Ton van 't Hof's Blog: Ton van ’t Hof, page 39
April 12, 2023
Poëziedagboek #2
Onder de vijf genomineerde bundels voor De Grote Poëzieprijs 2023 slechts één debuutbundel, wat eigenlijk best al wel veel is.
Las Frank Keizers De introductie van het plot, dat is genomineerd voor De Grote Poëzieprijs 2023, en vind het als aarzeling ontwapenend, en sterk van vorm.
Las Ryman van de Amerikaanse dichter Christian Schlegel om reden van het procedé, dat ooit door David Antin werd verzonnen: je schuift je keyboard opzij, begint te praten, neemt dat op en tikt het vervolgens weer uit: et voilà, een gedicht. Interessant procedé, maar inhoudelijk kon Ryman mijn aandacht niet vasthouden.
Las beginnen voor gevorderden van Hélène Gelèns, dat eveneens is genomineerd voor De Grote Poëzieprijs 2023, en ben nog steeds onder de indruk, en vind het inderdaad een bundel voor gevorderden. Morgen bespreek ik er een gedicht uit.
Begonnen in Johan Reijmerinks pil De andere stem. Over het dialogisch dichterschap van Bernlef: Ashbery – Bernlef – Tranströmer. Bezit van alle drie vrijwel het volledige poëtische oeuvre.
April 11, 2023
Dossier Niedecker, Bovenmeer
Enige tijd geleden besprak ik op een vorig blog in twaalf afleveringen het lange gedicht ‘Lake Superior’ van de Amerikaanse Lorine Niedecker (1903-1970). Lake Superior, in het Nederlands Bovenmeer, is het grootste en hoogst gelegen meer van, wie kent ze niet, de vijf Grote Meren: Ontariomeer, Eriemeer, Michiganmeer, Huronmeer en Bovenmeer. Het Bovenmeer maakt deel uit van de Canadese staat Ontario en de Amerikaanse staten Minnesota, Wisconsin en Michigan.
In 1966 reden Niedecker en haar echtgenoot in een Buick tegen de klok in om het Bovenmeer heen, een tocht van ca. 2500 km. De achterbank van de auto lag bezaaid met landkaarten, reisgidsen en handboeken over uiteenlopende onderwerpen, waaronder geologie, waar Niedecker veel belangstelling voor had. Deze reis ligt ten grondslag aan Niedeckers gedicht ‘Lake Superior’, dat in 1968 voor het eerst werd uitgegeven.
Mijn vertaling en volledige bespreking van ‘Lake Superior’ is nu voor lezers van dit blog in pdf beschikbaar: downloaden.
April 10, 2023
N.H. Pritchard, C
Veruit de meeste gedichten bestaan uit woorden, die de betekenis van het gedicht voortbrengen. Soms heeft de dichter het gedicht zodanig vormgegeven dat de typografie bijkomende betekenis genereert. We spreken dan van concrete poëzie. Als er ook nog grafische beelden aan zijn toegevoegd, dan kunnen we de gedichten onderbrengen in de subcategorie visuele poëzie. Maar over de precieze definities van concrete en visuele poëzie zijn de geleerden het nog niet eens. Er zijn grijze gebieden. Enfin. Een enkele keer is een gedicht niet bedoeld om te worden gelezen, maar om te worden gezien.
Het oeuvre van de Amerikaanse dichter Norman Henry Pritchard (1939-1996) is klein en bestaat hoofdzakelijk uit concrete poëzie. In de jaren zestig van de vorige eeuw maakte hij deel uit van Umbra, een collectief van jonge zwarte schrijvers dat in 1962 in New York werd opgericht. Umbra zette zich af tegen het witte literaire establishment en zocht naar een ander, eigen geluid. De vraag of Umbra zich in eerste instantie activistisch of esthetisch diende te oriënteren, zorgde voor spanningen binnen het collectief. Uit zijn werk maak ik op dat Pritchard vooral op het esthetische gericht was.
