Patrick Bernauw's Blog, page 25

May 21, 2014

Creatieve Teambuilding met absurde fotomontages & collages van Dolende Ridders & Maliënkolder? In boekvorm?


In deze "ware kronieken" worden vooral de avonturen van enkele ridders uit de stal van Karel de Grote uit de doeken gedaan. Waarbij moet gezegd dat de meisjes en vrouwen uit zijn tijd in emancipatorisch opzicht hun tijd ver vooruit waren. Er wordt dan ook niet op een anachronisme meer of minder gekeken in deze verhalen over monsters en engelen, helden en sukkels, hemel en hel. En evenmin in de 35 cartooneske fotomontages, die als illustraties fungeren, maar doorgaans helemaal niets te maken hebben met de vertelling, tenzij dan: de absurde humor en de parodiërende stijl. Dat komt ervan als je met helden werkt als de Ridder met de Tandenstoker (of de Roze Paperclip), om nog maar te zwijgen over ene Jan Zonder Vlees

Karel de Grote is groot, ontzettend groot. Maar ook niet mis zijn Angoulaffre met de Gele Tanden, de verliefde leeuw Oghris of Roland die in zijn eentje een bres slaat in de muren van Saragossa. Er vallen flink wat doden, gewonden en andere slachtoffers, maar gelukkig blijft de verteller van deze ongelooflijke gebeurtenissen er opvallend vrolijk onder. 

Een geestige geschiedenis met een hoog Monty Python gehalte, kortom. Nu uitgegeven in boekvorm!




Patrick Bernauw geeft ook workshops, uitstekend geschikt voor secundaire scholen en creatieve teambuildings , waarin u samen met hem collages & fotomontages maakt op basis van objecten, figuurtjes, vintage foto's en knipsels of quotes uit kranten, boeken, weekbladen, tijdschriften. Het boek Maliënkolder bevat meer dan 20 full color prenten en is een mooie staalkaart van wat zoal mogelijk is in deze digitale tijden, met bijvoorbeeld een iPad of smartphone, met Instagram en eenvoudige (gratis) "Photo Editors" als Picasa of iPiccy.





 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on May 21, 2014 01:46

May 18, 2014

Scharpenelle, klein verhaal van een Grote Oorlog



 In 1938 gaat een jonge vrouw, Isabel Scherpeneel, op zoek naar haar verleden. Wat is er destijds met haar gebeurd? Waar komt ze vandaan? Ze stoot op het verhaal van twee zusjes, verminkt teruggevonden in een ruïne achter de IJzer. Foto’s van de lijkjes gingen de wereld rond om de Amerikaanse publieke opinie zo ver te krijgen dat ook de Verenigde Staten zouden deelnemen aan de oorlog. Of is zij dat andere "oorlogsweesje", door vijf Vlaamse soldaten aangetroffen in een door shrapnel compleet vernietigd huis?

Van deze Elisabeth Shrapnell werd eveneens dankbaar gebruik gemaakt in de oorlogspropaganda. Het verhaal van Scharpenelle is samengesteld uit verschillende waargebeurde verhalen en door soldaten achter de IJzer geschreven gedichten en liedjes. Het bevat ook een aantal indringende zwartwit "Scharpenelle Aquarellen", eveneens gebaseerd op iconische foto's, illustraties en beelden, en gemaakt door Sansparole. Hij is één van deze "levende doden", die door Isabel wordt opgespoord in een kliniek voor veteranen van de Groote Oorlog...



Scharpenelle, klein verhaal van een Grote Oorlog is gebaseerd op het scenario voor muziektheater waarmee Patrick Bernauw en Compagnie de Ballade in 2005 bekroond werden met de Visser Neerlandia Prijs.


