Goed.

Nog de hele maand december heb ik om aan de eerste versie van mijn manuscript te schrijven. De afgelopen maanden zijn zo ongeveer alle dagen volgens hetzelfde patroon verlopen. Elke ochtend vertrek ik naar de Openbare Bibliotheek van Amsterdam, aangezien thuis geen ruimte is om rustig te werken, en daar in die grote witte zaal met zijn hoge ramen schrijf ik zo’n duizend woorden per dag, het helpt om dit vaste patroon aan te houden, deze zelfopgelegde routine met zo min mogelijk afleiding, om de twijfel over mijn werk op afstand te houden. Tegelijkertijd hebben we ons huis te koop gezet, dus het zou zomaar kunnen dat ik in het nieuwe jaar moet verhuizen, tijdens het schrijven van een tweede of derde versie van mijn manuscript. Aan een goede planning geen gebrek. Om geld uit te sparen schreef ik zelf de verkooptekst voor Funda maar het viel me zwaar om de unique selling points van een huis te bedenken waar ik nu al meer dan zeven jaar woon, en dat zoveel herinneringen in me oproept, maar niet zozeer het soort herinneringen die ik aan een website als Funda toevertrouw. In de afgelopen tijd heb ik ontelbaar veel keren luiers verschoond, telkens opnieuw de vaat gewassen, gekookt, de vloer geboend, slaapliedjes gezongen en spuug uit rompertjes en slaapzakken en lakens gewassen in een wasmachine die onafgebroken blijft voortgaan. Tussendoor lees ik. Natuurlijk de prachtige autobiografische romancyclus Min Kamp van Knausgård, die ik afgelopen zomer tijdens Lowlands interviewde en een zeer vriendelijke man bleek te zijn, maar tegelijkertijd had ik met hem te doen, de hectiek om hem heen, al die mensen die zijn aandacht opeisten. Ik herinner me hoe hij vlak voor het optreden een sigaret rookte, voor de ingang van die rood-blauw gekleurde circustent, hoe hij daar stond in zijn versleten blauwe spijkerjack, geconcentreerd in de verte starend. Het was vreemd hem te ontmoeten, de man van wie ik het werk heb verslonden, zijn werk dat zo mooi en levendig is van taal, een volstrekt verslavende werking heeft, al was het alleen al vanuit de noodzaak waarmee Knausgård dit schreef. De andere boeken die ik las leken in vergelijking bij zijn werk soms op een zekere afstand te blijven staan. De Vlammenwerpers van Rachel Kushner, een gehypet en zwaar overgewaardeerd boek. De kunst van het reizen van Alain de Botton vond ik wel goed, terwijl Gillian Flynn’s Gone Girl, een slim geconstrueerd verhaal me niet écht raakte. In tegenstelling tot Toergenjevs Vaders en Zonen, dat ik afgelopen zaterdagavond met de tranen in mijn ogen uitlas terwijl mijn vriend naar New Kids Nitro op de televisie keek, en daarna begon ik in Sheila Heti’s, How should a person be?, dat tot nu toe behoorlijk op mijn zenuwen werkt omdat het veel te pretentieus en gekunsteld is, terwijl Milan Kundera’s De kunst van de roman óók pretentieus en gekunsteld is, maar juist andersom werkt, zo knap en doordacht geformuleerd dat het me laat duizelen. Als iemand vraagt hoe het mijn boek gaat dan zeg ik ‘Goed’, veel meer kan ik er niet over zeggen, er zijn maar een paar mensen die op dit moment meelezen en het is prettig om die wereld voor mezelf te houden, erin onder te duiken tot aan het einde, en al het overige buiten te sluiten.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 28, 2014 04:20
No comments have been added yet.