Frank van Rijn's Blog, page 6
January 11, 2023
‘ZOEVEND ASFALT’ EN ZEVENKOPPIGE NAGA ‘S.
Bericht 4
Bericht 3 eindigde met de ontmoeting met de prominente collega fietsreiziger Bert Sitters. Dat was in Sakhon Nakhon, ergens in het noordoosten van Thailand.
Van Sakhon Nakhon trokken we een paar dagen samen op, eerst langs het Nong Han meer naar Ban Tha Rae, een katholieke enclave in het Boeddhistische Thailand.
Foto 1: Bert in actie en in zijn element: op effen gaaf asfalt, dat hij ‘zoevend asfalt’ noemt.Eigenlijk bedoelt Bert dat hij zoeft over dat asfalt. Zijn stelling is: ‘De fietser heeft recht op zoevend asfalt’. Voor gravel, steenslag, keien, zand en zelfs lateriet is hij niet enthousiast te krijgen, hoe mooi dat ook moge zijn. Overigens zij hem dat nu vergeven want in april j.l. is hij geopereerd aan een knie. En nu al op fietsreis door Thailand!! Dat doen heel wat mensen met een verse nieuwe knie hem niet na. Ik durf zelfs te stellen dat er mensen met oude knieën zijn, die hem dat niet na doen.
Foto 2: Bert voor een forse Naga, de mythische draak uit het Boeddhisme, die heiligdommen bewaakt.Naga’s hebben vaak meerdere koppen: 1, 3, 5, 7 of meer. Altijd een oneven aantal omdat er steeds één in het midden zit en het geheel wel netjes symmetrisch moet blijven.
Foto 3: Een Naga met zeven koppen, zoals je hem vaak tegenkomt, althans in Thailand. De zeven ‘vrachtwagenbanden’ waar hij op zit, althans zo lijkt het, is zijn opgerolde staart.Bert had van een informant gehoord dat er op kerstavond, 24 december, een interessante optocht of processie zou zijn bij de kathedraal van Tha Rae. En juist nu was het 24 december!! Wat een toeval! Maar voor Bert was het geen toeval. Hij had zijn tocht zo gepland dat hij precies op deze avond in Tha Rae zou zijn om er midden tussen te zitten.
Foto 4: De kathedraal van Tha Rae. Geen elfde, twaalfde of vijftiende eeuws gebouw, zoals er hier en daar in Europa te bewonderen zijn, maar toch een bezoek waard, vooral in een Boeddhistisch land.
Foto 5: Kerststal in de kathedraal van Tha Rae.
Foto 6: Een sneeuwpop voor de kathedraal, om bij 30 graden plus toch een zeker kerssfeertje te creëren. Het zou me overigens niets verbazen als er zich onder de kerkgangers mensen bevonden die nog nooit sneeuw hadden gezien en voor wie een sneeuwpop dus net zo vreemd is als een zevenkoppige Naga op de Dam in Amsterdam.Helaas bleek ’s avonds dat de informant Bert verkeerd had voorgelicht over de processie. Die had de vorige avond al plaatsgevonden. Een kleine pleister op de wonde was dat de kathedraal, die de vorm van de Arc van Noach heeft, mooi verlicht was.
Foto 7: De met duizenden lampjes verlichte kathedraal van Tha Rae. Met een zekere fantasie was daarin de vorm van een grote boot, de Arc van Noach, te herkennen.Na ons bezoek aan Tha Rae fietsten we door in noordelijke richting waar Bert een lux guesthouse aan een meer wist te vinden.
Foto 8: Bert niet in zijn element, want hier staat hij met zijn fiets op een laterietweg. Gelukkig voor hem was die beproeving slechts 50 meter lang.
Foto 9: Bert weer wel op zijn geliefde ‘zoevende asfalt’. Op de achtergrond een mooie rotsberg. Aan zijn rechterhand een rubberboom plantage. We kwamen langs heel wat van die rubberboom plantages.
Foto 10: Een rubberboom plantage van dichtbij. Niet het mooiste bos dat je je kunt voorstellen. Let op de kleine bakjes aan de bomen, waarin de latex, de grondstof voor rubber, wordt opgevangen.
Foto 11: Een rubberplanter die een oplosmiddel toevoegd aan de latex om te voorkomen dat de boel muurvast komt te zitten in het bakje.
Foto 12: Elke dag wordt er een heel smal reepje van de schors van de rubberboom afgesneden, zodat er weer nieuwe latex in het bakje vloeit.
Foto 13: De oogst: een flinke stapel latexbonken. Ik vroeg me af hoeveel Schwalbebanden hieruit gemaakt gaan worden.Vanaf het guesthouse maakten we de volgende ochtend een aardig fietstochtje in de omgeving, waarna Bert terug ging naar het meer om op een strandje te gaan relaxen. (Eten, drinken en slapen, een vermoeiende vorm van relaxen, lijkt mij). Mijn argument dat hij die dingen ook allemaal thuis kan doen en dat je daarvoor niet tweemaal 10 uren in een vliegtuig gaat zitten, maakte op hem geen indruk. Het werd gewoon relaxen die middag!
Ik had hoog aan een rotswand, waar we langs waren gekomen, een enorme Witte Boeddha gezien en het leek me een aardige bezigheid voor die middag om daarheen te lopen, ook een vorm van relaxen en minder vermoeiend.
Foto 14: Begin van het pad naar de Witte Boeddha, bewaakt door twee vijfkoppige Naga’s. Hier is alleen de rechter Naga te zien. De linker zit links uit het beeld.Het pad omhoog was niet moeilijk. Eigenlijk was het zelfs heel eenvoudig: grotendeels een trap met erg veel treden. Hier en daar hing ook een ijzig steil en hoog laddertje aan de rotswand, maar als je je daar maar goed vasthield en rustig door zette, was er geen vuiltje aan de lucht.
Foto 15: Nog een Naga onderweg. Het kon niet op. Weliswaar een met slechts één kop, maar dan toch een kanjer!
Foto 16: Toen ik mij, na de flinke klim, door wat struikgewas worstelde, werd de Witte Boeddha zichtbaar.
Foto 17:Pal onder de gigantische Boeddha.
Foto 18: Ik daalde weer af naar mijn fiets en reed terug naar het guesthouse aan het meer. Op een paar kilometer afstand van de rotsheuvel maakte ik nog een fotootje achterom. Waar zit de Witte Boeddha?Terug bij het meer vond ik de geheel relaxte Bert, klaar voor het volgende traject van zijn reis: naar het zuiden van Thailand. Mijn doel was Vientiane in Laos.
En hier eindigt bericht 4. Tot de volgende keer (bericht 5) en hopelijk ook tot op de Fiets-en Wandelbeurs op 24, 25 en 26 februari in het Jaarbeursgebouw te Utrecht, waar we Bert uiteraard ook weer tegen zullen komen.
January 2, 2023
DINO’S EN EEN BIJZONDERE ONTMOETING.
Bericht 3
Ik besloot bericht 2 met een plaatje van het volgende waarschuwingsbord:
Foto 1: Raak geen dinosaurussen aan.Een dergelijke waarschuwing lijkt wat overbodig als er plotseling zo’n dino voor je neus staat:
Foto 2: Al zou deze Dino een herbivoor zijn, dan zou je je nog tweemaal bedenken voordat je alleen maar zijn poot wilde aanraken, laat staan zijn kop (waar je toch niet bij kunt). Hij heeft een heel rijtje scherpe tandjes en met een beet van hem kun je meteen door naar het ziekenhuis om een paar meter verband met zalf te laten aanleggen.
Foto 3: In de buurt van de stad Kalasin liepen in een grijs verleden heel wat van deze beestjes rond.
Foto 4: Nu staan er copieen van deze geweldenaars in het Dinopark van Kalasin.
Foto 5: Een giraffe, toch ook geen kortnek, is er niets bij.Een kilometer of 25 ten noorden van Kalasin bevindt zich het Sirindhorn muzeum, dat goed is opgezet en waar de explicaties bij de tentoongestelde voorwerpen behalve in het Thai ook in het Engels staan. Je kunt er veel leren over astronomie, geologie, paleontologie, plant-en dierkunde en vooral over dinosaurussen. Als je alles wilt lezen en bestuderen ben je een complete universitaire studie verder. Ik hield het daarom maar bij een bezoek van een uur of drie, wat voor een niet erg getrainde museumbezoeker als ik een hele prestatie is.
Het was in ieder geval een bezoek meer dan waard.
Foto 6: De grote zaal van het muzeum met een paar geraamten van roofdino’s. Helaas namaak, die skeletten. Nadat de botten160 miljoen jaar in de grond hebben gelegen is het allemaal niet meer zo gaaf als wat hier te zien is, vandaar deze nette copieen.
Foto 7: Een copie (helaas weer) van een echt gevonden skelet. Ziet er na zo’n tijd toch nog redelijk herkenbaar uit!En nu wordt foto 1, waarmee we dit bericht begonnen, opeens begrijpelijker, want als iedereen die geraamten zomaar gaat aanraken is er van het hele muzeum over weer 160 miljoen jaar niets meer over.