 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on May 18, 2014 05:53

May 8, 2014

De Mythe van de Rechtvaardige Rechters - ebook

Het Mysterie van het Lam Gods

In 1991 was Patrick Bernauw met zijn "faction essay"  Mysteries van het Lam Gods   verantwoordelijk voor een opleving van de interesse voor de "kunstroof van de eeuw": de diefstal van het paneel de Rechtvaardige Rechters uit het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck. In 1995 wijdde hij een tweede boek aan het onderwerp, waarin hij tot de conclusie kwam dat roof én bergplaats van het schilderij in de loop der jaren zijn uitgegroeid tot een stevige mythe, zowat de Vlaamse variante van het Monster van Loch Ness. Nauwelijks was het boek verschenen of de uitgeverij ging failliet. Eindelijk is De Mythe van de Rechtvaardige Rechters nu weer beschikbaar: een verslag van de naakte feiten en de kleurrijke personages die de mythe vorm hebben gegeven, maar ook van de eigen ervaringen en avonturen van de auteur tijdens zijn speurtocht. Een nu eens intrigerend, dan weer bijzonder spannend en bijwijlen zelfs hilarisch relaas.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on May 08, 2014 08:32

April 29, 2014

Creatief schrijven: eindredactie proza, poëzie, drama


Feedback zoals je die ook van een redacteur bij een uitgeverij mag verwachten. Een geschreven leesverslag en een gesprek onder vier ogen, met een uitgebreide analyse van je roman, poëziebundel of toneelstuk, met aandacht voor de kwaliteiten en de zwakke punten.We buigen ons ook over de commerciële mogelijkheden van je werk. Toch maar eerst nog wat reguliere uitgevers proberen, of publiceren in eigen beheer, bij een Printing On Demand platform of als ebook? Trek je met dit stuk naar één van de vele honderden amateurgezelschappen, naar het professioneel theater, of produceer je het liever zelf?Patrick Bernauw is voltijds auteur-scenarist sinds 1988. Hij schreef voor radio, televisie en toneel, publiceerde proza en poëzie zowel voor volwassenen als voor jongeren, werd in al die domeinen bekroond  en vertaald in het Engels, Frans, Duits, Spaans, Italiaans, Noors en Pools. Hij was jarenlang hoofdredacteur van de Historische Verhalen (De Sikkel), deed free lance redactiewerk voor tal van uitgeverijen, en is sinds 2004 docent literaire creatie aan de Academie voor Podiumkunsten, Aalst.BEGELEIDING: Patrick BernauwWANNEER: In augustus: iedere zaterdag van 14 tot 17 uur of iedere woensdag van 19 tot 22 uur.September-december: op zaterdag of een weekavond (af te spreken).STARTUUR: 14.00uLOCATIE: Erembodegem, Brusselbaan 296.NIVEAU: Beginners met ervaring, gevorderdenPROVINCIE: Oost-VlaanderenLEEFTIJD: +16ORGANISATIE: Vzw de ScriptomanenPRIJS: € 250
MEER INFO:Mail naar info@inter-actief.be voor meer informatie en om de nodige afspraken te maken, of bel 053 78 30 10 (Patrick Bernauw).
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 29, 2014 06:42

April 22, 2014

Substituut-procureur Caroline Dewitte over Arsène Lupin en De Rechtvaardige Rechters

ebook De Mythe van de Rechtvaardige Rechters
Wat mij bijzonder is opgevallen naar aanleiding van de tachtigste verjaardag van de stoutmoedige diefte der Rechtvaardige Rechteren, is dat de huidige generatie journalisten die verslag uitbrengen over de nieuwe verwikkelingen de elementaire kennis missen om dat op een professionele manier te doen. Artikels schrijven ze van elkaar over (of van Wikipedia) of kopiëren ze van oudere stukken op het internet of uit de archieven; kritische vragen mag je zelfs niet meer verwachten van de VRT-redactie, hoewel Siel Van der Donckt nog steeds heel streng en zorgelijk kijkt, en Martine Tanghe er zowaar in slaagt tegelijk ernstig te blijven én een opgewonden tremolo in de stem te onderdrukken. Even erg, en eigenlijk erger, is het blijkbaar gesteld met het gerecht - of alleszins met substituut-procureur Caroline Dewitte, die zich vrolijk maakt over de amateur-speurders en hun hypothesen van het Kuifje -of Da Vinci Code niveau, terwijl ze ondertussen zelf flagrant flatert.
Ik ben al een tijdje bezig met de redactie van het nieuwe boek van Chris Noppe, De Openbaring van Arsène Goedertier , een vuistdik werk, zeg maar een psychologisch-criminologische studie, die vertrekt vanuit de mythomane geest van Arsène Goedertier en een serieuze poging doet om op die manier een aantal mysteries in deze zaak te ontsluieren. Die professionele ernst - en de kennis opgebouwd gedurende 15 jaar verbeten research - vind ik niet meer terug bij de journalisten die zich over de kwestie buigen, en ook niet bij de substituut-procureur Caroline Dewitte. Neemt u zelf de proef op de som aan de hand van deze "integrale lezing" tijdens de Nacht van de Rechtvaardige Rechters op 10 april 2014 in het STAM in Gent, met Caroline Dewitte en de rechercheurs Jan De Kesel en Tony Vermeersch, over de stand van het onderzoek anno 2014:




Chris Noppe heeft enige precieze bewoordingen van de substituut-procureur als volgt genoteerd: "Het feit is dat Goedertier blijkbaar zelf ook fan was van detectiveromans. De legende of de mythe - ik weet ook niet of dat een vaststelling is - zegt dat er bij hem bij de huiszoeking een wasmand aan detectiveromans van Arsène Lupin zijn aangetroffen, en dat we dus zijn afpersingsbrieven - als ze al van zijn hand zijn, ook dat is eigenlijk niet zeker -, dat we dus die brieven in die context moeten lezen, dat er verborgen codes in zouden zitten. Nu, dat is zeker aanstekelijk voor speurders om dat aan te grijpen om verder onderzoek te doen."

Het gerechtelijk dossier beslaat slechts "drie vergeelde, verrafelde mappen", oogt "dunnetjes" en lag op haar bureau in het Gentse gerechtgebouw te pronken, als we De Morgen van 10 april mogen geloven. Nochtans - en hoewel zij verondersteld wordt een expert terzake te zijn - heeft Caroline Dewitte het blijkbaar niet (goed?) gelezen of in ieder geval nagelaten enkele andere - degelijker - bronnen te raadplegen.  Want uiteraard is het zo dat, wie iets wijzer wil worden over het mysterie, zich niet in de eerste plaats tot dit dossier moet wenden, maar bijvoorbeeld tot de criminologische studies van Karel Mortier, die allerminst dunnetjes ogen.

Chris Noppe: "Uit haar uitlatingen tijdens De Nacht van de Rechtvaardige Rechters  blijkt duidelijk hoe zij ervan uitgaat dat tijdens een huiszoeking bij Goedertier een wasmand met detectiveromans van Arsène Lupin zou zijn aangetroffen. Dat is flagrant onjuist. Het is de weduwe die in een verhoor verklaard heeft dat haar man sinds zijn jeugd "mandenvol detectiveromans" bezat. Later heeft men alle boeken van Goedertier meegenomen, zonder te melden dat zich daaronder ook detectiveromans van Arsène Lupin bevonden. De boeken zijn allemaal verloren gegaan."

Een niet echt geloofwaardige uitspraak dus, die er de substituut-procureur niet van weerhoudt een bloemlezing "DUA-verklaringen" te debiteren waarmee ze een aantal tipgevers belachelijk wil maken, die de feiten alleszins beter kennen dan zij. Overigens springen de parallellen tussen "het mysterie van het Lam Gods" en een boek over Arsène Lupin (meer bepaald L'Aiguille Creuse) zodanig in het oog, dat je stekeblind moet zijn om ze niet te zien. Of te willen zien. En gaat het volgens Mortier om "mandenvol afleveringen van De Avonturen van Nick Carter". In Dossier Lam Gods van Karel Mortier en Noël Kerckhaert lees ik trouwens verder nog op pagina 204: "Uit een briefwisseling van Koehn met van Ginderachter bleek ook dat er delen werden gevonden van de bekende Collection Le Masque, waarvan sommige zelfs aantekeningen van Goedertier bevatten. Een andere bron vermeldde dat Goedertier ook boeken over de gentleman-inbreker Arsène Lupin in zijn bezit had. Van Ginderachter dacht dat Goedertier uit die boeken misschien het plan van de diefstal en de bergplaats had geput en nam ze in beslag."

