Frank van Rijn's Blog, page 2
February 16, 2025
EEN ONWILLIG SPIEGELBEELD
Bericht 3
Ik pak de draad weer op waar ik de vorige keer gebleven ben, namelijk bij het feest van San Sebastian in Diriamba.
Foto 1: Nog even een fotootje van de gemaskerde dansen bij de kathedraal van San Sebastian in Diriamba. Van Diriamba fietste ik in een aantal dagen naar Leon, waarbij ik langs de Nicaraguaanse Cote d’Azur kwam.
Foto 2: Afslag naar de Blauwe Kust. Die kust liet ik links liggen en Managua verderop rechts.En zo kwam ik in Leon.
Foto 3: De kathedraal van Leon.
Foto 4: Mooier dan de kathedraal vond ik de Iglesia de la Recoleccion, vooral in het avondlicht.
Foto 5: En ook Iglesia del Calvario was een bezoek en een aantal foto’s waard, waarvan hier één. Foto 6: Een fraaie muurschildering die een stuk geschiedenis van Nicaragua weergeeft. Ook heel prominent is hierop de zeer vereerde dichter Ruben Darío afgebeeld. Alleen jammer dat de plaatselijke basketbalvereniging er een groot basketdoel pal voor heeft gezet. We zien hier alleen de kin en het jasje van de grote dichter.
Foto 7: Van onder een andere hoek krijgen we hem beter in het vizier. Van mijn webmaster, die altijd mijn verhaaltjes en foto’s netjes op mijn website zet, hoorde ik dat op de filmpjes die ik in beide voorgaande berichten heb opgenomen nogal positief gereageerd werd door sommige lezers. Dat eerste filmpje van die mieren was eigenlijk een vergissing. Ik drukte op een verkeerd plekje op mijn telefoon en zag plotseling de mieren over mijn schermpje lopen. En dus stuurde ik dat filmpje ook maar op naar mijn webmaster. En zo worden de grootste ontdekkingen gedaan: gewoon door puur toeval.
Gezien het overweldigende succes van de met bladeren slepende mieren nu nog maar een filmpje.
Foto (filmpje) 9: Een jongetje voor de kathedraal van Leon dat de vele duiven die op gestrooide broodkruimeltjes zijn afgekomen, probeert te verjagen. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij nooit de film ‘The Birds’ van Hitchcock gezien.Er moest ook weer eens gewerkt worden aan het culturele peil van deze reis en een bezoek aan het Centro de Arte, de kunstgalerij van Leon, leek mij in dat verband een goede besteding van de middag. Het Centro bestaat uit twee delen, beide ondergebracht in mooie oude koloniale gebouwen in de Avenida 3 Poniente. Aan de westkant van deze straat is de moderne kunst te bewonderen, althans als je daarvan houdt. Ik bewonder die kunst doorgaans minder dan dat ik me er over verwonder.
Foto 10: Een van de zalen met moderne kunst.
Foto 11: Toch nog wat aardigs gevonden bij die modernen. Een musicerende dame die in de spiegel kijkt. Haar spiegelbeeld heeft blijkbaar geen zin meer in dat getokkel, heeft de mandoline bij de katten gezet en heeft tegen haar origineel gezegd: ” Doe het zelf maar.” Of begrijp ik er weer eens niets van?
Aan de overkant van de straat bevond zich de oude kunst: 15e tot 19e eeuwse schilderkunst. Daar hing voor mij meer te bewonderen.
Foto 12: Uit de school van Pieter Paul Rubens: De hemelvaart van Maria.
Foto 13: En deze is van een leerling van Rembrandt met als titel: ‘Schilderij van een man.’ Volgens mij is die man Rembrandt zelf.
Foto 14: En dan nog een echte Bol. Ferdinand om precies te zijn, ook een leerling van Rembrandt.
Foto 15: ’s Avonds waren er folkloristische dansen op de plaza bij de kathedraal.
Foto 16: In de pauze een klucht.Foto 17: (Weer een filmpje!!). Tijdens de klucht hadden de danseressen een ander pakje aangetrokken.
Foto 18: Maar dit, twee dagen later bij een rancho, enkele kilometers voor het stadje Sebaco, was geen klucht, maar harde realiteit. Het lijkt zo’n prachtig plekje, hoewel je soortgelijke plaatjes ook wel in de Achterhoek of op de Veluwe kunt schieten. Het wás ook wel een prachtig plekje, maar dat vonden de honderd miljard muggen die daar rond dansten ook, vooral toen ik er mijn tent opzette. Ik maak hier nog een redelijk ontspannen indruk terwijl ik poseer, maar met al die zoemstekers om me heen hield ik dat juist lang genoeg vol om deze foto van mij te laten maken.
Foto 19: Samen op de foto met twee werklieden van de rancho die nauwelijks meer onder de indruk zijn van al die opdringerige beestjes. Het plezierige van deze muggen was, voor zover muggen kunnen bijdragen aan plezier, dat het geen malariadragers waren. Anders zou je beter zo snel mogelijk op de loop kunnen gaan.In Sebaco zag ik zo maar plotseling een bord voor een kantoortje staan met ‘Toerist informatie’. Precies wat ik nodig had want na de muggennacht bij de ranch leek het me een goed idee om de volgende nacht wat comfortabeler door te brengen. Wellicht konden ze me hier een eenvoudig maar muggenloos hotelletje aanbevelen. Het kantoortje was nog open ook en er zat een dame achter een bureautje.
“Goeden dag,” zei ik, “Is hier ergens een aardig eenvoudig hotelletje?”
“Een wat???”
“Een hotelletje,” herhaalde ik.
De dame zat me aan te kijken alsof ik naar de plaatselijke tropische ijsbaan had gevraagd.
“U weet wel, zo’n gebouwtje waar ze kamers voor de nacht verhuren,” verduidelijkte ik.
“Geen idee,” antwoordde ze.
“Op een toerist-informatie bureau moet men zoiets toch weten?”
“Een toerist-informatie bureau??” herhaalde ze verwonderd.
“Ja, dit is toch een toerist-informatie bureau!”
“Helemaal niet!”
“Er staat pal voor de deur een levensgroot bord met toerist-informatie, nog wel in twee talen.”
“O dat? Ja, dat was vroeger.”
“Moet dat dan niet eens worden weggehaald?
“Hoezo? Het staat toch niemand in de weg?”
Foto 20: Toerist-informatie!! Maar uit de tijd van Columbus of misschien iets later.Dat er in Nicaragua wel degelijk rekening wordt gehouden met fietsers, iets waaraan je, rijdend op veel wegen, wel eens gaat twijfelen, zag ik op het traject van Sebaco naar Matagalpa. Daar hadden ze over enkele kilometers een keurig betonnen fietspad langs de weg aangelegd.
Foto 21: Een mooi betonnen fietspad langs de weg van Sebaco naar Matagalpa. Slechts één schoonheidsfoutje: bij een brug over een beek ontbreekt het fietsbruggetje. Ook geen bordje of hekje, dus de argeloze fietser tuimelt daar bij nacht 10 meter naar beneden in de beek. Maar aan de overkant loopt het fraaie fietspad wel weer gewoon door.
Foto 22: Nog even een kijkje recht over de rand. T’is misschien maar zes meter diep. Logisch dat de wegwerkers niet zo gehaasd zijn met het plaatsen van waarschuwingsbordjes, hekjes en vlaggetjes.
Foto 23: Vanuit Matagalpa maakte ik een mooie dagrit door de bergen in de richting van Jinotega.
Foto 24: Als toegift nog een plaatje van deze dagexcursie waarop ik van 640 meter hoogte klom naar 1420 m.Tot de volgende keer.
Frank
February 5, 2025
COSTA RICA!!
Bericht 2
Ja, die puzzel of het nu IJsland is of Costa Rica, waar ik deze winter aan het rondtrekken ben, viel niet mee. Toch zitten er onder de vele duizende inzendingen best wel wat goede antwoorden.
Slimme volgers zagen direct een paar details waaruit op te maken valt dat het IJsland niet kan zijn, bijvoorbeeld een tropisch strand en verder nogal wat groen. Nu ken ik IJsland niet en heel misschien is daar ook wel wat groen, maar dan waarschijnlijk toch minder in januari.
Mensen die mij kennen of mijn boeken hebben gelezen zouden kunnen weten dat ik een koukleun (is het nu koukleun of koukleun? Mijn telefoon zegt koukleun, maar die zegt wel vaker vreemde dingen) ben en een hekel heb aan wolken en regen en die eigenschappen wijzen ook meer in de richting van Costa Rica dan in die van IJsland.
En tenslotte: die sneeuwpop kwam uit België. Die zat er tussen om verwarring te zaaien.
Welnu, we zijn er uit. Costa Rica, dus. Lezers die op IJsland gegokt hebben mogen we niet dom noemen. Die dachten natuurlijk met een strikvraag te doen te hebben en hebben een zet verder gedacht dan de anderen. Helaas in dit geval een zet te ver en een zet te ver is net zo fout als een zet niet ver genoeg.
We gaan nu door in Costa Rica. Dus einde ijspret.
Ten noordoosten van Liberia (de stad en niet het land, want dan zouden we in een ander continent zitten) ligt het nationale park van Rincon de la Vieja. Dat is een grote, erg actieve vulkaan waar je niet op mag, want als de boel plotseling explodeert geeft dat natuurlijk een hoop trammelant. Je mag wel wat rondwandelen lager langs de flanken van de vulkaan en dat is wat ik deed. Eerst fietste in omhoog naar het plaatsje Curubande waar ik mijn spulletjes achter liet in een bungalow, een soort B+B, maar dan zonder breakfast. Vandaar fietste ik, verlost van alle bagage ongeveer 11 km verder omhoog naar de ingang van het park. Om daar binnen te geraken moet je echter 8630 Colon betalen. Dat lijkt veel en dat is het ook, want dat komt overeen et 17,25 euro. Op zich is dat natuurlijk al vervelend voor een vulkaan waar je niet eens op mag, maar nog vervelender is dat je dat niet cash kunt betalen bij de parkingang. Dat moet, nu de wereld gezegend is met computers, on-line. En als je niet on-line kunt betalen? Hoe moet dat dan? Gewoon: dan kom je er niet in, of je moet geluk hebben dat André er is. Die kan misschien iets regelen dat je er in komt met een betaalpas.
