemde de aarde naar het water en zou
dat naar de hemel dragen
alles wat beweegt vastpakken
een karavaan aan namen rijpen
in mijn hoofd dat klapperbek gaat heten
geeuwbloesem
glaskever
rondklaver
bonterik
sterrenzager
*
Wie enigszins thuis is in de Bijbel zal in dit vers flarden herkennen van het scheppingsverhaal, zoals dat is opgetekend in Genesis: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde.’ In dat verhaal creëert God alles om in te bewegen en alles wat beweegt: licht, hemel, aarde, hemellichamen, planten, dieren en de mens.
Van Bragts gedicht leunt bewust op dit eerste boek van de Bijbel. Dankzij deze afhankelijkheid zal de lezer de ‘ik’ in regel vijf associëren met zowel de maker van het gedicht als het Opperwezen. Oftewel de dichter maakt niet alleen veel drukte, maar ziet zich als kunstenaar ook graag God gelijk.
Maar dichters scheppen uiteraard hun eigen wereld, en wel in taal. Telkens weer. In dit vers worden, onder toeziend oog van de hemellichamen, de dieren, de planten en de vissen (‘de weefsels in het water vallend’) eerst gegroepeerd om vervolgens ‘alles wat beweegt’ een naam te kunnen geven.
Dit doet denken aan het moment waarop God in Genesis de naamgeving van de dieren aan de mens overlaat: ‘Toen vormde hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten.’
Met de regels ‘Ik noemde de aarde naar het water en zou / dat naar de hemel dragen’ – een vervorming van enkele zinnen uit Genesis – lijkt Van Bragt vooral de eigenheid van de door hem gecreëerde wereld te willen benadrukken. In deze regels trilt ook het gezegde ‘water naar de zee dragen’ mee, wat ‘onnodig werk doen’ betekent, en zou kunnen wijzen op een zekere, vaak gekoesterde nutteloosheid van poëzie.
Fraai zijn de namen die de dichter tot slot bedenkt: ‘klapperbek’ voor (zijn eigen) hoofd, en ‘geeuwbloesem / glaskever / rondklaver / bonterik / sterrenzager’ voor dingen die bewegen. Verzinsels die niet alleen onderstrepen dat de relatie tussen klank en betekenis doorgaans arbitrair is, maar ook, en belangrijker, dat uit het niets iets vormen een fantastische menselijke mogelijkheid is.
Een bijzonder gedicht in een bijzondere bundel.

March 15, 2023
Schippers & Dworkin, ontleden
Dichters lezen, leren en lenen soms van elkaar. Hoewel Craig Dworkin en K. Schippers ieder een gedicht schreven, waaraan een identiek concept ten grondslag ligt, is hier hoogstwaarschijnlijk geen leentjebuur gespeeld.
In 2008 bracht de Amerikaan Dworkin (1969) het bijna driehonderd bladzijden lange gedicht ‘Parse’ uit. Het is een transcriptie van een Engels boek uit 1875, waarin wordt uitgelegd hoe je moet ontleden: How to Parse: An Attempt to Apply the Principles of Scholarship to English Grammar van Edwin A. Abbott. Dworkin ontleedde Abbotts tekst en zette alle woorden over in hun woordsoorten. Twee willekeurige bladzijden uit Dworkins ‘Parse’ zien er dan als volgt uit:

Dworkin heeft met ‘Parse’ een conceptueel gedicht geschreven: het idee erachter is belangrijker dan het werk zelf. Geen zinnig mens leest dit dikke boek uit, je bladert er wat in. Maar het concept vind ik fascinerend. Elke tekst, geschreven of gesproken, kan worden ontleed en in woordsoorten worden overgezet, en elke overzetting zal telkens weer een uniek resultaat opleveren. ‘Parse’ maakt deze mogelijkheid zichtbaar, tastbaar eigenlijk. Bovendien heb ik bewondering voor Dworkins uithoudingsvermogen: de vervaardiging van deze bijna driehonderd bladzijden tellende transcriptie moet monnikenwerk zijn geweest.
