Ton van 't Hof's Blog: Ton van ’t Hof, page 63

November 25, 2020

Straal heugenis

Celan, Goudeseune



Terwijl ik naar het vuistdikke Verzameld werk van Paul Celan kijk, wat huiverig om er in te beginnen – mijn korte concentratieboog leent zich beter voor de dunnere bundel – vraag ik me af of Celan ’s werelds meest bekende dichter uit de twintigste eeuw is. Enerzijds een rare vraag – hoe meet je zoiets? en wat maakt het eigenlijk uit? – anderzijds wordt er momenteel, nationaal en internationaal, ruim aandacht besteedt aan zijn honderdste geboortedag.





Het is lang geleden dat ik Celan las. Was het George Steiner die me ooit in een van zijn boeken op Celans werk wees? Zou kunnen. Van ‘Todesfuge’ was ik dagenlang kapot en van Atemwende volledig gedesoriënteerd geraakt; Celan had me vermogens van taal geopenbaard die ik niet voor mogelijk had gehouden. Dat je er geen moer van kon begrijpen en er toch tot tranen toe geroerd van kon zijn. En dan al die neologismen!





Ik heb niet alles van Celan gelezen. Daarom leek de aanschaf van de geheel herziene uitgave van het , vertaald door Ton Naaijkens, me een goed idee. Zullen de gedichten nog net zoveel indruk op me maken als dertig jaar terug?





Maar in jou, van
geboorte,
schuimde de andere bron,
langs de zwarte
straal heugenis
klom je voor de dag.



Vernam van Breukers dat Koenraad Goudeseune terminaal is. Goede dichter, ongewoon mens. Een non-conformist. Nooit meelopen, altijd zelfstandig en eigengereid. Wat ook zijn valkuil is: omdat de stroopkan hem vreemd is kon hij maar moeilijk aan de bak komen. Enfin. Berusting toegewenst, Koenraad. Ik blijf je lezen:





SOMS IS HET BETER

Soms is het beter een archeologe te zoenen,
dan zelf aan archeologie te doen.

In boeken vind je niet of nauwelijks
waaraan Etrusken plezier beleefden.
En aan wat je daarover vindt,
beleef je geen plezier.

Het is allemaal alleen maar aardig om te weten.

Maar wat ik nog niet wist
en wat ik misschien weer zal vergeten,
is dat een archeologe zoenen

geweldig teder is,
alle dagen van mijn korte leven.



[image error]
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 25, 2020 03:01

November 21, 2020

Vel

Subtiel spel



Toen ik op het punt stond om de bundel uit verveling terzijde te schuiven, kwam ik toch nog een prikkelend vers tegen. Wuif de mussen uit. Gedichten en beelden van schrijver-illustrator Joke van Leeuwen werd in 2007 genomineerd voor de VSB Poëzieprijs. Van Leeuwens illustraties vind ik fraai, haar gedichten in deze bundel kunnen me slechts een enkele keer bekoren. Dat anderen daar anders over denken, blijkt wel uit de nominatie.





VEL

Wat trager toch en moeilijker
getekend dan geschreven:
kilometers krentenbollen,
massa’s met behoeftes,
warme macedoine,
kus van nog zonet,
bijvoorbeeld, enzovoort.

Teken een muur: het is erachter.
Trek een rivier: het veer mag varen.
Teken een streep: herken de verte.
Wit papier is winter.



Nu eens zegt één beeld meer dan duizend woorden, dan weer kan een verwoording niet of nauwelijks worden verbeeld. Uitdrukkingsvormen hebben zo hun beperkingen. Dubbeltalent Van Leeuwen weet dat als geen ander.





Een macedoine uittekenen – ‘gerecht dat een mengsel is van verschillende groenten en vruchten’ – lukt nog wel, maar warme macedoine is een lastiger karwei.





In de tweede strofe schudt Van Leeuwen de boel verder op: driemaal gebiedt ze wat er moet worden getekend en geeft aan hoe de tekening dient te worden geïnterpreteerd.





Je vraagt je af: hoe beeld je een gebod uit?





Tegelijkertijd schetst Van Leeuwen door woorden hoe enkele simpele lijnen ons voorstellingsvermogen kunnen activeren.