Foto 8: Buiten in het bos stond er plotseling nog een beestje achter me, maar de honden die er rondliepen waren erger.
Foto 9: Dit, ergens langs de weg, loog er ook weer niet om. .
Foto 10: Zeker een reclame voor een merk vetersOp weg naar Sakhon Nakhon kwam ik langs een fraai Buddha park. Een gouden Buddha, zo groot als een flatgebouw, trok mijn aandacht. Daarom ging ik er even kijken.
Foto 11: Een reuzenbuddha van achteren genomen, omdat de zon aan de verkeerde kant stond, althans voor een goede foto. 
Foto 13: Het kon daar niet op, want op een flink terrein er achter, stond nog een heel woud van witte Buddha’s
Foto 14: Vier rijen van 30 stuks met een grote ervoor. Dat maakte in 1 klap 182 Buddha’s (als ik me niet verteld heb, iets wat bij die aantallen makkelijk kan. Je ziet er zo 10 of 20 over het hoofd)In Sakhon Nakhon vond ik een aardig resort. Ik nam er een kamer maar nog voor ik mijn spullen naar binnen had gebracht hoorde ik achter me mijn naam noemen. Toen ik verbaasd omkeek, (want wie kende er nu mijn naam in Thailand?) was ik nog verbaasder, want achter me stond, ook met een opgetuigde fiets, een oude bekende: Bert Sitters, zo’n beetje de onderkoning van de jaarlijkse Fiets-en Wandelbeurs in Utrecht.
Van deze historische ontmoeting moest natuurlijk een foto gemaakt worden en we vonden de eigenares van het resort bereid die te maken.
Foto 15: Historische ontmoeting in Sakhon Nakhon op 23 december van het jaar A.D. 2022. Links Bert Sitters, rechts schrijver dezes.We wisselden ervaringen uit, maar nu moest er eerst gewerkt worden, door Bert althans. Snel zette hij zich aan een tafeltje voor zijn kamer om deze ontmoeting op Facebook te zetten.
Foto 16: Bert Sitters werkend aan een artikel op Facebook.Hoe hij het voor elkaar kreeg weet ik niet, maar binnen een etmaal had hij honderden reacties op dat Facebook verhaal binnen. Dat liep beter dan pepernoten met Sinterklaas. Bert is een echte Facebook grootmeester!
We trokken een paar dagen samen op en daar ga ik het in het volgende bericht over hebben.
Dus houd het bij, dit blog, al was het alleen maar om Bert!
Tot de volgende keer.
December 28, 2022
ONTMOETING MET EEN UIT DE KLUITEN GEWASSEN REPTIEL, KHMER TEMPELS EN MEER NIEUWS UIT HET VERRE OOSTEN.
Bericht 2
Maar ik wil beginnen met alle volgers (helaas met terugwerkende kracht omdat ik weer eens lui ben geweest) prettige kerstdagen te wensen.
Foto 0: Engels voor zoiets als: Vrolijk Kerstfeest.En nu aan de slag. Met bericht 1 waren we blijven steken bij de Khmer tempels van Phimai en daar nemen we de draad weer op.
Koning Jayavarman V die van 968 tot 1001over het Khmer rijk regeerde liet de eerste steen leggen van het 565 m bij 1030 m metende tempelcomplex van Phimai. Na die eerste steen liet hij er nog tienduizenden, zo niet honderdduizenden bij, naast en op leggen, maar ondanks al die stenen was het werk niet klaar toen hij voorgoed de ogen sloot. Zijn opvolger Suriyavarman I, ons allen bekend uit de geschiedenisboekjes van de lagere school, liet het werk afmaken. Nadat het oude Khmer rijk afbrokkelen, brokkelden er ook heel wat stenen af, maar tussen 1964 en 1969 werd de tempel van Phimai uiterst secuur gerestaureerd door Thaise en Franse archeologen. En nu kunnen we om en door de tempel met bijgebouwen lopen zoals de oude priesters deden, mits we ons toegangskaartje maar netjes kopen bij het loketje bij de oude stadspoort.
Foto1: De oude, maar gerestaureerde Khmer tempel van Phimai.
Foto 2: Nog een plaatje van het oude Phimai.
Foto 3: En nog maar een derde want het is waarachtig een kunststukje van architectuur.Terwijl ik tussen die tempels door liep en me trachtte voor te stellen hoe het hier een millennium geleden aan toe ging stopten er drie geweldig grote bussen voor de poort en even later werd het tot dan toe vredige tempelcomplex overspoeld door Thaise schooljeugd. Het leek me daarom beter om eerst maar een fietstochtje in de omgeving te gaan maken.
Twee kilometer buiten Phimai bevindt zich de beroemde Sai Ngam boom, de grootste Banyan boom van Thailand. Hij heeft honderden stammen. Zijtakken groeien de grond in en komen op andere plekken weer omhoog. Het is één grote wirwar van kronkelende en met elkaar verweven takken en het geheel lijkt een heel bos, maar in wezen is het slechts één boom. De kruin overspant een oppervlakte van 3600 m2. Dat is, om een idee te vormen van de afmetingen, een vierkant van 60 bij 60 meter!
Foto 4: De beroemde Sai Ngam boom iets buiten Phimai, die een heel eilandje bedekt. Het lijkt een flink bos, maar het is één boom.
Foto 5: Ergens tussen alle stammen en takken van de Sai Ngam boom.
Foto 6: Nog een detail van de Sai Ngam boom.Na deze boeiende excursie maakte ik een aardig fietstochtje over wat kleine weggetjes langs een riviertje en zag plotseling een eindje voor me een groot reptiel, dat bezig was een dode hond op te peuzelen. Eerst dacht ik dat het een kleine krokodil was. Daar moest ik toch wel even voor oppassen, want ook kleine krokodillen hebben venijnige tandjes. Maar de bek was te klein voor een krokodil. Het dier was echter veel te groot voor een leguaan. Hij mat, zo van een afstandje geschat, ruim 2,50 meter. Opeens herinnerde ik mij een foto uit ‘Het Grote Reptielenboek’. Dit was een varaan! Een echte!
Foto 7: Een varaan die bezig is een dode hond op te peuzelenToch een flink reptieletje, zo’n varaan n nog giftig ook (kennis uit het Grote Reptielenboek). Als je daar onenigheid mee krijgt kan het nog wel eens uit de hand lopen. Daarom bleef ik op een veilig afstandje toekijken. De varaan vertrouwde mij net zo min als ik hem maar hij wilde zijn prooi niet zomaar aan mij afstaan. Ik was echter ook niet van plan om hem die prooi afhandig te maken. Soms lust ik honden wel eens rauw, bijvoorbeeld als ze luid blaffend achter mijn fiets aan komen, maar dan in figuurlijke zin. Dat ik de varaan zijn prooi niet betwiste, wist hij natuurlijk niet en daarom beleefden we beide spannende momenten. Uiteindelijk sleepte het reuzenreptiel zijn prooi de struiken in, waarna ik mijn fietstochtje kon vervolgen. Er kon hierna natuurlijk elk moment weer een grote varaan uit de rivier omhoog klauteren maar de kans dat die mij zou aanvallen leek mij klein genoeg om vrolijk verder te fietsen.
Met een boog reed ik terug naar Phimai waar ik de tempels nog eens bij avondlicht bekeek.
Foto 8: De Khmer tempel van Phimai bij avondlicht.
Foto 9: Bij een fruitstalletje langs de weg kocht ik de volgende dag een tros bananen en een kilogram mandarijnen. Links op de foto een van de braafste honden van Thailand. Het beest blafte niet, gromde niet en vloog niet naar mijn enkels en dat is een bijzonderheid in Thailand.In Ku Pueai Noi was weer een Khmer tempel te zien, een veel kleinere dan die van Phimai, maar wel erg mooi. Ik kwam er juist voor zonsondergang aan, nog precies op tijd voor een paar aardige kiekjes.
Foto 10: De kleine maar fijne Khmer tempel van Ku Pueai Noi.
Foto 11: Detail van een poort van de tempel van Ku Pueai Noi.
Foto 12: De volgende ochtend stond de zon aan de andere kant van de tempel, zodat ik mijn fiets er weer eens op een nette manier en vol belicht bij kon zetten.
Foto 13: Nog maar een fotootje van Ku Pueai Noi. Een bescheiden tempeltje maar we zouden er in Nederland vast en zeker trots op zijn. Hier werd er niet veel aandacht aan besteed. Geen hek er omheen, geen toegangsloketje, geen souvenirstalletje en geen bezoekers. Dus ook een fijn tempeltje.
Foto 14: Mijn fiets, gezien door een van de vensters van de Ku Pueai Noi -tempel.Iets voorbij het plaatsje Kosum Phisai, waar ik een dag later doorheen fietste, moest zich volgens mijn alwetende telefoon, nu uitgerust met een Thaise simkaart voor permanent internet (!!) en GPS, een resort bevinden en inderdaad vond ik op die plek langs de weg met grote letters aangegeven: ‘ e Home’. Dat zag er nogal resorterig uit, vond ik.