Ik ben een liefhebber van het werk van K. Schippers (1936-2021) en schafte enkele jaren geleden bij een antiquariaat Een klok en profil aan, zijn tweede poëziebundel die in 1965 bij Querido verscheen. Tot mijn verrassing trof ik daar een gedicht aan, waaraan hetzelfde concept ten grondslag ligt als aan Dworkins ‘Parse’. Het heet ‘Bep. hoofdtelw. zelfst. nw. (meerv. abstract)’:

‘Bep. hoofdtelw. zelfst. nw. (meerv. abstract)’ is een transcriptie van het korte gedicht ‘Twee gezegdes’ uit Schippers’ eerste bundel De waarheid als De koe, dat als volgt luidt: ‘Na regen komt zonneschijn // Beter een vogel in de hand dan tien in de lucht’.
Twee gedichten dus, waaraan een identiek concept ten grondslag ligt. Dichters lezen, leren en lenen soms van elkaar. Toen Schippers zijn gedicht uitbracht, was Dworkin nog niet geboren. Schippers heeft het concept niet van Dworkin kunnen lenen. Omgekeerd zou wel het geval kunnen zijn. Maar ik heb geen enkele aanwijzing gevonden dat Dworkin Schippers’ werk kent, en acht het dan ook waarschijnlijker dat twee experimentele dichters hier onafhankelijk van elkaar op hetzelfde idee zijn gekomen.
Overigens heeft Schippers zich bij de uitvoering van het idee beduidend minder hoeven inspannen dan Dworkin: drie regels versus honderden bladzijden die moesten worden overgezet, drie regels die Schippers bovendien niet zelf ontleedde, maar liet ontleden door Rob Nieuwenhuys, waar Dworkin al het werk zelf verzette. Als dank droeg Schippers zijn gedicht aan Nieuwenhuys op.
March 13, 2023
Dan Brady, Reverse engineering
Over de gedichten in Songs in E – (Transfer Books, 2023) zegt Dan Brady (1982) dat hij het ruwe materiaal verkreeg door verzen van Elizabeth Barrett Browning (1806-1861) en van Robert Browning (1812-1889) met behulp van een ‘onbetrouwbaar online vertaalprogramma’ eerst naar het Portugees te vertalen en daarna weer terug naar het Engels. Met deze klungelige omzettingen ging de dichter vervolgens aan de slag.
In ‘Reverse engineering’ mijmert een ik-figuur op een nachtelijk uur over het leven in het algemeen en de veroudering in het bijzonder. Naar dit laatste, het verouderingsproces, verwijst de titel van het gedicht. Buiten branden lichtjes.
REVERSE ENGINEERINGIn de uren dat er geen voetsporen op tapijten
worden achtergelaten, hoor ik het raderwerk van de wereld zuchten.
Mensen doen hun plicht, drukken op knoppen
om gekleurde lichtjes in een patroon te schikken
dat hen bevalt. Ik draag ook iets bij,
kweek witte bloemen voor doodskisten.
Wat we hebben gemaakt kunnen we ongedaan maken,
maar niet omgekeerd. Wij slijten
onwaarneembaar langzaam, zoals continenten verschuiven,
en vallen uit elkaar. Snoeren van gloeilampen hangen
in de bomen en schommelen in de wind. Licht
heeft niet de optie om te blijven; wij ook niet.
Op rustige momenten kan ik me verzoenen met het zekerheidje
dat ik dood zal gaan en dat er bloemen zullen zijn om op mijn graf te leggen.
*

March 11, 2023
Een pluraliteit van stijlen
In 2016 verscheen bij Uitgeverij Stanza een bundel verzen van Amerikaan Charles Bernstein, Denken dat ik denk dat ik denk. Een introductie tot zijn poëzie. Sarah Posman, Samuel Vriezen en ikzelf tekenden voor de vertalingen. Bovendien bevat Denken dat ik denk dat ik denk een geactualiseerd opstel, dat ik ooit schreef bij het verschijnen van Bernsteins bundel Girly Man. Dat opstel wordt hieronder onverkort weergeven, voorafgegaan door mijn vertaling van Bernsteins gedicht ‘Thank You For Saying Thank You’.
BEDANKT VOOR JE BEDANKJEDit is een volledig
toegankelijk gedicht.
Er staat niets
in dit gedicht
wat op enigerlei
wijze moeilijk is.
Alle woorden
zijn simpel &
raak.