Dan de slotzin: ‘Wit papier is winter.’ Wie dit leest zal zich verheugen over de sneeuw die gevallen is. Als je tevens schrijver of tekenaar bent, dan herken je in deze woorden ongetwijfeld ook nog de vrees voor het uitblijven van dat wonderlijke gevoel van inspiratie.





O, wat een subtiel spel op dit vel!





Van Leeuwen, J. (2006). . Querido.



[image error]
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 21, 2020 07:49

November 16, 2020

Bergen

Waarbij van alles te ontdekken valt



Over de Chinese dichter Li Bai (701-762), vroeger Li Po, zingt het verhaal rond dat hij zijn beste gedichten in kennelijke staat van dronkenschap schreef. Wat ik, als dichter, met een korreltje zout neem. Maar dat hij mooie gedichten heeft gemaakt staat buiten kijf. Ik vertaalde, niet zonder reden, Li Bai’s gedicht ‘On Visiting a Taoist Master in the Tai T’ien Mountains and Not Finding Him’¹:





OVER HET BEZOEK AAN EEN TAOÏSTISCHE MEESTER IN HET
TIANTAI-GEBERGTE, DIE ONVINDBAAR BLIJKT TE ZIJN

Waar de honden blaffen
Bij woelig water
En nevel de bonte
Bloemblaadjes vervaagt,
Waar diep in het bos
Soms herten worden gezien;

‘s Middags in de vallei
Valt er geen bel te horen.
Maar wilde bamboe
Snijdt door helder witte wolken
En schuimende cascades
Duikelen van gespikkelde toppen;

Niemand hier weet
Waar je naartoe bent gegaan:
Ik heb tegen twee,
Nu drie dennen geleund.



Verfijnde natuurpoëzie met een taoïstische inslag: door niet thuis te geven richt de leermeester de aandacht van de leerling op de natuur, die de leerling meer te vertellen heeft dan de leermeester zelf.





Het was Nachoem M. Wijnberg die me op Li Bai’s werkje wees. In zijn bundel De expeditie naar Cathay (1991) – waarin volgens Daan Cartens de ‘houdbaarheid’ van verhalen wordt onderzocht² – geeft Wijnberg aan dat ‘de slotregel’ van het vers ‘Bergen’³ beschouwd zou kunnen worden ‘als een zeer aangepaste parafrase van de titel of als een herinnering aan het hele gedicht van Li Po’. Omdat ‘Bergen’ zijn geheimen niet gemakkelijk prijs geeft, speurde ik ‘On Visiting a Taoist Master in the Tai T’ien Mountains and Not Finding Him’ op en vertaalde het. De overeenkomsten tussen de gedichten zijn zichtbaar. Ook in ‘Bergen’ trekt iemand er in zijn eentje op uit, kijkt om zich heen, verzamelt informatie:





BERGEN

Gelukkig begrijpt hij iets van landschap
en dit maakt zijn eenzaamheid minder
als hij door bergen trekt als de overgeblevene
van een leger dat een pas verdedigde tegen een overmacht
of als de eerstaangekomene van dit leger.

Reizigers bekijken watervallen
en rusten uit van de reis daarheen.
Een vrouw wast haar lang haar in het verticale water,
een man zijn handen,
en zij zoeken naar de hut van een kluizenaar die niet thuis is.



Dit gedicht is exemplarisch voor De expeditie naar Cathay, waarin veel wordt gereisd, niet zozeer om op een bepaalde plaats te komen, maar vooral om ontdekkingen te doen, kennis te verwerven, ervaringen te ondergaan. Ook de titel zinspeelt hierop: in de middeleeuwen werd China dikwijls aangeduid met ‘Cathay’, onder andere door de bekende Venetiaanse ontdekkingsreiziger Marco Polo, die als een van de eerste Europeanen het Verre Oosten verkende.





Daarnaast denkt Wijnberg in deze bundel na over poëzie als onderzoeksinstrument, hulpmiddel om de wereld beter te leren kenen en begrijpen.





Zoals ook het lezen van poëzie een hele ontdekkingstocht kan zijn.