Foto 15: Met grote letters aan de weg aangegeven resort met de intrigerende naam ‘e Home’. Tegenwoordig is ons leven met alles wat er bij hoort voor een groot deel ge-electroniseerd: e-book, e-guide, e-bike, e-auto, e-sigaret, e-chess, e-mail etc. En hier dan plotseling een e-home, een electronisch huis, dus. Me afvragend of je hier werkelijk de nacht zou kunnen doorbrengen of alleen maar virtueel, fietste ik het gravelweggetje naar het e-resort op. Toen ik honderd meter verder het terrein op reed bleek het resort gelukkig niet ge-electroniseerd te zijn en ook niet gedigitaliseerd. Het was nog steeds reëel, zo reëel als een resort maar kan zijn.
‘Sweet Home’ heette het. Er waren in de loop der tijd alleen maar een paar letters van het hek gevallen, waar ze op bevestigd hadden gezeten. Maar lang zullen we niet meer op e-huizen hoeven wachten, vrees ik.
Bij Kosum Phisai bevindt zich een Forest Park. Daar bleken nogal wat apen te zitten. Leuk, maar je moet er voor oppassen, want voor je het in de gaten hebt rukken ze je pet af, klauteren als een aap in een boom en gaan dan op een tak een eind boven je hoofd die pet voor de lol en om je te pesten, aan flarden trekken. Op alles wat los, of zelfs maar een beetje los, zit moet je geweldig goed passen.
Foto 16: Een reusachtig grote aap bij de ingang van het Forest Park. Die is niet echt en de kleine er bij ook niet, maar let goed op die heel kleintjes (toch nog zo groot als katten). Die zijn wél echt en ze wachten het juiste moment af om toe te slaan, bijvoorbeeld als je aandacht even verslapt.
Foto 17: Blijkbaar eten apen niet alleen pinda’s en bananen. Hier zijn ze druk bezig met komkommers.
Foto 18: Raak geen dinosaurussen aan!! Maar die komen in een volgend bericht aan de beurt en dat volgt snel (als ik het niet te druk krijg met fietsen en het bezoeken van bezienswaardigheden). Ik besluit dit bericht met allen die dit lezen een goed nieuw jaar te wensen.
Foto 19: Een verouderde, achterhaalde foto, die echter up to date wordt als je het jaar dat er op staat vermenigvuldigt met 1,0024777006938. Vergeet de komma achter de 1 niet anders wordt het science fiction!Tot de volgende keer.
–
December 20, 2022
‘Een overstelpende hoeveelheid foute antwoorden’.
Bericht 1
In bericht 0 liet ik wat foto’s zien en stelde daarbij de vraag: ‘In welk land zijn deze foto’s gemaakt?’ oftewel: ‘Waar fiets in nu rond?’
Helaas was geen van de overstelpende hoeveelheid antwoorden juist. Het goede antwoord moest zijn en is: ‘Thailand.’
Terra Cognita voor mij, aangezien ik daar al een keer of wat geweest ben. Dat maakt het niet minder boeiend, want er is een hoop te zien en het klimaat is er goed: droge tijd als het bij ons koud en somber is, zoals nu.
Vandaag was het echter een slechte dag: overwegend bewolkt en een harde kille wind die ik pal tegen had. Temperatuur volgens mijn almachtige platte telefoon 27 graden Celsius, maar daar geloof ik niets van. Dit knappe stukje digitale techniek, dat me elke keer weer versteld doet staan, slaat de plank volgens mij nogal eens mis. Ik houd het op een winterse temperatuur van 22 graden. In combinatie met die harde tegenwind was dat voor mij voldoende om er om half vier in de middag de brui aan te geven en een aardig resort met wifi op te zoeken, zodat ik meteen aan de slag kon met bericht 1. Dat werd ook wel de hoogste tijd, want al die mensen die antwoordden op die vraag waar de foto’s van het voorgaande bericht genomen waren, zitten natuurlijk al dagen te wachten op hun gelijk….. dat ze bij deze dus niet gekregen hebben. Volgende keer beter!
En nu dus een bericht uit Thailand.
Bij Nakhon Nayok, een kilometer of 90 ten noordoosten van Bangkok fietste in het heuvelachtige Wang Takrai nationaal park in en daar nam ik die foto van de waterval uit bericht 0. Hier is die nog een keer.
Foto 1: Waterval in Wang Takrai N.P.Iets verder naar het oosten klom ik naar het Taplan nationaal park door met tropisch woud bedekte heuvels.
Foto 2: Tropische begroeiing langs de klim naar Taplan NP.Op een uitstapje zonder bagage zag ik dit bord langs de weg:
Foto 3: Bord langs de weg. Oppassen dat je geen tijgers aanrijdt met de fiets.Het leek een beetje op een reclame van Thais bier.
Foto 4: Thais bier. Terug in de bewoonde wereld kwam ik langs een gigantisch gouden beeld. Ik vroeg aan de omstanders wie die gouden man was, maar kreeg daar geen duidelijke antwoord op. Het stond wel met koeieletters onder het beeld geschreven, maar helaas in het Thai. Ik ben op deze reis dus weer een analfabeet.
Foto 5: Wie is dit? Opnieuw een vraag waar mogelijk weer overstelpende hoeveelheden foute antwoorden op komen. Maar als er slechts één goed antwoord tussen zit, ben ik al tevreden.
Foto 6: Een bodyguard waar je geen ruzie mee moet krijgen.
Foto 7: Nog een plaat voor het overzicht en om een idee te geven van de dimensies van al dat goud.Voorbij de heuvels fietste ik tussen rijstvelden, suikerriet en kokospalmen naar Nakhon Ratchasima, waar ik ’s avonds een opgerolde pannenkoek met siroop bestelde.
Foto 8: De pannenkoekbaas was druk bezig voor mij een pannenkoek met siroop te prepareren, zo druk zelfs dat hij niet opkeek voor de foto.Leuk zo’n pannenkoek, maar tijdens het eten ervan droop de warme siroop er van onder uit en kwam pal op mijn keurige broek terecht. Het is dus niet alleen een kunst om zo’n pannenkoek te fabriceren, maar ook om hem op een nette manier te eten.
De volgende dag bezocht ik in het centrum van de stad het Thao Suranari Monument. Thao Suranari was de Thaise Jeanne d’Arc.
Foto 9: Het Thao Suranari Monument in Nakhon Ratchasima. Op de achtergrond de enige overgebleven originele stadspoort.In 1826 organiseerde Thao een opstand tegen de Laotianen die de stad bezet hadden. Alle vrouwen moesten de Laotiaanse soldaten verleiden en dronken voeren. Toen dat gebeurd was, was het voor die vrouwen een koud kunstje om een bloedbad aan te richten onder die soldaten. Daarom is deze Thao nu de heldin van Thailand!
Wel erg onnozele en domme soldaten om zich zo bij de neus te laten nemen! De waarheid van dit verhaal wordt door historici echter sterk in twijfel getrokken terwijl sommigen zelfs betwijfelen of deze heldin, die de stad redde, wel echt bestaan heeft. Een sterke overeenkomst dus met Jannie van de Boog.
Voor de plaatselijke bevolking en voor vele pelgrims is het verhaal over Thao echter ruim honderd procent waar.
Foto 10: Pelgrims en autochtonen die offeranden brengen aan Thao Suranari.
Foto 11: De oude stadspoort van Nakhon Ratchasima met daarachter het monument van de heldin van de stad.Van Nakhon Ratchasima fietste ik naar Phimai waar een van de oudste en gaafste Khmer tempels van Thailand staat.
Foto 12: De 1000 jaar oude Khmer tempel in Phimai.Over die tempel en meer ga ik het in bericht 2 hebben.
Tot dan.
December 12, 2022
Bericht 0 (nul)
Dit is het nulde bericht van een nieuwe reis, maar eigenlijk is het geen echt bericht omdat ik nog niets te berichten heb. Maar geen bericht is goed bericht (wordt er wel eens gezegd) en een goed bericht is wel degelijk een bericht. En dus is dit nulde bericht waarin ik niets te melden heb toch in zekere zin een echt bericht.
Aan dit nogal filosofisch aandoende verhaal heeft de lezer natuurlijk niets. Veel woorden en weinig nieuws.
Om toch met iets te komen laat ik hier een setje foto’s volgen waaraan de lezer (kijker, eigenlijk) zou kunnen zien waar ik die nieuwe reis maak. Dat is dan meteen de puzzel bij dit nulde bericht: In welk land zijn deze foto’s gemaakt? Oftewel: Waar reis ik nu rond?
Om het niet al te moeilijk te maken, volgt hier een aanwijzing: in een van mijn boeken heb ik over dit land geschreven. Vervelend als u niet al die boeken heeft, maar hopelijk zijn ze in de plaatselijke bibliotheek te vinden. Cadeau krijgen is natuurlijk veel leuker, maar voor Sinterklaas bent u te laat. De kerstman kan er uiteraard wel voor zorgen.
Maar ook zonder die boeken moet het lukken om het land waar ik deze foto’s heb gemaakt en waar ik nu dus ben, te raden.