Het bevat geen nieuwe
concepten, geen
theorieën, geen
ideeën die je in verwarring
brengen. Dit gedicht
heeft geen intellectuele
pretenties. Het is
puur emotioneel.
Het drukt voor honderd procent
de gevoelens uit van de
auteur: mijn gevoelens,
de persoon die nu
tegen je spreekt.
Het draait hier om
communicatie.
Van hart tot hart.
Dit gedicht erkent
& waardeert jou als
lezer. Het
viert de
overwinning van de
menselijke verbeelding
te midden van rampspoed &
ellende. Dit gedicht
bestaat uit 90 regels,
282 woorden en
meer lettergrepen dan
ik zo snel kan
tellen. Alle regels,
woorden & lettergrepen
zijn gekozen om enkel
de beoogde betekenis
over te brengen
& meer niet.
Dit gedicht zweert
duisterheid & raadselachtigheid af.
Niets blijft
verborgen. Honderd
lezers zouden ieder
op identieke
wijze het gedicht
lezen & er
dezelfde boodschap
uit halen. Zoals alle
goede gedichten vertelt
dit gedicht openhartig
en in de tegenwoordige
tijd een verhaal dat
niets te raden
overlaat. Hoewel
het soms bitterheid,
woede, wrok,
vreemdelingenhaat & een tikkeltje
racisme laat zien, is
de uiteindelijke strekking
positief. Het vindt
vreugde, zelfs op
die nare momenten
in het leven die
het met je
deelt. Dit gedicht
vertegenwoordigt de hoop
op een poëzie
die haar rug niet
naar het publiek
toekeert, die
niet denkt dat ze
beter is dan de lezer,
die zich inzet
voor poëzie als een
populaire vorm, net als
vliegeren en vlieg-
vissen. Dit gedicht
behoort niet tot een
school, kent geen
dogma. Het volgt
geen mode. Het
zegt gewoon wat
het zegt. Het is
echt.
*
Charles Bernstein (1950) heeft zich gedurende zijn lange dichterscarrière steeds afgezet tegen de ‘offcial verse culture’ en wat hij noemt de ‘frame lock’ van de gangbare literaire kritiek. In zijn in verzen geschreven essay ‘Artifce of Absorption’ (A Poetics, 1992) zegt hij over de officiële poëziecultuur:
Bovendien heeft de officiële poëziecultuurvan de laatste 25 jaar zich ingelaten met militante
campagnes om ‘het subversieve, onafhankelijk-van-de-dingen
karakter van de taal aan banden te leggen’
in naam van de gangbare vorm, helderheid, eerlijkheid
of directheid van het gedicht
In My Way: Speeches and Poems (1999) definieert hij ‘frame lock’ als de eis van de gangbare literaire kritiek tot ‘een ondubbelzinnigheid, minimale stemmingswisselingen binnen of tussen paragrafen, uitsluiting van irrelevant of tegenstrijdig materiaal en beperking van de toon tot het bekrompen, geaffecteerde omhulsel van gematigdheid, neutraliteit, objectiviteit, respectabiliteit of ontzielde abstractheid’.
‘Voor Bernstein,’ zegt Susan M. Schultz in haar essaybundel A Poetics of Impasse in Modern and Contemporary American Poetry (2005), ‘kunnen vorm, stijl en inhoud niet van elkaar worden gescheiden; schrijven in een conventionele vorm of stijl betekent conventioneel denken.’ Bernstein is op zoek naar ‘een alternatief voor het kleurloze conformistische, op mode gerichte denken dat een vernietigende uitwerking heeft op ons mentale landschap’.
Elders presenteert Bernstein zich als een verkoper van poëzie: ‘Ik zeg altijd dat ik een professor in de poëzie ben, ik doceer poëzie; zie me als een gladde verkoper, een oplichter: ik wil uw kennis niet testen; ik wil u overtuigen van de waarde van poëzie als methode, als een wijze van schrijven, als een vorm van visie.’