Vertaling van de Engelse vertaling door Arthur Cooper.Cartens, D. (1992). Ik voel me in geheugens nog niet thuis. Ons Erfdeel.De eerste twee regels van ‘Bergen’ zijn een ‘aangepast citaat’ van twee regels uit het gedicht ‘Going at dawn to the Pa Pass’ van de Chinese dichter Wang Wei (699-761): ‘And luckily I know about landscape / And that abated my feeling of isolation’.



[image error]
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 16, 2020 08:06

November 13, 2020

Aan het onbekende

Ode aan het experiment



Twee jaar voor zijn dood bracht Kenneth Koch (1925-2002) de bundel New Addresses uit, met vijftig gedichten waarin hij het woord richt tot concrete en abstracte zaken: ‘To Some Buckets’, ‘To Psychoanalysis’, ‘To Testosterone’, To Driving’, To the Roman Forum’, ‘To Some Abstract Paintings’ etc. Koch personifieert deze zaken door ze met ‘jij’ aan te spreken (stijlfiguur apostrof). Het resultaat is nu eens hilarisch, dan weer doodserieus. Ook het onbekende sprak hij toe:





AAN HET ONBEKENDE

Hoewel we niets van je weten,
Windt zelfs een kleine verandering in je ons op – we willen trouwen.
We veranderen van baan. We veranderen van land. We slaan een boek open
En weer dicht en weten nog steeds niets van je. We ontdekken dat er meer en meer van je is.
Miljoenen dingen. Je leunt achterover en laat ze
Eén voor één gemakkelijk los. Toch bleef en blijf je immens.
Sommigen hebben je geschilderd, maar het waren maar piepkleine vegen.
Hoe kunnen we veel van je laten zien? Ik heb een vaste afspraak met je,
Maar dat heeft uiteindelijk iedereen. Tegen die tijd weten wij niets
En ben jij weer gewoontjes, zoals je in het begin was.
Je sproot voort uit het te weten komen.
Zodra men weet, bijvoorbeeld, dat een vriend een naam heeft
Wordt men zich er langzaam van bewust dat er miljarden namen moeten zijn
Die men nooit allemaal kan kennen, en je kwam dicht bij me en zei:
'Het doet er nauwelijks toe. Maar sommige dingen zijn nog zoeter,
Veel veel zoeter, en misschien zul je die ook nooit te weten komen
Tenzij je ze in me vindt.’ ‘Waar ben je? Hoe kan ik
Dichter bij je komen?’ zei ik. Ik was maar klein
En door jou – was dat gek? – voelde ik me fantastisch,
Belangrijk, als een van de groten,
Die jou kenden, en niet kenden, evenzogoed. Wij waren, ten aanzien van jou, partners.
In jou klinken de stemmen van alle levende wezens door
Als readymades. Misschien is jouw idee van betekenis
(Ik ga ervan uit dat je een idee hebt) om dingen te laten
Rondzwerven totdat er geen beweging meer is.
Als er een manier is om meer over je te weten te komen,
Laat me dat dan van tevoren weten, dan kom ik naar je toe
Tot aan het open stuk waar je woont.



Koch wordt met John Ashbery, Barbara Guest, Frank O’Hara en James Schuyler gerekend tot de dichters die – samen met een aantal schilders, dansers en musici – aan de basis stonden van de ‘New York School’, een losjes gevormde experimentele kunstbeweging die na de Tweede Wereldoorlog in Manhattan opkwam en wortels heeft in het expressionisme en surrealisme.





De poëzie van de New York School wordt gekenmerkt door directheid, spontaniteit, intimiteit, gerichtheid op het dagelijks leven en frequent gebruik van eigennamen en dagboekachtige vormen. Dat Koch zich ook bewust was van het materiaal waarmee hij werkte, drukte Charles Simic ooit kernachtig uit in The New York Review of Books: ‘[Kochs] idee is om iets met taal te doen dat nog nog nooit eerder is gedaan.’ Ook later bleven een intieme toonzetting en experimentele inzet karakteristiek voor de gedichten van Koch.