Hier en daar geef ik nog wel een extra aanwijzing. Maar pas op!! Evenals bij voorgaande puzzels worden er geen prijzen verloot onder de goede oplossers. Het gaat louter om het plezier van het raden en dat is natuurlijk veel leuker dan wanneer er materieel gewin in het geding is.

Foto 2: Die fiets die onder dat beeld staat is mijn fiets. Deze reis maak ik maar weer eens met de fiets. (Zoals eigenlijk al mijn reizen)
Foto 3: Een waterval. Omdat er bij ons geen grote hoogteverschillen zijn, zal het hoogstwaarschijnlijk niet Nederland zijn, hoewel daar weldegelijk zo nu en dan water valt.
Foto 4: Waar steken wilde olifanten zomaar de weg over?
Foto 5: Handig om te weten wat je hier wél en niét moet doen. Als je dit kunt lezen ben je al een eind in de goede richting van de oplossing.
Foto 6: Draak met een voetbal in de bek. Qatar?
Foto 7: Mooie vlinder.
Foto 8: Overwoekerde ruïne van wat eens een fraai toeristen Resort was. Let op de bananenboom. Ik zou het niet ten noorden van de poolcirkel zoekenHopelijk helpen deze 8 foto’s u een beetje op weg.
En volgende keer komt er een echt bericht, namelijk bericht 1.
Tot spoedig.
Frank, vanuit…… had ik het al bijna verraden!
November 14, 2022
Podcast Frank van Rijn Gaat Verder Deel 1
November 6, 2022
ANDERHALVE PENNYWAFEL
Bericht 6
Op weg naar Paul, een goede kennis die ergens hoog boven de Vallee du Tinee verblijft, kwam ik door het defilé du Chaudan, een ruwe bergkloof waar de rivier de Tinee door stroomt.
Foto 1: Defilé du Chaudan.
Foto 2: Een spannend huis in het pittoreske dorpje Roure. Deze balkonnetjes bieden een nog spectaculairder uitzicht dan die van 35 hoog in een buitenwijk van Rotterdam. Veel uitkijk en weinig inkijk. Je woont daar echt ‘buiten’. Wel is het een aanrader om minstens tweemaal per eeuw de reling en de vloer van zo’n balkonnetje een beetje kritisch te bekijken.Met Paul maakte ik een paar mooie bergwandelingen tot besluit van mijn reis. Voor de eerste wandeling gingen we in Paul’s elektrische auto naar het piepkleine, maar fantastisch gelegen dorpje Ilonse en door naar de Col de la Sinne op 1437 meter boven zeeniveau.
Foto 3: Ilonse als een adelaarsnest in de bergen, om maar eens een prachtige cliché te gebruiken.De enige mogelijkheid om Roure met een auto uit te rijden is omlaag. In tegenstelling tot een elektrische fiets remt deze auto ‘recupererend’, dat wil zeggen dat bij het remmen de accu opgeladen wordt. We kwamen dus na 10 km dalen door haarspeldbochten beneden in Saint Sauveur met een accu die een stuk meer geladen was dan toen we boven in Roure op 1100 meter hoogte begonnen te rijden. Daarbij heb ik met mijn 70 kg 70 x 9,81 x 1000 = 686 kJ meegelevert aan de batterij (= 1,25 blik River Cola of 1,53 penny wafel. Bescheiden, maar alle beetjes helpen). Het nadeel is wel dat de motor bij het omhoog rijden meer energie vraagt dan hij bij het dalen levert. Geen perpetuum mobilee dus ondanks dat veel uitvinders en knappe bollen in het verleden kosten noch moeite hebben gespaard om een apparaatje te bouwen waar meer uit komt dan je er in stopt. Een van de voordelen van zo’n elektrische auto is voorts dat de ‘brandstof’ meestal goedkoper is dan fossiele brandstof (kortweg benzine of diesel), maar dat weten we zo langzamerhand allemaal wel. Paul vertelde me dat hij een keer 500 meter voor Roure met een lege batterij kwam te staan. Wat nu? Of eigenlijk: wat toen? Met een benzinemotor loop je dan die laatste 500 meter en gaat ergens een bidonnetje benzine halen, maar dat ging dus niet met het elektrieke geval. Zijn auto van vele honderden kilogrammen (denk o.a. aan de loodzware accu!) 500 meter over een 5% oplopende helling omhoog duwen lukte niet. Daar heb je een paar zware jongens, Jeroen uit Suske en Wiske of Superman voor nodig. Een verlengsnoer van 500 meter had hij niet (een reuze bos. Probeer maar eens zo’n rol op te rollen en in de laadbak van je auto te stoppen!). De enige oplossing was om weer 10 km omlaag te rijden en de accu zo opnieuw gedeeltelijk vullen, maar een perpetuum mobilee bestond ook toen niet. Hij moest in St. Sauveur dus wat ‘bijvullen’ wat geen probleem was, want daar had hij genoeg vrienden met stopcontacten. Wel een probleem was bovenaan in het zicht van de haven te keren op het uiterst smalle bergweggetje en dan nog wel met een lege accu. Hoe hij dat voor elkaar kreeg zonder Jeroen is een hoofdstuk apart, maar dat valt buiten het bestek van dit verhaal. Vraag uw garagehandelaar, die u een elektrische auto wil verkopen, maar eens wat hij in zo’n geval zou doen. Ongetwijfeld zou het hem lukken, maar niet zonder zweetdruppels, lijkt mij. En zo zijn er allerlei voor- en nadelen aan elektrisch rijden. En dat geldt ook voor de fiets.
Maar ik ben afgedwaald van de Col de la Sine. Het was daar dat we onze 7 uur durende wandeling begonnen. De decors waren geweldig.
Foto 4: Paul op pad met achter zich een halve berg. De andere helft is erin het verleden afgeschoven en naar beneden gestort.
Foto 5: Paul, hogerop en uitkijkend over de Alpes Maritimes.De dag erna fietsten we omlaag waarbij we niet-recupererend remden, dus gewoon met de remblokken tegen de velgen, waardoor die laatsten flink opwarmden. Daarna ging het op eigen kracht omhoog, weer over een klein bergweggetje, naar Roubion dat langs de helling ‘hing’.
Foto 6: Roubion, waar ik een jaar geleden ook al was. Het ‘hing’ er nog steeds. De eeuwig eroderende rotsen er boven stonden er ook nog, maar gaan een keer omlaag tuimelen. Dat is zeker, maar gezien de snelheid van het erosieproces zal dat voor de bewoners zeer waarschijnlijk ’te laat’ komen.
Foto 7: Paul in actie.In Roubion bevond zich een gezellig restaurantje. Daar zouden we een pizza gaan eten. We hadden ons daar de hele klim op verheugd. Jammer was dat het restaurantje gezelliger was dan de kokkin en het uit twee personen bestaande bedienende personeel. Paul was een stuk sneller geweest op de klim dan ik en zat er al 20 minuten, zonder dat een van de twee heen en weer rennende bedieners naar hem was toegekomen. Ik ging op het terrasje naast Paul zitten, maar toen er na een kwartier (voor mij en 35 min. voor Paul) nog geen bestelling was opgenomen, begon mijn geduld wat op te raken. Dat is één van de vele heel vervelende eigenschappen van mij, ik geef het toe. Ik liep naar de tapkast, werd onderweg bijna onder de voet gelopen door een van de serveerders, herstelde me en vroeg aan de kokkin die bezig was een glas met bier te vullen: “Kunnen we….”
“Over 5 minuten,” onderbrak zij mij met snerpende stem, nog voordat ze te weten kwam wat we wilden gaan kunnen.
Ik liep weer terug naar het tafeltje buiten en zei tegen Paul dat we nog 5 minuten geduld moesten hebben. Het bleken lange minuten te zijn want na 20 echte minuten waren er nog geen vorderingen gemaakt wat betreft het opnemen van onze bestelling.
“Laat ik het eens proberen,” zei Paul die een bijna oneindig geduld heeft. Blijkbaar begon dat ‘oneindige’ door een leeg gevoel in zijn maag wat te tanen. Ik zag dat ook hij moest oppassen niet tegen de vlakte gelopen te worden op zijn weg naar de tapkast.
“Nog 5 minuten,” zei hij toen hij terug kwam op het gezellige terrasje.
“Hopelijk vier en een half,” zei ik, “want van mijn 5 minuten zijn er ondertussen al ruim 20 om.”
“Vijf,” antwoordde Paul.
Nog eens een kwartier later ging ik optimistisch een nieuwe poging wagen. Deze keer kwam ik ongedeerd aan de tapkast.
“We zouden graag…..”
“Ik kan niet heksen,” snerpte de dame. “Over 5 minuten kom ik…… Wat is er Jean?” Die vraag was voor de man die onze bestelling over 5 minuten ging opnemen.
“Bier voor de zeven motorrijders op het terras,” antwoordde hij. “Die worden ongeduldig.”
“Ja, zeg! Ik kan geen ijzer met handen breken.”
“Hoeft ook niet antwoordde Jean. “Je moet alleen even voor 7 glazen bier zorgen,” en weg rende hij weer naar het terras.
“Nog 5 minuten geduld,” zei ik terug bij het tafeltje tegen Paul.
