Frank van Rijn's Blog, page 3
June 23, 2024
DRIE KOPSTUKKEN VAN HET FIETSTOERISME
Bericht 1
Met mijn intermezzo ben ik niet ver gekomen ondanks al mijn goede voornemens. Dat intermezzo was bedoeld om de periode tussen twee reizen een beetje op te vullen met foto’s uit de oude doos. Aangezien die periode tussen twee reizen nu achter me ligt – ik ben dus weer op reis – ga ik dat intermezzo onderbreken met een aantal vertellingen en foto’s van deze nieuwe reis.
Foto 1: Ik begin met een foto die in het Amazonegebied of Centraal Afrika genomen lijkt te zijn. Het was echter in mijn tuin. Ik zette, zoals ik voor elke reis doe, mijn tent op om te controleren of hij nog goed was en er geen pijpjes of pinnen ontbraken. Hier dus geen avonturen met leeuwen, poemas of vogelspinnen.
Foto 2: En hier zijn we niet op de Serengettivlakte waar er zomaar een olifant op je af kan komen snellen, maar op het Doldersummerveld, 5 km bij mijn huis vandaan. Een proefrit met alle bagage. Alles was in orde en ikzelf ook min of meer, dus ik kon van start. Op dag twee en drie fietste Jan Leydens, een goede vriend, met me mee. Op weg naar de Duitse grens staken we de weg van Oldenzaal naar Denekamp over. Plotseling schoot me te binnen dat daar vlakbij de historische ontmoeting had plaatsgevonden tussen Gérard Monnink en Toon Damhuis. Dat was op 19 Augustus 1936. Gérard was werkloos en had een lumineus idee: op de fiets naar Palestina, wat vooral in die tijd heel wat anders was dan bijvoorbeeld naar de Veluwe. Dat hele verhaal is te lezen in het boek ‘Met fiets en tent naar de Orient’, dat Gerard enkele jaren na die tocht schreef. Misschien is het boek nog ergens in een kringloopwinkel of antikwafiaat te vinden. Een kostelijk boek dus doe uw best met zoeken. Misschien lukt het ook wel op internet.
We fietsten een kilometer of twee in de richting van Oldenzaal en vonden de plakette die de ontmoetingsplaats tussen deze twee vooroorlogse globetrotters markeert.
Foto 3: Jan links en ik rechts bij de plakkette die de ontmoeting tussen Gérard Monnink en Toon Damhuis markeert. Tussen Jan en zijn fiets is nog juist de steen te zien waarop ‘Toon Damhuis’ staat gegraveerd. Rechts van mijn fiets staat de steen met ‘Gérard Monnink’ maar die valt buiten beeld.
Foto 4: De plakkette nader bezien. We fietsten Duitsland binnen en kwamen de volgende dag door het aardige plaatsje Burgsteinfurt.
Foto 5: Huis met fraaie vakwerkmuren in Burgsteinfurt. De vierde dag kwamen we in Műnster aan. Dat bleek een mooi centrum te hebben. We doolden er een paar uur rond en schoten wat kiekjes.
Foto 6: Monumentale straat in het centrum van Műnster.
Foto 7: Nog een kerk in Műnster.
Foto 8: Het Schloss van Műnster. Het gele puntje geheel links is Jan die langs het slot fietst. Het was lastig een redelijk onderdak in Műnster te vinden. Daarom fietsten we laat in de middag de stad een eind uit en zetten onze tenten op bij een boer.
Foto 9: Kamperen bij de boer. Links gele Jan die blauw is geworden en rechts rode Frank die groen is geworden.De dag hierna ging Jan terug naar huis. Zijn plichten riepen hem: getrouwd, kinderen en kleinkinderen. En hij moest stemmen (6 juni) voor een beter Europa en had daar helaas niemand volmacht voor gegeven. Dat had ik wel dus ik kon mijn reis vervolgen.
Op die Europa-stemdag kwam ik ’s morgens door het stadje Wiedenbrűck. Daar zag ik langs de invalsweg een verzameling levensgrote betonnen beelden van mensen.
Foto10: Betonnen beelden van een groep mensen langs de invalsweg van Wiedenbrűck. Schaal 1 : 1, dus het was alsof ze zo weg konden lopen. Ik vroeg aan een man die daar juist langs liep wat dat voorstelde. Hij antwoordde dat hij er geen idee van had, maar dat er in de stad nog veel meer van die beelden stonden en voegde er aan toe: “Waarom toch allemaal zulke oude troelen! Waarom beelden ze niet wat jongere mensen uit? De kunstenares die deze beelden gemaakt heeft ziet er net zo uit als deze tantes. Waarschijnlijk zijn het allemaal zelfportretten!”
Blijkbaar was deze kunst niet aan hem besteed.
In het centrum zag ik vijf betonnen lieden aan een tafeltje zitten en in een parkje was een hele groep aan het dansen, ook beton.
Foto 11: Op een terrasje.
Foto 12: Een bal. Toen ik er tussendoor liep om wat foto’s van dichtbij te maken, had ik soms het gevoel dat het echte mensen waren en dat was, zo als ik later in een folder las, ook de bedoeling van de kunstenares. ‘Alltags Menschen’ heette deze tentoonstelling.Verder was het ook nog een mooi stadje met veel vakwerkhuizen.
Foto 13: Op een pleintje. Jammer van al die enorme parasols.
Foto 14: Dezelfde kerk met een karakteristiek huis er voor. In de titel van dit bericht had ik het over drie kopstukken van het fietstoerisme, maar de aandachtige lezer zal denken: “Gérard Monnink en Toon Damhuis, dat zijn er twee. Waar blijft nu die derde?”
Welnu, bij die derde kwam ik in de middag van 6 juni aan. Dat was in Hövelhof, iets ten noorden van Paderborn. Ik heb hem in 1985 in Boa Vista in Brazilië ontmoet. Zijn naam: Heinz Stűcke. Hij was op ongeveer 20 jarige leeftijd, dat was rond 1960, in zijn woonplaats in Duitsland op de fiets van start gegaan en was gedurende ruim 40 jaar continu op reis geweest en nooit meer terug geweest in Duitsland. Toen ik hem in Boa Vista ontmoette had hij al bijna alle landen van de wereld befietst. Hij vertelde me toen dat het zijn bedoeling was door alle landen van de wereld te fietsen en Marco Polo wat betreft het reizen te overtreffen. Beide doelen, naast uiteraard vele mooie dingen op onze planeet bezichtigen, heeft hij ondertussen gerealiseerd.
Foto 16: Eerste ontmoeting met Heinz Stűcke. Boa Vista, Brazilië. 1985. Links Heinz. Let op de wereldkaart in het frame van zijn fiets. Daar stonden al zijn wereldreizen ingetekend. Rechts ik, wat jaartjes jonger dan nu. 39 jaartjes om precies te zijn. Deze foto komt uit mijn boek ‘Revanche in de Andes’ waarin ik die ontmoeting heb beschreven. Voor dit boek hoeft u geen kringloopwinkels af te stropen. Het is nog te bestellen bij uitgeverij Elmar of bij uw boekhandel. De kwaliteit van deze foto is zo beroerd omdat ik een foto heb gemaakt uit mijn boek en natuurlijk omdat de foto (oorspronkelijk dia) bijna 40 jaar oud is. Een historisch document, dus.Na deze eerste ontmoeting heb ik Heinz tot 6 juni j.l. nooit meer ontmoet. Wel ben ik eens bij hem aan de deur in Hövelhof geweest maar toen was hij uiteraard niet thuis en hij is ook eens bij mij aan de deur geweest en toen was ik, wat minder uiteraard, maar toch wel een beetje uiteraard, ook niet thuis.
En op deze reis ben ik, op weg naar Frankrijk, speciaal om hem nog eens te ontmoeten, weer bij hem aan gegaan, maar niet alvorens hem gebeld te hebben om er zeker van te zijn dat hij thuis was. En dat is hij tegenwoordig vrijwel permanent, want hij is uitgereisd en werkt er nu aan om zijn huis om te bouwen tot een soort ‘Heinz Stücke reis museum’.
Foto 17: Tweede ontmoeting met Heinz Stücke, Hövelhof, Duitsland, 6 juni 2024. Heinz links, ik rechts. Tussen ons in staat zijn originele fiets met nog steeds die wereldkaart in het frame. Verder links stukken van versleten banden en versleten hoeden. Hij stuurde veel versleten materiaal op maar familie in Duitsland met de bedoeling daar te zijner tijd een museum mee in te richten.
Foto 18: Heinz achter zijn wereldbol in zijn werkkamer. Hij heeft tegenwoordig wat problemen met zijn benen, dus fietsreizen zitten er op zijn 84ste jaar niet meer in. Met 648.000 fiets kilometers is hij, bij mijn weten, de ‘Most traveled man in history’, zoals hij zichzelf eens op een gedrukte anzichtkaart noemde. “You are invited to prove me wrong”, schreef hij er bij. Ik lig nog zo’n 13.000 km achter hem maar fiets nog steeds. De toekomst zal leren of ik hem daarin voorbij ga, maar als dat zo zou zijn, blijft hij toch die meest bereisde man uit de geschiedenis, want hij is bijna 60 jaar onderweg geweest en is in alle landen van de wereld geweest. Daar blijf ik dan met mijn 125 landen en Ameland als het meest noordelijke punt waar ik ooit geweest ben, een eind bij achter.
‘Jij keerde na elke grote reis terug naar huis en schreef daar een boek over,’ zei hij. ‘Ik heb me nooit tijd gegund om te schrijven. Ik wilde reizen en de wereld zien. Ik ben continu onderweg geweest, maar er zijn twee boeken over mij geschreven.’
Volgende keer fiets ik weer verder op deze reis en rijd ik dus de eerste kilometers van die missende13.000. Ik houd u op de hoogte van mijn vorderingen en belevenissen.
May 22, 2024
EEN MERKWAARDIGE ONTMOETING IN DE MOYEN ATLAS.
INTERMEZZO 2024. Bericht 2
Met het intermezzo dat ik de vorige keer begon heb ik me vergist. Bericht 1 van dit intermezzo ging over mijn reis van Nederland via Frankrijk en Spanje naar Marokko. De bedoeling was om dan verder te gaan door West Afrika naar Accra in Ghana. Dat was een oudere reis om de periode tussen mijn Uganda-reis van afgelopen winter en de komende zomertocht op te vullen met wat aardige plaatjes. Gisteren, juist voordat ik bericht 2 de lucht in wilde sturen, kwam ik tot de ontdekking, dat ik die Nederland – Accra reis in de winter van 2021 – 2022 ook al heb gebruikt, aangezien ik toen geen nieuwe reis kon maken ten gevolge van de corona-crisis. Waarschijnlijk hebben oplettende lezers dat meteen in de gaten gehad. Aangezien ik bericht 2 al klaar heb, laat ik dat nu toch maar volgen, dan heeft u wat te kijken. Er zullen dus ongetwijfeld plaatjes tussen zitten die u herkent, maar ik heb er ook een paar nieuwe bij gedaan. U kunt er daarom een soort spel van herkenning van maken en dat maakt deze aflevering toch ook weer aardig. Bovendien heb ik er een min of meer spannende gebeurtenis aan toegevoegd, waarover ik nog niet eerder heb geschreven.
Omdat ik hier voornamelijk foto’s laat zien, is dit intermezzo eerder een digitaal prentenboek dan een reisverslag.
Voor bericht 3, dat ik over enkele dagen laat volgen, zal ik een andere, eveneens wat oudere reis gebruiken. Daarmee val ik dan niet meer in herhalingen.
Binnenkort ga ik weer een nieuwe reis beginnen, de zomerreis van 2024, en daarvan ga ik, als het zo ver is, foto’s plaatsen die nog nooit het daglicht hebben aanschouwd (en die zelfs nog niet geschoten zijn!) in combinatie met nieuwe belevenissen, die ik dus ook nog niet beleefd heb. De bedoeling is om dat erg frequent te gaan doen. Het goede voornemen is er, zoals altijd!
Foto 34: We waren gebleven in Chefchaouen. Hier een uitzicht op dit Noord-Marokkanse stadje.
Foto 35: En hier zijn we meteen al een heel eind verder: Een van de stadspoorten van Rabat, de hoofdstad van Marokko.
Foto 36: De stadsmuren van de oude koningsstad Rabat.
Foto 37: Ergens in de Moyen Atlas, op de route naar de watervallen van Ouzoud.