Eigenlijk is ‘Aan het onbekende’ een ode aan het experiment. Voor Koch maakte het onbekende niet onbemind maar nodigde juist uit tot verkenning, exploratie. Het inzicht dat het ongekende oneindig groot is en zal blijven schrok Koch niet af, integendeel, het stelde hem gerust: er valt gelukkig nog eindeloos veel te achterhalen, we kunnen eeuwig op ontdekking blijven uitgaan. Want om de zoetheid van de ontdekking was het hem allemaal te doen. En dat het daarbij niet alleen om objecten maar ook om subjecten draaide kunnen we lezen in de zin: ‘In jou klinken de stemmen van alle levende wezens door / Als readymades.’ Ieder schepsel is uniek, ieder schepsel is een ontdekkingstocht waard.





In dit gedicht laat Koch zijn pioniersgeest zien, legt die als het ware bloot, bestempelt zichzelf als nieuwsgierig aagje. Eigenlijk is ‘Aan het onbekende’ een lierdicht van het zuiverste water.





Koch, K. (2007). . (Paperback Edition). Alfred A. Knopf.



[image error]Kenneth Koch, Arizona, 1986
1 like ·   •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 13, 2020 22:45

November 11, 2020

Een warme dag voor december

Kijken en bekeken worden



De vroeggestorven Frank O’Hara (1926-1966) schreef ‘Een warme dag voor december’ op 5 december 1960. Dit gedicht werd gevonden in O’Hara’s nalatenschap en voor het eerst gepubliceerd in zijn Collected, 1971:





EEN WARME DAG VOOR DECEMBER

57th Street
straat van plezier
ik ben een microkosmos in jouw macrokosmos
en dan weer een macrokosmos in jouw microkosmos
een waterstofbom die te klein is
om een oog te laten tranen
en toch wandel ik door
langs de imponerende etalages van Tiffany
met zijn diamanten clips voor papieren zakjes
straat der dromen artistieke
Sidney Janis en Betty Parsons
en Knoedler is zo Teutoons vol
dat je me niet opmerkt
behalve dat ik te kijk loop met mijn nieuwe kapsel
en meer Brâncuși lijk dan gewoonlijk
dus ga ik een telefooncel binnen op een hoek
net een ruimteschip
ik hou van de mensen die luidruchtig passeren
voorbijschieten
‘Ik hou van jou’
‘Ik hou ook van jou’
dan open ik de deur de geluiden overdonderen me de mensen
maar ik ben in de buitenlucht
nog altijd volg ik 57th
ontmoet Roy en Bill ik drink vermout
we praten over de verstrooiingen van New York
je bent er bijna
57th Street



Dit vers doet verslag van een wandeling door een drukke straat van Manhattan, 57th Street, die bekend staat om zijn kunstgalerijen, restaurants en chique winkels. Dichten was voor O’Hara het neerleggen van wat hem te beurt viel: ‘What is happening to me […] goes into my poems.’





En dat het inderdaad een warme dag was voor de tijd van het jaar wordt door Weather Underground, een weersite die ook historische gegevens verstrekt, bevestigd. Gewoonlijk bedraagt de temperatuur in New York begin december rond de 9°C, op 5 december 1960 liep het kwik echter op tot ruim 17°C.





Sidney Janis en Betty Parsons waren kunsthandelaars en Knoedler was een kunsthandel die in 1960 kunstgalerieën aan 57th Street hadden, niet ver van het beroemde juweliersbedrijf Tiffany’s, dat al sinds 1837 in Manhattan huist. O’Hara werkte in 1960 als assistent-curator in het Museum of Modern Art (MoMa) en was kind aan huis bij deze kunstgalerieën.





Visueel doet ‘Een warme dag voor december’ me denken aan een langgerekte straat en ritmisch aan het rumoer van overvolle trottoirs.





Maar de praktijk van de stadswandeling draaide voor O’Hara niet alleen om het kijken naar wat er zich zoal voltrekt maar evenzeer om het bekeken worden: ‘ik ben een microkosmos in jouw macrokosmos / en dan weer een macrokosmos in jouw microkosmos’. O’Hara flaneerde graag, wilde zien en gezien worden. Zo heeft hij in dit gedicht een kapsel waarmee hij wil opvallen – de Roemeen Constantin Brâncuși (1876-1957) wordt wel de vader van de moderne beeldhouwkunst genoemd – en let hij op of hij de aandacht van anderen ook daadwerkelijk weet te trekken.