“Nog steeds 5?” vroeg Paul.
“Ja, nu hopelijk 4 en 59,5 seconden. Madame kan geen ijzer met handen breken, weet je.”
De pizza’s kwamen er nooit en daarom gingen we teleurgesteld onze stokbroden met kaas, die we van huis hadden meegenomen, opeten op een bankje tegenover het café, waarbij we toch nog een zeker plezier beleefden aan al dat heen en weer geren van het personeel. Met muziek er bij zou het een bijzonder ballet zijn.
Gesterkt door ons stokbrood aanvaardden we min of meer voldaan de terugweg naar Roure.
Foto 8: Paul, min of meer gesterkt, weer in actie.Onze derde excursie was een wandeling vanaf Peone, waar we weer met de auto heen gingen. Voor wie niet weet waar Peone ligt: 8,5 km ten NW van Valberg. Zo mooi als het landschap was, zo lelijk was het plaatsje Valberg. Daar hebben knappe stedenplanners de koppen bij elkaar gestoken met de vraag: ‘Hoe kunnen we Valberg zo afgrijselijk mogelijk maken?’ Die vraag hebben ze wonderwel en met groot succes beantwoord. Het resultaat was een betonnen, sfeerloos, puur ongezellig, koud winkel- en hotelcentrum waar de eerste Marspioniers op onze Rode buurplaneet trots op zouden zijn, alles ten behoeve van de wintersport.
We liepen vanaf Peone een flink eind door een ruwe vallei met imponerende rotspilaren. Dat ging niet eenvoudig, want er moest flink geklauterd worden over huizenhoge rotsblokken die in de loop der miljoenen jaren omlaag waren komen tuimelen. Tussen die pilaren voelden we ons een beetje op een andere planeet, zoals we die in stripverhalen afgebeeld hebben gezien.
Foto 9: Pilaar in de vallei bij Peone, met Paul er naast.
Foto 10: Nog meer pilaren.
Foto 11: Het ongemakkelijke pad, eigenlijk rivierbedding met gelukkig weinig water er in, door de vallei. Links van dat grote rotsblok zag ik iets bijzonders.
Foto 12: Dit zag ik op een rotsblok naast die grote klomp. Het leek wel een teken van een hamer gekruist met een houweel, het teken van een mijn. En inderdaad was hier in de buurt, in het verleden, het een en ander uit de grond gehaald, waarschijnlijk koper of ijzer. Het teken was ongeveer zo groot als een schoen. Helaas had ik vergeten mijn schoen er naast te zetten voor een indicatie van de grootte. Leuk voor u, lezer, om deze vallei in te trekken in een poging dit teken te vinden. Dat voegt een extra dimensie toe aan uw wandeling. Meld het me als u het gevonden heeft!
Foto 13: Meer pilaren.
Foto 14: Het kon niet op met die pilaren!Na afloop van de wandeling bekeken we nog even het alleraardigste dorpje Peone.
Foto 15: Peone van iets hoger gezien.
Foto 16: Het dorpspleintje van Peone. Duidelijk is hier, niet zo ver van de grens, de Italiaanse invloed te zien op de bouwstijl.De laatste dag van mijn verblijf bij Paul brak aan. Weer gingen we eerst elektrisch rijden en wel in de richting van St. Martin Vesubie. Jean Marie, een goede vriend van Paul, vergezelde ons. Iets voorbij St. Dalmas draaide Paul zijn auto naar links een smal zigzaggend weggetje op dat flink omhoog voerde. Aan het einde van dat weggetje, na een kilometer of 5, parkeerde hij de auto en vandaar liepen we het hooggebergte in.
Foto 17: Paul (links) en Jean Marie op het smalle pad dat ons een eind omhoog voerde.
Foto 18: Pauze.
Foto 19: Gepuzzel met een kaart op een pad splitsing. Niet dat gedoe met een telefoon waar je, als de zon schijnt, wat het die dag zoals op de meeste andere dagen deed, nauwelijks iets kunt zien. Gewoon een kaart, zoals we dat vroeger altijd deden.
Foto 20: Ons doel: een geweldig uitzicht.De dag na deze wandeling nam ik afscheid van Paul en fietste ik omlaag van 1100 meter naar zeeniveau en zelfs naar zee: de Middellandse Zee. Dat ging allemaal gladjes maar er zat één stukje venijn in en bij wijze van uitzondering deze keer eens niet in de staart, maar halverwege. Daar moest ik door de ruim 1000 meter lange Tunnel de la Mescla. Aan tunnels heb ik een gruwelijke hekel. Het lawaai van het verkeer dat tegen de wanden weerkaatst wordt is niet te harden en automobilisten die met grote snelheid vanuit het volle zonlicht naar binnen rijden, de duisternis in, zouden een fietser kunnen ‘missen’ en hem daardoor juist kunnen raken. Waar mogelijk omzeil ik daarom lange tunnels. Deze tunnel kon ik uiteraard ook omzeilen maar dan moest ik een omweg van minstens een dag maken en dat paste nu niet in mijn tijdschema. Omdat er in de tunnel eenrichtingverkeer gold kon ik er weliswaar over de opkomende baan omheen, dus tegen het zuid – noord gerichte verkeer in, maar dat was volgens Paul niet gevaarlijk, maar gewoon zelfmoord: “Als je dat gaat doen kun je beter meteen het ravijn in springen, dan heb je er tenminste nog wat plezier van.”
“Maar met de fiets aan de hand lopend door de berm?” vroeg ik.
“Er zijn plekken waar geen berm is en de auto’s komen met grote snelheid door onoverzichtelijke bochten gescheurd. Geloof me, in een ravijn springen is leuker.”
En dus moest ik door de tunnel om op tijd mijn vliegtuig in Nice te halen. Ik plaatste mijn uitschuifbare prikstok, die ik gebruik op mijn wandelingen, uitgeschoven naar links onder de achterbinders en bevestigde aan het uiteinde met plakband mijn zaklamp.
Foto 21: De zaklamp die links uitsteekt en waarvan ik hoopte dat door de tunnel racende automobilisten hem zouden zien. Gelukkig was de tunnel vrij breed en zat er ook verlichting in en omdat het die Dinsdagochtend niet druk was, viel deze ‘Tunnelonderneming’ me hard mee. De weinige automobilisten die langs kwamen reden netjes en weken voldoende voor me uit, zodat ik enkele ogenblikken later opgelucht het zonlicht weer zag. Operatie Mescla gelukt!
Vroeg in de middag kwam ik bij Saint Laurent du Var aan de kust. Een kilometer of zes naar het westen zette ik mijn tent op de camping van Villeneuve Loubet-Plage.
Foto 22: De Middellandse Zee bij Villenauve Loubet-Plage met op de achtergrond Nice en geheel rechts, maar juist buiten beeld, het vliegveld van Nice, het fysieke doel van mijn reis.Het werkelijke doel had ik natuurlijk allang bereikt: het fietsen over mooie rustige wegen in de prachtige natuur, het bezoeken van pittoreske dorpjes, mooie stadjes en historische monumenten en natuurlijk het ontmoeten van allerlei vriendelijke, interessante en gastvrije mensen.
De volgende dag vloog ik terug naar Eindhoven, waarna het nog maar een stukje was naar mijn woonplaats in Drenthe.
En hiermee eindigt mijn bijna eindeloze vervolgverhaal.
Niet getreurd (of misschien juist wel?) want zeer binnenkort begin ik weer een nieuw bijna eindeloos vervolgverhaal. Met al die bijna eindeloze verhalen wordt het eindeloze steeds dichter benaderd.
Frank van Rijn
October 17, 2022
EEN GROOT DILEMMA.
Blog Zomer 2022 Bericht 5
In bericht 4 was ik gekomen tot op de camping van Murs. Met die camping als uitgangspunt maakte ik een wandeling omlaag in een aardige canyon. Geen Grand Canyon, maar ook geen speeltuin voor kleuters want als je van de rand naar beneden tuimelt kun je je lelijk bezeren.
Foto 1: Canyon in de buurt van Murs.Op de afdaling naar de bodem van de kloof kwam ik langs de ruïne van een molen waar in het verleden graan vermalen werd. De molen werd in zijn glorietijd aangedreven door water. Nu spoelt het water dat voor de aandrijving zorgde er doelloos langs aangezien de schoepen en het meeste van de molen vergaan zijn. Slechts een paar stukken muur, waar bomen en takken doorheen groeien en klimop zich tegen omhoog werkt, resten nog van de eens zo mooie en ongetwijfeld degelijke molen. De molenaar was ondertussen ook verdwenen, ongetwijfeld al eeuwen geleden, en verder was er geen mens. Ik had de molen en de canyon dus voor mij alleen.
Foto 2: De ruïne van een oude watermolen in een bergkloof bij Murs
Foto 3: Canyonwand gezien vanaf de bodem van de canyon.
Foto 4: Nog een stukje canyonwand, nu aan de andere kant.