En als je geen betaalpas hebt? Blijf dan maar thuis. Wat dit soort dingen betreft waren de Romeinen 2000 jaar geleden een stuk verder ontwikkeld.
Ik had geen zin om me 11 km uit de naad te trappen en dan bij de parkingang te horen te krijgen dat André die dag vrij had. Gelukkig kwam ik 3 km voorbij Curubande langs een Belgische B+B met wél een breakfast en gelukkig ook een computer die on-line geschakeld was. De Belgische eigenares kon voor mij on-line betalen en ik betaalde haar cash terug. Nog was ik er niet want een kilometer verderop versperde een slagboom de gravelweg. De route naar het nationale park ging hier over privé terrein. Tol 800 Colon. Die betaling kon wonder boven wonder wel cash. En daarna volgden 7 steile kilometers tegen een harde, vrij koude wind in met nog een bui op mijn nek. Ja, je moet er wat voor over hebben om een wandelingetje van 3,5 km te maken. Die wandeling ging langs een aantal geothermische poelen en die zie je in het Drents-Friese Wold niet. Dat maakte tenminste iets goed van de opofferingen.
Foto 1: Het pad voerde door een tropisch woud met grillige bomen.
Foto 2: Een woudreus met wortels in alle richtingen, gedeeltelijk boven de grond.Video 3: Eigenlijk een filmpje. Een poel met kokende modder.Video 4: En nog een filmpje. Een waterval met vallend water als toegift bij dit wandelingetje.Bij Peñas Blancas ging ik de grens over om een tijdje rond te gaan trekken in Nicaragua. Na een kleine twee uur wachten op een stempeltje in mijn paspoort (een snelheidsrecord, hoorde ik later) kon ik mijn tocht vervolgen.
Foto 5: Een fotootje om te laten zien dat we echt in Nicaragua zitten.
Foto 6: De kathedraal van Rivas, de eerste Nicaraguaanse stad voorbij de grens.
Foto 7: Een kunstige koffiepot op het plein voor de kathedraal. Vijf kilometer ten oosten van Rivas, aan het grote Lago de Nicaragua, ligt het plaatsje San Jorge. Vandaar gaat er een ferrryboot naar het eiland Ometepe in het meer. Aanvankelijk was ik niet van plan om daar heen te gaan, maar diverse mensen, waaronder een Amerikaanse fietsreiziger die ik iets voor de grens had ontmoet, spraken er in lovende woorden over. Je kunt er heerlijk relaxen, er zijn tropische stranden en er liggen twee vulkanen op je te wachten. En dus besloot ik, tegen mijn oorspronkelijke plan in, om toch maar naar dat eiland te gaan. Er stond echter een harde wind die flinke golven met dreigende schuimkoppen voor zich uit dreef. Maar ik had nu Isla Ometepe in mijn hoofd en dus haalde ik bij een apotheek twee pillen tegen zeeziekte, één voor de heenreis en één voor de terugreis, kocht een kaartje voor 50 Cordoba (1,30 euro) plus een voor de fiets (20 Cor. = 52 cent) en duwde mijn fiets de ferry op. Wonder boven wonder werd ik niet zeeziek tijdens de één uur durende overtocht. Of dat aan die zeeziekpil lag of dat ik al druk op weg ben een echte zeebonk te worden, zal altijd een geheim blijven.
Foto 8: De ferryaanlegplaats van Moyogalpa op het eiland Ometepe. Op De achtergrond de vulkaan Concepcion met een grijze pet op. Meer dan dit heb ik nooit van die vulkaan gezien.
Foto 9: Het pleintje van Moyogalpa met de kerk half verscholen achter het groen.De volgende dag fietste ik rond de vulkaan Concepcion naar het plaatsje Altagracia dat, gezien vanaf Moyogalpa, pal achter de vulkaan ligt.
Foto 10: Op het dorpsplein van Altagracia stond een maquette van het eiland met de twee vulkanen en hier zonder grijze petten, zodat je een beetje kunt zien hoe het in elkaar zit.
Foto 11: Een eindje verder naar het zuiden kreeg ik een goed uitzicht op de andere vulkaan: Volcan Maderas. Helaas had ook die een grijze pet op.Bij beide vulkanen mocht je vergezeld van een gids naar boven lopen, maar die grijze petten hadden mij de lust daartoe al ontnomen. Een paar uur omhoog sjokken, dan in een vette koude mist terecht komen met een uitzicht van niet meer dan drie meter en daar nog flink wat Cordobas voor neertellen, leek me meer iets voor de echte liefhebber. Geen vulkanen dus. En geen stranden voor mij, want ik ben geen plonzer. En veel meer was er niet te beleven.
Ja toch! De terugvaart naar het vaste land.
Foto 12: De ferryboot waarop ik op de derde dag van deze maritieme expeditie terug voer naar San Jorge. En weer hield mijn maag het.Een groter succes dan mijn tocht naar en over Isla Ometepe was mijn bezoek aan de stad Diriamba, 69 km naar het noorden. Daar werd het feest ter ere van San Sebastian, de beschermheilige van de stad, afgesloten met folkloristische dansen. De dansers waren gemaskerd en in kleurige kledij gestoken.
Het was overigens toeval dat ik tussen die festiviteiten terecht kwam. In Jinotepe, de plaats er 5 km voor, vertelde iemand mij dat er feest werd gevierd in Diriamba. Voor mij is feest meestal geen feest: drukte, lawaai, opstoppingen en luide muziek die zelden mooi is. Ik besloot dus om maar in Jinotepe te blijven maar kon daar geen goede overnachtingsplek vinden. Daarom reed ik toch maar door naar Diriamba. Voor de aan San Sebastian gewijde kathedraal, aldaar, bevond zich een grote menigte met daar tussen verschillende groepen dansers.
Foto 13: Een grote menigte toeschouwers voor de kathedraal van San Sebastian in Diriamba.
Foto 14: Gemaskerde dansers bij de kathedraal van San Sebastian.
Foto 15: Weer een andere groep dansers, deze met grote hoeden op.
Foto 16: Nog een plaat van deze dansers met hoed.
Foto 17: Een paar hoeden van dichtbij.
Foto 18: Hier kwamen de dansers netjes langs me heen zodat ik kon fotograferen zonder andere toeschouwers voor mijn lens te krijgen. Was dat omdat ik de enige gringo in deze mensenmenigte was? Ik zag in deze stad inderdaad geen enkele andere toerist.
Foto 19: Tenslotte een masker zonder hoofd er achter. Zo zou ik er uitzien als ik dit masker voor deed. Maar dat geld natuurlijk ook voor u, geachte lezer.Ruim honderd keer drukte ik die middag op de fotoknop. Later wiste ik de helft weer weg. Maar: ‘De helft van een rijstebrijberg is nog steeds een rijstebrijberg’. Deze wijsheid leerde ik lang geleden van mijn leraar statistiek. En hier toegepast betekent dat, dat ik nog ruim vier dozijn van dit soort mooie plaatjes zou kunnen laten volgen. Ik bespaar u die serie en mezelf al dat plakwerk. Ik hoop dat deze plaatjes u al een aardige indruk hebben gegeven van het jaarlijkse feest van San Sebastian in Diriamba.
Tot de volgende keer. Dat zal dan bericht 3 zijn, aangezien dit bericht 2 was.
January 14, 2025
IJSLAND OF COSTA RICA?
Bericht 1
In mijn vorige bericht, het afsluitende verhaal over mijn fietsreis van afgelopen zomer door Frankrijk, schreef ik dat ik voor mijn fietsreis van komende winter (nu dus) twijfelde tussen IJsland en Costa Rica. Om helemaal eerlijk te zijn heb ik niet zo heel erg getwijfeld tussen die twee, maar mijn trouwe volgers, zo die door deze lange stilteperiode niet zijn afgehaakt, zullen nu toch wel érg benieuwd zijn op welk land mijn keuze is gevallen. Om de spanning verder op te voeren zal ik nog niet direct antwoord geven maar wel een aantal plaatjes laten zien, waaruit de scherpzinnige lezer en kijker zou kunnen concluderen waar ik nu aan het rondrijden ben.
Foto 1: Op het centrale plein van de stad dichtbij het vliegveld waar ik op 1 januari landde.
Foto 2: Standbeeld van de nationale held met op de achtergrond een kerstboom vol glimmende bellen.
Foto 3: Kerststal in de kathedraal.
Foto 4: Een van de mooiste katten die ik ooit heb gezien: met een tijgerhuid. Een ijstijger of een tropische tijger?
Foto 5: Papegaaien langs de weg, maar deze zijn van hout dus die kunnen goed tegen de vorst. Het blijft spannend in welk werelddeel we zitten.
Foto 6: Ergens onderweg ontmoette ik een Duitser met wie ik vervolgens enkele dagen optrok. Hier voor de kathedraal van een plaatsje waarvan ik de naam nog niet noem want anders is de aardigheid van het puzzelen er af. De foto werd gemaakt door een autochtoon die stoeptegels mooier vond dan kerktorens.
Foto 7: Op een pas van ca. 1200 meter hoogte. Dreigende wolkenmassa’s in de verte, maar of daar sneeuw uit gaat vallen….. ? Wel veel groen in het rond!
Foto 8: Zojuist een ananas gekocht!
Foto 9: Uwe, mijn Duitse tijdelijke metgezel, op een gravelweg met op de achtergrond de zee.
Foto 10: Een meisje dat kettinkjes van kralen maakt, ergens bij een winkeltje, waar ijskoude cola te koop was.
Foto 11: We kregen te kampen met steile hellingen.
Foto 12: Ruig werk. Te steil omlaag om te fietsen. Dus lopen met de remmen ingeknepen.
Foto 13: En dan weer ruig en steil omhoog. Dus hele stukken duwen.
Foto 14: Stoere Uwe nam onderaan een waterval een duik in het ijskoude water. Hij hoefde na afloop niet gereanimeerd te worden, dus dat avontuur liep gelukkig goed af.
Foto 15: Een strand. Dat ziet er weer wat minder ijzig uit.
Foto 16: Een sneeuwpop! Dus toch ijs!! Maar deze foto ontving ik gisteren van Belgische vrienden.
Foto 17: Pelikanen in volle vlucht. Of zijn het ijsvogeltjes?En hier laat ik het even bij. We zijn er nog niet uit of het IJsland is of Costa Rica. Maar neem deze 18 foto’s rustig nog eens onder de loep. Misschien is er zo uiteindelijk wel uit te komen. De volgende keer zal ik met het verlossende antwoord komen.