Bernstein wil ontdekkingsreiziger zijn, nieuwe wegen vinden, nieuwe kennis opdoen. Poëzie is daarbij zijn vervoermiddel. Hij wisselt voortdurend van vorm en stijl. Dat wisselen kan enerzijds worden uitgelegd als verzet tegen de officiële poëziecultuur, maar moet anderzijds ook worden opgevat als de ontginning van het talige landschap waar hij doorheen reist, op zoek naar dat wat nog bedekt is. Hij wil begrijpen, inzicht verwerven in de taal en de wereld om hem heen door middel van poëtisch onderzoek. Daartoe experimenteert hij, is avant-garde pur sang.
Hij vroeg me enkele jaren geleden, toen ik aan vertalingen van zijn poëzie werkte, of ik ook Nederlandse experimentele dichters kende. Ik antwoordde hem, niet geheel bezijden de waarheid maar ook om te provoceren, dat de avant-garde in Nederland door de dichters zelf was doodverklaard en dat we waren teruggevallen in een toestand van apathie. Hij wilde me niet geloven. Dat ging tegen zijn hele wezen in.
In 2006 verscheen Bernsteins bundel Girly Man, die gedichten bevat die vrijwel allemaal tussen 2001 en 2004 zijn geschreven. Het openingsgedicht, ‘In Particular’, geeft een opsomming van meer dan honderd potentiële onderwerpen voor een gedicht:
Een zwarte man die bij een bushalte wachtEen blanke vrouw die op een stoel zit
Een Filipijn die een aardappel eet
Een Mexicaanse jongen die schoenen aantrekt
Een Hindoe die zich in een iglo verbergt
Een dik meisje in een blauwe bloes
Een christelijke dame met een haarstukje
Het doet bij aanvang nog gewoon aan maar wordt allengs absurdistischer: ‘Een Sefardisch kind dat sjoelt aan dek / Een Mongool die Napoleon imiteert / Een jonge anarchist met een schuinse blik’, en tegen het einde kan ik mijn lachen niet meer inhouden: ‘Een klungelige Zweed die kogels ophoest / Een behekste Haïtiaan die gedwongen op vakantie is / Een Iraanse oncoloog die metrisch parkeert’. Bernstein zwaait hier als het ware zijn balkondeuren open en gunt ons een eerste blik op zijn zelf geschapen landschap waarin hij ons mee op ontdekkingsreis zal nemen.
In het daarop volgende gedicht, ‘Thank You For Saying Thank You’, opent Bernstein de aanval op de officiële poëziecultuur. Het gedicht beschrijft wat het volgens de officiële poëziecultuur zou moeten zijn (maar niet is):
Dit is een volledigtoegankelijk gedicht.
Er staat niets
in dit gedicht
wat op enigerlei
wijze
moeilijk is.
[...]
Het bevat geen nieuwe
concepten, geen
theorieën, geen
ideeën die je in verwarring
kunnen brengen. Dit gedicht
heeft geen intellectuele
pretenties. Het is
puur emotioneel. [...]
Dit gedicht
behoort niet tot een
school, kent geen
dogma. Het volgt
geen mode. Het
zegt gewoon wat
het zegt. Het is
echt.
De lezer zal vrij snel doorhebben dat hier de spot wordt gedreven met bepaalde poëzieopvattingen. In een interessante bespreking vergelijkt Ron Silliman dit gedicht met René Magrittes bekende schilderij ‘Ceci n’est pas une pipe’. Evenals het schilderij kan Bernsteins gedicht steeds vanuit een andere context gelezen en begrepen worden. ‘Het gedicht “werkt”, wordt niet onmiddellijk als onzin afgedaan, nodigt uit tot herlezing omdat niet elke zin “een leugen” is.’ Gaandeweg wordt de lezer uitgenodigd om de zinnen op hun waarheidsgehalte te beoordelen en zal tot de ontdekking komen dat dat gehalte sterk afhankelijk is van de context waarin de zinnen worden geplaatst. Elke zin is helder, maar de precieze betekenis ervan in samenhang met het geheel lijkt telkens te ontsnappen. Het resultaat is een complex gedicht, waarmee Bernstein ook direct de toon van de bundel zet: geen lezer die nog argeloos verder lezen kan.