Foto 5: Een meander van de kloof, gezien vanaf de rand.Het was warm in de Provence, lekker warm. Zo nu en dan een hittegolfje doet een mens goed. Regelmatig een hittegolfje is zelfs beter. Geen gedoe met jassen, handschoenen, mutsen en regenpakken. Gewoon fijn fietsen met je petje op en eventueel wat zonnecrème op je oren en armen. Wel is het belangrijk dat je genoeg drinkt. Er zijn mensen die dan een kopje thee drinken, maar dat helpt bij 40 graden natuurlijk net zo weinig als een druppel op een kubieke meter gloeiend staal. Bij 40+ droog je uit waar je bij staat en soms zelfs zonder het in de gaten te hebben. Sommige fietsers zag ik water over hun hoofd gieten voor de afkoeling. Daar wordt je flink nat van en misschien ook wel een beetje koel, maar tegen uitdroging helpt dat natuurlijk niet. Het enige dat werkelijk helpt tegen uitdroging is water en wel in grote hoeveelheden. Een ijskoude cola geeft energie en smaakt na een eind rijden bij tropische temperaturen goddelijk, maar daar kun je geen liters van naar binnen gieten. Dus drink plenty water!!
Wat onder die weerscondities ook wel eens goed kan smaken is een grote ijsco en daar had ik, toen ik langs een cafeetje reed, opeens erge trek in.
“Frank,” zei ik tegen mezelf, “ik ga je trakteren op een grote ijsco.” (Ik gebruik hier het misschien wat ouderwetse woord ‘ijsco’ omdat het gangbare woord ‘ijsje’ in combinatie met ‘groot’ wat merkwaardig aandoet. Net zoiets als ‘Daar staat een geweldig groot huisje’ of ‘Ik rijd in een enorm groot autootje’. En wat denk je van deze: ‘Dat meisje is twee meter vijfentwintig lang en weegt 198 kg’? Het verkleinwoordje lijkt hier niet geheel op zijn plaats.
Maar ik ben taalkundig afgedwaald. Ik had het over mijn plotselinge trek in een grote ijsco. En dus stopte ik bij dat cafeetje en stapte naar de ijscobak die op het terrasje stond. Daar zag ik een Magnum. Magnum staat voor ‘groot’. (Bijvoorbeeld Charlemagne of Carolus Magnus, die bij ons Karel de Grote heet). Dat was precies de grote ijsco die ik zocht. Prijs: 3 euro. Nu wilde het toeval dat er schuin tegenover dat cafeetje een supermarkt stond. Een kort prijsvergelijkend onderzoek bracht aan het licht dat je daar een pak van 4 Magnums voor 2,08 euro kon krijgen. Lang hoefde ik er niet over na te denken om tot de conclusie te komen dat ik beter af was met die laatste mogelijkheid. En dus haalde ik het pak van 4 grote ijsco’s in de supermarkt. Bij de kassa stond een dame voor me met een karretje dat zodanig afgeladen was met voedsel, dat het leek alsof ze twee weeshuizen onder haar hoede had. Ik vroeg of ik met alleen het magnumpakketje voor mocht. Daar had ze geen bezwaar tegen en dus was ik snel klaar. De vrouw had twee kinderen bij zich en aangezien ik geen 4 magnums kon eten bood ik er haar twee aan: “Hier, voor elk kind een!”
“Nee,” zei ze beslist.
“Maar ik verkoop ze niet. Ik geef ze gratis! Voor elk kind één.” Maar ze hield voet bij stuk. Geen ijsco’s voor haar kinderen van een vreemde man!
Buiten ontmoette ik een echtpaar dat nieuwsgierig naar mijn fiets stond te kijken. De man vroeg opkijkend: “Waar zit nu de motor? De batterij zie ik ook al niet. Zit die in de schuine pijp van het frame?”
“De motor zit hier,” antwoordde ik en wees op mijn benen.
“Wat bedoelt u?…… O, nu zie ik het pas! Waarachtig, het is helemaal geen elektrische fiets!! Hoe is het mogelijk!”
Het wordt zo langzamerhand een bijzonderheid als je op een niet-elektrische fiets rijdt. Ik antwoordde dat het enige elektrische aan mijn fiets de kilometerteller was. “Maar de brandstof voor de motor is dit,” voegde ik er aan toe en hield daarbij het pak Magnums als in een reclamefilmpje omhoog. “Wilt u ook wat brandstof? Ik heb hier vier ijsco’s en kan er met deze warmte misschien twee eten, maar geen vier. Dus voor elk van u een Magnum.”
“Nee, dank u. Erg vriendelijk van u, maar u heeft ze met die niet-electrische fiets van u hier in de bergen, harder nodig dan wij.”
“Ik kan er geen vier eten en bij 40 graden is het ook geen goed idee om ijs in mijn bagage te stoppen voor morgen, overmorgen en de dag daar na. Dan worden ze zacht. Toe, neem er toch elk een.”
Na nog wat aandringen accepteerde de man uiteindelijk één van mijn ijsco’s, maar de vrouw was niet in verleiding te brengen met deze lekkernij: “Nee, dank u. Ik word er te dik van, maar u kunt, zo te zien, best wel iets extra’s gebruiken.”
Een man die juist uit zijn auto stapte om boodschappen te gaan doen kon ik ook al niet gelukkig maken met mijn aanbod. Dat herinnerde mij aan een vergelijkbare situatie in de Verenigde Staten, toen ik een dozijn eieren had gekocht, dat een stuk goedkoper was dan een pakje van zes. Ik leurde met de helft van het pak bij wel 4 mensen: “Hier, voor u! Neem lekker mee naar huis! Gratis!”, maar geen mens accepteerde het. Probeer maar eens op straat iets gratis te geven aan een onbekende, hier in onze westerse cultuur! Dan ben je eng. Dan heb je er een slechte of op z’n minst rare bedoeling mee.
En dus stond ik daar met drie Magnums. Ik at er twee van, maar de derde werd me toch echt te veel. Die stopte ik, gewikkeld in mijn trainingsjas, in de linker voortas. Zo hoopte ik Mag nog een tijd koel te houden. Drie kilometer verderop stopte ik om te kijken of Mag nog niet bevangen was door de hitte. Dat was hij wel. Hij viel bijna van zijn stokje. En dat plaatste me voor een dilemma: weggooien of tegen heug en meug opeten? Ik heb, zoals zoveel mensen die juist na de oorlog geboren zijn, van van mijn ouders meegekregen dat je geen voedsel weggooit. En dus at ik, nog juist op tijd, het derde exemplaar van deze traktatie op. Een echte traktatie kon ik het niet meer noemen, maar misselijk werd ik er gelukkig nog net niet van. Ik heb een redelijk sterke maag, maar geheel plezierig voelde het niet aan. En zo eindigde dit Magnumavontuur.
Een paar dagen later reed ik door de Gorges du Verdon de zuidelijke route van Moustiers Sainte Marie naar Castelane, waarbij ik van vele mooie uitzichten genoot.
Foto 6: Gorges du Verdon.
Foto 7: En nog een mooi uitzicht over de Gorges du Verdon.Waar ik minder van genoot waren de motorrijders die in grote getale over de kronkelende weg langs de kloof kwamen langs scheuren. Er waren zeker ook nette motorrijders die je nauwelijks hoorde, die rustig reden en die van de imponerende natuur genoten, maar velen denderden met loeiend geweld langs, vaak in grote groepen. Hoe sneller en hoe meer lawaai, hoe fijner. De echte helden denderden zó hard en schuin door de bochten dat ze er bijna uit vlogen, waarbij ze juist even met de knie de grond raakten. Een centimeter lager en zo’n ‘held’ zou als een raket de canyon in gelanceerd worden, waarbij hij alles op zijn weg zou meesleuren en verpletteren. Geweldig voor een postume onderscheiding van moed in de vorm van een kruis aan de kant van de weg, maar jammer voor de fietser die zich toevallig in zijn lanceerbaan zou bevinden. Merkwaardig dat er tegenwoordig zoveel regeltjes op elk gebied zijn van wat moet en wat niet mag, maar dat deze vorm van terreur ongestraft blijft. Die motorduivels mogen blijkbaar alles. Of gaan ze te snel voor een agent om ze te bekeuren en zijn ze te gevaarlijk om ze aan te pakken?
Maar ik drijf weer af. Terug nu naar het verhaal. Toen ik na die prachtige, maar niet geheel ongevaarlijke rit door de Gorges du Verdon in Castelane aankwam had ik weer eens trek in een grote ijsco. Ja, mijn Magnumavontuur heeft nog een staartje! Ik stopte bij een plek waar zo’n super-ijs te koop was, maar juist voordat ik de ijsbak open schoof om me voor een bedrag van 3 euro te verwennen – als je op reis bent moet je de euro’s laten rollen, want je leeft waarschijnlijk maar één keer, hoewel dat nooit bewezen is – zag ik 50 meter verderop in de straat weer zo’n supermarkt, waar pakken van 4 stuks te koop lagen, ongetwijfeld tegen een veel lagere prijs. En nu stond ik dus voor Het Grote Dilemma: één Magnum voor 3 euro en daar welverdiend van genieten of 4 Magnums voor 2,08 euro en me daar dan een Magnum-misselijkheid aan vre…. pardon: eten.