In 2021 werd één van Pritchards boeken, The Matrix. Poems 1960-1970, door Ugly Duckling Presse in een oplage van drieduizend stuks opnieuw uitgegeven. Het telt een aantal fantastische gedichten die je simpelweg moet zien, wat je er uiteindelijk ook van vindt. Een van mijn favorieten is een titelloos gedicht dat twee bladzijden beslaat en uit 4428 hoofdletters C bestaat:

In dit vers wordt materiaal waaruit taal bestaat nadrukkelijk én op esthetische wijze naar voren gebracht. Er is hier sprake van eenheid en eenstemmigheid, gelijkheid en symmetrie. Ik beleef er een intens kijkplezier aan, zoals schilders enorm van penseelstreken kunnen genieten.
Dit concrete gedicht maakt deel uit van de afdeling ‘isostasy’ oftewel ‘isostasie’ in het Nederlands, een woord dat o.a. verwijst naar het ‘gravitationele evenwicht’ tussen de harde buitenlaag van de aarde en de plastische laag er direct onder. De aardkorst drijft simpel gezegd op een kneedbare laag. Het isostatische model wordt gebruikt om hoogteverschillen op aarde te verklaren. In dat model wordt de dikte van de aardkorst met een kleine letter c aangeduid.
Een verband dat ik kan leggen tussen isostasie en Pritchards gedicht is dat van evenwicht: het gedicht drukt een toestand van evenwicht uit. De geordende hoofdletters C houden zichzelf en daarmee het vers in evenwicht. Er heerst rust, harmonie. Een ander woord voor ‘harmonie van zaken’ is overigens ‘concordantie’, dat nog meer betekenissen heeft, waaronder: ‘het evenwijdig gelaagd zijn van aardlagen’. Asjemenou. Ik zie nu ineens aardlagen in Pritchards gedicht, van koolstof, dat wordt aangeduid met het scheikundig element C. Koolstof komt in de natuur voor in de vorm van houtskool, grafiet, diamant, aardolie etc. Hoeveel samenhang kun je aanbrengen?
Ik geloof dat ik nu wel omstandig genoeg geweest ben. Het staat de lezer uiteraard vrij om nog wat verder te puzzelen.
April 9, 2023
John Ashbery, Kwakkelig
Hoe het lot de zaken ook beschikt, aan het eind wacht ons allen de dood. De dood is het wiegelied dat voor iedereen wordt gezongen. Wie een hoge leeftijd bereikt weet ook dat de ouderdom met gebreken komt. Je wordt strammer, je ogen, oren en concentratievermogen gaan achteruit en je voelt je vaker eenzamer. De herfst van het leven is niet altijd een pretje.
Vanuit deze invalshoek vertaalde ik John Ashbery’s gedicht ‘Streakiness’ uit de bundel A Worldly Country, die in 2007 verscheen, het jaar waarin de dichter tachtig werd en ongetwijfeld al enige tijd last had van ouderdomskwaaltjes. ‘Streakiness’ heeft meerdere betekenissen, waaronder doorregenheid (het doorregen zijn met vet) en veranderlijkheid. In het Engels klinkt ook nog eens het woord ‘streaken’ mee, naakt rennen in het openbaar. Ashbery was een grote, zware man, die op z’n tachtigste menig pondje vet met zich mee torste. ‘Doorregenheid’ is een mogelijke maar wel foeilelijke vertaling. Via ‘veranderlijkheid’, ‘wisselvalligheid’ en ‘kwakkeligheid’ kwam ik vervolgens op ‘kwakkelig’ uit, dat in elk geval de geest van het gedicht ademt: 1. met zijn gezondheid sukkelen; 2. steeds licht vriezend en weer dooiend, waarin ook ‘het kan vriezen, het kan dooien’ – de afloop is onzeker – doorklinkt.
KWAKKELIGBij het passeren van de lage brug geeft iemands lotsbeschikking lucht
aan een scheldkanonnade. De kastanjebomen
laten hun bladeren één voor één vallen. Terwijl het ene
na het andere gespreksonderwerp werd aangesneden, liet de deur
telkens een enkele bezoeker toe. Waarom ook niet?
Was dit de reden dat we aandachttrekkende
momenten op het plein schuwden nadat de zon
was uitgemokt? Er waren konijnen in de oase
en wij wisten van niets, al helemaal niet
van opeengepakte nogahandelaren. Eén
wiegelied voor iedereen. Horen kent geen clausule,
alleen gewiekste perspectief schrokkende reuzen
of eenzaamheid houden zich staande, onopvallend
hoewel gevangen in pillen licht.