Foto 38: Een kameleon stak de gravelweg over.
Foto 39: De waterval van Ouzoud.
Foto 40: Olieringenbakkers in Ouzoud. Hier dus ringen in plaats van bollen. Dik met suiker bestrooid smaken die bijzonder goed en door de olie blijft de suiker beter plakken.
Foto 41: Op een wandeling in de buurt van Ouzoud.
Foto 42: Berberdorp in de buurt van Ouzoud.
Foto 43: En nog zo’n pittoresk dorp.
Foto 44: Het doel van de wandeling, dit fraai tussen de bergen gelegen dorp.
Foto 45: Mentholthee drinken bij een Berber thuis.
Foto 46: Mijn gids leidde mij langs de mooiste plekken.
Foto 47: Weer zo’n mooi Berberdorp.
Foto 48: Op weg richting Marrakech.
Foto 49: De gravelweg voerde door een dorp.
Foto 50: De dorpsfietsenmaker, een lust voor het oog van iedere fietsenmaker!
Foto 51: Kamperen in de rimboe. Heerlijk rustig. Ik schrijf hier mijn dagboek.
Foto 52: Grazende geiten tot zelfs in de boompjes!
Foto 53: Alweer een prachtige kampeerplek.
Foto 54: Afdaling vanaf de pas die toegang geeft tot de prachtige vallei van Tafraoute.Bij een souvenirwinkeltje daar in de buurt had ik een merkwaardige ervaring. Ik kocht er een cola van de eigenaar, een oude man, en nam plaats op een stoeltje aan een tafeltje. Het was een aangename plek met een mooi uitzicht op het dal en op de bergen in het rond. Er liep een jonge man rond van ca. 30 jaar, met een flesje cola in de hand. Hij was gehuld in een lange bruine pij en hij leek me motorisch niet geheel in orde, want hij stond een tijd doodstil voor zich uit te staren, als een standbeeld. Even later liep hij weer rond, nu als een soort robot. Als hij een bocht om wilde, deed hij dat het hoeken van 90 graden. Groeten deed hij mij niet. De oude man, waarschijnlijk zijn vader, nam hem op een gegeven moment bij de arm en leidde hem naar het enige andere tafeltje op het terras. Daar bleef hij een tijdje als een standbeeld voor zich uit zitten staren. Plotseling veerde hij soepel overeind en sprong het winkeltje binnen, om even later weer als een robot naar buiten te schuifelen, nu met een nieuw flesje cola in de hand. Weer bleef hij een tijdlang doodstil voor zich uit staren, waarna hij opnieuw als een robot langs het winkeltje en vlak langs mijn fiets stapte. Naast mijn fiets stond hij stil en keek me van daar voor het eerst aan. Enkele seconden staarden we elkaar aan, waarna hij achter het winkeltje verdween. Het beviel mij niet erg en aangezien ik mijn cola op had, besloot ik te vertrekken. Ik liep naar mijn fiets op de hoek van het winkeltje. De man was nergens meer te zien. Aangezien het landschap erg mooi was, besloot ik toch nog even een paar aardige foto’s te maken. Ik pakte mijn toestel, liep vanaf de fiets ongeveer 25 meter naar de rand van het plateau waarop het winkeltje stond en schoot een paar platen. Toen ik me omkeerde, stond de kerel opeens naast het gebouwtje met in zijn linkerhand de fles cola en in zijn rechterhand een stuk betonijzer van ca. 30 cm lengte, dat hij vasthield als een dolk zoals Jack the Ripper dat deed als die lelijke dingen van plan was. De hele vertoning kwam op mij nogal bedreigend over. Mogelijk had hij het niet goed begrepen op Westerse toeristen. Het leek me geen goed idee om een foto van hem te maken, hoewel zo’n plaatje wel een aardige aanwinst voor mijn plakboek zou zijn. Nee, het was tijd om hier snel weg te wezen en dus sprong ik op de fiets en vertrok. Tijdens de afdaling vroeg ik me af of ik dit aan de gendarme moest melden. Maar wat moest ik melden? Er was niets gebeurd. En misschien was de man wel een bovenste beste kerel die alleen maar te veel actiefilms had gezien. En zo liep dit avontuur, dat dus eigenlijk helemaal geen avontuur was, goed af.
Foto 55: Rode zandstenen rotsen in de vorm van beren, dolfijnen of parkieten. Het is maar hoe je het ziet.
Foto 56: Rustiek landschap, niet ver van Tafraoute.
Foto 57: Dorpje in de buurt van Tafraoute aan de voet van een rotspartij in de vorm van een middeleeuws kasteel.
Foto 58: Twee verdwaalde rotsen met mijn fiets er tussenin.
Foto 59: Rotswand van een grote berg met de kop van een leeuw er in. Lijkt wat op het logo van de een of andere bank.Tot zo ver vandaag. Volgende keer plaats ik dus een prentenboek van een andere reis. Van welke is nog even afwachten, maar die aflevering zal (hopelijk!) niet lang op zich laten wachten.
May 8, 2024
INTERMEZZO: Van Nederland naar Accra in Ghana.
Bericht 1 van het intermezzo.
Zoals beloofd las ik hier, in afwachting van een nieuwe tocht, een intermezzo in. Daarvoor heb ik een wat oudere reis uitgezocht, namelijk die van Nederland naar Accra in Ghana. Het wordt een luchtig intermezzo, eigenlijk eerder een prentenboek hoofdzakelijk bestaande uit mooie, aardige, interessante of bizarre foto’s met misschien ook wel een enkele afschuwelijk lelijke foto er tussen voor het contrast. Hopelijk kan ik er een uit die laatste categorie vinden, maar dat zal niet mee vallen, want zo ik al ooit een lelijke foto maak, piep ik die meestal onmiddellijk door naar de digitale schroothoop. Veel tekst komt er niet bij, dus dat is goed nieuws voor de pure platenkijkers, terwijl de ‘lezers’ nog even geduld moeten hebben tot mijn volgende reis die niet zo lang meer op zich zal laten wachten.
Bericht 1 behandelt de aanloop door Europa.
Foto 1: Het mooie plaatsje Melsungen in Duitsland. Huizen met fraai vakwerk
Foto 2: Artistieke foto in een gebogen spiegel. Melsungen.
Foto 3: Bern, Zwitserland.
Foto 4: Een oude paddenstoel in Frankrijk. Een van de laatste, nog overgebleven monumentale richtingwijzers.
Foto 5: Een geografisch monumentje langs de weg in de vorm van de wereldbol, dat de plaats markeert vanwaar het even ver naar de evenaar als naar de Noordpool is, namelijk de vijfenveertigste breedtegraad (ergens halverwege Frankrijk). De evenaar is duidelijk aangegeven, evenals de Noordpool. De Zuidpool zit helaas verscholen achter mijn Schwalbe band. De plaats op aarde waar ik mij hier bevind is aangegeven met een rond gat. Het monumentje is multifunctioneel, want je kunt er ook oude flessen in kwijt.
Foto 6: De basiliek van de heilige Bernadette in Lourdes.
Foto 7: De grot waarin Maria in 1858 voor Bernadette verscheen. Als je die grot wilt bezoeken, moet je, zoals uit de foto blijkt, geduld hebben.
Foto 8: We zijn ondertussen al in Spanje. Hier ‘Los Mallos de Riglos’, overblijfselen van een geërodeerd plateau. Het dorpje Riglos geeft een indruk van de dimensies van die ‘Mallos’. Ik klauterde links op de foto tussen de twee reusachtige pilaren door omhoog naar het plateau.
Foto 9: Terugblik tussen de twee Mallo’s door op de vlakte waar ik uit kwam.
Foto 10: Zaragoza. De kathedraal aan de Ebro.
Foto 11: Zonnebloemen die allemaal naar mij kijken.
Foto 12: Het plaatsje Albaracin met de middeleeuwse stadsmuren.
Foto 13: Het gigantische beeld dat de bron van de Taag markeert. Linksonder in de foto zou het eerste stroompje van de Taag moeten stromen, maar toen ik daar was, stond het droog. Met het veranderende klimaat zou het niet onmogelijk zijn dat het beeld nu met zijn voeten in het water staat. Dan zou zelfs mijn fiets onder water staan, maar dan had ik hem er natuurlijk niet neergezet.
Foto 14: Mooie rotspartijen in de buurt van Uña, niet ver van Cuenca.
Foto 15: De beroemde Casas Colgadas (Hangende Huizen) in de stad Cuenca.
Foto 16: Afdaling vanaf een plateau naar het plaatsje Alcala del Jucar.
Foto 17: Leuke slingers omlaag naar Alcala en de rivier Jucar die deze kloof heeft uitgesleten.
Foto 18: Beneden in de kloof het dorpje Cubas.
Foto 19: Berglandschap met brug over in de buurt van Ayna.
Foto 20: Mijn tent in de rimboe, 2 km voorbij Caserio de Don Domingo. Om eerlijk te zijn heb ik de tent ’s morgens een paar meter verplaatst en iets gedraaid om hem en mezelf beter op de foto te krijgen. Geschiedvervalsing!! Maar voor een mooi fotootje moet je dat over hebben.
Foto 21: Klim over de gravelweg naar een hoogvlakte. Mijn camera op een rots in de berm gezet en deze foto met behulp van de zelfontspanner gemaakt.
Foto 22: De rand van het plateau.
Foto 23: Karakteristiek straatje in een van de Pueblos blancos de Andalucia. (De witte dorpen in Andalusië). Jammer van al die auto’s.
Foto 24: De Garganta del Chorro, ca. 40 km ten Noordwesten van Malaga. In die tijd was de Camino del Rey, het hangende vlonderpaadje langs de rotswand in de kloof, nog niet gerestaureerd. In het midden de voetbrug over de kloof. Het groene rechts: een spoorbrug over een zijkloof op het spoortraject van Malaga naar Bobadilla
Foto 25: De Camino del Rey langs de rotswand van de Garganta del Chorro.
Foto 26: Op meerdere plaatsen was het vlondertje verdwenen. Vermoedelijk waren daar te zware lieden door het gammele vlondertje gezakt. In die goede oude tijd was de passage nog op eigen risico.
Foto 27: Hier nog gedeeltelijk intact, maar hoe nu verder?
Foto 28: Gewoon zo, maar je moest in die tijd wel touw mee nemen. Nu heb je geen touw meer nodig, maar wel geld en bovendien een reservering. Het avontuur is er een beetje vanaf.
Foto 29: Woning in een rotsspleet.
Foto 30: De oeroude Puente Nuevo (Nieuwe Brug) die twee delen van Ronda met elkaar verbindt.
Foto 31: Souvenirs langs de weg van Tetouan naar Chefchaouen. We zijn nu in Marokko aangekomen.
Foto 32: Arabische poort in het aardige plaatsje Chefchaouen in noord Marokko.
Foto 33: Spelende kinderen in een steegje in Chefchaouen.Tot zover de eerste fase van mijn reis van Nederland naar Accra. In de volgende aflevering van dit prentenboek zal ik op zevenmijlslaarzen (en uiteraard op mijn fiets!) door West Afrika snellen.
March 28, 2024
WEER OVER DE EVENAAR EN TERUG NAAR HET VLIEGVELD VAN KAMPALA.
Bericht 9
Laat in de middag, na mijn evenaar-passage (zie vorige bericht), kwam ik aan in het plaatsje Bukomansimbi, dat 25 km ten noordwesten van de vrij grote plaats Masaka (aan de grote weg van de Rwandese grens naar Kampala), ligt. Ik had op mijn almachtige Chinese telefoon, waarop ik flink wat megabytes voor internet had laten installeren, gezien dat zich daar Hotel Hollandia moest bevinden. Dat zag er nogal Hollands uit, dus waarom zou ik daar niet even gaan kijken of daar een geschikte overnachting was te vinden? Dat ‘even’ bleek een beetje tegen te vallen, want het hotel lag als een soort kruisvaarderskasteel massief en imponerend bovenop de hoogste heuvel van de wijde omgeving. En omdat de weg er heen recht tegen de helling omhoog liep, werd het natuurlijk lopen, duwen en hijsen. Terwijl ik mijn fiets steunend en zwetend omhoog werkte, schatte ik het stijgingspercentage tussen 15 en 20%. Leuk, zo op het einde van de dag! Met een paar zigzagbochten in het pad zou je er heen kunnen fietsen, maar die had men bij de aanleg blijkbaar niet nodig geacht, want hier kwam vermoedelijk zelden een fietser, terwijl je met een auto nauwelijks in de gaten hebt dat het hier omhoog gaat. Een beetje meer gas en je vijftigkilowattmachine trekt het zonder gemor.