Legende? Mythe? En een substituut-procureur die "niet weet of dit een vaststelling is"? Kan de zaak, vanuit de Belgische gerechtelijke instanties, na tachtig jaar eindelijk ietwat professioneler aangepakt worden, alstublieft? 


 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 22, 2014 01:57

April 12, 2014

Rudy Pieters over Albert I en de Rechtvaardige Rechters... gaat wel héél kort door de bocht!



In een artikel De zoektocht naar de Rechtvaardige Rechters gaat voort in P-Magazine  gaat Rudy Pieters wel zéér kort door de bocht met een niet met argumenten onderbouwde en dus redelijk ongefundeerde kritiek op het werk van Chris Noppe. Er zijn wel degelijk heel wat linken tussen Albert I en het Lam Gods, zoals zal blijken uit De Openbaring van Arsène Goedertier

De manier waarop Pieters brandhout maakt van de hypothese van Noppe herinnert heel erg aan de "specialisten" die een moord op koning Albert I weglachen en dus geloven dat je geen enkele verwonding overhoudt aan een val van 12, 50 of 80 meter (de schattingen lopen inderdaad zo ver uit elkaar) of dat 3 mensen binnen de kortste keren een lijk en allerlei spullen kunnen terugvinden op een plek waar 20 mensen eerder al vier uur lang hebben gezocht en niks gevonden. In Het Illuminati Complot verwijs ik uitgebreid naar de complete onzin en de tegenstrijdigheden rond de dood van koning Albert, zoals die zwart op wit gedrukt staan in "geloofwaardige" geschiedenisboeken als Kroniek van België en Kroniek van de 20ste eeuw.



Wat mij zowel in het mysterie rond de verdwenen Rechtvaardige Rechters als in de moordzaak op Albert I nog het meest intrigeert, is dat ernstig onderzoek wordt weggelachen zonder keiharde argumenten, en dat écht idiote pistes - zoals een amoureus motief in het geval van de moord op Albert I, of de opgewarmde kost van Paul De Ridder - alle aandacht van de media krijgen. Niemand die het "complete bollocks" noemt dat een gerespecteerd historicus op basis van een kleurenfoto durft te stellen dat hij de originele Rechtvaardige Rechters gezien heeft. Of heb ik dat gemist?


Kroniek van België: val van 12 meter

Kroniek van de 20ste eeuw: val van 80 meter

Ook redelijk "bollocks" is de manier deredactie.be  de "complot-theoriën" denkt te kunnen ontkrachten door ze compleet uit de duim te zuigen, onvolledig of onjuist weer te geven, en zich daarbij niet te laten hinderen door enige elementaire kennis van én de complot-theorie in kwestie, én de geschiedenis. Zo probeert "journalist" Pieterjan Huygebaert de twee complotten die aan de orde zijn in Het Illuminati Complot onderuit te schoffelen door te verkondigen dat "de extreemrechtse partij Rex (...) de veel te linkse Albert van de rotsen - en op die manier van de troon - (zou) hebben geduwd". Ten eerste is de thesis dat Albert van de rotsen zou zijn geduwd even onhoudbaar als dat hij ervan "gevallen" zou zijn. Ten tweede was graaf Xavier de Grunne, die een sleutelrol speelde in de "ongevalsthesis", nu eenmaal de tweede in bevel van de beweging Rex, en zou hij samen met Degrelle senator worden toen Rex met geld uit Duitsland en Italië werd omgevormd tot een partij. Ten derde is het allerminst twijfelachtig te stellen dat "de autoritaire en rechtse regeerstijl van Leopold III al voorspelbaar was" in 1934, getuige hiervan de manier waarop Leopold werd aanbeden door de Rexisten, en de poging om de dood van Albert in 1935 gezamenlijk te "gedenken" in Marche-les-Dames. 