*
Het ongemak dat in dit gedicht centraal staat is slechthorendheid. Of Ashbery hier ook zelf mee kampte weet ik niet. Mensen met gehoorverlies hebben, zeker in gezelschap, moeite om gesprekken te volgen. Ze moeten zich inspannen om te kunnen horen wat een ander zegt. Nadat de lezer in de eerste regels is voorgesteld aan een stijve bejaarde die de ouderdom al scheldend maar moeilijk kan aanvaarden, volgt een specifieke verwijzing naar dovigheid: ‘Terwijl het ene / na het andere gespreksonderwerp werd aangesneden, liet de deur / telkens een enkele bezoeker toe.’
Hoewel de eerste strofe met een schouderophalen eindigt worden in de tweede enkele nare consequenties van slechthorendheid uit de doeken gedaan. Het mijden van ‘aandachttrekkende / momenten’, waarop het een lawaaiige drukte van belang is, lijdt tot vereenzaming. Nieuwtjes blijven uit – ‘Er waren konijnen in de oase / en wij wisten van niets’ – en ‘perspectief schrokkende reuzen’ verengen je wereld. Bovendien gaat de achteruitgang van het gehoor, dat geen ‘clausule’ kent, vaak sluipenderwijs en is niet tegen te houden. Maar wie het overkomt wordt telkens weer met de gevolgen, ‘gevangen in pillen licht, geconfronteerd. Geen olijk gedicht, wel uit het leven gegrepen.
April 7, 2023
Joke van Leeuwen, Vel
Wie op internet speurt naar de oorsprong van het bekende gezegde ‘één beeld zegt meer dan duizend woorden’ komt al gauw bij de Chinese filosoof en politicus Confucius uit, die vijfhonderd jaar voor Christus leefde. Hij zou de Chinese uitdrukking ‘iets honderdmaal horen zegt niet meer dan het eenmaal zien’ hebben bedacht, die wel als een equivalent van ‘één beeld zegt meer dan duizend woorden’ wordt beschouwd. Later deden kunstenaars als Leonardo da Vinci, Ivan Toergenjev en Henrik Ibsen soortgelijke uitspraken. Maar het was een Amerikaanse reclameman, Fred R. Barnard, die halverwege de vorige eeuw de slogan ‘One Picture Is Worth Ten Thousand Words’ verzon, waar het Nederlandse gezegde een vertaling van is.
Wat ‘één beeld zegt meer dan duizend woorden’ kenmerkt is dat het niet altijd waar is. Soms kan wat enkele woorden uitdrukken maar moeizaam worden uitgebeeld. Het gevoel van een kus, bijvoorbeeld. Uitdrukkingsvormen hebben zo hun beperkingen. Probeer muziek maar eens te beschrijven of na te schilderen. Schrijver-illustrator Joke van Leeuwen is zich van dit alles zeer bewust. Ze schreef er zelfs een gedicht over, ‘Vel’ getiteld, dat werd opgenomen in haar bundel Wuif de mussen uit, die in 2007 werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs.
Het korte gedicht beslaat elf regels, verdeeld over twee strofes. In de eerste strofe lezen we enkele voorbeelden van wat zich ‘trager’ en ‘moeilijker laat tekenen dan beschrijven. Het betreft dan vooral een veelvoud of verscheidenheid aan dingen: ‘kilometers krentenbollen, / massa’s met behoeftes’. In de tweede strofe, die uit vier regels bestaat, toont Van Leeuwen ons dat één beeld inderdaad zaken doeltreffender kan overbrengen dan een zootje woorden: ‘Teken een streep: herken de verte.’ Toch is hier iets geks aan de hand, zijn we op een paradox gestuit: Van Leeuwen heeft het getekende namelijk in bewoordingen vervat! Bovendien heeft ze háár gedachten aan het beschreven getekende toegevoegd: zíj herkent in een streep, die kennelijk een horizontale streep is, de verte, waar stadse mensen er misschien wel een dakrand in zien. Zoveel hoofden, zoveel zinnen.
Dan nog de laatste regel van het gedicht, waarin niet geschreven en niet getekend wordt, maar Van Leeuwen de boel wel op dubbelzinnige wijze transformeert tot poëzie:
VELWat trager toch en moeilijker
getekend dan geschreven:
kilometers krentenbollen,
massa's met behoeftes,
warme macedoine,
kus van nog zonet,
bijvoorbeeld, enzovoort.