Na een reuzegetob dat me minstens 120 kJ kostte, maar waarschijnlijk het dubbele omdat het rendement bij dergelijk duwwerk slecht is, zette ik mijn fiets tegen het gebouwtje van de receptie aan. Binnen hoorde ik dat de eigenaresse van dit hotel een Nederlandse was. Vandaar de naam ‘Hotel Holandia’. Ze was op dit moment niet aanwezig, maar zou later terug komen. Er bleek een kamer vrij te zijn, waarvan de prijs nog juist mijn budget niet teboven ging. “Vooruit,” dacht ik, “laat ik mezelf eens verwennen, zo op het eind van mijn reis.” Ik sjouwde mijn bagage twee trappen op en ging in de mooie tuin aan een pick nicktafel zitten. Terwijl ik daar mijn dagboek zat te schrijven, klonk er uit de verte iets dat sommigen ‘muziek’ noemen. Het kwam me voor als werd er ergens in het dal een geluidsinstallatie getest voor een disco. Verontrust snelde ik naar de receptie en vroeg wat die ‘muziek’ te betekenen had. “Een reclameauto, die het een of andere product aanprijst,” antwoordde de receptionist. “Die rijdt zo meteen weer verder en dan keert de rust weer. Maakt u zich geen zorgen.” Twijfelend liep ik naar mijn kamer, waar de reclameauto nog steeds duidelijk zijn waspoeder, bier, Ohropax-doppen of andere waar aan het aanprijzen was.
Het was natuurlijk géén reclameauto, maar wel degelijk een test voor een disco. En die disco liet niet lang op zich wachten. Een uur later beukten de akoestische discogolven met geweld tegen de hotelmuur aan en natuurlijk juist aan die zijde waar zich mijn kamer bevond. Die kamer was zo te horen de eerste golfbreker. Het leek de Turkse belegering van Constantinopel in 1453 wel, hoewel ik daar toen niet bij was. Inmiddels was Sylvia, de eigenares van het hotel teruggekomen. “U treft het niet,” zei ze. “Door de week is het hier erg rustig, maar zaterdag ’s nachts is het soms raak.”
Met haar hulp en die van de receptionist werd er voor mij een kamer aan de geluids-schaduwzijde van het hotel geregeld, zodat ik, met mijn doppen stevig in mijn oren gedrukt, kon slapen. Om 4 uur in de ochtend was de discopartij ‘al’ afgelopen.
De volgende ochtend was het zwaar bewolkt en viel er zelfs een regenbui maar toen die ophield ging ik toch maar van start aangezien ik niet het risico wilde lopen, op het eind van mijn reis te moeten gaan racen om mijn vliegtuig in Entebbe te halen. Via een aardige gravelweg kwam ik bij Mukoko op de grote weg die van de Rwandese grens naar Kampala liep.
Foto 1: Mijn fiets op de gravelweg naar Mukoko aan de grote weg. Dat naar rechts uitstekende oranje ‘ding’ achterop mijn fiets (voor de kijker (u) links), is een oud regenjasje waarvan ik met behulp van een stok een vlag heb gemaakt. Daarmee hoopte ik automobilisten en motorrijders attent te maken op mijn aanwezigheid. Op deze gravelweg was dat nog niet zo hard nodig maar op de hoofdweg naar Kampala loop je als fietser een flinke kans van de sokken gereden te worden. Vandaar dat ik een geschikte stok had opgezocht voor deze vlagconstructie.Die hoofdweg van de Rwandese grens naar Kampala was voor mij terra cognita, wantin 1991 fietste ik daar op een fondsenwervingstocht voor de Nederlandse Leprastichting. Dat was een reis van Dar es Salaam in Tanzania naar Dakar in Senegal. Op die bijna tien maanden lange tocht trapte ik 14.910 km weg, waarvan meer dan de helft over gravel- en zandwegen. Na afloop schreef ik er het boek ‘Knipoog van het nijlpaard’ over. Dat is nog steeds te bestellen in de boekhandel of bij uitgeverij Elmar, maar in tegenstelling tot oudere drukken helaas alleen met zwart-wit foto’s.
Foto 2: De voorkaft van de herdruk van het boek ‘Knipoog van het nijlpaard’, dat ik schreef over mijn reis van 1991 – 1992 van Dar es Salaam naar Dakar.
Foto 3: De voorkaft van de oude druk van datzelfde boek, dat in 2003 geheel in kleur is verschenen, ook bij uitgeverij Elmar. Die versie is uitverkocht en is ondertussen flink op weg om antiquarisch te worden. Datzelfde geldt voor de eerste druk die met een nog andere voorkaft in 1992 bij Pirola uit kwam. Met een beetje geluk vindt u die versies nog ergens in een kringloopwinkel, een tweedehands boekwinkel of een rommelmarkt. De herdruk met voorkaft zoals op foto 2 is overigens gedurende erg korte tijd te koop geweest zonder foto’s. Als u die toevallig heeft, bent u een boffer, want dat boek is niet alleen antiquarisch, maar zelfs erg zeldzaam! Wees daar zuinig op want dat boekje wordt over 100 jaar veel geld waard.Op die Lepra-reis kruiste ik op dit traject de evenaar. Dat was 30 november 1991. Ik schoot er een paar dia’s waarvan er één in dat boek werd afgedrukt. (Dia’s, wat zijn dat?? Ja, de ontwikkelingen gaan snel! Het was toen nog de goede oude tijd dat toeristen en reizigers na thuiskomst dia’s vertoonden aan vrienden en familie. Voor sommigen waren die avonden echter een ware beproeving of juist een goede gelegenheid om achterstallige slaap in te halen.)
Deze keer ging ik de evenaar dus ook kruisen, want die denkbeeldige lijn, die de aarde in een noordelijk en een zuidelijk halfrond deelt, loopt daar na al die jaren nog steeds en de weg, hoewel nu veel drukker dan toen, ook. Ik herinnerde me dat er op de evenaar twee grote betonnen cirkels schuin tegenover elkaar stonden, aan elke kant van de weg één. Door die twee cirkels liep de evenaar. Dat de twee betonnen cirkels schuin tegenover elkaar stonden, zat hem in het feit dat de evenaar daar een hoek van ongeveer 45 graden maakte met de weg. In wezen loopt de evenaar daar natuurlijk niet schuin, maar recht en wel van oost naar west terwijl de weg schuin loopt van zuidwest naar noordoost.
Ik vroeg me, al rijdend, af of die twee cirkels van beton daar nog zouden staan of dat de tand des tijds ze had verslonden. Ik was dan ook enigszins teleurgesteld toen ik plotseling links van de weg een klein, vrij onnozel bordje zag staan met ‘Equator’ er op. De cirkels hadden de 24 jaar dus blijkbaar niet overleefd.
Foto 4: Ik maakte toch maar een foto van het onnozele bordje, een ‘selfie’. Met dit soort foto’s ben ik altijd erg onhandig, zo ook deze keer. Niet alleen ík moest er op staan, maar ook het onderwerp, dat waar het nu juist om ging, dus het bordje. ‘Selfies’ waar je alleen jezelf op zet zijn makkelijk te maken, maar daarvoor hoef je niet op reis te gaan. Die kun je ook thuis maken. De inspanning om een goede selfie mét bordje te maken staat op mijn gezicht (in spiegelbeeld) te lezen. We kunnen dus stellen dat de foto mislukt is, maar om compleet te blijven laat ik hem er toch bij staan.Iets voorbij dat equatorbordje bleek dat ik te vroeg was met mijn conclusie dat de twee cirkels verdwenen waren want daar stonden ze zowaar toch!
Foto 5: De twee betonnen cirkels met de weg er tussendoor. Weliswaar staat mijn fiets enigszins in de weg, maar het idee is hopelijk duidelijk. De evenaar loopt van de zwarte steen in de eerste cirkel, onder mijn achterwiel door en over de weg naar de tweede cirkel aan de overkant van de weg. Daar voorbij gaat hij verder naar Kenia, Somalië, de Indische Oceaan, Sumatra, Borneo, Sulawesi, de Stille Oceaan, Ecuador, Brazilië, de Atlantische Oceaan, Gabon, Congo Brazzaville en Congo Kinshasa, waarna hij weer Uganda binnen loopt om uiteindelijk terug te komen over de gele steen en door de eerste betonnen cirkel naar mijn achterwiel. Ondertussen is hij dan ook nog over het evenaarbordje gekomen dat in mijn vorige bericht stond afgebeeld, maar niet over mijn selfiebordje, want dat staat dus op de verkeerde plaats, een paar honderd meter terug.
Foto 6: De foto in mijn boek, op dezelfde plaats genomen, maar een kwart eeuw geleden. Dit plaatje illustreert weer eens hoe snel de wereld aan het veranderen is. Toen stonden er bananebomen, nu souvenirwinkeltjes en restaurants.
Foto 7: Dit fotootje vond ik nog in een van mijn oude plakboeken. De jongen die in de cirkel staat zal ondertussen wel meerdere keren opa zijn, want ook dat gaat snel in Afrika.
Foto 8: Mijzelf er nog maar eens bij, want ik spaar immers evenaars. Leuk voor over weer 25 jaar. Het is de vraag hoe het er daar dan uit zal zien en hoe de hele wereld er dan uit zal zien…..
Foto 9: Ondertussen had men hier ontdekt dat er met het Coriolis effect geld te verdienen was: op het noordelijk halfrond draait het weglopende water, door de draaiing van de aarde, rechtsom en vijf meter naar links, op het zuidelijk halfrond, in zo’n zelfde pan, linksom. In ieder geval kon de eigenaar van de souvenirwinkel zijn klanten goed overtuigen. In mijn boek ‘Even naar de evenaar’, ben ik in Kenia uitgebreid ingegaan op dit fenomeen. Met rechtse schroefdraad in het pijpje onder de pan en linkse draad in die zuidelijke pan, ben je al een heel eind om het water te laten doen wat je wilt, maar dat hoeven de toeristen niet te weten.Mijn reis zat er hier bijna op. Nog zestig kilometer scheidden mij van Entebbe, het vliegveld van Kampala. Op dat kleine stukje werd ik nog bijna gearresteerd omdat ik bij een wegomlegging niet de oude, smalle weg nam waar zich al dat vele, zware verkeervan de hoofdweg overheen wrong, maar de geheel lege, afgesloten weg volgde waaraan slechts op een klein stukje werd gewerkt.
“Stop,” zei een politieagent. Ik stopte en vroeg wat er was.
“U mag hier niet rijden. Heeft u de verkeersborden niet gezien?”
“Jawel, maar de politie daar zei me dat ik hier door mocht. Veel veiliger dan de omleiding over dat smalle, drukke rotweggetje.”
“Maar ik zeg u dat u er niet door mag.”
“Dan ga ik maar weer terug en neem ik toch die gevaarlijke omleiding.”
“Nee, dat gaat niet want ik arresteer u omdat u de wet heeft overtreden.”
“Dat meent u niet!”
“Toch wel.”
“Als u mij arresteert, mis ik mijn vliegtuig in Entebbe. Dat wilt u vast niet op uw geweten hebben.”
“Bent u met die fiets op weg naar Entebbe?”
“Jazeker,” antwoordde ik en ik vertelde er meteen bij dat dit mijn laatste etappe was van een 2740 km lange fietsreis door Uganda en Kenia. Dat maakte indruk op de man: “Op de fiets??”
“Ja,” antwoordde ik en achtte dit het juiste moment om de man mijn hand toe te steken en hem te bedanken voor zijn oplettendheid. Ik had het goed aangevoeld. Hij schudde mijn hand, wenste mij een behouden tocht naar Entebbe en voegde er aan toe: “Voor de fiets is deze weg een stuk beter dan die drukke omleiding.”
En zo ontsnapte ik aan gevangenisstraf, maar met een cola en een paar sigaretten was ik er ook wel onderuit gekomen, eventueel nog aangevuld met een rol koek.
Met een aardige gravelweg van Mpigi naar Lulongo en een benauwend volle ferryboot over een inham van het Victoriameer, besloot ik mijn reis. In het ‘Gorilla Africa Safari Guesthouse’, waar ik de eerste nacht had doorgebracht en deze nacht ook weer logeerde, vond ik mijn kartonnen fietsdoos terug. Die gebruikte ik weer voor de terugvlucht naar Schiphol.