Veel succes met puzzelen.
Frank
November 27, 2024
EEN CLOCHARD IN LAGRASSE EN MARS VALT AAN.
Bericht 8
De vorige keer heb ik een paar foto’s laten zien van het aardige plaatsje Lagrasse, waaronder die van de grote abdij aldaar. Hieronder nog een ander aanzicht van die abdij, om de draad weer op te pakken.
Foto 1: De oude abdij van Lagrasse.Voor mijn vertrek uit Lagrasse reed ik nog even van de camping omlaag naar het centrum om een baguette te kopen. Terwijl ik het brood in mijn fietstas stopte, kwam er een vrouw, die voor het cafeetje naast de bakkerij koffie zat te drinken, naar me toe en vroeg me of ik iets nodig had.
“Ja,” zei ik. “Zon”. Het was half bewolkt en wolken verknoeien de zomerse sfeer. Die horen niet in Zuid Frankrijk en moeten boven IJsland blijven hangen, waar ze thuis horen.
“De zon komt wel,” antwoordde ze, “maar kan ik u iets te drinken aanbieden hier bij het café.”
Ik antwoordde dat ik helemaal voorzien was en dat ik zojuist op de camping een oud stuk stokbrood had gegeten en dat vervolgens met water had doorgespoeld.
“Als u met al die bagage door deze heuvels fietst, kunt u best wel een kop koffie of thee gebruiken,” drong ze aan. Toevallig had een jongetje van een jaar of zeven mij de dag ervoor, op precies dezelfde plek 30 cent toegestopt met een gebaar van: ‘Hier, neem aan. Dat zul je wel goed kunnen gebruiken’. Blijkbaar maakte ik met mijn sjofele kleding (althans in de ogen van deze mensen), de indruk een soort clochard te zijn die van aalmoezen rond moest komen, hoewel mijn Santos toch een ander beeld zou moeten oproepen. Maar misschien is de roem van Santos in de kleinere plaatsjes in Zuid Frankrijk nog niet tot iedereen doorgedrongen. Ik kon het jongetje gelukkig op een nette manier zijn 30 cent terug geven, want het ging niet aan om met een buidel vol euro’s op zak, geld van kinderen aan te nemen. Het afslaan van het aanbod van deze vrouw zou misschien wat ondankbaar over kunnen komen, althans zo voelde ik dat aan, en daarom antwoordde ik dat ik dan graag een kop koffie zou nemen, maar dan wel met melk en suiker. Ja, als de mensen mij koffie aanbieden, moet het natuurlijk ook meteen helemaal goed zijn. En zo zat ik even later Café au lait te drinken met een gâteau er nog bij, terwijl ik het een en ander over mijn fietsreis door Frankrijk vertelde, onder andere dat ik van Nederland hier heen was komen fietsen.
“Helemaal uit Nederland??”
“Ja, maar niet vanochtend. Elke dag een stukje maar en voor je het weet zit je twee of drie landen verder. Vandaag rijd ik maar een klein eindje: naar Cucugnan, want ik wil het Catharen kasteel van Peyrepertuse gaan bekijken en met de energie die ik uit deze koffie haal, gaat dat vast lukken.”
En het lukte inderdaad, maar onderweg pikte ik en passant het Chateau van Villerouge Termenes nog even mee.
Foto 2: Chateau de Villerouge Termenes.
Foto 3: Er stond ook een mooi oud kerkje bij het chateau.
Foto 4: Bij Padern, waar ik via kleine kronkelende weggetjes langs kwam, zag ik nóg een chateau. Een chateau-verzamelaar kan in deze omgeving zijn hart ophalen.Ik zette ’s middags mijn tent op de camping van Cucugnan en ging per fiets, maar zonder bagage, op weg naar Chateau de Peyrepertouse, dat boven op een rotsberg ligt en waar een enorm steil weggetje naar toe voert. Vorig jaar ben ik al op weg geweest naar dat chateau, maar toen reed ik in een optimistische bui met bagage en al omhoog, althans dat probeerde ik. Dat optimisme zakte op die helling in sneltreinvaart in mijn schoenen en halverwege gaf ik er de brui aan en verruilde dit chateau voor dat van Queribus, 9 km naar het oosten. “Dan volgend jaar maar Peyrepertouse,” zei ik tegen mijzelf, terwijl ik met een reuzeversnelling weer omlaag suisde. En nu was het dus ‘dat volgende jaar’ geworden en waagde ik een tweede poging om Peyrepertouse aan mijn chateau-verzameling toe te voegen.
Foto 5: Het Chateau de Peyrepertouse boven op een rotsberg. Het strekt zich, zoals op deze foto te zien is, over een flink deel van deze rotspartij uit.
Foto 6: Het ging me waarachtig lukken om dat enorm steile weggetje omhoog te fietsen! Hier was ik nog maar enkele tientallen meters van de entree van het kasteel vandaan.
Foto 7: Gelukt! Ik was hier al binnen de muren van het kasteel.
Foto 8: De poort die toegang biedt tot het steile pad dat naar het hoogste deel van het kasteel voert.
oto 9: Uitzicht vanaf het hoogste punt van het Chateau de Peyrepertouse. In de diepte ligt het dorpje Rouffiac des Corbieres. Het uitstekende puntje op de berg helemaal links in de verte is het Chateau de Queribus, waar ik vorig jaar naar toe gewandeld ben vanaf Cucugnan. Zie mijn blog van vorig jaar.
Foto 10: Uitzicht op een lager deel van het Chateau de Peyrepertouse.
Foto 11: Een laatste blik op Chateau de Peyrepertouse, vanaf de afdaling naar Rouffiac.
Foto 12: De volgende dag fietste ik, ook zonder bagage, op en neer naar de spectaculaire Gorges de Galamus. Hier het smalle weggetje dat uit de rotswand van de bergkloof gehakt is.
Foto 13: Fijn, dat muurtje langs het weggetje in deze kloof, want als je uit de bocht vliegt blijft in ieder geval je fiets achter het muurtje steken.De dag na mijn uitstapje naar en door deze mooie bergkloof, 1 September, was het weer erg slecht. Vrijwel de hele dag regende het, terwijl het in Nederland 29 graden was, zoals mijn webmaster mij schreef. Daar kan ik nooit zo goed tegen. Dan fiets je honderden, zo niet duizenden kilometers naar het zuiden om de zon te zien en dan zit je in de regen terwijl het thuis volop zomer is. Het slechte weer gaf me wel de gelegenheid om aan mijn blog te werken, want als het mooi zonnig is, heb ik wel wat anders te doen dan met mijn mobiele telefoontje te zitten priegelen om iets redelijks in elkaar te knutselen. Nu kon ik dat dus wel. Er was eigenlijk niets anders waarmee ik deze verloren dag nog een beetje kon redden.
Foto 14: Ja, toch: een ritje van anderhalve kilometer naar het dorp, toen het even droog was, om brood te kopen. Ik kon zelfs nog een foto maken van de windmolen bovenin het dorp. Let op de sombere grijze wolken. Direct na het maken van deze foto begon het weer te regenen en moest ik razend snel terug fietsen naar mijn tent op de camping.
Foto 15: Na deze sombere dag kwam, op de route naar Durban Corbieres, de zon gelukkig weer tevoorschijn.Iets voorbij Lezignan Corbieres bereikte ik het Canal du Midi. Daar loopt een fietsroute langs, maar hoewel deze route in Frankrijk nogal bekend is en ook gefrequenteerd wordt door Franse zowel als buitenlandse fietstoeristen, is hij niet over de gehele lengte geasfalteerd. Dat schijnt iets te maken te hebben met een geschil tussen het Departement (provincie) en Ponts et Chaussées (de Franse Rijkswaterstaat). Beide instanties vinden dat de ander verantwoordelijk is voor het onderhoud van het fietspad langs het kanaal. Het gevolg is dat er nauwelijks iets aan onderhoud wordt gedaan en dat er hier en daar wat hobbelige stukken in zitten. Ook is de bewegwijzering soms belabberd.
Foto 16: Ik volgde deze fietsroute enkele dagen in oostelijke richting. Hier zien we zo’n niet geasfalteerd traject dat best voor een aardige afwisseling zorgde.
Foto 17: Bij Beziers bevinden zich de negen sluizen van Fonseranes, waarvan er zeven pal achter elkaar liggen. Over een traject van 300 meter wordt daar een hoogteverschil van 13,6 meter overwonnen, zoals op een bordje er naast stond aangegeven. Het is nogal een bezienswaardigheid. Met een boot kun je die zeven sluizen achter elkaar nemen, zoals deze boot, geladen met toeristen aan het doen is. Dan vaar je dus eigenlijk een flinke heuvel van gemiddeld 13,6 / 300 x 100% = 4,5% op. Je kunt er over het fietspad ook langs rijden, iets wat ik deed, maar omhoog fietsen is natuurlijk niet zo spectaculair als omhoog varen. Ik reed er overigens omlaag omdat ik in de richting van de Middellandse Zee reed. Met die toeristenboot kun je natuurlijk ook weer omlaag. Het verschil met fietsen is, dat het omlaag vrijwel net zo moeizaam gaat als omhoog. Bij elke sluis moet de bak tussen de twee sluisdeuren vol- respectievelijk leeglopen.
Foto 18: Hier staan we onderaan de laagste sluis. Het was jammer dat er geen toren stond van waaraf je een mooi uitzicht zou hebben over die hele set sluizen die als een watertrap van hier omhoog loopt. Nu moet u me maar geloven dat het zo is…..of er zelf heen fietsen. Rechts in de foto loopt het fietspad.
Foto 19: En dan is er ook nog de mogelijkheid om in een toeristentreintje langs de zeven sluizen te rijden.
Foto 20: Vanaf het fietspad zag ik de kathedraal van Beziers.