Girly Man bestaat uit zeven afdelingen, die voor een deel al eerder in de vorm van pamfletten of ‘chapbooks’ werden gepubliceerd. De tweede afdeling, ‘Some of These Daze’, werd in de herfst van 2001 geschreven en geeft Bernsteins verwerking van 9/11 weer. Het bevat persoonlijke aantekeningen en een brief aan een vriend in Rusland. Het persoonlijke karakter maakt ‘Some of These Daze’ tot een uitzonderlijk document binnen Bernsteins oeuvre; normaliter is er weinig plaats voor zijn gevoelens in zijn gedichten. Hij woont in New York:
What I can’t describe is how beautiful the day is in New York; clear skies, visibility all the way to the other side of wherever you think you are looking.Or looking away.
Bernsteins werk is geëngageerd. Girly Man bevat gedichten over de oorlog in Irak (‘Oorlog is de voortzetting van proza met andere middelen. / Oorlog is nooit sorry te hoeven zeggen.’), hekelt de consumptiemaatschappij (‘Ik heb geprobeerd / een Amerikaan te zijn. Ik ben / naar de Pizza Hut geweest/ om “het geweldig naar mijn zin te hebben”/ met mijn favoriete toppings.’), doet geheel in lijn met deze tijd aan ‘Self-Help’ (‘Trein gemist? – Uitstekende gelegenheid om het station te verkennen!’) en is voortdurend politiek actief:
De waarheid verstopt zich achter een tranenvloedDe korsten van de huilebalken worden dikker van angst
De ooit eens voorgestelde democratie
Is weer verder uitgehold en toegetakeld
Door mannen met wrede bedoelingen
Die haat prefereren boven rijm
Hij verandert voortdurend van vorm en stijl. Prozapoëzie wordt afgewisseld met kinderversjes, vragenlijsten, opsommingen, zeer geconcentreerde, van alle opsmuk ontdane verzen, ‘granaatappelen’ (tweeregelige gedichten: ‘dag trekt zich terug in drijfzand / op aangename avonden’), fuga’s en ballades. De toon varieert van humoristisch tot filosofisch, formeel, scherp of provocerend. Het geheel vormt een rijk ensemble.
In Girly Man zet Bernstein zich opnieuw af tegen de officiële poëziecultuur: helderheid blijkt complex, eerlijkheid een leugen, ondubbelzinnigheid meerduidig. Hij experimenteert met stemmingswisselingen binnen en tussen paragrafen, gebruikt irrelevant of tegenstrijdig materiaal en toont zich allerminst gematigd, neutraal, objectief of respectvol. In ‘The Beauty of Useless Things: A Kantian Tale’ worden de begrippen nutteloosheid, kunst en betekenis op een hilarische wijze met elkaar verbonden:
Felix bracht een aardewerken potje naar huis, dat hij op school gemaakt had: het leek een asbak, maar hij vertelde me dat het een kopje was (niet roken, alstublieft). Felix legde verder uit dat enkele plekjes aan de binnenzijde van het kopje niet waren geglazuurd, waardoor er niet uit kon worden gedronken.‘Je zegt dus dat het nutteloos is?’
‘Ja.’
‘Dan moet het kunst zijn.’
‘Wat is de voorkant?’
‘De voorkant is de betekenis, de betekenis het verlies, het verlies is de carrousel, de carrousel de aanschouwing, de aanschouwing is de voorkant.’
Charles Bernsteins is inmiddels een grote naam binnen de Amerikaanse poëzie. Hij staat te boek als schepper én verbreider van een herkenbare stijl: een pluraliteit van stijlen. ‘Het is interessant om te zien,’ zoals Susan M. Schultz opmerkt, ‘in welke mate Bernstein in staat zal zijn om zijn status van anti-modieus dichter te handhaven nu de mode hem begint in te halen.’ Ik vermoed dat hij een poging zal wagen, niet bang zal zijn om zijn gewonnen aanzien op het spel te zetten, of zoals hij zelf in een vraaggesprek heeft gezegd: ‘Niet saai zijn is wellicht niet zo gedurfd als mensen denken. Je valt niet van de aarde af. Je bent niet zo ondoorgrondelijk als je wellicht vreest … Het is in sommige opzichten een risico en mensen ervaren het als een risico, maar hoe ziet de keerzijde van niet-saai-zijn er nu eigenlijk precies uit?’