Foto 10: Wat er op Schiphol over was van mijn fietsdoos: een zielig, gedeformeerd, gescheurd hoopje carton. Daaraan is te zien, dat zo’n doos nauwelijks bescherming biedt voor de fiets. En toch eisen vliegmaatschappijen dat een fiets daarin verpakt wordt. Het zou voor het vliegveldpersoneel en voor de passagier beter en minder vermoeiend zijn als de fiets mee kon met gedemonteerde trappers en 90 graden gedraaid stuur en dus niet in zo’n onhandelbare doos, waar bij het sjouwen twee man nodig zijn. Bovendien maakt zo’n doos het vliegtuig 5 kg zwaarder, wat meer brandstof kost.In tegenstelling tot de doos kwam de fiets in goede staat aan. Bravo voor Kenyan Airways, te meer daar de fiets voor één stuk bagage telde en ik twee stuks van 23 kg mee mocht nemen. Ik hoefde dus niet extra te betalen om mijn fiets mee te nemen naar Afrika!
Foto 11: Tot besluit van dit reisverslag nog een aardig fotootje van onderweg: een nieuwjaarswens voor 2024. Het jaar is weliswaar al voor een kwart voorbij, maar er volgt dus nog driekwart. Reden genoeg dus om met zo’n verlate nieuwjaarswens te komen.In afwachting van een volgende reis, die ik ook weer zal gaan ‘verbloggen’ zoek ik in mijn verzameling van 36.000 dia’s (die prehistorische doorzichtige plaatjes die je met behulp van een toverlantaarn op een scherm projecteert) en in mijn ongeveer even grote bestand van digitale foto’s naar een mooie serie waarmee ik tot de zomer vooruit kan met mijn ‘bloggerijen’. Welke reis ik daarvoor ga gebruiken is nog een verrassing…… ook nog voor mij.
Tot bericht 1 van dat nieuwe, ook weer bijna eeuwigdurende, digi-feuilleton. Dat ‘bijna eeuwigdurend’ schat ik in dit verband op twee maanden.
Frank
March 22, 2024
OLIFANTEN OP DE WEG, EEN VERBODEN FOTO EN EEN EXTREEM MIDDELMATIGE BOOM
Bericht 8
Vanaf de Aruu Falls waar bericht 7 eindigde, vervolgde ik mijn reis via Gulu naar weer een andere waterval: de Karuma Falls. Dat is eigenlijk geen echte waterval, maar een set stroomversnellingen in de Nijl, die hier al een eindje op weg is van het Victoriameer waar hij ontspringt (Zie bericht 1 van deze reis) naar Alexandrië, waar hij uitmondt in de Middellandse Zee.
Foto 1: Een van de stroomversnellingen van de Karuma Falls in de Nijl. Bij de brug over de Nijl was nog zo’n stroomversnelling, maar daar mocht niet gefotografeerd worden. Waarom was niet duidelijk, maar dat het niet mocht was wél duidelijk, want er stond gewapende politie om dat verbod te handhaven. Misschien was men bang dat de Russen de brug zouden bombarderen om de verdediging van het land lam te leggen. Tegenwoordig kun je uit die hoek weer van alles verwachten.
Foto 2: In de buurt van de brug over de Nijl liepen een paar Bavianen rond. Hier een die juist de weg op liep om te kijken of er bij mij wat te halen was. Dat was er niet, want ik had toevallig geen apenbrokken bij me.Iets voorbij de brug en het plaatsje Karuma vond ik een guesthouse waar ik de nacht kon doorbrengen. De volgende dag maakte ik van daaruit een ritje zonder bagage. Ik daalde weer af naar de brug met het plan om een eind verderop rechtsaf te slaan op een zijweggetje in de hoop dat ik op een andere plek, waar geen politie stond, foto’s kon maken van de stroomversnellingen. Iets voorbij de klim uit het dal van de Nijl maakte ik even een sanitaire stop bij een boom in de berm. Plotseling zag ik op nog geen 50 meter afstand een olifant uit de struiken komen. Dat vroeg om blitz-actie en daarom hield ik onmiddellijk op met die sanitaire stop en liep snel een dertigtal meters terug. De olifant sjokte op zijn gemak de weg over zonder acht op mij te slaan. Achter hem kwam een tweede uit de struiken, die veel op de eerste leek, mogelijk zijn tweelingbroer. Daarna volgde een derde, een vierde, een vijfde…… Ik trok zo vlug als ik kon mijn fototoestel tevoorschijn om deze dierenoptocht op de plaat te zetten. In totaal passeerden er, min of meer pal voor mijn neus, zo’n vijftig olifanten. Een van hen bleef midden op de weg staan en keek me aan. Misschien overwoog hij even om op mij af te snellen, maar na enkele spannende seconden bedacht hij zich blijkbaar en liep braaf verder, achter zijn kornuiten aan. De beesten verdwenen aan de andere kant van de weg in de struiken, waarna de paar auto’s, die gestopt waren om de beesten voorrang te verlenen, hun weg vervolgden en ik ook weer van start kon.
Foto 3: Zes van de ongeveer vijftig olifanten die dicht voor mij de weg overstaken. De overige zaten of nog links in de struiken of waren al rechts weer in de struiken verdwenen.Door deze olifanten zag ik af van het plan om iets verderop een zijweggetje in te slaan op zoek naar een plek vanwaar ik de stroomversnellingen van dichtbij zou kunnen fotograferen. Foto’s maken vanaf een brug waar politie patrouilleert kun je beter achterwege laten, maar foto’s maken waar geen politie in de buurt is, maar waar er wel plotseling vijftig olifanten uit de struiken op je af kunnen rennen is ook geen goed idee. In plaats van een zoektocht naar de stroomversnellingen maakte ik gewoon een aardig tochtje in de omgeving, een rustige dag, zogezegd.
In Kamudini stopte ik bij een winkeltje en kocht daar een rolletje koek en een blikje limonade. Terwijl ik voor het winkeltje op een stoeltje lekker in het zonnetje zat en poogde te genieten van een paar droge koekjes, die ik één voor één met mijn toverdrank doorspoelde, werd ik getrakteerd op een vermakelijk tafereeltje aan de overkant van de weg. Er stopte daar een grote bus en, als werd daarmee het startschot voor een hardloopwedstrijd gelost, sprongen er van diverse kraampjes in het rond verkopers op. Met hun fruit, pinda’s, blikjes energiedrank en andere snacks op schalen en in rekjes stoven ze op de bus af, waar ze hun koopwaar aanboden aan de dorstige en hongerige passagiers, die uitgeblust uit de raampjes hingen. De bus hield slechts enkele minuten halt, maar dat was voldoende tijd voor de transactie: flesje of fruit uit het omhooggehouden rekje en muntjes of biljetten er in en de bus kon weer door op zijn lange weg naar Kampala. Je moet er maar zin in hebben om zo te reizen! Door dit getob van die arme passagiers smaakten mijn droge koekjes plotseling weer als verse speculaas.
Foto 4: Buspassagiers worden geravitailleerd. Een gratis openluchttoneelstuk.
Foto 5: Standje met sinaasappelen en ander fruit bij de busstop.Toen ik later op die dag weer terug reed over de brug, stonden daar een paar toeristen foto’s te maken van de stroomversnellingen in de Nijl, wat dus officieel verboden was. De politieagenten stonden er bij en keken er naar, maar deden niets. Juist voorbij de brug stond het busje van de toeristen. Het was duidelijk dat de chauffeur de politie wat zakgeld had gegeven zodat die beter hun plicht konden doen. Ik stopte onmiddellijk bij een van de politiemannen en zei dat ik nu dus ook foto’s van de stroomversnellingen mocht maken.
“Vooruit, één dan maar,” antwoordde de man die er door dit precedent moeilijk onderuit kon. Ik schoot er meteen drie, maar terwijl ik mijn camera weer opborg, kreeg ik een goede inval. Opnieuw haalde ik mijn toestel tevoorschijn, liep op de politieman toe en vroeg hem een foto van mij te maken met de stroomversnelling in de Nijl op de achtergrond.
“Vooruit, één dan maar,” zei hij en voegde de daad bij het woord.
“Neem er maar meteen drie,” zei ik, “dan kan ik de mooiste uitzoeken voor in mijn plakboek.” Dat deed hij en zo kon ik voldaan de klim uit het dal van de Nijl beginnen met toch een paar verboden foto’s op mijn apparaat, alles dankzij die toeristen in dat busje, die alweer op weg waren naar de volgende bezienswaardigheid.
Foto 6: Mijn fiets en ik met op de achtergrond een stroomversnelling in de Nijl. Rechts is nog juist een stukje van de brug te zien.
Foto 7: Op het marktje van Karuma.
Foto 8: De winkelstraat van Karuma.
Foto 9: Voor mijn guesthouse, een paar honderd meter verderop, stond een interessante vuilnisbak. Het bijzondere van deze bak was, dat hij nooit geleegd hoefde te worden aangezien de boden er uit geroest was. Afgezien van de merknaam van het een of andere prikdrankje stond er op: ‘Keep U-anda clean.’ Wat we schoon moesten houden was dus alleen voor geoefende kruiswoord-puzzellaars duidelijk.
Foto 10: Op een muur zag ik een mooie vogel met een lelijke kop.
Foto 11: Daaronder op die muur was een schildering aangebracht, die instructief was voor een houthakker. Let op de krokodil die geduldig wacht tot de houthakker klaar is met zijn werk.Een paar etappes verder, iets voor het plaatsje Kyenjojo, trok een partij grote granietrotsen waarop portretten waren geschilderd, mijn aandacht. Ik liep tussen de rotsen door en maakte er wat foto’s. Bij alle portretten stond de naam van een heilige. Het waren geen bekende heiligen zoals bijvoorbeeld St. Pieter, St. Johannes of St. Antonio, maar St. Gyavira Musoke, St. Ambrose Kibuuka, St. Kizito en nog heel wat meer. Allemaal voor mij geheel onbekende Afrikaanse heiligen.
Foto 12: Rots met St. Gonzaaga Gonza, een heilige die volgens de toevoeging van de armen hield.
Foto 13: Een imposante rots met een kruis er op.Een paar honderd meter voorbij die rotspartijen bevond zich een katholieke kerk. Ik vermoedde dat daar wel iemand zou zijn die het een en ander wist van deze heiligen. Ik trof er een pater die mij vertelde dat er tussen 1885 en 1887, in het toenmalige koninkrijk Buganda, 45 katholieke en anglicaanse geestelijken op last van koning Mwanga II om hun geloof zijn vermoord. Een van hen kwam uit deze streek. In 1920 zijn deze martelaren door paus Benedictus XV zalig verklaard. In 1964 volgde door paus Paulus VI hun heiligverklaring. Van deze rotsen heeft men, door er schilderingen van deze heiligen op aan te brengen, dus eigenlijk een natuurlijk monument gemaakt.
Foto 14: Nog een beschilderde rots, deze gewijd aan St. Kizito. Het leek alsof eronder een hoop rotzooi lag, iets wat in Afrika doorgaans geen verwondering hoeft te wekken. Dit waren echter briefjes met gebeden, wensen, verlangens en dankzeggingen die bezoekers hier hadden neergelegd in de hoop op verhoring. Hierdoor werd deze rotspartij dus een soort pelgrimsplek.
Foto 15: De weg van Kyenjojo naar Kampala was nogal kapotgereden. De vele gaten er in vormden niet alleen een mooie aanblik, maar werkten ook goed als wakkerhoudertje voor vrachtwagenchauffeurs, want een zwaar voertuig gaat nogal tekeer als je er met volle snelheid over- en doorheen dendert. Voor mij vormden deze gaten geen probleem, want ik kon er meestal makkelijk omheen rijden.
Foto 16: Het werd een sport om figuren te herkennen in al die gaten. Deze is in de vorm van Afrika. Dat ik er zelf bij sta komt door de stand van de zon. Een paar uur later zou ik in de oceaan gestaan hebben, maar ik had geen zin daar zo lang op te wachten.