Foto 21: Iets verderop nog een knap staaltje civiele techniek: het Canal du Midi dat via een brug over het riviertje de Orb stroomt.Bij Sete komt het Canal du Midi bij de Middellandse Zee. De fietsroute loopt hier door naar Le Grau du Roi aan de Camargue, maar dat traject dat tussen Montpellier en de zee doorloopt, leek me te druk en te gecompliceerd, waarbij de fietsroute waarschijnlijk gedeeltelijk over wegen loopt waar ook auto’s mogen rijden. Daarom sloeg ik linksaf en vervolgde mijn tocht landinwaarts naar Poussan. Met een grote boog reed ik vervolgens om Montpellier heen, de rust weer tegemoet. Elke keer weer is het een tegenvaller al ik bij een kust kom. Ik hoop dan (naïef, natuurlijk) op mooie stranden, geflankeerd door licht wuivende palmbomen, waar geen mens rondhangt. En op kleine, schilderachtige vissersdorpjes of rustige, in het zonlicht dromende stadjes met monumentale gebouwen, waar de reiziger hier en daar de zoete tonen van Franse barokmuziek uit open vensters hoort klinken. Wat ik er meestal, eigenlijk wel altijd, vind zijn te veel wegen, te veel auto’s, te veel motorfietsen, te veel bebouwing en veel te veel lawaai.
In de buurt van Nimes kwam ik weer langs de Romeinse waterleiding van die stad, de Pont du Gard. Daar ben ik al vaak langs gekomen en ik kan zo langzamerhand met alle foto’s die ik van dat aquaduct heb gemaakt zeven plakboeken vullen. Daarom neem ik me elke keer dat ik er kom voor er beslist geen foto meer te maken. Maar steeds weer kan ik het, onder de indruk als ik ben van dat 2000 jaar oude, machtige bouwwerk, niet laten om er toch weer een paar kiekjes te schieten. Deze keer dus ook weer, ondanks mijn stellige voornemen.
Foto 22: De Pont du Gard, de Romeinse waterleiding van Nemausus, zoals de Romeinen Nimes noemden.Ik wist me deze keer in te houden en schoot slechts honderd plaatjes, waarvan ik er ’s avonds weer 96 weg klikte. Een mens moet kunnen opruimen!
Bij Tarascon stak ik de Rhone over, waarna ik mij in de Provence bevond. Nice kwam in zicht, althans figuurlijk.
Foto 23: Het chateau van Tarascon, pal naast de Rhône.Langs de voet van de Montagne du Luberon reed ik naar Artignosc aan de Verdon, stroomafwaarts van de befaamde Gorges du Verdon. Daar heeft een Belgische kennis van mij een mooie camping, een aangename plek voor een rustdag.
Foto 24: Het pad dat naar Camping de l’Avelanède leidt.Ergens onderweg had ik een selfiestick gevonden, zo’n uitschuifbare pijp waaraan je je mobiele telefoon kunt bevestigen en die je dan als verlengstuk van je arm kunt gebruiken om een foto van jezelf te maken. Enkele jaren geleden heb ik zo’n ding in Thailand gekocht, maar grote successen heb ik er nooit mee geboekt. Het probleem met zo’n stick is niet zozeer dat de foto bij gebruik ervan in spiegelbeeld komt. Als je een beetje digi-slim bent krijg je hem met een paar kliks gespiegeld, waardoor de gespiegelde foto ontspiegeld en dus ‘normaal’ wordt. Indertijd in Thailand was ik helaas niet een beetje digi-slim. Ondertussen ben ik dat wel, althans wat dat spiegelen van gespiegelde foto’s betreft. Voor de rest heb ik, digitaal gezien, het buskruit nog steeds niet uitgevonden. Nee, het grote probleem met zo’n stick is, dat als je jezelf er mee op de foto wilt zetten, waar het met een selfie-stick uiteraard juist om gaat, het onderwerp (de achtergrond, de omgeving, een standbeeld etc) in de verdrukking komt. En dat onderwerp is net zo belangrijk, want als het alleen om jezelf gaat, kun je de foto beter op je gemak thuis maken. Als je dat onderwerp er goed op wilt zetten, zit je hoofd meestal heel erg in de weg en wordt er een groot gedeelte van dat onderwerp afgedekt door je eigen gezicht. Dat was toen ik de stick indertijd in Thailand gebruikte steeds het probleem. Het is een beetje vergelijkbaar met de onzekerheidsrelaties van Heissenberg: Of je staat er zelf prachtig op, maar dan is het onderwerp knudde, of het onderwerp staat er goed op, maar dan kom jezelf belabberd uit de verf. Door dat geknoei indertijd met die stick heb ik hem deze reis maar thuis gelaten. Toen ik deze stick echter plotseling ergens langs de weg zag liggen, kon ik het toch niet laten hem op te rapen. En nu ik hem eenmaal heb, wil ik hem ook gebruiken. Het bordje van Artignosc leek me een goed onderwerp om mijn nieuwe aanwinst mee te testen. En ziehier het resultaat.
Foto 25: Ikzelf (heel belangrijk, althans op deze foto!), het bordje van Artignosc (even belangrijk!) en helaas een heel klein deeltje van mijn fiets (ook hééél belangrijk!!), alles samen op één foto.En met deze foto is het probleem van zo’n selfiestick meteen duidelijk gedemonstreerd, want weliswaar staan we er alle drie op, maar mijn fiets is wel heel stiefmoederlijk bedeeld. Alleen het zadel is te zien. Wel een Brooks, dus dat maakt weer veel goed. Maar om tot deze ‘compositie’ te komen, moest ik de stick en dus de telefoon precies in de goede stand houden, wat lastig was omdat ik het beeld in spiegelbeeld op het schermpje van de telefoon zag. Alle correcties van de stand van de camera, dus hoe ik de stick richtte, werkten door dat spiegelbeeld precies de andere kant op dan ik wilde. Het schieten van zo’n selfie met stick wordt daardoor dus een soort kermisspel. De uiterste concentratie die ik, om tot dit povere resultaat te komen, moest opbrengen is duidelijk van mijn gezicht te lezen. Ofwel ik maakte een ontspannen foto, maar dan stond ik of het bordje er half en waarschijnlijk ook nog scheef op, ofwel ik kwam tot deze uiterst matige vlakverdeling, maar dan werd mijn gezicht door de inspanning ontsierd, zoals hier duidelijk is te zien.
Maar toch was het leuk om weer eens met zo’n stick aan de gang te gaan.
oto 26: Door mooi mediterraan gebied (hier met parasolvormige dennen) fietste ik van Artignosc in een paar dagen naar Nice, waar ik het vliegtuig terug naar Nederland nam. Daarmee was mijn reis nog niet helemaal ten einde, want ik moest nog terug fietsen van Schiphol naar huis.
Foto 27: In Nederland, op weg naar huis, had ik op een mooi fietspaadje tussen de Loosdrechtse Plassen nog een ijzingwekkende ontmoeting. Eerst dacht ik dat het een Marsmonster was, dat juist geland was. Je zult er toch maar zo een, zo groot als een olifant, tegenkomen! Luguberder dan Jurassic Park en dat is al geen flauwe kul!! Een vriend die een stuk mee fietste stelde mij echter gerust. Het was een Amerikaanse rivierkreeft en hij kwam niet van Mars. Maar het was wel een exoot, die niet in Nederland thuis hoorde. Hij kwam dus toch wel van heel erg ver, maar wel een stuk minder ver dan van Mars.
Foto 28: Het beest was gelukkig ook niet zo groot als een olifant; slechts zo groot als een speelgoed olifantje van 16,3 cm. Dat was een hele geruststelling, maar wel voegde die vriend er aan toe dat het desondanks toch een heel gevaarlijk beest is, want hij graaft gangen door dijken, waardoor we het risico lopen dat het zeewater op een gegeven moment het land binnen stroomt. Ik heb het beestje toch maar laten leven, te meer daar mijn woonplaats 10 meter boven NAP ligt.En met deze ontmoeting was mijn reis vrijwel ten einde. Mij restten nog de laatste kilometers naar Drenthe, waar ik het normale leven weer oppakte, voor zover je mijn leven in Drenthe ‘normaal’ kunt noemen.
Het is nu even pauze tussen twee reizen in. In mijn vorige bericht schreef ik al dat ik voor de volgende reis twijfelde tussen IJsland en Costa Rica. Trouwe volgers, zo die er zijn, zullen nu wel razend benieuwd zijn welke van die twee landen het gaat worden. Hou dus deze website in de gaten! Tot spoedig,
Frank
November 8, 2024
FRANKS PRENTENBOEK
Bericht 7
Mijn bericht heeft weer een tijd op zich laten wachten, zoals bij mij helaas wel vaker het geval is. Te lang volgens menig volger en ook volgens mij. De oorzaak daarvan is dat ik het de laatste tijd erg druk heb gehad, maar als u me nu zou vragen: “Waarmee dan?” zou ik antwoorden: “Dat is een goede vraag.” Zo’n antwoord geeft de gevraagde even tijd om met iets zinnigers te komen. Na vervolgens lang en diep nadenken zou ik dan waarschijnlijk antwoorden: “Met allerlei zaken.” En daar zit een kern van waarheid in, want ik ben ,onder andere, écht met allerlei zaken bezig geweest. Ja, ‘onder andere’ zelfs! Kun je nagaan! Dat ‘andere’ kwam er ook nog bij. Het zal nu wel duidelijk zijn, dat ik het inderdaad razend druk heb gehad en als gevolg daarvan ben ik er de laatste tijd dus nauwelijks toe gekomen om aan dit bericht te werken. En als ik er dan toch eens mee aan de slag ging, wilde het verhaal niet vlotten wat de vertraging alleen maar erger maakte. Het werd daarom een echt apekoolverhaal, dat echter toch nog vijf kantjes (!) telde, in de trant van: ‘En toen… en toen…. en hier was het mooi…. en daar was het nog mooier…en…’ Op dergelijke onzin zit natuurlijk geen mens te wachten. Daarom heb ik het geheel geërgerd in de prullenbak gesmeten, verfrommeld en wel. Weg met die rommel!
En nu zit ik met de gebakken peren, want ik heb dus nog steeds niets, afgezien van bovenstaande regels, die je eigenlijk ook onzin en rommel zou kunnen noemen. Om na deze rigoureuze opruiming niet te ver achter te raken, laat ik deze keer vrijwel alleen maar foto’s zien, uiteraard wel met onderschriften, zodat u weet waar die genomen zijn. Dan kunt u met behulp van Google maps mijn route enigszins volgen en hem eventueel komende zomer nafietsen. Maar als u daar geen zin in heeft kunt u ook alleen de plaatjes bekijken. ‘Franks Prentenboek’ zou je deze aflevering kunnen noemen en zo heb ik hem ook genoemd, zoals u bovenaan dit bericht kunt lezen.
We openen nu het prentenboek en zien de mooie antieke paddenstoel-wegwijzer in Aujols tot waar ik in mijn vorige bericht ben gekomen.