Ja, wat nu? Als ik 4 ijsco’s voor twee euro en acht centen kan kopen, ga ik er niet één voor 3 euro kopen, dat zal duidelijk zijn. Anderzijds had ik er deze keer geen zin in mijn maag te overvoeren. Drie was de vorige keer al te veel. Weggooien van delicieuze ijsco’s was natuurlijk taboe en verder had ik ondervonden dat ik niemand een plezier kan doen met overtollige Magnums. Bij al te veel pogingen daartoe zou ik zelfs het risico lopen door de politie te worden opgepakt voor verhoor wegens vreemd gedrag. ‘Misschien is die vreemde snuiter daar bij de supermarkt wel een terrorist!’ zou er gefluisterd kunnen worden, waarna de mogelijkheid bestond dat een waakzame burger 112 ging bellen. Je weet in deze tijd van burgerlijke oplettendheid maar nooit en een vier uren durend verhoor op het politiebureau lokte mij nog minder aan dan een overhoop liggende maag.
Na enige minuten van dralen koos ik voor de derde mogelijkheid: Gewoon doorfietsen zonder Magnum, ondanks dat ik een enorme trek in zo’n stuk superijs had. Met een slok heet water uit mijn bidon fietste ik dit Bericht 5 van mijn bijna eeuwig durende Blog uit. De gedachten van een fietsreiziger kunnen soms verrassende wendingen nemen.
En bij dit magnum-voer voor psychologen wilde ik het voor nu laten, maar niet alvorens te melden dat ondertussen mijn nieuwe boek over mijn reis per fiets door het land van de Maya’s, met als titel ‘Een duizend meter hoge kerstboom’, is verschenen bij uitgeverij Elmar. Als bewijs hiervan de foto’s 8 en 9. Het boek ligt ondertussen in uw boekhandel, hopelijk naast de kassa en wel op dezelfde manier gestapeld als op foto 8, maar dan tweemaal zo hoog.
Foto 8: Een artistiek gestapeld setje van mijn nieuwe boek.
Foto 9: Mijn Maya-boek nu eindelijk in drie dimensies.Als toegift, omdat de lezer zich deze keer door onfatsoenlijk veel tekst zonder plaatjes heeft moeten worstelen, volgen hier nog een paar foto’s uit dat nieuwe boek.
Foto 10: Convento San Antonio de Padova in Izamal.
Foto 11: De piramiden in Uxmal.
Foto 12: Kabah. Maskerpaleis van de regengod Chac.
Foto 13: Flamingo’s in Aluxes.
Foto 14: Ontvangst in het dorpje San Agustin.
Foto 15: Piramide in Toniná.
Foto 16: Cañon del Sumidero.
Foto 17: Een verdwaalde ontdekkingsreiziger op een Maya- ruïne.
Foto 18: Een feestelijke Kerst- en Nieuwjaarsboog in San Juan Cotzal.
Foto 19: Hobbelkeien-straatje in Antigua Guatemala.Als extra toegift (het kan vandaag bijna niet op!) een korte passage uit dat boek met nóg twee plaatjes:
Zaculeu onder een dikke laag cement.
De oude Mayastad Zaculeu werd in 1525 door de Spanjaarden onder aanvoering van Gonzalo de Alvarado veroverd. Later raakte het in verval en stonden de oude piramides, forten en andere gebouwen te verpieteren onder invloed van weer en wind. In de jaren veertig van de vorige eeuw bemoeide de United Fruit Company zich er echter mee. Ze smeten er wat geld en veel beton tegenaan, zodat na deze rigoureuze ‘restauratie’ alles dik onder een gloednieuwe beschermlaag van cement zat. Hierna konden regen, wind en kwaadwillende lieden de boel niet verder ruïneren. De ruïnes konden (en kunnen!) er na deze ‘opknapbeurt’ weer flink wat millennia tegen. Mooi geregeld! Als hier over vijftig miljoen jaar een ruimteschip van een andere planeet landt, zullen de astronauten die daar uit klauteren blij verrast zijn een bijna puntgave Mayastad aan te treffen, als Tikal, Palenque, Toniná, Chichen Itza en vele andere allang tot gruis vergaan zijn. Ze zullen dan wel een paar jaar flink moeten bikken en hakken om al dat 20ste eeuwse beton er weer af te krijgen, maar dan hebben ze ook wat moois! Dan kunnen ze thuis over de wonderlijke Mayawereld vertellen en er prachtige foto’s van vertonen. Heel plezierig en interessant voor de bevolking van die verre planeet, maar jammer voor ons aardbewoners van het derde millennium, dat wij er niets aan hebben. Voor ons blijven de echte piramides en andere monumenten van Zaculeu verborgen onder die dikke betonnen bunker. De metselaars van de Fruit Company hebben er echter wel voor gezorgd dat de vormen van de gebouwen bewaard zijn gebleven en als je nu maar flink je best doet, je voor te stellen hoe ze er in de tijd van de Maya’s hebben uitgezien, kan het toch nog een machtig interessante plek worden.
Foto 20: Een in dik beton verpakte Maya piramide in Zaculeu.Mede door de grote rust die hier heerste, in tegenstelling tot in Huehuetenango, hier zes kilometer vandaan, waar ik juist doorheen was gefietst, was het toch een plezier er op deze eerste kerstdag een uur of twee rond te lopen. Een erg aangenaam zonnetje droeg in niet geringe mate bij tot dit plezier.
Volgens een bord dat bij de grote piramide stond, is hier niet zo lang na de restauratie een Tarzan-film opgenomen. Daarin speelde Johnny Weissmüller, een Amerikaan, de hoofdrol. Hij werd in 1904 in Roemenië geboren en was in de jaren twintig van de vorige eeuw een van de topzwemmers van de wereld. Hij won vijfmaal Olympisch goud en in de VS tweeënvijftig maal op diverse afstanden de nationale zwemkampioenschappen. Wereldrecord na wereldrecord sneuvelde onder het geweld van zijn door het water malende armen en benen. Na zijn zwemcarrière begon hij aan zijn Tarzan-werk. Hij slingerde zich van 1932 tot 1948 aan lianen door maar liefst 12 Tarzan-films, waarbij hij de meest geweldige huzarenstukjes uithaalde en Jane, een in de jungle verdwaalde jonge vrouw, menigmaal uit de klauwen van verscheurende wilde dieren en boosaardige lieden redde.
Bij een chips- en pindaverkoopstertje kocht ik een plastic bekertje pinda’s en zette me daarmee bovenop de piramide. Op dit soort bijzondere plaatsen smaken pinda’s toch anders dan die thuis uit de supermarkt, zelfs terwijl je kijkt naar een documentaire over de Maya’s.
Foto 21: Autochtonen bovenop een piramide van Zaculeu. En met deze foto eindigt dan toch echt bericht 5. Maar bericht 6 is in aantocht, dus wees alert!
September 28, 2022
HET LUXE VJFSTERRENRESTAURANT ‘DE TENNISHAL’.
Bericht 4
Bij Beaucaire stak ik de Rhône over, waarmee ik de Provence binnenreed. Ik volgde vanaf hier een fietsroute naar Saint Remy de Provence, waar ooit Vincent van Gogh enkele van zijn meesterwerken op het doek zette. Een kilometer buiten Saint Remy, op de oude weg naar Arles, vond ik een rustige camping (Camping a la ferme), een goed uitgangspunt om Les Beaux de Provence, te bezoeken. Les Beaux is een oud pittoresk op een grote rotsheuvel gebouwd plaatsje, iets ten zuiden van Saint Remy. Het is mooi gerestaureerd, misschien wel té mooi en tevens erg toeristisch. In de vele restaurantjes zag ik heel wat gastronomen vol verwachting de menukaarten uitspellen.
Foto 1: Uitzicht op Les Beaux de Provence.
Foto 2: Straatje in Les Beaux de Provence.Ikzelf had een stokbrood met een stuk Gouda-kaas uit de supermarkt van Saint Remy bij me (‘Goeda’ heet dat hier, met de ‘g’ van ‘good morning’ en het accent op de a). Ik hoefde dus niet te wachten op de bestelling aangezien ik niets bestelde. Bij veel mensen is het wachten op hun lunch of diner echter een van de gezellige aspecten van eten in overvolle restaurantjes. Door deze tijdbesparing kon ik meteen door de smalle straatjes omhoog lopen naar het chateau boven op de rotsberg.
Foto 3: Het chateau van Les Beaux de Provence boven op de rotsberg.
Foto 4: Ander aanzicht van het chateau van Les Beaux.In het begin van de 19e eeuw ontdekte een Franse geoloog in de omgeving een mineraal waaruit aluminium gemaakt kon worden. De grondstof voor dit metaal werd genoemd naar deze plaats: Bauxiet. Ook bevindt zich in de rotsachtige omgeving een oude steengroeve, waar echter geen steen meer uit gehouwen wordt, maar die tegenwoordig in gebruik is als expositieruimte. Je hebt daar het gevoel alsof je door een geweldige Egyptische tempel loopt.