Foto 17: Tijdens een pauze daagde een jongen mij uit op de 64 velden. Hier was hij nog vol goede moed, maar het verdwaalde paard op h3 werd hem later fataal.De met vele potholes versierde weg werd, naarmate ik dichter bij Kampala kwam, drukker en drukker, waardoor ik steeds vaker de berm in moest om voor gaten uitwijkende auto’s voldoende ruimte te geven. Daarom sloeg ik 16 kilometer voorbij Mubende, een lawaaiige stad waar weer eens veel knotsen van luidsprekers hun overmaat aan decibels tegen elkaar uitblèrden, af op een laterietweg waarvan ik hoopte dat ik er rustig kon fietsen. Aan een mevrouw in de receptie van een hotel vroeg ik of er op deze weg naar Maddu veel klimwerk te verwachten was. “Geheel vlak,” antwoordde ze hierop. Tweehonderd meter van de 38 km lange weg naar Maddu bleek inderdaad ‘geheel vlak’ te zijn. Verder ging hij voortdurend op en neer, waardoor het woordje ‘geheel’ in dit verband dus niet geheel juist bleek te zijn.
Foto 18: De voortdurend op en neer gaande laterietweg naar Maddu voerde mij door mooi groen heuvelland. Erg rustig bleek deze weg helaas niet te zijn, want er reden flink wat brom- en motorfietsen, hét transportmiddel van de mensen in de dorpen. Velen hadden grote mais- of rijstzakken achterop die nogal eens een eind naar links en rechts uitstaken. Bovendien was het hier een sport om zo dicht mogelijk langs andere weggebruikers te sjezen, waarschijnlijk een kinderlijke manier om het grote snelheidsverschil te accentueren. De kampioen van deze dag stoof zo dicht langs me heen, dat hij mijn achteruitkijkspiegel raakte, waardoor deze afbrak. Beng! Weg spiegel! Ik riep de kerel na en hij keek zelfs nog om, maar reed gewoon door. Een paar dagen eerder had zo’n zelfde motorcoureur met meterslange planken, dwars op zijn bagagedrager geladen, mij ook al zo ‘sportief’ ingehaald en had daarbij met het uiteinde van zijn langste plank mijn been geraakt. Resultaat: een schaafwond waaruit het bloed langs mijn been in mijn sok droop. Indrukwekkend! Ik leek Spartacus wel die uit de arena kwam. Vijf centimeter dichter langs me heen en ik was mijn been kwijt geweest. Het wordt tijd dat in Uganda een rijbewijs voor bromfietsers wordt ingevoerd!
Voorbij Maddu zat ik weer op asfalt, maar gelukkig zonder al te veel bromfietsen er op. Via Kajumiro reed ik naar Sembabule. Ergens op dat traject kruist de weg de evenaar en, zoals ik elke keer doe als ik de evenaar ga passeren, keek ik uit naar een bordje waar die op stond aangegeven. Ik verzamel namelijk bordjes met evenaars. Natuurlijk niet de bordjes zelf, want dat zou te zwaar worden, maar een foto daarvan voor in het plakboek.
Foto 19: In plaats van een evenaar-bordje trof ik een bar met de naam ‘Orchard Equatoria’.Er kwam juist iemand de bar uit. Die kon ik meteen deze foto van mij met het bord van de bar laten maken. Ik had voor deze gelegenheid een mooi oranje shirt aangetrokken. Dat shirt heeft overigens niets met het Nederlands elftal te maken. Er staat ‘Val d’Aran’ op, een vallei in Catalonië waar het shirt oorspronkelijk vandaan komt, maar ik kocht het in de kringloopwinkel van Steenwijk: 75 cent.
Foto 20: Een paar kilometer verder kwam ik bij de echte evenaar, althans een echt bord met daarop ‘Equator crossing’ en ook daar vond ik iemand bereid om van mij met mijn fiets een foto te maken.Hiermee was ik dus op het zuidelijk halfrond beland en daarmee van de droge tijd in de natte tijd, omdat de seizoenen daar omdraaien. En toch bleef het droog en zonnig. Aangezien Entebbe, waar zich het vliegveld van Kampala bevindt, op het noordelijk halfrond ligt, en ik daarnaar op weg was om mijn vliegtuig terug naar Nederland te halen, zou ik dus nog een foto aan mijn evenaarverzameling gaan toevoegen. Maar dat leest u in de volgende aflevering van dit bijna eeuwig durende feuilleton, dat overigens in die volgende aflevering tot een einde zal komen.
Foto 21: Tot besluit van dit bericht nog een mooie, grote, tropisch groene boom waarvan de ene helft in het uiterste zuiden van het noordelijk halfrond staat en de andere helft in het uiterste noorden van het zuidelijk halfrond. Een boom van extremen dus, hoewel het middelmatiger niet kan omdat hij precies tussen de twee polen in staat.
March 11, 2024
EEN WATERVAL EN EEN CRUISE MET GOEDE AFLOOP.
Bericht 7
Van Kaabong, waar ik twee dagen verbleef om de mooie rotspartijen in de omgeving te bekijken (zie bericht 6) vervolgde ik mijn tocht eerst nog een stukje in noordelijke en vervolgens in westelijke richting naar Karenga. Na 33 km kwam ik in het dorpje Kapedo waar ik een blikje lauwe energiedrank kon bemachtigen. Voor de smaak hoefde ik het niet te drinken, maar ik hoopte dat het me een enorme stoot energie zou geven. Zo’n stoot had ik ook hard nodig, want 5 km verderop werd ik weer aangevallen door tse tse vliegen. Die kwamen uit het Kidepo wildpark waar ik vlak langs fietste. Opnieuw werd ik gevolgd door een reuze zwerm van die steekduivels. Na deze enerverende etappe reed ik, nog steeds achtervolgd door deze kwelduivels, het Mada-Resort binnen, 3 km voor Karenga. Evenals enkele dagen daarvoor bij de missie van Loyoro, bracht ik ongeveer zeshonderdvijfenvijftigduizend vliegen mee het terrein op. De dame van de receptie zwaaide met handdoeken om de fanatieke beestjes terug te jagen naar het bos waar de wilde dieren zaten, het gebied waar zij thuis hoorden. Ik zwaaide met mijn trainingsjas en de beheerder van het resort zwaaide flink mee met het gastenboek. Na minutenlang met z’n drieën deze zwaaidans te hebben uitgevoerd dropen de meeste vliegen af. Een enkeling kon moeilijk afscheid van mij nemen en bleef om mij heen zoemen totdat ik hem een dermate harde tik op z’n kop gaf, dat hij verdoofd op de grond viel, waarna ik hem onder mijn hak verpletterde. Een troost voor het beestje was dat hij de laatste paar uur van zijn bestaan een hoop lol had gehad door achter mij aan te zitten.
Het resort bestond uit een zestal eenvoudige, maar comfortabele bungalows, elk met bed en aangrenzend toilet en douche. Over het bed hing een muggennet waar eventuele tse tse- volharders niet door konden en de muggen uiteraard ook niet. Voor 35.000 Shilling kon ik hier de nacht doorbrengen, wat ik ook grif deed. Met een wisselkoers van 3900 Sh/euro was deze financiële aanslag op mijn portemonnee nog wel te boven te komen.
De volgende ochtend overwoog ik nog even om dat wildpark in te gaan, maar daarvoor moest ik een jeep met chauffeur regelen omdat fietsen door het park verboden was in verband met de daar aanwezige wilde dieren. Aantrekkelijk om daar te fietsen was het, afgezien van de leeuwen, hyena’s, en andere carnivoren, ook niet vanwege de tse tse vliegen, eveneens carnivoren (!!), die ongetwijfeld weer ten strijde zouden trekken. Verder moest ik voor zo’n excursie een gids organiseren en een flinke toegang tot het park betalen. En dan was het altijd nog maar de vraag hoeveel dieren ik, afgezien van de vliegen, zou gaan zien. Als de grote jongens er geen zin in hadden en in de struiken op hun krent bleven liggen, zou ik al die moeite doen voor een autorit waarbij misschien alleen een haas als een haas het hazenpad zou kiezen, zodra hij de jeep om een bocht zag verschijnen. Deze keer dan maar geen leeuwen, olifanten en hazen.
Foto 1: In het plaatsje Karenga, waar ik na 3 km door kwam, zag ik een fietsenmaker in actie. Let op het trappertje, waarvan alleen het asje nog over is en triestig uit de crank omhoog wijst. In Afrika lijdt veruit het grootste deel van alle fietsen aan dit euvel. De berijders schijnt het niet te deren. Die trappen blijkbaar net zo makkelijk op een asje als op een complete trapper.
Foto 2: De weg tussen Karenga en Namokora.
Foto 3: In Namokora trof ik weer een missiepost waar ik een kamer kon huren voor de nacht. Links de pater en rechts de huishoudster. Op de muur op de achtergrond het wapen van Uganda: het schild met de twee lansen, die de verdediging van het land symboliseren. Op het schild staat de tropenzon afgebeeld alsmede de traditionele drum. Het schild wordt geflankeerd door links een antilope die staat voor de vele wilde dieren in het land en rechts de grijze kroonkraan, de nationale vogel.De pater vertelde me de volgende ochtend, toen hij hoorde dat Kitgum mijn doel voor die dag was, dat daar een Nederlandse pater op de missiepost zat: pater Sander. Hij belde hem meteen op en drukte mij vervolgens de telefoon in de hand. En zo kon ik plotseling weer Nederlands spreken. De pater nodigde mij uit bij hem langs te komen, een uitnodiging waaraan ik gaarne gehoor gaf.
Foto 4: Pater Sander op het terrein van de missie in Kitgum, voor zijn zelfgebouwde Lourdes grot. Binnen in die grot, helaas juist uit het zicht, had hij een pijpje aangebracht waar, als je op een knopje drukte, water door gepompt werd. Zo kon iedere bezoeker zijn flesje met Lourdes-water vullen.
Foto 5: Een beeld van bisschop Daniele Comboni, een Italiaan die rond 1860 deze missiepost stichtte
Foto 6: En hier een plaat van een heilige, niet uit Afrika, maar uit Turkije. In het begin van de vierde eeuw was hij bisschop van Myra.
Foto 7: Die heilige (Nicolaas genaamd) stond afgebeeld op een doos waarin een speculaaspop zat. De doos (met pop er in) kreeg ik van pater Sander. Dat was natuurlijk een geweldige verrassing, want zulke poppen zijn in Uganda niet te koop. Hij had hem nog over van een feest dat op 5 december werd gevierd.Pater Sander raadde mij aan de Aruu Falls te gaan zien. Daartoe moest ik 46 km voor de stad Gulu linksaf slaan op een klein gravelweggetje, waarna ik na 8 km bij het Eden Camp zou arriveren. Van daar uit waren de watervallen te voet te bereiken. Het leek mij interessant om daar een kijkje te gaan nemen en dus reed ik de volgende dag naar dat Eden Camp, dat uit een paar bungalows op een mooi stuk terrein bleek te bestaan.
Foto 8: Onderweg een waterpomp. Als je hieraan zwengelde had je al een klein watervalletje. Ik vulde er mijn bidons.
Foto 9: De ingang van het Eden Camp.Over een voetpaadje liep ik omlaag naar de voet van de watervallen. Een jongen liep mee om me de weg te wijzen.
Foto 10: Een ongemakkelijk zitje met wat gespetter dicht naast de waterval. Deze “rustpauze” was natuurlijk niet om uit te rusten, maar alleen voor de foto.
Foto 11: Mijn gids was niet benauwd om nat te worden en klauterde als een watergeit tegen de stroom omhoog, natuurlijk ook alleen voor de foto. Dat huzarenstukje had hij, te oordelen naar de behendigheid waarmee hij het deed, vaker gedaan.
Foto 12: De watervallen van beneden gezien.
Foto 13: Weer boven bij het begin van het pad dat naar de watervallen voerde viel mijn oog op een bord dat verhaalde over een stukje historie.Verbazend! Als wij in Nederland zo’n president hadden gehad zouden we ons wel tweemaal bedenken om trots te vermelden dat hij hier op bezoek was geweest. In Uganda zijn na alle ellende die deze president heeft veroorzaakt blijkbaar toch nog ‘Aministen’.
Na deze uitstap naar de waterval nam de jonge gids mij mee naar het riviertje stroomopwaarts van de waterval en nodigde mij uit voor een ‘cruise’.
Foto 14: Mijn gids die me uitnodigde in zijn boot.