BEMOEDIGENDE GEDACHTENJe kunt jezelf niet
ontslaan – hoe
zeer je het ook
zou verdienen, hoe
erg je ook mag hebben
gefaald,
noch kun je iemand anders
inhuren om je te vervangen
zelfs niet wanneer
je job overbodig
geworden is & geen
stukje van jezelf
de kracht heeft om
te pleiten voor
jouw
aanblijven. Met
zo’n
idee baande ik
me een
weg
door wat
over
bleek te zijn
van ‘t levensverhaal
tevreden
het roer der
gelegenheid
vasthoudend
al was het maar
om te voelen hoe het water
der tegenspoed
er langs-
scheeps
aan rukte.
[...]

March 8, 2023
Robert Creeley, O
De ouderdom komt met gebreken; I know. Maar hoe ga je daarmee om? Adviezen genoeg, maar uiteindelijk zul je zelf een modus moeten vinden.
Míjn belangrijkste wapens zijn: een meterslange lijst karweitjes, op zijn tijd een schuimend potje bier, een zweempje ironie en heul veul gelatenheid. Wat het onvermijdelijke iets verzoet, maar meer ook niet.
Robert Creeley zette een ander middel in: hij schreef als uitlaatklep gedichten over het aftakelingsproces. Onderstaand vers werd in 1990 opgenomen in de bundel Windows, toen hij 64 was:
OO, blijf nog even,
sip, slaphangend vel
en broos geworden botten.
Blijf zitten,
oude kop, tanden,
ga niet weg.
Vanbinnen en vanbuiten
het verleppen
van lichaamsdelen,
bewegingsleer,
instortende geest,
gewoontes, een en al
echo hier
in gevlekte huid, troebel oog,
zich herhalend gemompel.
Zucht eens, of geef eens
een teken in het luchtledige
dat ik er nog steeds in zit.
*
Wat een doffe ellende. Grotendeels. Want dit gedicht is tevens de bevestiging van het feit dat er nog altijd leven zat in de oudere Creeley. Je moet je piepende lichaam en krakende geest dingen blijven ontfutselen.

March 7, 2023
Johannes van der Sluis, Schoonheid
Profane verlichting (Lebowski, 2022) is Johannes van der Sluis’ (1981) derde dichtbundel, waarvan het openingsgedicht ‘Schoonheid’ heet:
SCHOONHEIDAlles wat de grote stad wegwierp, alles wat zij verloor, alles wat zij verachtte en alles wat zij kapottrapte.
Baudelaire
Al eerder
had ik hem zien rondrijden
in zijn rolstoel
met een vuilniszak
met een grijpstok
pakte hij het afval op
bij het vallen
van de avond
spreek ik hem aan
en zeg
dat hij zo goed bezig is
hij spreekt zijn eigen taal
we vinden elkaar
in onbegrip
waarom mensen
zoveel rotzooi
op straat pleuren
er bestaan geen wegwerpexemplaren
sommige mensen
zijn gewoon
minder bruikbaar
overtollig
bij het spreken
overmatig
opent hij zijn mond
volledig
een grote rommelige
bovenste tandenrij
zelden zag ik
zo’n schitterend mens
afval oprapen
poëzie
rondzwerven
tussen woorden
die blijven liggen
alles oprapen
en schoonheid vinden
verlichting zoeken
*
We hebben net een anekdote gelezen, waarvan de amusementswaarde een subjectief oordeel is. Ik geloof dat de beschreven gebeurtenis werkelijk heeft plaatsgevonden en dat de ik-figuur Van der Sluis is, maar ik kan het mis hebben. Ook denk ik dat Van der Sluis denkt dat poëzie voor het oprapen ligt. Ik weet niet of ik het met hem eens ben.
Laten we bij het einde van het gedicht beginnen, waar zich in dit geval het zwaartepunt bevindt, de betekeniskern: ‘alles oprapen / en schoonheid vinden / verlichting zoeken’. Deze drie regels kunnen zowel op de vrijwillige milieuwerker in de rolstoel als de dichter zelve betrokken worden. Als we ze poëticaal beschouwen, dan leren we dat Van der Sluis via poëzie en schoonheid naar verlichting zoekt. Wat me geen klein bier lijkt, grote woorden zijn. Welke last de dichter draagt blijft helaas ongewis, maar naar antwoorden op de vragen of er poëzie is opgeraapt en schoonheid gevonden, kan ik een gooi doen.