De populaire O’Hara was zich voortdurend bewust van zichzelf en verstond de kunst om zich naar believen aan de menigte te onttrekken, erin op te gaan of juist op te vallen. Met dit heen en weer bewegen tussen zijlijn en middelpunt gaf hij kleur aan zichzelf, zowel op papier als in het echt.





O’Hara, F. (1995). (First Paperback Printing). University of California Press.



[image error]Frank O’Hara, ca. 1965
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 11, 2020 08:13

November 6, 2020

Kyrie

O orgel!



Het is een eeuwigheid geleden dat ik een mis bijwoonde, maar het kyrie eleison herinner ik me nog goed. Een kyrie is een smeekbede, die nu eens gesproken, dan weer gezongen wordt. Gelovigen vragen God om hulp: ‘Heer, ontferm u over ons.’ Vaak gaat een priester of koor voor in het gebed, zegt of zingt een regel, waarna de kerkgangers de regel herhalen of beantwoorden.





Norbert de Beule schreef een bijzonder kyrie, waarmee zijn bundel Vigor Anorexia opent:





KYRIE

Johannus orgel opus 5 met klein pedaal

Ontferm u over ons

Doksaalorgel van Booitshoeke en Volkegem

Ontferm u over ons

Portatief in de vorm van een kapel

Ontferm u over ons

Cantorum VI met pijporgelgeluid
voor in de huiskamer

Geef ons uw vrede

2-klaviersorgel met zelfstandig pedaal
in de kloosterkerk der eerwaarde paters ongeschoeide karmelieten

Laat ons op de tenen lopen

Groot wijs orgel met de pijpenkrullen
en gouden bladmotief
waarop nog heeft gespeeld
Girolamo Frescobaldi
Organista di San Pietro di Roma

Verlicht onze harten met uw klankkleur



Hoewel dit gedicht onmiskenbaar de vorm van een christelijk kyrie heeft, wordt niet God de Heer aangeroepen, maar telkens een orgel om hulp gevraagd. Niet God staat in dit gedicht in het middelpunt van de belangstelling, maar het orgel. Omdat ik weinig verstand heb van orgels, ben ik aan het googelen geslagen.





Johannus is een Nederlands bedrijf dat orgels bouwt, de Johannus Opus 5 is een huiskamerorgel uit zijn collectie. Een doksaal is een afscheiding tussen het priesterkoor en de overige delen van een kerkgebouw. Soms is die afscheiding breed genoeg om er een orgel op te kunnen plaatsen, het zogenaamde doksaalorgel. Kennelijk kun je in de Belgische plaatsjes Booitshoeke en Volkegem doksaalorgels horen spelen. Een portatief is een draagbaar pijporgeltje en een Cantorum VI een keyboard dat pijporgelklanken voortbrengt. De kloosterkerk van de ongeschoeide karmelieten te Gent beschikt blijkbaar over een orgel met twee klavieren (toetsenborden) en een zelfstandig pedaal. Begin 17e eeuw was Girolamo of Gerolamo Frescobaldi als organist verbonden aan het Vaticaan en speelde in de Sint-Pietersbasiliek ongetwijfeld op een luisterrijk orgel met ‘pijpenkrullen en gouden bladmotief’.





Het is allemaal orgel wat in dit gedicht de klok slaat. De Beule moet er een groot liefhebber van zijn. Het idee om zijn liefde voor orgels en orgelspel in een ritmische en klankrijke kyrie uit te drukken werkt wonderwel. Het geeft het muziekinstrument een mystiek trekje, iets bovenaards, waardoor de voetval gepast lijkt, of in elk geval niet overdreven. Het orgel als een hogere macht die wordt gesmeekt om wonderschoon orgelspel, waar je stil van wordt en dat troost biedt. Dit gedicht heeft me aangenaam beziggehouden.





De Beule, N. (2019). . Atlas Contact.