Foto 15: We voeren wat rond en onderweg pikte hij nog een vrouw met een paar kinderen op, die naar de overkant moesten. Alles natuurlijk erg spannend, want als we te dicht bij de waterval zouden komen, liepen we de kans met boot en al omlaag te storten. Dan zou het niet alleen een waterval zijn maar ook een bootval. Daar wordt je nog natter van dan van poseren naast de waterval, zoals ik op foto 10 deed.En dit is een goede plek om dit bericht te besluiten. Bij een strip-vervolgverhaal zouden we nu onderaan een bladzijde zitten, bij voorkeur op het moment dat de boot halverwege de waterval met de punt omlaag in de ruimte zweeft en de passagiers via paniekerige bellen boven hun hoofden luidkeels om hulp roepen. Maar u raad het al. Ook dit avontuur liep weer goed af. De gids/roeier bracht ons allen weer veilig aan de wal. Eind goed al goed!
Maar we zijn er nog niet! In bericht 8 gaan we door met deze Afrika-reis. Nog maar 950 km terug naar Kampala.
Foto 16: Tot besluit nog een prachtige zonsondergang boven de rivier, zoals een kunstschilder hem op een muur van het Eden Camp aanbracht.
February 18, 2024
BIZARRE ROTSBERGEN EN EEN AANVAL VAN TSE TSE VLIEGEN.
Bericht 6
De zandwegen in het noordoosten van Uganda hadden over het algemeen een hard wegdek, waardoor ik mijn fiets niet door mul zand hoefde te duwen. De route voerde door een gebied waar wilde dieren zouden kunnen zitten, maar ik zag geen leeuw, olifant, neushoorn of ander dier. Waarschijnlijk hielden die zich voor mij verscholen in het struikgewas. Of misschien zaten ze achter ander wild aan, nog wilder dan ik.
Foto 1: De goede zandweg naar het hoge noorden van Uganda, struikgewas, een mooie rots en, voor de diepte in de foto, mijn fiets.
Foto 2: Savanneland met vele, rijk van doorns voorziene, acacia boompjes. Hier zou zomaar een wild dier uit de struiken kunnen komen. Benauwd was ik daar niet voor, want ik schatte de kans daarop in dezelfde orde van grootte als door een dronken automobilist van de sokken gereden worden tussen Wapse en Boijl. Die kans is niet nul, maar weerhoudt mij er niet van daar te fietsen.Op het traject van het plaatsje Kotido naar de missiepost van Loyoro kreeg ik het aan de stok met de beruchte Afrikaanse tse tse vliegen. Dat zijn niet zomaar vliegjes die je met je hand wegwuift als ze in je gezicht kriebelen, maar uiterst agressieve insecten, die in zwermen achter alles aan vliegen dat beweegt en door twee, soms drie lagen kleren heen steken. Ik had drie lagen shirts aan, met daarover een trainingsjas en verder een lange broek en handschoenen. Alsof de dood op mijn hielen zat trapte ik door dat gebied heen en zwaaide continu wild in het rond om me de kwelgeesten van het lijf te houden, wat echter nauwelijks lukte. Die dood zat me hier niet werkelijk op de hielen, aangezien de tse tse vliegen in dit gebied, in tegenstelling tot vele van hun soortgenoten elders in Afrika, niet besmet waren met de soms dodelijke slaapziekte. Maar de legioenen kwelgeesten die achter me aan zaten en op mijn kleding en fiets meereden, me onderwijl stekend waar ze de kans kregen, waren dermate onaangenaam, dat de lol van het fietsen op dit zeer verlaten bostraject er flink door vergald werd. Als je zo’n vlieg een klap geeft, waar ieder ander insect het loodje bij zou leggen, valt hij op de grond, komt binnen drie seconden weer tot zijn positieven en valt vervolgens met nog meer energie aan. Wil je zo’n belager naar het hiernamaals werken, dan moet je hem volledig platwalsen of verpletteren met een hamer. Hier even stoppen om een paar aardige foto’s te maken, was iets dat niet bij me op kwam. Geen foto’s dus van al die interessante, op bloed beluste vliegen. Met nog wolken tse tse vliegen achter me aan reed ik halverwege de middag het terrein van de missiepost van Loyoro op. Het leek wel alsof ze wisten dat ze daar niet welkom waren, want na een tijdje vlogen ze weer terug de bossen in, waar ze thuis horen. In wezen had ik, als een soort rattenvanger van Hamelen, de vliegen uit hun bos meegevoerd.
In de missiepost werd ik ontvangen door drie gastvrije paters en kreeg er zelfs een kamer voor de nacht.
Foto 3: De drie gastvrije paters van de missiepost van Loyoro. De meest rechtse op de foto, die met het oranje hoedje, was zo onder de indruk van het feit dat ik hier op de fiets vanaf Kampala naar toe was gereden, dat hij mij met zijn mobiele telefoon ging filmen en interviewen. Mogelijk komt dit interview via vele katholieke kanalen uiteindelijk nog eens in Rome terecht. En als….Maar nee, ik moet mijn fantasie niet te veel op hol laten slaan.
Voorbij Loyoro was het gelukkig gedaan met de tse tse vliegen. Ik kwam daar door een gebied met mooie rotsbergen.
Foto 4: Een rots met een hondekop
Foto 5: De hondekop van dichterbij. Of is het een berekop?
Foto 6: In een dorpje genoot ik weer veel belangstelling van kinderen. De voorste kan overigens zo in een TV-spotje voor Colgate.
Foto 7: Een inventieve jongen, die van ijzerdraad een speelgoedkarretje met mechanische afstandsbediening in elkaar had geknutseld.
Foto 8: Voorbij het dorp zag ik nog meer fraaie rotspartijen.
Foto 9: Een groepje dorpelingen op pad.
Foto 10: Ik schijn nogal fotogeniek te zijn. Dit was niet de eerste keer, deze reis, dat ik op de foto werd gezet. Ik ga in deze contreien nog beroemd worden.
Foto 11: De invalsweg van het stadje Kaabong was geplaveid met plastic zakken. Als dat goed bevalt kan te zijner tijd heel Afrika met plastic geplaveid worden. Op veel plaatsen is men al zo ver. Goedkoop materiaal en iedereen helpt mee met het ‘verbeteren’ van de weg door gewoon zijn zakken op de weg te dumpen. Niks van dat moeilijke Europese gedoe met vuilnisbakken. Dat kost alleen maar tijd en moeite.Iets buiten Kaabong bevond zich een vrij comfortabel guesthouse waar ik een kamer nam. Er was ook een restaurant en daar trakteerde ik mezelf die avond op een ‘Spaghetti Boroginised’, althans zo stond het op de menukaart. Eerst dacht ik dat het een drukfout was en dat ‘Spaghetti Bolognese’ bedoeld was, maar bij nader inzien, of eigenlijk tijdens het eten van een enorme kleffe, smakeloze plakboel, werd het mij min of meer duidelijk dat er waarschijnlijk toch ‘Spaghetti Boroginised’ was bedoeld, mogelijk een plaatselijke lekkernij die ik helaas niet op zijn juiste waarde wist te schatten. Of was het misschien toch wel…? Kortom, tegen heug en meug en met lange tanden wist ik deze ‘specialiteit’ uiteindelijk naar binnen te werken. ‘Morgen maar weer een blik bonen’ beloofde ik mezelf.
Ook In de omgeving van Kaabong bevinden zich veel mooie rotsheuvels. Met twee jongens maakte ik een toer naar een paar van die rotsen, zij op een bromfiets en ik op mijn fiets.
Foto 12: Mijn twee ‘gidsen’ met hun bromfiets voor een piekrots.
Foto 13: Diezelfde rotspartij, nu gezien vanonder een andere hoek. Interessant hoe het aanzien van zo’n rots zich wijzigt als je er omheen loopt of fietst.
Foto 14: Een rots als een watertoren. Maar hij bevatte geen water. Zelfs de rivier op de voorgrond stond droog.
Foto 15: Hier stond wel wat water in een beek, maar niet veel. Dit was blijkbaar de plaatselijke auto- en bromfiets wasplaats.De volgende dag zouden we met z’n drieën een wandeling gaan maken, maar plotseling waren er vier gidsen.
Foto 16: Mijn vier gidsen voor een grote cactusboom.Ik raadde de jongens dringend aan om elk anderhalve liter water mee te nemen, maar er was er slechts een die die raad opvolgde. “Wij hebben het niet nodig,” was hun antwoord toen ik hen erop aansprak. Dat geloof ik wel en ik kan, als het moet, ook een dag lopen zonder water, zelfs bij die tropische temperaturen, maar het is niet nodig om je zo uit te laten drogen en het kost gewoon meer energie dan wanneer je genoeg vocht in je lijf hebt. Ik zag de bui dan ook al hangen: als het heter ging worden en het lopen zou energie gaan kosten, kon ik mijn water gaan delen. Dat zou ik ook zeker doen, maar niet zonder opmerkingen als: “Wat heb ik jullie nu aangeraden? Had nu toch maar geluisterd naar me!”
Op weg naar een paar van die karakteristieke rotsheuvels, waar dit gebied zo rijk aan is, kwamen we een paar vrouwen tegen, die gebakken maniok-stukken bij zich hadden. De jongens kochten daar elk vijf van. Met wat zout er op smaken ze, als je over een zekere fantasie beschikt en vooral als je hongerig bent, als patatten.
Foto 17: Een paar vrouwen met maniok-stukken op weg naar de markt in Kaabong.Het gevolg liet zich raden: binnen een half uur was door het zout hun anderhalve liter water op. Ik stelde me er maar op in dat het een ‘dorstig dagje’ ging worden en spaarde mijn water voorlopig voor het geval dat deze expeditie uit de hand zou gaan lopen.
Foto 18: Die rotsen in de verte waren ons voorlopige doel.
Foto 19: De rechter rots van dichterbij gezien. Let op dat boompje links bovenop.
Foto 20: Dat boompje van dichtbij bezien. Wonderlijk hoe een boom zo’n geweldige rots in tweeën kan breken.
Foto 21: Langs weer een andere uitstulping in het landschap liepen we naar een versterkt dorp.
Foto 22: Van takken gebouwde ‘muur’ om het dorp heen. De enige toegang tot dit dorp was door die heel lage poort. Op zo’n manier was dit dorp goed te verdedigen tegen ongewenste vreemdelingen. Wie met slechte voornemens op handen en knieën door het poortje kroop kon een tik op zijn lelijke kop verwachten. Maar dat was iets uit het verleden. Gelukkig voor de dorpsbewoners waren er geen lelijkerds meer in deze omgeving.In dit dorpje konden mijn vier wandelgenoten hun lege fles gelukkig weer laten vullen, zodat onze ‘expeditie’ gered was.
Foto 23: Twee kinderen uit het versterkte dorp voor de toegangspoort.
Foto 24: Mijn vier tochtgenoten met in de verte de grote rotspartij in de buurt van Kaabong, die ik de dag ervoor ook al op de gevoelige chip had gezet. Zie foto’s 12 en 13, nu weer van onder een andere hoek.Na dagenlang in dit droge, woestijnachtige land vertoefd te hebben, vervolgde ik mijn reis in westelijke en later in zuidelijke richting waardoor ik weer in groenere en vochtigere gebieden kwam. Misschien een opluchting voor woestijn- en droogte haters, maar die zullen, vrees ik, al veel eerder afgehaakt zijn.
Foto 25: Alvast een voorproefje van dat ‘vochtigere’: De Aruu Falls.En tot slot nog een herhaling: 23, 24 en 25 Februari zal ik op de Fiets- en Wandelbeurs in Utrecht een lezing houden over mijn meest recente fietsreis door Zuid Amerika, die van Santiago de Chile via Chili, Argentinië en Uruguay naar Buenos Aires.
Nu rijst de vraag natuurlijk: “Hoe ga je over de Aruu Falls in Uganda schrijven en tegelijk een lezing in Utrecht houden? Zit je nu in Uganda of in Nederland?”
Het punt is dat ik sneller fiets dan schrijf. Ondanks mijn altijd aanwezige goede voornemen om elke week een bericht over mijn reis te schrijven kan ik mezelf schrijvend niet bijhouden. Ik loop dus permanent wat achter met mijn verslaglegging en dat ‘wat’ wordt, naarmate de tocht vordert, steeds groter. Ik ben sinds kort fysiek terug in Nederland maar ijl nog een eind na op deze blog. Vandaar dat ik ogenschijnlijk op twee plaatsen tegelijk ben. Maar vrees dus niet: op de Fiets- en Wandelbeurs zal ik fysiek aanwezig zijn, hoewel mijn gedachten soms nog een beetje zullen vertoeven in Afrika….. en natuurlijk in Zuid Amerika, waar ik over ga vertellen.