Foto 5: Een oude steengroeve bij Les Beaux de Provence die me deed denken aan een Egyptische tempel.Lang voordat Van Gogh in Saint Remy zijn verf royaal uitsmeerde over zijn doeken, bouwden de Romeinen er de stad Glanum. De ruïnes van deze Romeinse stad liggen twee kilometer ten zuiden van Saint Remy.
Foto 6: Het mausoleum en de triomfboog van Glanum, juist buiten Saint Remy de Provence. Om een indruk te geven van de grootte van de triomfboog ben ik er zelf voor het gemak even voor gaan staan.
Foto 7: Eén van de vier tableaus onderaan het Mausoleum, een uit steen gehouwen Romeins stripverhaal.
Foto 8: In de souvenirwinkel van Glanum waren op papier gedrukte, met de Romeinen en Galliërs verband houdende stripverhalen te koop, alsmede andere curiosa van onze hedendaagse Gallische stripheld, die zo langzamerhand minstens zo bekend is als Julius Caesar zelf. Voor de mensen met een engelengeduld stonden daar ook nog legpuzzels van 500 stukjes en voor de mensen die echt geen raad meer met hun tijd wisten zelfs exemplaren met maar liefst 1000 stukjes! Ga er maar aan staan!
Foto 9: Een blik op de Romeinse stad Glanum. Helaas is het meeste enigszins, of eigenlijk wel heel erg veel, door de tand des tijds aangevreten, maar toen de Romeinen hier nog zaten zag het er natuurlijk een stuk gaver uit dan nu. Met wat fantasie en een fraai gidsje met mooie reconstructie-tekeningen zag ik het voor me zoals het er toen allemaal uitgezien moet hebben, met nog flink wat bedrijvige Romeinen er als toegift bij.
Foto 10: Een stuk van een Romeinse tempel in Glanum.Minder oud dan Glanum, maar zeker niet nieuw te noemen was het stadje Gordes boven op een heuvel, een kilometer of 35 naar het noordoosten.
Foto 11: Het schilderachtige Gordes, gelegen op een heuvel.
Foto 12: De kerk en het kasteel van Gordes, van dichterbij gezien.
Foto 13: Het kasteel van Gordes, nog een paar stappen dichterbij.Ook Roussillon, verder naar het oosten, is de moeite van een omweg waard. De daarachter gelegen heuvel werd vroeger afgegraven voor de winning van oker, een zacht, geel of rood gesteente dat gebruikt werd voor kleurstof, onder andere voor kleding, verf en huidversiering.
Foto 14: Het dorpje Rousillon met zijn met oker geverfde huizen.
Foto 15: Rode rotspartij bij Rousillon.Vanuit Rousillon kon je een rondwandeling maken door de oude okergroeve, die later onder invloed van het weer is gaan eroderen tot een soort natuurpark.
Foto 16: Een vlondertje langs een fraaie paarse oker-partij.
Foto 17: Een messcherp geërodeerde rots.
Foto 18: Het ‘mes’ van opzij.
Foto 19: De Toren van Babel, nog steeds op de wandeling door de okergroeve. Niet geheel tot in de hemel, maar toch wel al een heel eind in de goede richting.Op de route van Rousillon naar Carpentras kwam ik door het dorpje Murs. Daar dicht in de buurt lag een aardige camping. Aangezien ik door al die bezoeken van mooie dorpjes en interessante plekken aan een rustdag toe was ging ik er een kijkje nemen. Ik kwam er halverwege de middag aan en de camping ademde een grote rust, precies wat ik nodig had voor een rustdag. Geen zwembad, speeltuin, bar, kindercrèche, tafelvoetbaltafels of andere inrichtingen waar bezoekers zich konden vermaken. Ik zag er slechts twee caravans, een camper en twee tenten, maar er was op dit vroege uur nog geen sterveling te zien. Een van die twee tenten zag er echter wel een beetje dreigend uit, want die was bijna zo groot dat je er in kon tennissen. Wat nu als daar een familie van pa, ma en acht kinderen, variërend in leeftijd van 2 tot 16 jaar in woonde? Een huilende baby, de oudste zoon die tegen de avond met zijn brommer rondjes ging trekken over de camping, de op een na oudste die zijn drumstel had meegenomen om te oefenen en de rest die luid joelend tikkertje en verstoppertje ging spelen tot ver in de nacht? Daarmee zou het gedaan zijn met deze heerlijke rust. Daarom zette ik mijn tent maar een redelijk eindje bij deze gigant vandaan.
Later, toen ik voor de tent mijn dagboek zat te schrijven, rolde er een grote militair-groene Landrover, zo van het type waarmee je de Sahara ‘bedwingt’, de camping binnen. De jeep, voorzien van een geel, Nederlands nummerbord, verminderde in de buurt van mijn tent vaart, het raampje werd opengedraaid en nog voor het indrukwekkende voertuig tot stilstand kwam stak de chauffeur zijn hoofd naar buiten en riep: “Ben jij Frank van Rijn?”
Verbaasd over deze vraag, temeer daar ik bij de receptie mijn naam niet had genoemd, sprong ik overeind en riep naar waarheid terug: “Ja, hoe weet je dat? Word ik gezocht door de geheime dienst?”
“Nee,” antwoordde de chauffeur, “maar ik herken je van een lezing die je jaren geleden in Rozendaal hebt gehouden.” De man stapte uit en zijn vrouw ook. “We hebben bovendien al je boeken,” voegde zij er aan toe.
Kijk, dat moet ik hebben! Als iedereen dat nou zou doen was ik boven Jan. Zelfs boven Bill Gates.
“Hoe wisten jullie dat ik hier zat?” vroeg ik, nog steeds verbaasd.
“Dat wisten we niet,” zei de man, “maar we hebben het nogal eens over je en als we ergens een fietser zien rijden, vragen we ons vaak af: Zou dat Frank van Rijn zijn? Zo ook nu.”
“Nou, daar ben ik dan eindelijk!”
“Ja, het werd tijd.”
Dat waren Jurgen en Diny uit Prinsenbeek bij Breda. Ik vertelde dat ik een halve Bredaënaar was, aangezien ik van 1960 tot 1964 in Breda heb gewoond. “Dus in zekere zin zijn we stadsgenoten, maar dan wat verschoven in de tijd. Gaan jullie hier je tentje opzetten?”
“Die hebben we al staan,” antwoordde Diny en wees daarbij op de tennishal aan de andere kant van de camping.
“Dus die is van jullie!” riep ik verrast uit. “En geen gezin met acht kinderen, of volgen die nog in een busje?”
“Nee, maak je niet ongerust. We zijn met z’n tweeën.”
“Dan parkeer je natuurlijk ’s nachts je Landrover in die hangar om hem een beetje netjes te houden?”
“Nee, we hebben een leuk ruim tentje gekozen voor het comfort. Vooral als het regent is het plezieriger dan dat gepruts in een klein tentje en bovendien kunnen we zo twee flinke branders en genoeg voedsel voor een week meenemen. Eet je vanavond mee?”
Dat deed ik. Toch inderdaad wel erg comfortabel zo’n ruime tent, zolang ik hem maar niet achterop de fiets hoefde te laden.
Foto 20: Het ’tentje’ van Jurgen en Diny op de camping bij Murs. Jurgen en Diny er bij om een idee te krijgen van de grootte van het ’tentje’.Ik bleef een paar dagen op de camping van Murs om, verlost van al die bagage, tochtjes in de omgeving te maken en ’s avonds dineerde ik met mijn twee, in de tijd verschoven stadsgenoten in het luxe vijfsterrenrestaurant dat ik ‘De Tennishal’ had gedoopt.
“In oktober komt mijn nieuwe boek, ‘Een duizend meter hoge kerstboom’ uit,” zei ik tijdens mijn laatste avond in Murs. “Dat hebben jullie vast nog niet!”
“Als dat in oktober uit gaat komen, hebben we het inderdaad nog niet,” zei Jurgen.
“Dan krijgen jullie het eerste exemplaar. Wel zelf komen ophalen in Drenthe. Dat is tweemaal 210 km rijden vanuit Breda. Met de huidige benzineprijzen ben je misschien wel wat duurder uit dan dat je het in de winkel koopt, maar ik zal voorin een herinnering schrijven aan onze ontmoeting in Murs, met handtekening er onder. Als het een beetje meezit heb je er over 100 jaar, in een antiquariaat, de benzineprijs weer uit.”
Maar let op! Dat was geen kletspraatje van mij over dat nieuwe boek en om dat te bewijzen plaats ik hieronder alvast de voor- en achterkaft van dat nieuwe boek:
Foto 21: De voorkaft van ‘Een duizend meter hoge kerstboom’ (een reis per fiets door het land van de Maya’s), dat in oktober verschijnt bij Uitgeverij Elmar.
Foto 22: En tot slot van deze aflevering van mijn eeuwigdurende blog-feuilleton de achterkaft van dat nieuwe boek.Quod erat demonstrandum. (Om helemaal eerlijk te zijn één van de weinige Latijnse kreten die ik ken). Het bewijs dat het boek klaar is voor de uitgave in oktober.
De volgende keer fietsen we verder door zuid Frankrijk. Tot dan.
Frank van Rijn's Blog
- Frank van Rijn's profile
- 10 followers