Teken een muur: het is erachter.
Trek een rivier: het veer mag varen.
Teken een streep: herken de verte.
Wit papier is winter.
*
De meeste lezers zullen in het witte vel papier moeiteloos een veldje verse sneeuw zien. Alle voorgaande regels leiden als het ware naar dat eindbeeld toe. Maar schrijvers of tekenaars herkennen in deze woorden wellicht ook nog het hulpeloos staren naar een blanco stuk papier, op die momenten dat inspiratie uitblijft. Ook dát is winter.
April 5, 2023
Kenneth Koch, Aan het onbekende
Twee jaar voor zijn dood bracht Kenneth Koch (1925-2002) de bundel New Addresses uit, met vijftig gedichten waarin hij het woord richt tot concrete en abstracte zaken: ‘To Some Buckets’, ‘To Psychoanalysis’, ‘To Testosterone’, To Driving’, To the Roman Forum’, ‘To Some Abstract Paintings’ etc. Koch personifieert deze zaken door ze met ‘jij’ aan te spreken (stijlfiguur apostrof). Het resultaat is nu eens hilarisch, dan weer doodserieus. Ook het onbekende sprak hij toe:
AAN HET ONBEKENDEHoewel we niets van je weten,
Windt zelfs een kleine verandering in je ons op – we willen trouwen.
We veranderen van baan. We veranderen van land. We slaan een boek open
En weer dicht en weten nog steeds niets van je. We ontdekken dat er meer en
meer van je is.
Miljoenen dingen. Je leunt achterover en laat ze
Eén voor één gemakkelijk los. Toch bleef en blijf je immens.
Sommigen hebben je geschilderd, maar het waren maar piepkleine vegen.
Hoe kunnen we veel van je laten zien? Ik heb een vaste afspraak met je,
Maar dat heeft uiteindelijk iedereen. Tegen die tijd weten wij niets
En ben jij weer gewoontjes, zoals je in het begin was.
Je sproot voort uit het te weten komen.
Zodra men weet, bijvoorbeeld, dat een vriend een naam heeft
Wordt men zich er langzaam van bewust dat er miljarden namen moeten zijn
Die men nooit allemaal kan kennen, en je kwam dicht bij me en zei:
'Het doet er nauwelijks toe. Maar sommige dingen zijn nog zoeter,
Veel veel zoeter, en misschien zul je die ook nooit te weten komen
Tenzij je ze in me vindt.' ‘Waar ben je? Hoe kan ik
Dichter bij je komen?' zei ik. Ik was maar klein
En door jou – was dat gek? – voelde ik me fantastisch,
Belangrijk, als een van de groten,
Die jou kenden, en niet kenden, evenzogoed. Wij waren, ten aanzien van jou,
partners.
In jou klinken de stemmen van alle levende wezens door
Als readymades. Misschien is jouw idee van betekenis
(Ik ga ervan uit dat je een idee hebt) om dingen te laten
Rondzwerven totdat er geen beweging meer is.
Als er een manier is om meer over je te weten te komen,
Laat me dat dan van tevoren weten, dan kom ik naar je toe
Tot aan het open stuk waar je woont.
*
Koch wordt met John Ashbery, Barbara Guest, Frank O’Hara en James Schuyler gerekend tot de dichters die – samen met een aantal schilders, dansers en musici – aan de basis stonden van de ‘New York School’, een losjes gevormde experimentele kunstbeweging die na de Tweede Wereldoorlog in Manhattan opkwam en wortels heeft in het expressionisme en surrealisme.
De poëzie van de New York School wordt gekenmerkt door directheid, spontaniteit, intimiteit, gerichtheid op het dagelijks leven en frequent gebruik van eigennamen en dagboekachtige vormen. Dat Koch zich ook bewust was van het materiaal waarmee hij werkte, drukte Charles Simic ooit kernachtig uit in The New York Review of Books: ‘[Kochs] idee is om iets met taal te doen dat nog nooit eerder is gedaan.’ Ook later bleven een intieme toonzetting en experimentele inzet karakteristiek voor de gedichten van Koch.