Met betrekking tot schoonheid vind ik één betekenisvol aanknopingspunt in het gedicht, en wel in de regels ‘zelden zag ik / zo’n schitterend mens / afval oprapen’. Hoewel ‘schitterend’ ook zou kunnen verwijzen naar de ‘grote rommelige / bovenste tandenrij’ van de andersvalide, waar, wie weet, net zonlicht op valt, lijkt me een referentie aan schoonheid in de zin van deugdzaamheid plausibeler. Wie vuil van straat opraapt verdient lof, eer.
Daar staat wel tegenover dat de man in de rolstoel er ook minder frisse denkbeelden op na lijkt te houden: ‘sommige mensen / zijn gewoon / minder bruikbaar / overtollig’, tenzij je je realiseert dat hij het hier ook over zichzelf kan hebben, zelfbewust en sarcastisch. En zelfbewustzijn met een vleugje sarcasme vind ik als karaktertrek wel schoon, charmant.
Dan nog de laatste kwestie: is deze prozaïsche anekdotische tekst ook als poëzie herkenbaar? Oftewel: wat is poëzie? Zie voor een algemeen geldend antwoord maar eens afdoend bewijs te leveren. Op mijn eigen hyperindividuele niveau: het vertelde had wel iets meer getoond kunnen worden, liefst op een vervreemdende wijze.
March 4, 2023
Chekwube O. Danladi, Zeg mijn naam
Chekwube O. Danladi werd in Nigeria geboren en groeide op in Washington D.C. en Baltimore. Het gedicht ‘Say My Name (1987)’ is afkomstig uit haar chapbook Take Me Back, dat in 2017 verscheen.
ZEG MIJN NAAM (1987)i. Kolonisator en ik maken samen ons bed op.
Ik sta op het punt te smeken.
ii. Mijn moeder is een zuipende zandduin in Manchester.
In het Northern Quarter laat ze witte mannen van haar tenen proeven als oefening.
iii. Mijn vader telt zijn leugens in Lagos, of Washington laatst:
Hier hoef ik niet langer de botten van wezen te eten;
ik zal mijn tuin begieten met zeezout en bataten telen voor mijn kinderen;
moge de zon van deze kust kalksteen maken van mijn huid.
Hij stopt ze allemaal in het spleetje tussen zijn tanden en zucht zichzelf in slaap.
iv. Ibrahim Badamasi Babangida krijgt
een pijpbeurt als beloning voor een coup zonder bloedvergieten en
Naamgenoot is nestor van de Kamer geworden. Sommigen zeggen dat SAP
Suffering for African People betekent. Maar IBB eet nog steeds. Meer zelfs.
Maryam zegt dat zijn zaad naar geroosterd lam met kokosrijst smaakt.
v. In Manchester overweegt mijn moeder zwangerschap,
geeft kinderen in de kou een naam.
Na een pot bier bedenkt ze passende benamingen: Miranda, of
Maggie Hilda. Ze maakt haar lippen nat met ijs.
*
‘Zeg mijn naam (1987)’ heeft een titel en vijf genummerde strofes. In de eerste strofe treedt de ik-figuur op, die heel goed Danladi zelf zou kunnen zijn, en de overige strofes handelen over de moeder en vader van de ik-figuur en Ibrahim Badamasi Babangida, die van 1985 tot 1993 dictator van Nigeria is geweest. Driemaal wordt expliciet de plaats van handeling aangegeven en eenmaal impliciet, de lezer hopt de wereld over, van Engeland naar de VS naar Nigeria. De nummering benadrukt de vijfledige opbouw van dit gedicht.
In de eerste, korte strofe maken twee mensen samen een bed op, de ik-figuur en iemand die ‘kolonisator’ wordt genoemd. De ik-figuur staat op het punt van smeken. We zien hier een shot waarin een machtsverhouding wordt neergezet, als die tussen een zwarte slavin en een witte settler. De gedachte dringt zich bij me op dat de man de vrouw tot seks heeft gedwongen. De titel van het gedicht, Say My Name, dat ook de titel van een liedje van Destiny’s Child is, zet me op nog een ander spoor. Dat liedje gaat over een vrouw die vermoedt dat ze door haar man wordt bedrogen en opent als volgt: ‘Say my name, say my name / If no one is around you / Say baby I love you / If you ain’t runnin’ game’. Zou er in het gedicht sprake van een problematische liefdesverhouding zijn?