Foto 1: Antieke Franse wegwijzer, 5 km van Cremps.
Foto 2:Via rustige kleine weggetjes en een aantal mooie plaatsjes reed ik naar Carcassonne. Saint Antonin Noble Val, hier afgebeeld, is een van die aardige plaatsjes.
Foto 3: Nog eens Saint Antonin Noble Val.
Foto 4: Een steil straatje in Najac, nog zo’n mooi plekje. Op de achtergrond het chateau van Najac.
Foto 5: Ikzelf hogerop in datzelfde straatje.
Foto 6: Het oude postkantoor van Najac. In 1840 was het nog gloednieuw. Het wekt de indruk dat er na dat jaar nooit meer een likje verf overheen is gegaan. Toch heeft het wel iets authentieks, maar je moet er van houden. Ikzelf vind dat de aardigheid er af zou zijn als je zo iets gaafs gaat schilderen. Zo’n monument dient beschermd te worden tegen destructieve ‘opknappers’ en ‘renovators’.
Foto 7: Albi, de rode stad aan de Tarn. Ook een bezienswaardige plaats, zoals uit de volgende plaatjes blijkt.
Foto 8: De kathedraal van Albi.
Foto 9: Het museum van Henri de Toulouse-Lautrec, naast de kathedraal. Henri mag dan een groot schilder geweest zijn, maar groot was hij niet. Hij mat slechts 1,37 meter.
Foto 10: De ruïne van het chateau van Bouilhonnac, een kilometer of 10 ten oosten van Carcassonne. In de kelder van deze ruïne bracht ik de nacht door. Dat klinkt alsof ik in de ijzers geslagen en achter dikke tralies gegooid was, een beetje zoals de man met het ijzeren masker destijds. Niets is echter minder waar. De eigenaar van de ruïne, die ik in het dorp ontmoette, was erg gastvrij en bood mij deze bijzondere overnachtingsplek aan. Dat was weer eens wat anders dan een vijfsterrenhotel.
Foto 11: Over dit fietspad kwam ik de volgende dag Carcassonne binnen rijden.
Foto 12: Hier poseer ik voor een van de toegangspoorten van de Cité van Carcassonne. (Het middeleeuwse Carcassonne).
Foto 13: Ik viel met mijn neus in de boter, want juist die middag werd er tussen de eerste en de tweede ringmuur van de Cité een middeleeuws steekspel opgevoerd. Overigens hoorde ik later dat je hier ’s zomers elke dag met je neus in de boter kunt vallen. Dan wel 12 euro neertellen voor die boterneus!
Foto 14: Nog een impressie van het middeleeuwse drama. Er werd driftig op paarden heen en weer gerend, waarbij lansen op schilden kletterden en aan stukken braken en menig ridder in het zand beet. Maar het bleef leuk, want als er bij zo’n spectakel te veel bloed vloeit, verliezen de meeste toeschouwers er snel de aardigheid in. Als organisator moet je met zulke details rekening houden.
Foto 15: Daar kwam zowaar een ‘stoomtrein’ op batterijen om de hoek aangereden. Die hoorde overigens niet bij het middeleeuwse steekspel, hoewel het wel een origineel idee zou zijn om ridders tegen electro-stoomtreinen te laten vechten. ‘De middeleeuwen in een nieuw jasje’ heet dat in het huidige jargon. Met deze geëlektrificeerde ‘boemel’ konden toeristen een sightseeing tour om en door de Cité maken.Na mijn rustdag in Carcassonne werd het tijd om mijn tocht te vervolgen, want Nice, mijn einddoel, was nog ver en ik moest daar op tijd aankomen om mijn vliegtuig terug te halen.
Foto 16: De volgende ochtend voor de stadsmuur van Carcassonne, klaar voor vertrek.
Foto 17: Een afscheidsblik op de Cité.
Foto 18: Mijn fiets boven op een middeleeuwse brug bij Rieux en Val.
Foto 19: En hier alweer een middeleeuwse brug. Deze bevindt zich in het fraaie plaatsje Lagrasse.
Foto 20: Blik vanaf de middeleeuwse brug op het pittoreske Lagrasse.
Foto 21: De Abdij van Lagrasse.
Foto 22: Als toegift van dit prentenboek een gaaf afgebrokkelde toren in Lagrasse.
Foto 23: En nog een toegift van dit prentenboek: een blik vanaf de camping op Lagrasse. Hier begon ik aan de laatste fase van mijn zomerreis.Nice komt in zicht, figuurlijk gezien natuurlijk. Volgende keer hoop ik daar met mijn verhaal aan te komen. Daarna moet er weer gedacht worden over een nieuwe reis voor komende winter. Ik zit te twijfelen tussen IJsland en Costa Rica, maar aangezien het weer op IJsland mij, zelfs in de zomer, niet erg aanstaat, zou het mij niets verbazen als de keuze op die rijke kust, daar in Centraal Amerika, valt. We zullen zien.
Maar volgende keer eerst nog het besluit van deze zomerreis door Frankrijk.
October 20, 2024
KATTEN, DE REDDERS VAN LA ROMIEU.
Bericht 6.
We waren blijven steken in Villemur, in het museumpje met een klaslokaal uit de jaren vijftig.
Foto 1: Villemur sur Tarn. In het chateau aan het water (de Tarn), bevond zich dat aardige museumpje, dat bij mij zulke nostalgische herinneringen opriep.Van de Tarn stak ik over naar de Garonne en volgde verder het fietspad langs het Canal lateral à la Garonne tot iets voor Agen, waarna ik over departementale weggetjes doorreed naar la Romieu, dat geklasseerd staat als een van de mooiste dorpen van Frankrijk.
Foto 2: Het fietspad langs het Canal lateral à la Garonne.
Foto 3: Straatje in La Romieu.
Foto 4: En nog een straatje in La Romieu.
Foto 5: La Romieu is beroemd om zijn klooster Saint Pierre. Hier de kloostergang.
Foto 6: Nogmaals de kloostergang, nu met op de achtergrond de achthoekige Tour du Cardinal d’Aux, die je, volgens een tekst die ik ergens las, met 186 treden kunt beklimmen. Bij trede 54 raakte ik de tel al kwijt, maar ik neem aan dat degene die die tekst schreef beter geteld heeft dan ik. Sportieve doorzetters die niet draaierig worden van het bijna eindeloze gedraai over de wenteltrap en met twee treden tegelijk omhoog snellen, kunnen al met 93 treden boven zijn. Belangrijker dan met hoeveel treden je boven bent is het uitzicht over de omgeving. Kippengaas voor de vensters daar bovenin, om naar-beneden-springers te ontmoedigen, ontmoedigde helaas ook het maken van een mooie foto, dus hier geen foto van helemaal boven.
Foto 7: Voor een lager venster in de wenteltrap, waar je even kunt uitblazen om een opkomende duizeligheid te laten zakken, zat geen kippengaas en dat maakte deze foto mogelijk: de binnenplaats van het klooster met de waterput, waaruit je geen water meer omhoog kunt zwengelen, omdat hij gedempt is voordat het kalf verdronken.
Foto 8: Binnen in het klooster bevinden zich mooie fresco’s.Toen ik het klooster uit kwam glipte er een kat voor me weg. Ik had al een paar katten gezien toen ik het plaatsje binnen fietste. Dat was op zich niet zo bijzonder, want er zijn meer plaatsen op de wereld waar deze aardige beestjes rondlopen, maar in La Romieu nemen katten een voorname plaats in. Volgens een legende heerste hier in de winter van 1342 een ontzettende hongersnood, zo erg zelfs, dat de bewoners uiteindelijk hun katten op gingen eten. Er was toen een jong meisje dat erg van katten hield. Ze verborg er in het geheim zoveel mogelijk tot de hongersnood voorbij was. Een jaar later werd La Romieu bedreigd door een andere ramp: ratten en muizen die de oogst opvraten, waardoor er weer een nieuwe hongersnood zou kunnen ontstaan. Maar nu kwamen de geredde katten in actie en vraten de ratten en muizen op, waardoor de oogst en daarmee de gehele bevolking, gered werden. Die geweldige katten worden nu herdacht door flink wat stenen beeldjes in de straten van La Romieu.
Foto 9: Een van de vele stenen katten in La Romieu.Van La Romieu was het nog maar 11 km fietsen (met de auto overigens net zo ver) naar het stadje van de Drie Musketiers, dat de wat merkwaardige naam Condom draagt.
Foto 10: Plein voor de kathedraal van Condom met het standbeeld van de Drie Musketiers. Als je goed kijkt kun je er vier tellen. Het merkwaardige van het boek van Alexandre Dumas, ‘De Drie Musketiers’ is, dat het over vier musketiers gaat. Die vierde is, zoals we allemaal weten, d’Artagnan. Hij was tevens de belangrijkste van het viertal.
Foto 11: Tekening van Maurice Leloir uit het oorspronkelijke boek ‘De Drie Musketiers’ van Alexandre Dumas.
Foto 12: Op het mooie pleintje van Labastide d’Armagnac, nog een eind verder naar het westen, realiseerde ik mij plotseling dat als ik mijn vliegtuig in Nice, zonder mij te moeten haasten, wilde halen, ik zo langzamerhand toch in de richting van de Provence zou moeten gaan rijden. En daarom verlegde ik hier mijn koers naar het noordoosten.
Foto 13: Vanaf Aiguillon volgde ik de Lot in oostelijke richting. Ik kwam daarbij langs een brug die op zich niet zo bijzonder was, maar omdat het water van de Lot, door het geheel ontbreken van wind, volledig rimpelloos was, kon ik deze artistieke foto maken.
Foto 14: Bij een veld met zonnebloemen viel mij iets merkwaardigs op: hoewel zonnebloemen vrijwel altijd dezelfde kant op kijken, was er één die de andere kant op keek. Dat was voor mij reden genoeg om even mijn camera voor de dag te halen en deze eigenwijze bloem te fotograferen. Net als bij mensen zijn het de ’tegendraders’ die interessant zijn. Op weg naar Cahors trof ik een paar aardige plaatsjes zoals Villeneuve sur Lot, Puy l’Eveque en Albas.
Foto 15: Straatje in het centrum van Villeneuve sur Lot.
Foto 16: Het centrale plein van Villeneuve gezien door een poort.
Foto 17: Poserend met een Italiaanse fietscollega. Op de achtergrond Puy l’Eveque aan de Lot.