Eigenlijk is ‘Aan het onbekende’ een ode aan het experiment. Voor Koch maakte het onbekende niet onbemind maar nodigde juist uit tot verkenning, exploratie. Het inzicht dat het ongekende oneindig groot is en zal blijven schrok Koch niet af, integendeel, het stelde hem gerust: er valt gelukkig nog eindeloos veel te achterhalen, we kunnen eeuwig op ontdekking blijven uitgaan. Want om de zoetheid van de ontdekking was het hem allemaal te doen. En dat het daarbij niet alleen om objecten maar ook om subjecten draaide kunnen we lezen in de zin: ‘In jou klinken de stemmen van alle levende wezens door / Als readymades.’ Ieder schepsel is uniek, ieder schepsel is een ontdekkingstocht waard.
In dit gedicht laat Koch zijn pioniersgeest zien, legt die als het ware bloot, bestempelt zichzelf als nieuwsgierig aagje. Eigenlijk is ‘Aan het onbekende’ een lierdicht van het zuiverste water.
April 4, 2023
Norbert de Beule, Kyrie
Het is een eeuwigheid geleden dat ik een mis bijwoonde, maar het kyrie eleison herinner ik me nog goed. Een kyrie is een smeekbede, die nu eens gesproken, dan weer gezongen wordt. Gelovigen vragen God om hulp: ‘Heer, ontferm u over ons.’ Vaak gaat een priester of koor voor in het gebed, zegt of zingt een regel, waarna de kerkgangers de regel herhalen of beantwoorden.
Norbert de Beule schreef een bijzonder kyrie, waarmee zijn bundel Vigor Anorexia opent:
KYRIEJohannus orgel opus 5 met klein pedaal
Ontferm u over ons
Doksaalorgel van Booitshoeke en Volkegem
Ontferm u over ons
Portatief in de vorm van een kapel
Ontferm u over ons
Cantorum VI met pijporgelgeluid
voor in de huiskamer
Geef ons uw vrede
2-klaviersorgel met zelfstandig pedaal
in de kloosterkerk der eerwaarde paters ongeschoeide karmelieten
Laat ons op de tenen lopen
Groot wijs orgel met de pijpenkrullen
en gouden bladmotief
waarop nog heeft gespeeld
Girolamo Frescobaldi
Organista di San Pietro di Roma
Verlicht onze harten met uw klankkleur
*
Hoewel dit gedicht onmiskenbaar de vorm van een christelijk kyrie heeft, wordt niet God de Heer aangeroepen, maar telkens een orgel om hulp gevraagd. Niet God staat in dit gedicht in het middelpunt van de belangstelling, maar het orgel. Omdat ik weinig verstand heb van orgels, ben ik aan het googelen geslagen.
Johannus is een Nederlands bedrijf dat orgels bouwt, de Johannus Opus 5 is een huiskamerorgel uit zijn collectie. Een doksaal is een afscheiding tussen het priesterkoor en de overige delen van een kerkgebouw. Soms is die afscheiding breed genoeg om er een orgel op te kunnen plaatsen, het zogenaamde doksaalorgel. Kennelijk kun je in de Belgische plaatsjes Booitshoeke en Volkegem doksaalorgels horen spelen. Een portatief is een draagbaar pijporgeltje en een Cantorum VI een keyboard dat pijporgelklanken voortbrengt. De kloosterkerk van de ongeschoeide karmelieten te Gent beschikt blijkbaar over een orgel met twee klavieren (toetsenborden) en een zelfstandig pedaal. Begin 17e eeuw was Girolamo of Gerolamo Frescobaldi als organist verbonden aan het Vaticaan en speelde in de Sint-Pietersbasiliek ongetwijfeld op een luisterrijk orgel met ‘pijpenkrullen en gouden bladmotief’.
Het is allemaal orgel wat in dit gedicht de klok slaat. De Beule moet er een groot liefhebber van zijn. Het idee om zijn liefde voor orgels en orgelspel in een ritmische en klankrijke kyrie uit te drukken werkt wonderwel. Het geeft het muziekinstrument een mystiek trekje, iets bovenaards, waardoor de voetval gepast lijkt, of in elk geval niet overdreven. Het orgel als een hogere macht die wordt gesmeekt om wonderschoon orgelspel, waar je stil van wordt en dat troost biedt. Dit gedicht heeft me aangenaam beziggehouden.