Wat Huygebaert vertelt onder "buitenlands complot" en een mogelijk motief van Hitler, slaat even goed nergens op. Hitler is in 1933 nu eenmaal aan de macht gekomen met een programma dat nadrukkelijk steunde op een herbewapening van Duitsland, en op verzuchtingen naar een "groot Duitsland". En Albert legde op dat moment nog veel gewicht in de diplomatieke schaal en kon de grootse nazi-plannen wel degelijk dwarsbomen.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 12, 2014 05:24

April 7, 2014

De Slag om Mons (Bergen) - essay over De Engelen van Mons


Een hoofdstuk uit het essay over De Engelen van Mons dat aan de basis lag van mijn nieuwe boek Het Geslacht van de Engel. Het boek is uitsluitend verkrijgbaar via de online boekhandel, of te bestellen via info@inter-actief.be - op dit emailadres kunt u ook een stadswandeling of stadsspel boeken met Patrick Bernauw, in Mons (Bergen) - of een lezing over het boek.







Om vijf uur in de ochtend van de elfde zag ik de schaduw van een man en het glimmen van een bajonet die naderden langs de muur bij het Café des Princes. Dan volgde een andere schaduw, en een ander. Ze kropen over het plein, gebogen, en liepen naar het noorden, naar de Duitse linies.Ik wist dat dit de bevrijding was. Toen, boven het brullen van de artillerie uit, hoorde ik muziek, wondermooie muziek. Het was alsof de Engelen van Bergen speelden. En toen herkende ik het lied en de muzikant. Het was onze beiaardier die bij kaarslicht O Canada speelde. Dit was het teken. De hele bevolking stormde naar het plein, zingend en dansend, hoewel nauwelijks een kilometer verderop nog steeds de geluiden van het gevecht weerklonken.Om zes uur ’s ochtends ontmoette ik in het stadhuis enkele Canadezen en we dronken samen een fles champagne leeg. We wisten nog niet dat dit de laatste oorlogsdag zou worden.In de dageraad zagen wij een vreemd beeld op het plein. Canadese soldaten, uitgeput van hun lange offensief, lagen slapend op de kasseien terwijl heel Bergen om ze heen danste.
Victor Maistrau, burgemeester van Bergen