Foto 26: Hier alvast een plaatje van die Zuid Amerika-lezing. Weer heel wat anders dan Uganda.
Foto 27: De herdruk van mijn boek ‘De magische vijfduizendmetergrens’, volledig in kleur, is ondertussen van de pers. Op zo’n manier gestapeld zag ik eens een boek bij de kassa van een boekhandel liggen, helaas niet mijn boek. Zo’n winkelier weet natuurlijk precies hoe het moet. Vandaar deze immitatie.Hopelijk tot op de beurs.
Frank.
February 13, 2024
ZAND, STENEN, EEN ERG STEILE WEG EN NOG VEEL MEER….
Bericht 5
De route van Lodwar naar Moroto in Uganda was weer eens echt ouderwets Afrikaans. Na 10 km hield het asfalt op en dat kwam voor Moroto in Uganda, 130 km verderop niet meer terug. Er liepen diverse autosporen door een zandige vlakte met verspreid staande acacia boompjes.
Foto 1: Een zandig spoor tussen verspreid staande boompjes, waaronder vele acacias.Na enige uren kwam ik langs een shoppingcenter waar ik zowaar een lauwe priklimonade kon kopen.
Foto 2: Veel belangstelling voor mijn fiets, want zo’n fraai exemplaar hadden ze bij dit shoppingcenter nog nooit gezien.
Foto 3: Sommige lastige mulle stukken op het traject naar Moroto in Uganda.
Foto 4: Passage door een brede, droogstaande rivierbedding.
Foto 5: Opgedroogde modder in de rivierbedding. Je zou het zo als een kunstwerk aan de muur kunnen hangen.
Foto 6: Hier klom ik een droge rivierbedding uit, waardoor ik weer stevige grond onder de wielen kreeg. Het was wel een erg stenige stevige ondergrond.
Foto 7: En zo stenig werd het de hele volgende dag: gebonk over een erg ruwe weg, maar met mooie bergen in het rond.
Foto 8: Een enorme vulkanische pilaar.
Foto 9: Ik werd op dit traject weinig gehinderd door verkeer. Om precies te zijn: er was helemaal geen verkeer, afgezien van wat geiten en een man op een verroeste fiets.
Foto 10: ’s Avonds kon ik mijn tent opzetten naast een woning, meer een hut, in het dorpje Lorogumu.De derde dag van deze doorsteek was weer zo’n dag waar een mens geweldig van kan genieten, althans na afloop. Tijdens het moeizaam en langdurig omhoog duwen van mijn eigenlijk veel te zwaar beladen fiets over een onmogelijk steile gravelweg, die in een paar slingers dwars over een bergketen voerde, kwam het niet bij me op om te gaan genieten. Er moest geduwd, getrokken en gehesen worden, anders zou ik nooit over die top komen. Over de 24,7 km van deze etappe, waar geen einde aan leek te komen, deed ik de hele dag. Ik hoopte onderweg een paar kinderen te ontmoeten, die ik voor een paar Keniaanse shillingen de fiets omhoog kon laten……
Foei Frank! Geen kinderarbeid toch! Zeker niet in Afrika!
Ja, maar anders lopen ze toch maar achter me ‘Mzungu, Mzungu’ (Witman, Witman) te roepen. Een beetje duwen zou best wel goed voor ze zijn. En dan hadden ze daar ’s avonds thuis over kunnen opscheppen. Herinneringen voor het leven! Veel later zouden ze, als grijsaards, hun achter, achter, achterkleinkinderen kunnen vertellen over die rare mzungu die zwetend en steunend bezig was een fiets….., ja een fiets, je hoort het goed!!, over die berg daar in de verte heen te hijsen!!
Maar helaas…. deze dag waren er geen mzungu-roepers langs de weg, dus die achter, achter, achterkleinkinderen zullen het te zijner tijd zonder mooie verhalen over een rare witman met een fiets moeten stellen. En ik moest het hier zonder onderbetaalde slaven doen, alles helemaal alleen! Zo hard kan het leven van een eenzame fietser zijn! Zo hard was het leven die dag van deze eenzame fietser, die op dit traject geen meter kon fietsen.
Foto 11: De bergketen waar ik over moest. Daar boven (van hieruit gezien) was ik er natuurlijk nog lang niet. Elke keer als ik dacht op de pas te zijn, ging het voorbij een bocht of de ogenschijnlijke top gewoon weer steil verder omhoog. Je ziet het er op dit plaatje niet aan af dat de weg adembenemend steil is, maar geloof me maar. En ga er anders zelf rijden met een volbeladen fiets. Ik was die avond gekraakt toen ik mijn tentje opzette bij de Ugandese grenspost, 20 km voor Moroto.
Foto 12: Echt als fijn ervoer ik het wegdek op deze klim ook al niet. Maar toch was dit eigenlijk wel Afrika op zijn best, hoewel ik me dat later pas echt realiseerde, eigenlijk pas nu ik dit op mijn compacte telefoon met één vinger aan het typen ben. Dat is een werkje, ongeveer net zo moeizaam als het getob met die fiets omhoog tegen die killer-helling op.De volgende dag was een makkie: 20 km licht op en neer, en zelfs meer neer dan op, naar Moroto. Daar moest ik bij het immigratiebureau het entré stempel voor Uganda halen, iets wat zonder enig probleem ging. Hier vroeg de beambte niet: ‘Wat heeft u voor me meegebracht?’ of ‘Heeft u een petit cadeau?’ wat ik bij grensposten herhaaldelijk heb meegemaakt. Dat heeft soms ook, maar niet zo vaak, zijn charme.
Van het immigratiekantoor reed ik naar het Kara Tunga guesthouse van Theo Vos, een Nederlander die toeristische fietstochten en wandelingen in het noordoosten van Uganda organiseert. Daar ontmoette ik twee Nederlandse fiets collega’s, die ook met een fietsreis van een maand of twee door Uganda bezig waren.
Foto 13: Voor het guesthouse Kara Tunga van Theo Vos. Van links naar rechts: Marc, Fred, ikzelf en Theo.Na twee dagen rust gingen Marc en Fred weer verder met hun reis en ik ook. We reden 30 km met z’n drieën, waarna Marc en Fred afsloegen naar het westen, richting Gulu. Ikzelf vervolgde mijn reis in noordelijke richting door het gebied van de Karamoja’s. Dat stond tot nog niet zo lang geleden te boek als een gevaarlijk gebied. De Karamoja’s waren beruchte veedieven. Ze stalen vee van elkaar, niet alleen om op een goedkope manier aan koeien te komen, maar ook omdat je daar aanzien mee verwierf. Hoe meer vee een man had gestolen, hoe belangrijker hij was. Het verhaal gaat, dat een man die nooit een koe had gestolen geen knip voor zijn neus waard was en het wel kon vergeten om ooit een vrouw te vinden. De laatste jaren is de veiligheid in dit gebied flink toegenomen en wordt het als veilig gezien. Voor mij was het nog eens extra veilig want ik heb nog nooit een koe, een schaap, een geit of een kameel gestolen. Zelfs geen kat! Het idee geen knip voor mijn neus waard te zijn gaf me op de verlaten wegen naar het hoge noorden van Uganda dan ook een rustig gevoel.
Over dat hoge noorden zal ik het in bericht 6 hebben.
Foto 14: Nog een mooi Sahel-achtig plaatje van het land van de Karamoja’s als lekkermakertje voor bericht 6.En dan nog een laatste mededeling bij dit bericht: 23, 24 en 25 februari wordt in de Jaarbeurs in Utrecht de jaarlijkse Fiets en Wandelbeurs gehouden. Ik ga daar speciaal voor terugkomen en zal daar op alle drie de dagen een lezing houden over mijn meest recente reis door Zuid Amerika: Chili, Argentinië en Uruguay. Tevens zal ik dan de geheel herziene versie van mijn boek ‘De magische vijfduizendmetergrens’, een avontuurlijke fietsreis door Zuid-Amerika, bij me hebben, nu zelfs geheel in kleur.
Foto 15: De voorkaft van de nu geheel in kleur te verschijnen herdruk van mijn boek ‘De magische vijfduizendmetergrens.’ Verschijningsdatum: 23 februari, dus precies de eerste beursdag.Hopelijk tot op de beurs en in ieder geval tot bericht 6.
January 29, 2024
EEN HISTORISCHE PLEK.
Bericht 4
Ik was met mijn vorige bericht blijven steken bij de Simunas Cottages op de route naar de Turkwel Gorge. De uitstap naar die gorge werd een gedeeltelijk succes. Ik vervolgde de smalle asfaltweg vanaf de Simunas Cottages in noordwestelijke richting.
Foto 1: Bergen links van de weg naar de Turkwel Gorge.
Foto 2: Onderweg zag ik een kudde grazende kamelen. Na 17 km kwam ik bij een slagboom waar een politieman de wacht hield. Hij kwam met een schriftje naar me toe en vroeg naar mijn paspoort om mijn gegevens te noteren. Ik gaf hem een copie.
“Heb je geen echt paspoort?” vroeg hij.
“Jawel”, antwoordde ik, “maar daar staat precies hetzelfde op als op deze copie. Dat heb je nu eenmaal met copieen.”
Dat klonk logisch. Vervolgens wilde hij mijn telefoon nummer opschrijven. Hij was zeer verbaasd te horen dat ik geen telefoon had: “Wat?? Heb je geen telefoon?? Hoe kun je dan reizen?”
“De Romeinen reisden heel Europa en het Middellandsezeegebied af zonder telefoon.” zei ik. Hij haalde zijn schouders op en zette een streepje in zijn schrift, waar mijn nummer geplaatst had moeten worden.
Afrika is veranderd: vroeger moest je naar het telefoonkantoor van een grote stad gaan, of liever de hoofdstad van het land en bereid zijn uren op een verbinding te wachten als je wilde bellen en nu ben je Pat Onnozel als je geen telefoon bij je hebt. Niettemin wenste hij me een goede klim toe naar de Turkwel Gorge.
En die klim mocht er zijn! Over 7 km klom de weg van 800 naar 1250 meter, wat neerkwam op een gemiddeld steigingspercentage van 6,4%, maar aangezien er een paar makkelijke stukken in zaten, zaten er ook een paar erg steile passages in, dus helemaal van zelf ging het niet.
Foto 3: Ergens halverwege de klim met uitzicht over de vlakte in de diepte.
Foto 4: Boven kwam ik bij een dorpje dat mij deed denken aan een Western town. Hier zou je Clint Eastwood kunnen verwachten, maar die liet zich evenmin zien als Garry Cooper en Lucky Luke.
Foto 5: De eerste blik op het stuwmeer van de Turkwel River.Over een zijweggetje en langs een slagboom kon ik naar de dam rijden, maar fotograferen vanaf de dam was verboden. Helaas was dat de enige plek vanwaar je de Turkwel Gorge kon zien. Ik zag de kloof dus wel, maar omdat ik daar niet mocht fotograferen ziet u hem niet. Daarom was deze uitstap slechts een gedeeltelijk succes. Als u de Gorge wilt zien zult u er zelf heen moeten fietsen, hoewel… sommige mensen zijn zo bedreven met internet dat ze dat soort bezienswaardigheden kunnen zien zonder uit hun stoel te komen. Het is allicht te proberen!
Foto 6: Een surrogaat plaatje. De rotswand van de Gorge. Door het dichte, doornige struikgewas kon ik niet aan de rand van de kloof komen en er dus ook niet in fotograferen.
Foto 7: Wel zag ik tijdens mijn verkenningstocht nog een aardig rotsblok, dat ik niet kon laten liggen, althans fotografisch beschouwd. De dag na deze gedeeltelijk gelukte excursie maakte ik onder leiding van Benson, een jongen uit het dorp, een wandeling van een paar uur naar een kleinere kloof, waar ik wel mocht fotograferen.
Foto 8: Benson bij een beek ergens in de rimboe.In de beek waren goudzoekers druk bezig in een poging om schatrijk te worden.
Foto 9: Een goudzoeker die een grote pan aarde uitspoelde in de hoop een mooie dikke klomp goud te vinden.
Foto 10: Beet! Kijk maar in de pan: een ‘klomp’ goud zo groot als een halve speldepunt. Dat kleine glimmende puntje geheel rechts in het residu. Daar kon hij vast wel een flesje limonade voor kopen.
Foto 11: We klauterden stroomopwaarts verder langs de beek. Daar sloot zich een jongen bij ons aan.
Foto 12: Het doel bereikt: Een kleine naamloze gorge waar niemand mij verhinderde te fotograferen.