April 3, 2023
John Ashbery, Beledigd zijn
In een recensie van John Ashbery’s A Worldly Country (2007) wijst Bryan Appleyard ons op een grondtoon van Ashbery’s poëzie: het constante, treiterende vermoeden dat er iets wezenlijks te zeggen valt over de wereld waarin wij ons bevinden. De lezer pikt dit vermoeden op en maakt het te midden van Ashbery’s omtrekkende bewegingen en falsifiëringen tot de zijne.
Het tweede gedicht uit A Worldly Country, ‘To Be Affronted’, waarin een berenkop zich beledigd voelt:
BELEDIGD ZIJNEen tijdje vingen we het wezen van de dingen op
zoals ze in het verleden hun beloop hadden gehad. En we leerden ze
heel goed kennen. Spinnenwebben hingen
boven de kust. Onverschrokken plukte het meisje
ze uit de wolken, alle mysterieus
en rubberachtig. Later tilde een waas
ze boven de cementen droom van taxis en leven uit.
Dit was de min of meer gebruikelijke
wijze waarop dingen uit- en weer
samenvloeien. Wat we niet konden zien was
verrukkelijk. Juli ging heel snel voorbij.
Meer dan wat er aan de hand was, meer zelfs
dan cirkels die tegen het midden
en het einde loslaten, was de kaars die in het gewelf stond
en nare dingen mompelde tegen het weer,
de gevels. Stel je een film voor die identiek is
aan iemands leven, dezelfde lengte, dezelfde waarderingscijfers.
Stel je nu voor dat jij erin speelt en de tweede hoofdrol vervult,
een rol die eigenlijk belangrijker is dan die van de opdrachtgevers.
Hoe weet je dat meer dan de helft
voorbij is? Terwijl de pastelkleurige toendra
als een mandala van alle kanten toestroomt
kan het allerkleinste meisje nergens heen.
Ze speelt met ons, in onze pronkstoet; je schaamt je
omdat je zo lang bent weggeweest en wat dan ook
in de toestand laat geraken waarin het nu verkeert. Te laat, de berenkop
op de schoorsteen loopt rood aan van eenzame
archetypische ergernis over de wijze waarop de tijd zojuist verstreek.
Het is te laat voor de huzaren en de gebogen figuur
op de achtergrond: toen ik jong was dacht ik
dat hij een tovenaar was, of misschien een vergeten
charlatan uit een verre hoofdstad. Nu weet ik dat niet zo zeker meer.
*
Net als in het openingsgedicht van A Worldly Country staat ook in dit tweede gedicht de tijd – als ‘grootheid van de voortgang en opeenvolging van de gebeurtenissen als een ononderbroken stroom’ – centraal. Meer specifiek: het besef dat de tijd snel gaat.
Een ouder iemand, de ik-figuur, lijkt al mijmerend terug te kijken op het leven. In de eerste strofe komt de jeugd aan bod, waarin hij (voor het gemak vereenzelvig ik de ik-figuur maar met Ashbery) dingen leert en zich ontwikkelt tot een volwassene. Het was kennelijk een zorgeloze tijd die, achteraf gezien, plankgas verstreek.
In strofe twee volgt de ernst van het leven: je – Ashbery schakelt in deze strofe over van ‘we’ op het afstandelijkere ‘je’ – probeert je in de boze buitenwereld staande te houden, vraagt je ergens halverwege af waar je het allemaal voor doet en belandt voor je het weet in de herfst van je leven, in een poep en een scheet.
Het (allerkleinste) meisje in de eerste twee strofes doet me denken aan de Alice in het parodistische avonturenverhaal Alice in Wonderland, waarin vooral de logica op de hak wordt genomen. In ‘de berenkop op de schoorsteen’ zie ik telkens als ik het lees, maar zonder enige concrete aanwijzing, een ingelijst portretje van de markante kop van Ashbery zelf, die net als de Gekke hoedenmaker in Alice in Wonderland ruzie heeft met (de) Tijd.

Dan de derde en laatste strofe waarin, meen ik, de fase van de ouderdom is aangebroken: je hoeft niets of niemand meer – ‘het is te laat voor de huzaren’ – te veroveren, maar begint je wel af te vragen wanneer de man met de zeis – ‘de gebogen figuur op de achtergrond’ – bij jou langs zal komen.