Hoog boven het stadje Bergen, de hoofdplaats van de Belgische provincie Henegouwen, staat een oude kastanjeboom. Wanneer ik op de bank onder zijn kruin wat ga uitrusten, draagt hij al volop de stekelige vruchten van de late zomer waar kinderen zo gek op zijn. Het is een heldere, zonnige dag in augustus en vanop deze plaats heb ik een schitterend uitzicht over de stad en de streek rond Bergen. Kilometers ver kan ik kijken. Ik vraag me af wat deze oude kastanjeboom al niet gezien moet hebben zoals hij hier staat, roerloos en zwijgend als een stille getuige, een eenzame wachtpost op de grens tussen hemel en aarde.Ik strek mijn benen uit en maak het blik bier en het lunchpakket open dat ik daar beneden heb gekocht in een supermarktje in de Rue de Nimy. De wandeling heuvelopwaarts onder de brandende zon van augustus eist zijn tol. Ik drink van het bier dat nog fris is gebleven en begin te eten. Hoe rustig is het hier. Wat een contrast met de drukke kruispunten en de smalle verkeerseilandjes van de Rue de Nimy waar de motoren onophoudelijk brullen en je lijkt te stikken in de uitlaatgassen. Ik geniet van de rust, het bier en het broodje en ik prijs me gelukkig met deze simpele geneugten die de soldaten van het Britse expeditieleger op die andere hete en wolkenloze augustusdag in 1914 moesten ontberen. De oude kastanjeboom heeft het ongetwijfeld nog meegemaakt, hoe ze daar beneden door de straten vluchtten, op 23 augustus 1914, achterna gezeten door een Duits leger dat drie maal zo sterk was. Hoe anders was alles toen. Ik stel mij het kraken van het massieve geweervuur voor, het donderen van de kanonnen, de geschreeuwde bevelen van de officieren, het hoge gillen van de gewonden, het reutelen van de stervenden. Toen werd de lucht daar beneden niet verpest door uitlaatgassen, maar door de bittere stank van kordiet en buskruit.In deze stad die omsloten wordt door twee rivieren met toepasselijke namen als la Haine (de Haat) en la Trouille(de Angst), kwam het tijdens wat al gauw ‘de Grote Oorlog’ zou genoemd worden tot een eerste treffen tussen de Britten en de Duitsers. Links van mij liggen het Canal du Centre, de spoorweg en de bruggen die zo hopeloos verdedigd werden door de Royal Fusiliers en het Middlesex Regiment. De afvalhopen die destijds een ernstig probleem vormden voor het opstellen van de artillerie zijn nu overwoekerd door kreupelhout en struikgewas. Recht voor mij is het graan op de velden rijp geworden. Onder de schijnbaar eindeloze horizon bewegen de bomen van de bossen rechts van mij nauwelijks in het zachte briesje. De zon stuurt lange schichten van licht door de kruin van de kastanjeboom die naast mij in de aarde lijken te steken.Dit is dan de fabelachtige stad van de Old Contemptibles. Mons, dat in het Nederlands ‘Bergen’ wordt genoemd, bekleedt een speciale plaats in de annalen van het Britse leger. De twee veldslagen die om dit stukje zuidoost België werden gevoerd vormen als het ware de proloog en de epiloog van de geweldige catastrofe die de Grote Oorlog was: de tragische aftocht gedurende de eerste weken van het conflict en de triomfantelijke terugkeer bij het einde ervan. Hier was het dat de eerste en de laatste Britse soldaat het leven verloor: soldaat J. Parr omstreeks acht uur in de ochtend van 23 augustus 1914 en soldaat G. Price een paar uur voordat de wapens zwegen op 11 november 1918. Beide mannen hebben een laatste rustplaats gevonden op het kerkhof van Saint Symphorien in de buitenwijken van Bergen.Voor België – en ook voor Groot-Brittannië – begon de Grote Oorlog op 4 augustus, toen Duitse troepen de Belgische grens overstaken, met de bedoeling daarna ook Frankrijk binnen te vallen. Het British Expeditionary Force, onder het bevel van de populaire generaal John French, stond al klaar om aan Franse zijde te vechten. Groot-Brittannië had een beroepsleger; voor de verdediging van het vaderland vertrouwde men op de kracht van de marine. Al snel zou het echter duidelijk worden dat het land zijn status van grootmacht alleen kon behouden door op het Europese vasteland mee te vechten, waarna de Britten overgingen tot het op grote schaal werven van vrijwilligers.In de loop van de maand augustus vielen achtereenvolgens de forten van Luik, de hoofdstad Brussel en de fortengordel van Namen in Duitse handen. Het Belgische