Foto 13: Nog een plaat van die naamloze kloof. Allemaal niet spectaculair maar toch een leuk doel van een aardige wandeling.Na drie dagen in de Simunas Cottages verbleven te hebben, in een ervan althans, was het tijd om mijn reis te vervolgen. Ik reed de 6 km terug naar de grote weg en sloeg af naar het noorden op de grote weg. 19 km voor het plaatsje Lokishar kwam ik 42 jaar geleden, maar toen in tegengestelde richting, dus dat was19 km voorbíj Lokishar, na 2050 km vanaf Khartoum over zand- en keienpaden gesukkeld te hebben, terug op asfalt.
Foto 14: Een historische plek, althans voor mij. Het moet ongeveer hier zijn geweest dat ik in 1982 na die 2050 km zand- en gravel wegen, terug kwam op asfalt. U kunt over die reis lezen in mijn boek: ‘Aan de voet van de Tour de Madeloc’ (nog steeds verkrijgbaar in de boekhandel of te bestellen bij Uitgeverij Elmar.)
Nu is het hele traject vanaf de Zuid Sudanese grens tot Nairobi, en nog veel verder, geasfalteerd. De romantiek is er zo wel wat vanaf.
Foto 15: Oud vulkanisch landschap in de buurt van Lokishar. Ik was ondertussen in het land van de Turkanas terecht gekomen. De vrouwen daar dragen hoge boorden met vele veelkleurige kralenkettingen.
Foto 16: Drie Turkanazusjes. Dat de tijd daar niet stil heeft gestaan is te zien aan de twee mobiele telefoons.
Foto 17: Zus 1 stormde met die twee mobiele telefoons op me af en schoot een fotoreportage van me alsof ik een bezienswaardigheid was. Blijkbaar was ik voor haar net zo bezienswaardig als zij voor mij. Als je vroeger in Afrika een foto van iemand nam moest je beloven de foto (soms maanden later, na thuiskomst en ontwikkelen) op te sturen. Dat hoeft nu niet meer want blijkbaar is de mobiele telefoon doorgedrongen tot in de verste uithoeken van de wereld.
Dit woestijnachtige gebied wordt doorsneden door vele wadi’s, droge rivierbeddingen die alleen tijdens en na hevige regen water voeren. Voor een van die wadi’s heb ik op die vorige reis ongeveer een uur staan wachten voordat het water zover gezakt was dat ik er door kon waden. Er was toen kort daarvoor een zware bui gevallen.
Foto 18: De oude gravel weg (van links naar rechts door de droge rivierbedding) Hier of bij een soortgelijke doorgang heb ik in 1982 een uur moeten wachten voordat het water in de bedding zover gezakt was dat ik er door kon waden.
Foto 19: De nieuwe asfaltweg parallel aan de oude gravel weg. Nu peddelde ik gladjes over al die wadi’s heen waar ik de vorige keer steeds omlaag moest rijden, om vervolgens mijn fiets door de zandige bedding heen te duwen. En dan weer omhoog, de wadi uit.
Foto 20: Nog zo’n oude wadi passage, gefotografeerd vanaf de nieuwe asfaltweg, die er naast ligt. Maar niet alles ging even gladjes, want ’s middags stak de wind op en die kreeg ik tegen. Tegenwind in de woestijn, waar niets staat om hem te stoppen, is een grote vijand van de fietser. Nogal afgebeuld kwam ik laat in de middag aan in Lodwar. Het bleek dat daar een forse bui was gevallen, waar ik onderweg slechts een paar spatjes van had gekregen.
Foto 21: Grote plassen in de straten van Lodwar.
Foto 22: Lodwar dat in mijn herinnering, evenals Kitale, een dorp was toen ik er in1982 door fietste, bleek een vrij forse stad te zijn geworden. Hier een uitzicht over Lodwar vanaf een 100 meter hoge vulcanische heuvel. Ik klauterde daar met Joseph, een man die ik toevallig ontmoette en die hier in de omgeving missiewerk deed, naar toe.
Foto 23: Joseph op de vulkanische heuvel met op de achtergrond en in de diepte een deel van Lodwar.
Foto 24: Joseph was erg handig in het schieten van selfies. Het lijkt alsof hij het plaatje met de linkerhand maakte, maar omdat het een selfie is, deed hij het dus met de rechterhand. De hele plaat is natuurlijk in spiegelbeeld. Uit Joseph’s overhemdzakje steekt de helft van het papiertje waarop ik mijn telefoonnummer had geschreven. Daarvan zijn +31(Nederland) en nog drie cijfers te zien. Dan heb je al bijna mijn complete telefoonnummer, want er ontbreken nog maar 6 cijfertjes aan.
We liepen nog wat over de markt van Lodwar en daar schoot ik links en rechts een paar plaatjes.
Foto 25: Pannen, kistjes, machettes en vele andere handige spulletjes.
Foto 26: Slippers gemaakt van versleten autobanden.
Foto 27: Een traditionele en een moderne Turkana vrouw. Van Lodwar nam ik de route in zuidwestelijke richting naar Moroto in Oeganda. Dat was een lastig traject dat mij weer deed denken aan de goede oude tijd zonder asfalt en met zandige droge rivierbeddingen, enorm stenige gravelwegen en hellingen van 15 tot 20%.
Daar zal ik het in het volgende bericht hebben.
Groeten uit een zonnig Oeganda, hoewel die zon nu bezig is onder te gaan.
Frank.
January 18, 2024
De Afrikaanse Toren van Babel
Bericht 3
Van Kitale, waar ik de vorige keer tussen de ananassen ben blijven steken, vervolgde ik mijn reis in noordelijke richting. Niet ver buiten Kitale kwam ik langs het Tinga Tealand Hotel, dat geen hotel is, maar een eethuisje. In deze contreien wordt zo’n eetgelegenheid ‘Hotel’ genoemd, maar overnachten kun je er niet. Voor mij was het bijzondere van dit ‘hotel’ dat de eigenaar een naamgenoot is van een goede vriend van mij, die ik in 1975 ben tegengekomen op de Col d’Aubisque in de Pyreneeën. Hij reisde op een bromfiets heel Frankrijk af en ik deed dat uiteraard op mijn fiets. We wisselden adressen uit en hebben sindsdien altijd contact gehouden.
Foto 1: Bijna een halve eeuw na die ontmoeting stond ik met mijn zoveelste fiets, nu een Santos, voor het restaurantje van die Keniaanse naamgenoot van mijn vriend. Die ‘handsokken’ om mijn polsen heb ik niet aangetrokken om stoer te lijken maar om mijn handen en armen te beschermen tegen teveel zonnestralen.
Foto 2 : Mister Tinga in zijn etablissement. De grote ronde plastic doos zit vol met zelfgebakken koeken, waarvan ik er een paar als additioneel ontbijt nam.
Foto 3: In het plaatsje Kapenguria, enkele kilometers van klimwerk verderop, was het verkeer erg druk. Interessant om te zien hoe de zijkanten van de weg zijn weggespoeld in de regentijd.
Foto 4: Nog iets verder bereikte ik het hoogte punt van de weg op ongeveer 2230 meter. Daar stond dit waarschuwingsbord naast de weg: ‘Vertraag en schakel in de juiste versnelling.’ Hier voorbij volgde een lange steile afdaling vanaf het groene hoogland naar de hete droge savanne. Vrachtwagens sukkelen hier in de eerste versnelling omlaag om niet door de remmen heen te schieten, maar met een fiets haalt die truuk niets uit. Dan is de enige mogelijkheid om de snelheid in toom te houden: puur mechanisch remmen, waardoor de velgen na een tijdje gloeiend heet worden. Dan moet er zo nu en dan halt gehouden worden om de velgen te laten koelen.
Lager kwam ik weer in cactusland en vooral door doornland.
Foto 5: Grote cactussen.
Foto 6: Doorns, de grote vijanden van de banden.
Foto 7: Forse termietenheuvels. Geen vijanden van de banden en de fiets, maar je moet er niet tegenaan rijden want ze zijn zo hard als beton.
Foto 8: Een cowboy met zijn koeien.Dicht bij het gehucht Marich Pass bevindt zich het Field Studies Center. Daar kon ik een bungalow huren voor de nacht. Mijn vrees dat het volgeboekt zou zijn voor de kerstnacht (het was 24 December) bleek ongegrond. Afgezien van de beheerder, zijn vrouw en een hulp was er geen mens.
Foto 9: Mijn bungalow.
Foto 10: De rivier pal achter het Field Studies Center.Op eerste kerstdag maakte ik een ritje zonder bagage in de omgeving. Daarbij kwam ik langs meerdere termietenheuvels. Die ‘kastelen’ fascineren me elke keer weer.
Foto 11: Ziehier zo’n termietenburcht. Als je bedenkt dat die nijvere bouwertjes 1 a 2 mm groot zijn, realiseer je je pas wat een geweldig bouwwerk dit is en wat een enorme bouwkundige prestatie het geweest is om deze ‘Toren van Babel’ neer te zetten.Even rekenen, ik kan het weer niet laten: het zadel van mijn fiets staat ongeveer een meter boven de grond. Dan is deze toren, geextrapoleerd, dus ongeveer 3,5 meter hoog. Dat is dus 3500 mm / 2 mm = 1750 termieten in de lengte bovenop elkaar. Voor ons zou dat in verhouding 1750 x 1,75 m (gem. lengte van een mens) = 3063 meter zijn, dus een gebouw van ruim 3 kilometer hoog!! De Toren van Babel was prutswerk in verhouding tot wat deze beestjes hier hebben neergezet.
Foto 12: Alsjeblieft : een nog hoger termietenkasteel. Reken het nu zelf maar uit.Terug bij het Field Studies Center zag ik een paar grote botten tegen een muurtje staan.
Foto 13: Deze botten zijn niet van koeien of paarden geweest. Hier hebben in een grijs verleden dinosaurussen rondgelopen.
Foto 14: Deze kameel (of dit kameel? Welke neerlandicus helpt? Er worden helaas geen boeken verloot onder de goede inzenders) is ook geen kleintje maar zou nog niet tot een derde reiken van zo’n dino uit de oertijd en aangezien het gewicht van zo’n beest met de derde macht van zijn afmetingen toeneemt zouden er dus 27 kamelen in één dino gaan. Om bij de Turkwel Gorge te komen sloeg ik 2 km voor het plaatsje Kainuk linksaf op een smal asfaltweggetje.
Foto 15: Na een kilometer of zes over dat weggetje gereden te hebben kwam ik bij het dorpje Sarmach, waar ik een mooi, rustig resort vond: Simunas Cottages and campsite.
Foto 16: Ikzelf relaxed voor zo’n cottage. Van de eigenares kreeg ik zelfs een T-shirt met de naam van het resort er op: Simunas
Foto 17: Het winkeltje van Sarmach met de eigenares van het resort er voor. Hier verkocht ze door de vrouwen van het dorp gemaakte armbanden halsbanden en andere souvenirs. De opbrengst was/is voor de gemeenschap van het dorp.
Foto 18: Wat later leidde Sarah, de dochter van de eigenares me rond door het dorpje Sarmach.
Foto 19: Aangezien het tweede kerstdag was waren de meeste mensen op hun paasbest gekleed, vandaar al deze vrolijke kleuren.
Foto 20: Nog meer kleuren
Foto 21: En nu nog een verlate, maar daarom niet minder gemeende, kerstgroet. Om bij de stuwdam in de Turkwel river en de Turkwel Gorge te komen moest ik verderop een flink stuk klimmen, maar die klim bewaar ik voor bericht 4, want anders laat dit bericht (3) nog langer op zich wachten. Sommige volgers worden waarlijk ongedukdig en sturen mij dwingende mails met: “Waar blijft nu toch blog 3?” en: “Beleef je daar in Afrika zo weinig?” Daarom heb ik vandaag een rustdag genomen, zodat ik eindelijk bericht 3, dat al een eind gevorderd was, af kan maken. Maar vanochtend heb ik eerst een flinke wandeling langs mooie rotsbergen gemaakt, want als je op fietsreis bent, kun je niet zomaar een hele dag stil zitten….. vind ik. Bijna kwam bericht 3 daardoor nog in het gedrang, maar gelukkig heb ik de wandeling niet overdreven.
En nu is bericht 3 dan toch eindelijk….eindelijk…. KLAAR!
Frank van Rijn's Blog
- Frank van Rijn's profile
- 10 followers