Ashbery werd tachtig toen dit gedicht verscheen.
April 2, 2023
Een gouwe ouwe
April 1, 2023
Nooit niet opgeven
Over The Populating Of The Field van Genji Amino
Bij een conceptuele tekst draait het om het concept dat er aan ten grondslag ligt, de uitwerking ervan is van secundair belang. Daarom wordt in een conceptuele tekst ook vaak, in een voor- of nawoord, afzonderlijk aandacht aan het concept geschonken. Soms ligt het concept er duimendik bovenop en is uitleg overbodig.
Maar wat moet je nu met een conceptuele tekst waarvan het concept onduidelijk is?
In de reeks ‘1000 Books by 1000 Poets’ verscheen The Populating Of The Field van de Amerikaan Genji Amino. Ruim 350 pagina’s dik en print-on-demand verkrijgbaar. In dit boek komt het woord ‘conceptualism’ op vrijwel elke bladzijde een of meerdere keren voor. Het conceptualisme is overduidelijk het onderwerp van deze meanderende, associatieve tekst, die gekant lijkt te zijn tegen elke vorm van betekenisgeving. Ik citeer een exemplarisch stukje:
‘What is the character of conceptualism? Conceptualism sustains an excellent character. Conceptualism is of doubtful character. Character is decidedly bad. Can I get you to take charge of my affairs at conceptualism? I shall be happy to take charge of your affairs at conceptualism. I shall be unable to take charge of your affairs at conceptualism. Please give the business in charge to conceptualism. Who has charge of the business? The business is in charge of conceptualism. What is the charge for services? The charge for services is conceptualism.’En dat 350 pagina’s lang. Een tour de force voor schrijver én lezer. Vermoedelijk zit er een idee achter dit boek – hoe houd je het als schrijver anders vol? – dat de tekst als ‘een machine’ heeft vervaardigd. Maar ik kan er geen vinger achter krijgen.
Ook het voorwoord biedt niet een-twee-drie uitkomst: ‘Het besef dat het onmogelijk is om het iedereen naar de zin te maken en dat het moeilijk beslissen is welke bewoordingen het hoogstnodigst zijn, bracht grote verlegenheid bij het schrijven van deze tekst met zich mee.’

In een noot haalt Amino nog wel en passant ene Schönberg aan: ‘wie niet zoekt zal niks vinden’. Arnold Schönberg, de componist? Ik grasduin wat in Wikipedia: Schönberg ontwikkelde de twaalftoonsmuziek, ‘Zwölf nur auf einander bezogene Töne’, die niet verwijzen naar iets wat buiten de muziek ligt. Alle tonen zijn even belangrijk en komen in een twaalftoonscompositie in principe even vaak voor. Deze democratische muziek, waarin geen grondtoon aanwezig is, geeft de luisteraar een ‘onbestemd’ gevoel.
Zou dit een sleutel van Amino’s geheimschrift kunnen zijn? Zou hij een democratische tekst hebben willen schrijven, waarin alle woorden even belangrijk zijn en dat geen onzuivere bedoelingen heeft? Terwijl ik naar muziek van Schönberg luister lees ik nog een stukje:
‘Conceptualism has a warm heart, and is a true friend. Conceptualism has a false heart, and can not be trusted. Conceptualism heart evidently is not in it. I am sick at heart of the whole matter. It is pronounced a case of disease of the heart. Permit me to tender you my heart and hand. The heat is most oppressive here.’De wisseling van toonhoogtes in een twaalftoonscompositie wordt bepaald door de zogenaamde normreeks, waarin elk van de twaalf tonen eenmaal voorkomt. Deze normreeks leidt weer tot 48 basisreeksen waarmee wordt gecomponeerd. Ik vraag me af of een dergelijke, maar dan woordelijke normreeks aan de basis ligt van The Populating Of The Field. Ik zoek maar kan niets vinden. Mijn gebrekkige kennis van de twaalftoonstechniek is hier wellicht debet aan. Aan de andere kant begrijp ik dat ‘slechts weinigen’ via het oor, door enkel en alleen te luisteren, de normreeks van een twaalftoonscompositie kunnen herkennen. Wat me enige vertroosting biedt.
Wat moet je nu met een conceptuele tekst waarvan het concept onduidelijk is? Nooit niet opgeven.