[image error]Het standbeeld van Gerolamo Frescobaldi te Ferrara
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 06, 2020 23:44

November 3, 2020

De stier

Bloeddoorlopen ogen



Onlangs debuteerde Kamiel Choi met de kloeke bundel Tiktaalik, uitgegeven door De Kaneelfabriek. Daaruit een aanschouwelijk gedicht:





DE STIER

een jongen komt aan het hek
om in de ogen van de stier
een stom dier aan te kijken

zijn kaken malen, hij ziet
de staart die naar de vliegen slaat
zijn tong schuurt het ruwe veld,
spieren spannen zich aan

de jongen, oud, keert naar het hek
terug. het gras aan zijn kant is hoog
en in het maanlicht staat het dier:
zijn kont, zijn nek, zijn kloten
de ogen bloeddoorlopen, zijn kop
door schurft aangevreten,
zijn poten in de stront



In dit vers wordt tweemaal een beeld geschetst van een vrijwel identieke gebeurtenis: jongen kijkt naar stier. Het betreft in beide gevallen dezelfde jongen en dezelfde stier. De tweede gebeurtenis lijkt zich geruime tijd na de eerste af te spelen: de jongen is ouder, het gras gegroeid en de maan opgekomen. En ook de stier is veranderd: van aangespannen spieren naar bloeddoorlopen ogen en een schurftige kop. De ouderdom komt met gebreken.





Omdat je niets verneemt over wat de jongen voelt of denkt, word je als vanzelf overspoeld met eigen gevoelens en gedachten over het thema van dit knappe gedicht: de vergankelijkheid. Ik ben vervuld met lichte droefheid en nostalgie.





Choi, K. (2020). . De Kaneelfabriek.



[image error]
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 03, 2020 08:05

October 29, 2020

Neem een man als deze

De duisterende liefde van Bart Meuleman



Duistere poëzie is van alle tijden. Evenals de aanval erop en de verdediging ervan. Duistere verzen zijn vaag, raadselachtig, polyinterpretabel. In zijn Genealogica Deorum Gentilium wijdt de Italiaanse schrijver-dichter Giovanni Boccaccio (1313-1375) een hoofdstuk aan dit onderwerp, getiteld ‘De duisterheid van poëzie is geen reden om haar te veroordelen’, waarin hij zich keert tegen de roep om simpel en helder taalgebruik. Boccaccio ondersteunt zijn betoog onder andere met uitspraken van kerkvader Augustinus (354-430), waarvan ik er hier twee aanhaal¹:





(1) ‘De duisterheid van het goddelijke woord heeft als voordeel dat het leidt – omdat iedere lezer er een iets andere inhoud aan geeft – tot vorming en uitwisseling van tal van opvattingen omtrent de waarheid.’





(2) ‘Misschien zijn de woorden duister opdat ze een grote verscheidenheid aan inzichten kunnen geven, en veel mensen verrijken, omdat het geslotene niet op één maar veel manieren kan worden geopend en geïnterpreteerd.’





Hoewel Augustinus’ uitspraken betrekking hebben op religieuze teksten acht Boccaccio ze ook van toepassing op poëzie. De Italiaanse schrijver-dichter moedigt poëzielezers aan om ‘lastige verwikkelingen’ te ontwarren en op zoek te gaan naar bevredigende duiding. Want ‘wat we met moeite verwerven en zorgvuldig bewaren, is ons altijd dierbaarder²’.





Een term die tegenwoordig ook regelmatig in dit verband wordt gebezigd is ‘hermetisch’. Ermetica (dat is afgeleid van de Griekse benaming voor de Egyptische god Thoth, Hermes Trismegistus, de mythische auteur van occulte teksten) werd in het literaire domein oorspronkelijk gebruikt om de poëzie van een groep vroegtwintigste-eeuwse Italiaanse dichters aan te duiden, maar raakte al spoedig ook buiten Italië in zwang als label voor ontoegankelijke, in zichzelf gekeerde taaluitingen.³





Duister en hermetisch zijn onderling niet volledig inwisselbaar. Een hermetische vers is opzettelijk duister, duistere gedichten kunnen dat ook onbedoeld zijn.





*



In 2004 bracht Bart Meuleman zijn tweede dichtbundel uit, Hulp, die een jaar later werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs. Omdat Hulp zware kost is, komt die nominatie me als gedurfd voor. Om er beter inzicht in te krijgen zocht ik zowel de samenstelling van de betreffende jury op – Thomas Vaessens (voorzitter), Eva Gerlach, Hagar Peeters, Marc Reugebrink en Dietlinde Willockx – als de andere genomineerden – H.H. ter Balkt, Arjen Duinker (die won met De zon en de wereld), Alfred Schaffer en Nachoem M. Wijnberg. Stuk voor stuk dichters van het onconventionele soort. Vaessens, die samen met Jos Joosten in 2003 het opvallende Postmoderne poëzie in Nederland en Vlaanderen had uitgebracht, heeft zich op de keuzemomenten niet onbetuigd gelaten. In het juryrapport krijgt Meulemans dichtbundel de kwalificatie ‘hoogst ongemakkelijke poëzie’ mee.