Foto 18: Nog een keer poserend, nu bij de brug over de Lot met weer Puy l’Eveque op de achtergrond.Voorbij Puy l’Eveque slingert de Lot met fraaie meanders naar Cahors. De grote weg D811 omzeilt al die slingers en is dus veel korter dan dat geslinger over kleine weggetjes langs de Lot, maar ik koos natuurlijk voor dat plezierigere en rustigere geslinger. Dat leverde dit plaatje van Albas (aan de overkant van de Lot) op en dat had ik gemist als ik de grote weg had genomen.
Foto 19: Albas aan de Lot. De Lot maakt een grote lus netjes om Cahors heen, alsof hij dat met mathematische exactheid heeft uitgemikt. Maar die lus was er natuurlijk al lang voordat Cahors bestond. Later is Cahors precies in die lus gebouwd.
Foto 20: Cahors aan de overkant van de Lot.
Foto 21: De kathedraal van Cahors.
Foto 22: Het meest markante bouwwerk van Cahors: de Pont Valentre over de Lot.
Foto 23: Een van de twee karakteristieke torens op de Pont Valentre, genomen vanonder de andere toren.
Foto 24: Een duffe foto van de muur van een oud gebouw naast de Pont Valentre. Maar wel een interessante foto! Let op de vier ronde plaatjes aan de muur. Daar staan jaartallen op. In die jaren is het water van de Lot tot die niveaus gestegen. En ik stond bij het nemen van die foto al enkele meters boven de rivier! Zo zien we dat er vroeger ook al waterrampen plaats vonden.
Foto 25: Tot besluit een mooi hoekhuis in het centrum van Cahors.
Foto 26: De volgende keer gaan we door naar Cremps, waar niet heel erg veel te zien was. De oude wegwijzerpaddenstoel die de richting er heen aangaf vond ik bezienswaardig, misschien wel net zo bezienswaardig als de fiets die er toevallig voor stond.Wordt vervolgt, dus kijk elke dag of dat vervolg er al is!
September 27, 2024
HERINNERINGEN UIT EEN GRIJS VERLEDEN
Bericht 5
Ik was gebleven in de Gorges du Tarn. Weten we het nog? Ik begin met een plaat ter opfrissing van het geheugen voor het geval u het even kwijt bent. Het is wel een andere foto dan die uit bericht 4, want we houden niet van dubbele afbeeldingen, maar de soort rotsen zullen ongetwijfeld herkenbaar zijn.
Foto 1: Gorges du Tarn.Vanaf die grote kloof vervolgde ik mijn tocht naar het plaatsje Nant, voor mij terra cognita en ook voor de trouwe volgers van mijn verhalen aangezien ik daar wel eens eerder over geschreven heb.
Foto 2: Het plaatsnaambord zit op zijn kop en dat hebben de boeren uit protest gedaan tegen boer-onvriendelijke maatregelen van de regering, net zoals sommige boeren bij ons de Nederlandse vlag ondersteboven hangen.
Foto 3: Als je de foto omdraait staat het bord goed, maar de wereld op z’n kop. Een aardige bijkomstigheid is dat je dan plotseling op een andere weg zit.
Foto 4: Vijftien kilometer ten zuiden van Nant ligt het middeleeuwse, ommuurde plaatsje La Couvertoirade, waar ik ook al eens (uiteraard met u ‘achterop’) ben geweest. Hier de toegangspoort met toren van deze schilderachtige plek.
Foto 5: Ik sjorde mijn fiets over de oeroude hobbelstenen van het dorpje naar de monumentale trap die naar de kerk leidt. Daar ging ik, eerlijk gezegd, wel een beetje opdringerig, met de Santos voor staan, nadat ik een andere toerist mijn fototoestel in de hand had gedrukt, uiteraard met nauwkeurige instructie hoe ik de foto wilde hebben, want sommige mensen snijden je benen er af en anderen, als je niet oppast, zelfs je hoofd.
Foto 6: Een eindje buiten La Couvertoirade beklom ik een heuvel waar een oude windmolen staat. Hoewel het plaatsje nogal toeristisch is, was hier geen mens te zien. ‘Te warm om helemaal naar die heuvel te klimmen’, was de algemene misvatting. En dat, terwijl het zulk lekker weer was.
Foto 7: Voor de molenliefhebbers een extra foto van dichtbij.
Foto 8: In Le Caylar, nog eens 8 km naar het zuiden, zijn boeren ook aan het sleutelen geweest aan het plaatsnaambordje. Als je híer de wereld op z’n kop zet blijf je merkwaardigerwijs toch op dezelfde weg.
Foto 9: De rots bij de ruïne van het kasteel van Le Caylar.In Le Caylar wordt jaarlijks een fietsreizigersfestival gehouden en toevallig was dat juist aan de gang toen ik er aankwam.
Foto 10: Een fietspiramide op het plein van Le Caylar ter gelegenheid van het festival.
Foto 11: Er waren de meest merkwaardige fietscreaties te bewonderen. Op het plaatje zien we een gestroomlijnde ligfiets die rijdt op zonne-energie.
Foto 12: En hier een Willy Wortel-achtige uitvinding, ook op zonne-energie, die een woonwagen moet trekken. Te oordelen naar de snelheid waarmee hij een demonstratie-ritje door de straten van Le Caylar maakte, was hij door de zon, hoewel het mooi weer bij 35 graden Celcius was, letterlijk en figuurlijk niet vooruit te branden. Maar misschien laait hij in de Sahara, als het zonnetje zijn best doet, van de trekkracht.
Foto 13: Samen met Hubert, de organisator van het festival, voor een, door hem zelf vervaardigde papieren globe. Hubert is gefascineerd door Globes, kaarten en atlassen en dat ben ik ook een beetje.Nog verder naar het zuiden ligt het meer van Salagou. Daar kun je in zwemmen, op zeilen en allerlei andere ‘waterdingen’ doen, wat veel mensen leuk vinden. Aan de zuidkant daarvan ligt de Cirque de Mourèze, een interessant rotsachtig gebied, waar je mooie wandelingen kunt maken en dat verkoos ik boven geplons en gespetter in het meer.
Foto 14: De Cirque de Mourèze, een rotsformatie in de vorm van een circus, waar ik een wandeling maakte.
Foto 15: Een tot de verbeelding sprekende paddenstoelvormige rots in de Cirque de Mourèze.
Foto 16: En nog een. Het kan daar niet op.De camping bij Celles aan de westkant van het meer, waar ik gepland had om de nacht door te brengen was afgrijselijk: tot de laatste vierkante meter volgestouwd met campers, caravans en tenten en het krioelde er van de toeristen. Om de feestvreugde tot peilloze hoogte op te vijzelen had men er een podium opgericht vol met elektronische apparatuur en luidsprekers. De camping was ‘complet’, oftewel vol. Logisch met zoveel ‘vermaak’. Er was echter geen plek meer, zelfs niet voor een fietser met een tentje. Dat vond ik overigens niet erg, in tegendeel, ik wilde hier zo snel en zo ver mogelijk vandaan. Weg van deze ‘gezellige’ camping, waar het gonsde van de feestelijkheid. Dat werd die avond dus wildkamperen: gratis en belangrijker nog: rustig.
Foto 17: Villemur sur Tarn, een mooi plaatsje aan de Tarn, waar ik een paar dagen later door kwam.
Foto 18: In dit chateau in Villemur bevindt zich een museumpje: ‘Uit de oude tijd’. Er was een klaslokaal uit de jaren vijftig, dat mijn bijzondere interesse had, want in precies zo’n lokaaltje op precies zo’n dorpsschooltje heb ik als jong ventje aan precies zo’n bankje gezeten. De inktpotjes, de griffeldozen, de leien om op te schrijven, de kaarten en platen aan de muren en de hele sfeer bracht mij terug naar de jaren vijftig. Zelfs de strenge juffrouw maakte die sprong van ruin zes decennia. Ik was waarschijnlijk een lastige donder want eens vond de juffrouw het nodig om me in de bank vast te binden. Ik kon me natuurlijk zo lostrekken, want die knoop leek nergens op, maar dat mocht niet.
Foto 19: De strenge juffrouw, klaar om een maatlat van 30 cm te pakken en er bovenop te slaan. Tegenwoordig zou zo’n tante de bons krijgen, maar het waren andere tijden.
Foto 20: Op zo’n soort klassefoto sta ik ook nog ergens afgebeeld. Dat was dan Ecole de Thomery 1956, maar verder was alles precies gelijk, de juf misschien iets minder erg dan deze, maar je moest niet te veel liggen te donderjagen.
Foto 21: Tinnen soldaatjes onder een vitrine. Zulke soldaatjes had ik ook. Ik begin waarachtig te schrikken van die herinneringen. Ben ik al zo oud?? Nee, toch! Ik fiets nog flitsend door Frankrijk. Maar de tijd gaat wel snel. Straks zetten ze ook mij nog in een museum! Dit museum was voor mij een sprong in de tijd.En nu we het toch over een sprong in de tijd hebben: Ook dit bericht nummer 5 is een sprong in de tijd, of eigenlijk een sprongetje, want het was 1 Augustus toen ik dat museumpje bezocht. Voor de duidelijkheid: 1 Augustus 2024, dus dit jaar. Toch nog wel een sprongetje van bijna twee maanden! Zoals gewoonlijk sukkel ik met mijn berichtgeving een flink stuk achter de werkelijkheid aan en dat komt ook omdat die tijd zo snel gaat. Ik ben ondertussen weer thuis (in Nederland in 2024, voor de duidelijkheid), maar voor u, lezer, loop ik dus nog in dat klaslokaaltje, maar dan wel in 2024 en als bezoeker en niet in 1956 als scholier.
Maar wees gerust: de rest van deze reis volgt nog in bericht 6. En als ik daarin niet klaar kom, volgt er ook nog bericht 7 en als dat nodig mocht blijken, ook bericht 8. Ik kijk er net zo naar uit als u!
September 1, 2024
EEN PAAR REPEN CHOCOLADE.