leger trok zich terug naar het ‘verdedigingsbolwerk Antwerpen’  dat stand hield tot begin oktober, waarna de Belgen zich definitief terugplooiden achter de IJzer. De  opmars van de Duitsers werd evenwel aanzienlijk vertraagd, zodat de Duitse invasie van Frankrijk pas eind augustus een feit was.De geallieerden -  Britten, Fransen, Belgen – voerden zware gevechten in Noord-Frankrijk, zuidelijk België, bij Dinant, Bergen en Charleroi. Daarbij vielen duizenden doden. Ze hadden de grootte van het Duitse leger zwaar onderschat. Zo stuurde Frankrijk een half miljoen soldaten met een rode pantalon – een excellentie schietschijf – in de vuurlinie om een vijand te bestrijden die niet alleen dubbel zoveel manschappen telde, maar ook nog eens een dubbel aantal kanonnen met een veel grotere reikwijdte.De bittere gevechten bij Bergen waren niet voorzien in de strategie van de Duitse legertop – het beruchte Plan Schlieffen – en evenmin in het Franse offensieve equivalent Plan XVII, dat een monument was van stupide militaire arrogantie. Het Britse expeditieleger in België speelde in Plan XVII een belangrijke rol op de Franse westflank.Op 22 augustus rukten de Britse divisies op naar Bergen, klaar om verder door België te trekken als een onderdeel van het geallieerde offensief. Ze bevonden zich precies op de weg van het eerste leger van von Kluck, die België was binnengevallen vanuit het noordoosten. Toen bleek dat de Fransen er niet in geslaagd waren de Duitsers te beletten over de Samber te trekken, begreep sir John French dat zijn expeditieleger in groot gevaar verkeerde. Niettemin stemde hij erin toe vierentwintig uur stand te houden in Bergen om de Franse linkerflank te dekken.Bergen wordt nog steeds gedomineerd door twee kerken - Sint Waltrudis en Sint Elizabeth – en de stad dankt haar naam aan de hoge heuvel waarop ze werd gebouwd en vanwaar men een schitterend uitzicht heeft op het akkerland en de bossen in de omgeving. Het industriegebied van Bergen vormde in die tijd zowat het centrum van de Belgische mijnbouw. De Britse troepen namen stellingen in langs het kanaal van Bergen naar Condé, over een lengte van zowat dertig kilometer ten oosten en ten westen van Bergen, op een smalle strook van steenkoolmijnen, een vijftal kilometer breed. In de onmiddellijke nabijheid van het kanaal, aan de beide oevers, bevonden zich moerassen en een netwerk van grachten, bezet met wilgen. Ten zuiden van het kanaal en zijn moerassen lagen, wanordelijk verspreid tussen kolossale hopen steenkool en verlaten mijnschachten een aantal kleine mijnwerkersdorpjes met kasseistraten. Het dorpje Nimy, met zijn drie bruggen over én zijn spoorwegbrug over het kanaal, moest een sleutelrol spelen in de verdediging van Bergen. De streek was daar heuvelachtig en er bevond zich ook een klein bos, het Bois la Haut. Bovendien konden het struikgewas en het kreupelhout op de oevers van het kanaal, bij de bruggen, de Britten ook de nodige beschutting bieden tegen de oprukkende Duitsers.Het Britse expeditieleger van sir John French – op de linkerflank bijna vijftien kilometer gescheiden van de dichtstbijzijnde Franse eenheid - telde op dat moment 70.000 manschappen. Geen van hen wist dat niet minder dan 240.000 soldaten van het Eerste Duitse leger van generaal Alexander von Kluck recht op hen af kwamen – niet voor het grootste deel vanuit het noordoosten vanwaar ze verwacht werden, maar vanuit het noordwesten. Gelukkig voor hen was von Kluck evenmin op de hoogte van de precieze sterkte en locatie van zijn tegenstander. De Duitse generaal was zich zelfs totaal niet bewust van de aanwezigheid van Britten op zijn eigen aanvalslijn.Toen de Duitsers op de ochtend van 23 augustus in het mijngebied langs het kanaal onverwachts en frontaal in botsing kwamen met de Britten, was het alsof ze hun hand in een wespennest staken. Daarna bleek dit wespennest echter een dodelijke val te zijn voor de Britse soldaten die probeerden eruit te ontsnappen. Op iedere verhoging in het landschap zaten Britse officieren gespannen door hun verrekijkers te turen naar het noorden en naar het oosten, op zoek naar een teken van de vijand. Het waren echter de bereden troepen van de beide legers die tijdens verkenningsopdrachten als eersten slaags raakten met elkaar. Nog voor negen uur die ochtend hadden de