Lastig en moeilijk, zekers, maar ook intrigerend en uitdagend. Ter illustratie een willekeurig gedicht uit Hulp:





neem een man als deze.
altijd bereid tot bijvoorbeeld hulp.
goed gecontroleerd door zijn
driften.
maak hem klaar voor een leven met ons,
deel in zijn vreugde.
laaf hem met uw tijdelijk water, doe zachtjes hem ook
grommen.
als de maan knalt: een startschot.
als de kern dooft: de eindmeet.
daartussen, niets dan duisterende liefde.



Een gedicht komt pas tot leven als het wordt gelezen. Niet eerder dan in de verbeelding van de lezer krijgt een vers gestalte. Met deze veelgehoorde opvatting speelt Meuleman in dit gedicht. De lezer wordt expliciet gevraagd om een vrolijke, bereidwillige, hartstochtelijke man in gedachten te nemen en hem te bezielen. Meuleman wijst de lezer hier nadrukkelijk op zijn of haar rol als schepper in het rijk der verbeelding.





Een schepper met een kleine s, dat wel, die niet meer kan geven dan een tijdelijk leven zonder vooruitzicht op verlossing. Alleen God beschikt over het ‘levende water’ dat het eeuwige leven schenkt. En in Jesaja 59:11 grommen mensen als beren omdat recht en verlossing uitblijven. Wat de vrolijke, bereidwillige, hartstochtelijke man in de verbeelding van de lezer rest is een tijd van komen en een tijd van gaan, geboren worden en doodgaan, en daartussenin: ‘niets dan duisterende liefde’.





Liefdes die donker worden. Langzaam uitdoven. Niet eentje voor het leven. Een somber slotakkoord.





In mijn vertaling van een Engelse vertaling van de oorspronkelijke tekst. Deze Engelse vertaling is opgenomen in: Leitch, V.B. (red.) (2018). The Norton Anthology of Theory and Criticism (Third Edition). W.W. Norton & Company.Boccaccio citeert hier de Italiaanse dichter en humanist Francis Petrarch (1304-1374).Bron: Greene, R. (red.) (2012). The Princeton Encyclopedia of Poetry and Poetics (Fourth Edition). Princeton University Press.



Meuleman, B. (2004). . Querido.



[image error]
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on October 29, 2020 08:11

October 26, 2020

[cartograph]

Het gras zal het verslinden



In BAX 2018: Best American Experimental Writing zijn twee werken opgenomen van José Felipe Alvergue, dichter en beeldend kunstenaar en momenteel werkzaam aan de Universiteit van Wisconsin. Zijn naam wordt in BAX overigens verkeerd gespeld, ‘Aluergue’ in plaats van ‘Alvergue’. Op de afbeelding hieronder zien we de eerste twee bladzijden van ‘[cartograph]’, een visueel gedicht dat uit een titel, twee regels tekst en vijf afbeeldingen bestaat. De drie ontbrekende afbeeldingen gelijken op de twee hierbeneden.





[image error]



Experimenteel zeker: je vraagt je direct af wat Alvergue hier uitprobeert. Wie daar een antwoord op wil wordt gedwongen langer te blijven stilstaan bij dit op het eerste gezicht duister aandoende werkstuk.





De titel, ‘[cartograph]’, betekent kaart of plattegrond, in het bijzonder een geïllustreerde versie. Het zou dus kunnen dat we hier kijken naar een schematische voorstelling van een stad, terrein, gebouw, opstelling o.i.d.





Na de titel vinden we de twee regels tekst: ‘:dat wat eronder zit / het gras zal het verslinden’. Raadselachtig. Moet dit letterlijk of figuurlijk worden opgevat? Is ‘gras’ een metafoor voor het een of ander?