Bericht 4
In mijn vorige bericht beloofde ik een aantal foto’s te laten zien van de Gorges de l’Ardeche. Welnu, daarvan heb ik er weer genoeg geschoten, ook al ben ik er al heel wat keren geweest. Bij mooi zonnig weer is het steeds weer een plezier langs deze kloof met zijn fraaie uitzichtpunten te fietsen en dan schiet ik toch weer plaatjes, die ik thuis ook al in veelvoud heb. Maar elk plaatje is juist weer net even anders dan de voorgaande plaatjes. Een iets andere zonnestand, een iets andere camerastand en een iets ander licht, ook al komt dat van dezelfde zon. Dus iedere foto is uniek, zelfs als die door mij geschoten is. Maar voor ik die unieke foto’s van de Gorges de l’Ardeche laat zien, eerst een, al zeg ik het zelf, even unieke foto van Aiguèze dat aan de overkant van de Ardeche ligt als je in St. Martin d’Ardeche, de toegang tot de Gorges, staat.
Foto 1: Aiguèze.Vanaf St. Martin werd het fietsen serieus: omhoog naar het plateau na dagenlang vlak fietsen langs kanalen en rivieren. Dat is dan toch weer even wennen, maar de uitzichten compenseren het harde werk evenals een blik cola.
Foto 2: De eerste meander van de Ardeche, of eigenlijk de laatste want vanaf hier vloeit hij in de Rhone en dan is het uit met het gemeander. Let op het grassprietje links onder in de foto. Dat geeft nu juist iets unieks aan de foto. Als ik hier over een jaar terug kom staat er vast weer een ander grassprietje of misschien wel twee of nul. De bootjes in de bocht zijn een halve minuut later al van plaats verandert.
Foto 3: Een volgende meander van de Ardeche. En als je hier over tweehonderdmiljoen jaar terug komt, zal die istmus verdwenen zijn en vloeit de Ardeche daar gewoon rechtdoor in plaats van die grote lus te maken, althans dat voorspel ik. Ga maar kijken!
Foto 4: Nog een mooi uitzicht. Soms is het moeilijk je voor te stellen dat zo’n stroompje water zo’n grote geul heeft uitgesleten. Maar laten we eens aannemen dat zo’n stroompje in een jaar een honderdste mm uitslijdt. Dat is toch niet zo veel, lijkt mij. Maar in 100 jaar is het al een hele millimeter en in een millennium een centimeter. En nu kun je dit zelf wel aanvullen: in 1 miljoen jaar 1000 cm, oftewel 10 meter en in honderd miljoen jaar, wat geologisch gezien nog helemaal niet zo’n onoverkoombare tijd is, een hele kilometer. Met tweehonderdmiljoen jaar zit je dan al dieper dan de Grand Canyon. Met dit soort overpeinzingen, die je kunt krijgen als je op zo’n mooi uitzichtpunt staat, kun je je makkelijker voorstellen hoe canyons, bergen en zeeën ontstaan.
Foto 5: De Pont d’Arc, de Boogbrug, dicht voor Vallon Pont d’Arc. Die is ook door de slijtende werking van het water van de Ardeche ontstaan, maar ik ga er niet aan rekenen want dan gaan de niet-rekenaars afhaken en dat moet natuurlijk niet. Bovendien pretendeer ik bij foto 5 geen correcte berekening gemaakt te hebben. Het is slechts een gedachtenspel dat berust op niet geverifieerde aannames, maar het geeft een idee van de kracht van de tijd.Het was een mooie rit langs deze Gorges, zoals mijn foto’s ongetwijfeld bewijzen maar het plezier werd gedeeltelijk vergald door honderd miljard knetterende en met ontzagwekkende vaart langsscheurende motorfietsen. Misschien overdrijf ik iets in aantal, maar niet veel. Het leek wel of alle motorfietsen uit geheel Europa juist vandaag hier langs denderden. Merkwaardig dat de Franse overheid dit soort geweld, met bijkomend gevaar op de weg, tolereert. Ook merkwaardig dat al die lawaaiproducenten, uitgezonderd de nette motorrijders die er ook wel zijn, zich totaal niet generen terwijl ze zoveel medeburgers ontzettend irriteren met dit acoustische en gewelddadige machogedrag. Je zou je toch te barsten schamen als zo’n teringherrie produceerde!
Maar laat ik ophouden met dit gemok en me bepalen tot de aangename aspecten van deze reis. Voorbij de Gorges de l’Ardeche zocht ik mijn route over rustige bochtige weggetjes langs pittoresque dorpjes door de Cévennes.
Foto 6: Zomaar een aardig plekje onderweg.
Foto 7: En een nette pilaar die de natuur daar op een rotspartij heeft neergezet. Dat soort intrigerende dingen krijg je er op zo’n tocht zomaar voor niks bij.
Foto 8: Hoewel…. je moet wel even een paar boterhammen of een reep chocolade naar binnen werken om op zo’n pasje als dit te komen. Aan de andere kant van de pas rem je die met moeite opgebouwde potentiële energie weer weg, maar dat hoort er nu eenmaal bij als je met je fiets de bergen in gaat.
Foto 9: Bij Florac maakte ik een ritje zonder bagage over een tot fietspad omgebouwd oud spoorwegtracee. De route ging door een smalle groene vallei naar St. Julien d’Arpaon. Zonder die baal bagage voelt zo’n fiets toch wel een stuk sympathieker aan dan met het hele spulletje er op en dan heb je ook minder repen chocolade nodig.
Foto 10: Het aardige van zo’n oud spoortracee is dat je daar wel eens door tunneltjes komt waarin je niet het risico loopt door een auto ondersteboven gereden te worden. Hier de ingang van zo’n tunneltje.
Foto 11: En hier de uitgang van dat tunneltje
Foto 12: Het doel bereikt: Saint Julien d’Arpaon, veel naam voor weinig. Hoewel… zo’n plekje is natuurlijk veel plezieriger dan een grote stad.Het was ondertussen weer zondag, een week na mijn tocht langs de Gorges de l’Ardeche en weer stond er een mooie etappe op het programma : door de Gorges du Tarn. Het was bovendien Quatorze Juillet, de nationale feestdag, de dag dat de Fransen gedenken dat de Bastille, het gehate symbool van volksonderdrukking, werd bestormd en verwoest. Het was tevens de aanloop tot een nieuwe volksondrukking waarbij duizenden onschuldigen het leven lieten onder de guillotine. Veel reden dus tot feestvieren en met het motorfestijn in de Gorges de l’Ardeche nog vers in mijn geheugen leek het mij beter om deze dag de bochtige weg door de Gorges du Tarn te mijden. In plaats daarvan maakte ik een wandeling naar het schilderachtige dorpje Quezac vlak bij Ispagnac.
Foto 13: Quezac.
Foto 14: Oude brug over de Tarn bij Quezac.De dag na Quatorze Juillet, fietste ik, nu gelukkig weinig gehinderd door motorduivels, door de Gorges du Tarn, waar ik vorig jaar ook door reed. In de jaren zeventig van de vorige eeuw was ik daar voor het eerst en als de zon schijnt is het, hoe vaak je er ook komt, de moeite waard. Hier volgen, tot besluit van deze aflevering, nog een drietal plaatjes van deze prachtige kloof. Mogelijk heb ik (bijna) dezelfde foto’s vorig jaar al geplaatst op deze blog. Voor de lezer een leuke opgave om beide series te vergelijken. Dat honderdste deel van een millimeter dat de canyon minder diep was dan nu zal niet te zien zijn, maar misschien zijn er andere verschillen. Een interessante variant van de ‘Zoek de zeven verschillen-puzzel’ om een middag van verveling door te komen.
Foto 15: Gorges du Tarn.
Foto 16: Nummer twee.
Foto 17: En nummer drie, nog steeds van de Gorges du Tarn. Volgende keer gaan we op weg naar weer andere bekende en minder bekende gebieden.
August 9, 2024
EEN TEKEN VAN LEVEN.
Bericht 3.
Het zal de trouwe volger van mijn belevenissen misschien opgevallen zijn dat het al een flinke tijd geleden is dat bericht 2 is geplaatst. Zo nu en dan ontvang ik daarom een aansporing: ‘Waar blijft bericht 3?’ of: ‘Ben je er nog wel?’ Waar ‘er’ is blijft dan in het midden. ‘Fiets je nog wel? en zo ja, schiet dan eens op met je blog’, is ook een goede! Dat is duidelijke taal!
Ja, ik moet eens opschieten want sommigen beginnen mij te beschouwen als een luie bliksem en daarmee zitten ze niet geheel naast de waarheid. Wel een heel klein beetje echter, want ik ben al een paar weken geleden, in een ijverige bui, begonnen aan dit bericht. Het was echter knudde en dat benam me de moed om er mee door te gaan en toen ik die moed herwonnen had, had ik het steeds te druk met fietsen, rondkijken, mijn dagboek bijwerken en de Fransen vertellen waarom ik toch in die ‘Grande Chaleur’, die er niet is, door hun mooie land fiets.
Vanmiddag ben ik vroeg gestopt op de camping van Eauze (ik lig dus een eind voor op mijn geschriften) om dat bericht, dat er maar niet wilde komen, af te maken, hoe knudde het ook is, want ik wil een teken van leven de wereld en het wereldwijde web insturen. Zelfs het heelal. Dan weten de volgers, zo die ondertussen niet afgehaakt zijn, dat ik er inderdaad nog ben, dat ik nog fiets en dat ik nog op mijn superslimme telefoon typ. Hoe lang dat laatste nog zal gaan is echter sterk de vraag, want de superslimme begint steeds meer waarschuwingen te geven in de trant van: ‘Telefoon wordt langzaam en prestaties lopen terug omdat het werkgeheugen bijna vol is (98%). En ik weet niet wat ik daar aan moet doen. Er is niets meer uit te gooien, althans ik heb er geen flauw idee van hoe dat moet. Een extra intern geheugen is extern niet aan te brengen. Ik vrees dat ik binnenkort een prima werkend apparaat bij de lege batterijen en het chemisch afval zal moeten dumpen omdat er vanuit dat www steeds meer funkties en digitale cadeautjes naar me worden gestuurd, waar ik niets aan heb, die ik niet kan wijgeren en die mijn telefoon steeds verder opvullen.
Tot zover deze lamentatie. Nu ter zake, want anders wordt het weer niets met dat goede voornemen van mij.
Ik was in mijn vorige bericht juist de Rijn overgevaren en bevond mij dus in Frankrijk. Daar trof ik, net als in Duitsland, van die mooie vakwerkhuizen, want Elzas Lotharingen was vroeger Duits.
Foto 1: Vakwerkhuizen in Duitse stijl.