In de tweede strofe, die eveneens maar uit twee regels bestaat, verschijnt de moeder van de ik-figuur op het toneel. Ze houdt zich in de wijk Northern Quarter op, in het Engelse Manchester, waar ze witte mannen aan haar tenen laat likken. Dat er tussen moeder en ik-figuur een verwijdering is opgetreden, zou je kunnen afleiden uit de typering ‘zuipende zandduin’ oftewel moddervette alcoholiste. Om aan de kost te komen, vermoedelijk, is moeders witte mannen met een voetfetisjisme ter wille. In dit beeld worden koloniale verhoudingen – het woord ‘kolonisator’ klinkt ook in deze strofe nog door – ondersteboven gekeerd. Al met al een huishouden met een randje, lijkt me.
De vader wordt in de derde strofe als leugenaar, zwerver en fantast weggezet, die soms in Lagos, dan weer in Washington opduikt. Wie botten van wezen eet doet aan hekserij, in Nigeria juju geheten, en bataten telen op een met zout bestrooide bodem levert gegarandeerd een mislukte oogst op. Ik zie een armoedzaaier met een fietsenrek voor me, die hoopt (ditmaal) langer in de VS te kunnen blijven, totdat zijn huid gehard is door de Amerikaanse zon.
Danladi kwam in de miljoenenstad Lagos ter wereld. Haar geboortejaar, dat ik niet heb kunnen achterhalen, zou het ‘1987’ uit de titel kunnen zijn. Ibrahim Badamasi Babangida was op dat moment dictator van Nigeria. Na een bloedeloze coup in 1985 had hij zichzelf tot president van deze West-Afrikaanse federale republiek uitgeroepen. Babangida was getrouwd met Maryam King, die hem in de vierde strofe ook bedient. Naar aanleiding van de zinsnede ‘Namesake has become Father of the House / Naamgenoot is nestor van de Kamer geworden’ achterhaal ik dat de Nigeriaanse achternaam Babangida ‘father of the house’ zou betekenen en dat de nestor van een politiek bestuursorgaan in het Engels met Father of the House wordt aangeduid. Onder de noemer SAP, Structural Adjustment Program, voerde Babangida met behulp van internationale leningen economische en politieke veranderingen door. Dat niet iedere Nigeriaan van dit programma profiteerde maken de woorden dat ‘sommigen zeggen dat SAP Suffering for African People betekent’ duidelijk. Zou armoede een van de redenen zijn geweest waarom de ik-figuur met haar ouders uit Nigeria is vertrokken? Dat de ik-figuur weinig op heeft met Babangida, die nog altijd leeft, is in elk geval een understatement.
In de laatste strofe keren we terug naar de moeder in Manchester. Ze drinkt bier en overweegt nog een kind te nemen. Dit impliceert, als we auteur en ik-figuur als identiek beschouwen, dat ze Danladi op (zeer) jonge leeftijd heeft gekregen. Van hoeveel kinderen zou ze in tussentijd bevallen zijn? vraag ik me af. De suggestie dat deze moeder een kil kreng is en haar kinderen na verloop van tijd verlaat, in de kou laat staan, kan ik niet van me afzetten. Hopelijk vergis ik me.
‘Zeg mijn naam (1987)’ is een poging tot afstand nemen van schokkende ervaringen, van armoede en een gebrek aan liefde. Het resultaat is een overrompelend gedicht dat je lang bijblijft. Ik duim, maar de pijn lijkt diep te zitten.

March 1, 2023
Iemand spreekt een zin uit, Arjen Duinker
Toen ik Arjen Duinkers gedicht ‘Iemand spreekt een zin uit’ uit zijn nieuwe bundel De postzegelverzamelaar las, was ik meteen verkocht. Eén zin, veertien regels, waarvan eentje wit. Er was herkenning. Hoe groot is de kans dat je ooit je grote liefde tegenkomt? Ik kwam haar tegen.