Vervolgens de eerste afbeelding. Alvergue heeft iets wat op een processchema lijkt over een blok tekst geplakt. Levert die tekst nog aanwijzingen op?





landscape stop building look border cross solid gray build sharp angle design / colony whisper gust desert wind material man metal concrete strenght clean- / liness building stand name much trace pencil fingers master class build court / yard fountain statue dance music build purpose back face solid horizon hill side / resident street commerce fair way redondel statue statuesurface glimmer / stream fountain incontinence stain body remind Santa Ana shit smell sewage / factory blue frock itch back neck scrape sew arm pit thick patch mucus sweat / touch heavy linen pockets smell hair





Santa Ana is een stad in het zuiden van Californië. Lezen we hier een beschrijving van deze stad en zijn inwoners? Die zich nooit echt in woorden of processchema’s zullen laten vatten. Wil Alvergue me met mijn neus drukken op het feit dat woorden en processchema’s de werkelijkheid transformeren tot iets wat zij niet is, er slechts naar kunnen verwijzen. Is de werkelijkheid dan ‘dat wat eronder zit’ en vormen de woorden en het processchema wellicht ‘het gras’ dat de werkelijkheid in overdrachtelijke zin verslindt? Zou kunnen.





Op de overige afbeeldingen van hetzelfde laken een pak. Teksten, pijlen, lijnen. Fotootjes van stenen en een krant. De teksten gaan over het gebruik van hulpwerkwoorden in het Yoruba, een taal die in West-Afrika wordt gesproken. De krantenkoppen doen kond van Amerikaanse vluchtelingenproblematiek. Hetgeen ‘[carthograph]’ tevens een politieke lading geeft: als witte autochtoon zal ik me – mede omdat woorden de werkelijkheid transformeren tot iets wat zij niet is – slechts gedeeltelijk kunnen inleven in wat slaven en vluchtelingen hebben doorstaan.





‘[cartograph]’ wil niet alleen esthetisch zijn maar ook politiek relevant en is in dat opzicht een heel eigentijds gedicht.





Myung-mi, K. (red.) (2018). Wesleyan University Press.
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on October 26, 2020 23:42

October 23, 2020

Boos op poëzie

Cherkovski, Coolidge, Ginsberg, Whalen



Nadat Philip Whalen op latere leeftijd blind was geworden gaf hij het maken van gedichten op. Toen een radiopresentator belde met het verzoek om een voordracht antwoordde Whalen: ‘Ik kan niet lezen, ik ben blind.’ Waarop de presentator zei: ‘Homerus deed het.’ En Whalen: ‘Homerus wie?’





Deze en andere anekdotes las ik in het vermakelijke Coolidge & Cherkovski in Conversation. En als de heren het over het schrijven van poëzie hebben is het boek, voor mij althans, een feest van de herkenning. Cherkovski: ‘Beknelt een gedicht weleens? Word je weleens boos op poëzie? Ik bedoel, dan moet ik even weg! Dan moet ik naar de tuin, een luchtje scheppen.’





Boos zijn op poëzie is feitelijk boos zijn op het eigen onvermogen tot poëzie. Het schrijven wil niet vlotten, de juiste woorden verschijnen maar niet. Je zucht, vloekt, loopt naar buiten.





Nog eentje: Cherkovski: ‘Vergeet niet dat Ginsberg een van zijn laatste brieven richtte aan – ik ken alle vuile was van deze jongens – Bill Clinton en hem vroeg om hem te helpen de Nobelprijs te winnen. Dan weet je dat.’





Naast een transcriptie van een gesprek tussen beide heren zijn ook nog een lezing van Coolidge en een essay van Cherkovski in het boek opgenomen.





‘Als ik een bijzonder gedicht lees is er altijd een moment waarop woorden niet bestaan, taal wijkt. Ik ben gek op letters, woorden en grammatica, maar hou ook van hun afwezigheid.’

Neeli Cherkovski




‘Dien woorden. Word geen lijfeigene van ze.’

Neeli Cherkovski




Cherkovski, N. & Coolidge, C. (2020). . Lithic Press.



[image error]
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on October 23, 2020 00:46

Ton van ’t Hof

Ton van 't Hof
Aantekeningen
Follow Ton van 't Hof's blog with rss.