Foto 2: Frans waarschuwingsbord : snelheid verminderen in verband met een school.Maar zo kan het in deze tijd natuurlijk niet meer! Sjors en Sjimmie is ook taboe. Met zo’n bord riskeren de Fransen een nieuwe revolutie.
Vanaf Rhinau volgde ik de fietsroute langs het verbindingskanaal tussen de Rijn en de Rhône.
Foto 3: Verbindingskanaal tussen de Rijn en de Rhône met fietspad erlangs.
Foto 4: L’Isle sur le Doubs, een schilderachtig plekje.
Foto 5: Fietspad langs de Doubs met rotsformaties er langs.
Foto 6: Het fort van Besançon hoog op een rots. Bij Chalon sur Saône stak ik de Saône over en volgde van daar een oud spoorwegtracé naar Cluny, een belangrijke plaats op de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela.
Foto 7: Het oude spoortracé, nu een Voie verte (fiets/wandelpad) van Chalon naar Cluny.
Foto 8: Saint Gengoux le National, een oud stadje op de route.
Foto 9: Muurschildering in Saint Gengoux.
Foto 10: De abdij van Cluny.In Lyon kwam ik bij de samenvloeiing van de Saone en de Rhone. Van daar volgde ik de fietsroute langs de Rhone via Valence en Montelimar naar Pont Saint Esprit.
Foto 11: Atoomcentrale aan de Rhone.
Foto 12: Hangbrug over de Rhone.
Foto 13: Ander aanzicht van deze brug, maar nog steeds over de Rhone.
Foto 14: Het Chateau de Rochemaure aan de Rhone.
Foto 15: Saint Valier sur RhoneBij Pont Saint Esprit stak ik de Rhone over en verliet ik de Via Rhona, de fietsroute van Lyon naar de Middellandse Zee. Ik reed omhoog naar Saint Paulet de Caisson, waar ik in de tuin van een enthousiaste motorfietssleutelaar mijn tent mocht opzetten voor de nacht. Hij maakte voor mij, zijn broer (ook een motorfietsenthousiast) en hemzelf een barbecue. Toen het donker werd had hij een mooi lichtgewicht lampje dat veel licht gaf en toen ik later mijn donkere tent opzocht, gaf hij mij de lamp cadeau. Ik zei dat ik dat niet kon aannemen, maar hij antwoordde dat hij er nog een had en liet me die zien: ‘Toe, neem mee dan kun je tenminste je spullen in die tent terugvinden.’ Een reuze aardige motorrijder die mij verzekerde dat het hem bij het rijden op zijn favoriete machine slechts ging om het rijplezier en niet om het lawaai en snelheidsrecords te breken. ‘ En natuurlijk om de motor uit elkaar te halen en hem dan weer in elkaar te zetten’, voegde hij er aan toe. ‘Dat is de helft van de fun.’
Van St. Paulet fietste ik de volgende dag de Gorges de l’Ardeche tegemoet, waar ik de volgende keer wat plaatjes van zal laten zien. Met het vaste voornemen om u niet nog eens zo lang zonder bericht te laten zitten besluit ik dit bericht.
Foto 16: Tot besluit ikzelf in actie bij het schrijven van dit bericht. Weer een bewijs dat ik er nog ben.
July 13, 2024
EEN FINANCIËLE BUIL VAN 20 CENT.
Bericht 2
Na mijn bezoek aan Heinz Stűcke vervolgde ik mijn reis in zuidelijke richting. Ik reed door Sauerland en kreeg nogal wat klimwerk voor de wielen in mooi groen heuvelland.
Foto 1: Groen heuvelland in Sauerland.Iets voor Winterberg kwam ik bij de bron van de Ruhr. Een in 1849 gebeitelde steen markeerde de plek waar de Ruhr uit de grond kwam.
Foto 2: Steen naast de plek waar de Ruhr ontspringt.Vanaf Winterberg ging ik hoofdzakelijk dalen in de richting van Marburg, waar de gebroeders Grimm gewoond en aan hun wereldberoemde sprookjes gewerkt hebben.
Foto 3: Hans en Grietje in de regen naar een sprookje van de gebroeders Grimm. Fontein in Battenberg.Marburg bleek een mooi plaatsje te zijn. Ik bleef er een dag om er wat rond te kijken.
Foto 4: Pleintje in Marburg.
Foto 5: Joris en de draak in Marburg.
Foto 6: Kasteel van Marburg.
Foto 7: Kasteel gezien vanuit een vliegtuig. De reus er naast komt misschien wel uit een sprookje van Grimm.
Foto 8: Op de camping van Marburg stal een wasbeer een zak noten onder mijn ogen vandaan. Ik zat aan een picknicktafel te praten met een Duitse en een Oostenrijkse fietser toen het beest heel brutaal met die zak mijn tent uit kwam lopen. De noten redden kon ik niet meer maar nog snel mijn camera richten en afdrukken wel. Daar hield ik dan toch deze aardige foto aan over. De vraag is: ‘Wat is beter: zo’ ’n mooie foto of een zak noten?’
Foto 9: Achteraf gezien was het stom van mij dat ik mij die noten liet ontfutselen, want op de camping stonden waarschuwingsborden dat je goed op je spullen moest passen vanwege op roof uit zijnde wasberen.Vanaf Marburg volgde ik de fietsroute langs de Lahn zodat mij veel klimwerk en autoverkeer bespaard bleef. Helaas waren de wegaandhidingen niet overal even duidelijk. Bij Weilburg was het weer een puzzelrit. Ik gokte verkeerd wat deze keer als voordeel had dat ik in het oude centrum terecht kwam. Dat had ik met een goede bewegwijzering zomaar gemist. Zo zie je dat slechte aanwijzingen je op goede plaatsen kunnen brengen.
Foto 10: Stadspoort van Weilburg.Ik was die dag op weg naar het mooie stadje Limburg, maar enkele kilometers daarvoor kwam ik door Runkel waar een oud slot te bezichtigen was.
Foto 11: Ruïne van het slot van Runkel.
Foto 12: Uitzicht vanaf de toren van Runkel.
Foto 13: Schilderij van de slotheer van Runkel. Het leek op de plaatjes van Johan Sebastian Bach uit de grote muziekencyclopedie . Misschien was deze kasteelheer wel een ondergesneeuwde broer van de grote componist.
Foto 14: De fetsroute naar Limburg.In Limburg zette ik mijn tent op de camping en maakte ’s avonds een wandeling door de stad.
Foto 15: De weerspiegeling in de rivier van de Dom van Limburg. Dat leverde deze kunstzinnige foto op.
Foto 16: Nog eens de Dom van Limburg maar nu zonder spiegel en minder kunstzinnig.
Foto 17: Ook hier weer vakwerkhuizen.Behalve al dat moois in het centrum van Limburg was er nog iets interessants te zien en wel op de camping. Daar stond het stampvol met campingcars. Maar het was toch een echte camping, want ik ontdekte tussen al dat indrukwekkende camperblik ook nog twee of drie tentjes.
Foto 18: Een reus van een campingcar die bij stilstand nog een eind uitgeschoven kan worden. Als je zoiets moois hebt kruip je natuurlijk niet meer in een tentje.
Foto 19: Nog een plaatje van een stel van die kampeerkastelen op wielen met er bij de lelijkste auto ter wereld en de mooiste fiets van het universum. En voor zo’n raar misvormd autootje betaal je, schat ik, al gauw 10.000 euro, als het niet meer is. Ik wilde de Lahn volgen tot zijn monding in de Rijn (Rhein schrijven ze in Duitsland maar onze oosterburen hebben de spelling nooit geheel onder controle gekregen) maar vond op de kaart een route langs de Aar waarbij ik een flink stuk afsneed. Het gif zat hem hier helaas in de staart want om bij de Rijn te komen moest ik nog een forse heuvel over. Daarna reed ik langs de Rijn verder zuidwaarts, maar als ik nu dacht dat alles op rolletjes zou lopen had ik het mis, want bij Ludwichshafen werd de route weer een echte padvinderij, eigenlijk veel meer een padzoekerij. Ik moest om het enorme chemiebedrijf van BASF heen voordat ik het fietspad langs de Rijn terug vond. (Dat bedrijf deed me overigens denken aan de metershoge stapel muziekbandjes die ik in de loop van enkele jaren kocht om er concerten van de radio met behulp van een recordertje op te zetten. En toen ik die verzameling symfonieën, vioolconcert, pianoconcerten en strijkkwartetten trots in de kast had staan kwam de CD opzetten en kon ik het hele bandenspulletje triest naar de kringloopwinkel brengen. Nu, met de wonderen van het internet, hangt datzelfde Zwaard van Damocles boven het hoofd van mijn uit de hand gelopen CD verzameling, maar ik denk er niet over om die ook op te doeken. Zo erg wil ik niet meewerken aan onze dolgedraaide consumptie cultuur.)
Maar ik ben afgedwaald van het juiste pad langs de Rijn. Ik vond het uiteindelijk weer terug en vervolgde het verder naar het zuiden
Foto 20: Op weg naar Speyer zag ik deze digitale bloemen langs de Rijn.
Foto 21: De Dom van Speyer.
Foto 22: Klokkentoren in Speyer.
Foto 23: Een Speyerse gans.
Foto 24 : Voorbij Speyer kreeg ik met hoog water in de Rijn ten gevolge van extreem veel regenval te maken, maar het was gelukkig alweer zover gezakt dat ik over het fietspad langs het water verder kon.Een veerpontje bracht mij aan de westelijke oever van de Rhin in Rhinau, waardoor ik mij in plotseling in een ander land bevond: Frankrijk.
Foto 25: Ook de Fransen slaan de plank mis met de spelling van de Rijn. Het schijnt voor buitenlanders een lastige rivier te zijn.Let op het colablikje onder de binder achterop de fiets. Daaraan heb ik me een financiële buil gevallen. In Duitsland zit er, net als bij ons, statiegeld op blikken. Pfand heet dat daar, maar wat erger is: het bedraagt maar liefst 20 cent ipv bij ons 15 cent. En ik was de grens (Rijn) al over toen ik de inhoud naar binnen goot. Ik kon dat blikje dus niet meer inleveren tenzij ik er speciaal weer voor zou overvaren. Weg 20 cent! Je maakt wat mee op zo’n reis.
En wat ik nog meer heb meegemaakt…. daar ga ik het in bericht 3 over hebben.
Frank van (diezelfde) Rijn, maar nu met de juiste spelling.
Frank van Rijn's Blog
- Frank van Rijn's profile
- 10 followers