Duitsers al hun kanonnen in stelling gebracht en maakten de Britten uitgebreid kennis met de kracht en de nauwkeurigheid van de vijandelijke artillerie. Nauwelijks een uur later bestormde de Duitse infanterie het dorpje Ubourg en werd onthaald op het musketgeweervuur van de Middlesex Highlanders en het machinegeweervuur van de Royal Irish Highlanders.Bij het dorpje Nimy en de bruggen over het kanaal kogelden de Royal Fusiliers steeds nieuwe Duitse aanvalsgolven neer. ‘De Duitsers kwamen in zwermen, als grijze wolken die over groene velden dreven,’ schreef een Brits veteraan later. Ze doken op uit de bossen, stormden naar de Britse loopgraven in middeleeuws aandoende, gesloten formaties en werden gedecimeerd door de beste schutters van Europa. De gemiddelde Britse soldaat van het expeditieleger was erop getraind vijftien gerichte schoten per minuut af te vuren en bepaalde scherpschutters dreven het tempo zelfs op tot twintig stuks. Dit verschijnsel werd ‘the mad minute’ genoemd.Maar zelfs ‘de dolle minuut’ kon niet verhinderen dat de Britten langzaam maar zeker omsingeld werden door het numeriek veel sterkere Duitse Eerste Leger van von Kluck. Eerder op de dag had generaal French het bevel gegeven de bruggen over het kanaal te ondermijnen, maar slechts een paar bruggen werden daadwerkelijk opgeblazen. De Duitsers slaagden erin de overblijvende bruggen in te nemen en de Britten werden gedwongen zich terug te trekken. Ze bleven echter vechten voor elke meter. Tegen vijf uur in de namiddag bereikten de eerste Duitsers de straten van Bergen en deden de Britse soldaten vooral hun best om het vege lijf te redden. Alleen het Bois la Haut bleef nog tot de duisternis inviel stevig in Britse handen.Bij het station van Obourg gaf een heldhaftige Britse soldaat – zijn naam is onbekend gebleven – zijn leven om de aftocht van zijn kameraden veilig te stellen. Hij bleef alleen achter te midden van de doden en de stervenden, klom op een dak en bleef schieten tot hij al zijn munitie had opgebruikt. Terwijl de Britse infanterie zich terugrok in de richting van de Grand Place van Bergen, dekking zoekend achter lantaarnpalen en schietend vanuit portalen, vielen de Duitsers de huizen langs de Rue de Nimy binnen en namen daar gijzelaars, die ze als menselijke schilden voor zich uit dreven. Ten slotte werd zelfs de burgemeester uit zijn stadhuis gehaald om het voortdurend groeiend aantal gijzelaars te vervoegen. Op de avond van 23 augustus ontving generaal French een telegram van generaal Joffre, waarin deze hem meedeelde wat hij al een tijdje aan den lijve kon ondervinden: dat ze de Duitse troepenmacht zwaar hadden onderschat. Tot overmaat van ramp waren de Duitsers nu ook de Samber overgestoken, zodat de Franse troepen op de Britse rechtervleugel zich ijlings moesten terugtrekken. Het Britse expeditieleger stond er met andere woorden geheel alleen voor en werd aan zijn lot overgelaten.Hier, en in deze omstandigheden, zou in de nacht van 23 op 24 augustus de legende van de Engelen van Bergen geboren zijn. Omstreeks middernacht zouden hemelse heerscharen zijn neergedaald te midden van de Britse troepen – sommigen beweren dat het om engelen ging, anderen dat het de geesten van Britse boogschutters betrof die gesneuveld waren in de slag bij Azincourt, in 1415 – om de Duitse opmars te stoppen. Onder hun hoge bescherming en geholpen door de duisternis, slaagde het Britse expeditieleger erin zich min of meer ordelijk terug te trekken en te ontkomen aan de algehele vernietiging.De legende van de Engelen van Bergen schijnt in het leven geroepen te zijn door een kort verhaal van Arthur Machen, getiteld The Bowmen (De Boogschutters). Het werd gepubliceerd op 29 september 1914 in een Londense krant, The Evening News. Op die datum verscheen tegelijk en voor de allereerste keer een vermelding van ‘de engelen van Bergen’ in druk, maar heel wat mensen verklaarden naderhand dat ze reeds veel eerder engelen en heiligen – al of niet uitgedost als boogschutters – hadden waargenomen.Het verhaal van Machen heeft de vorm van een artikel, een waarheidsgetrouw verslag van de aftocht van het expeditieleger. Een soldaat herinnert zich een oude aanroeping van Saint George: ‘Adsit Anglis Sanctus Georgius’ (‘Saint George, help de Engelsen!’) – en duizenden soldaten nemen zijn aanroeping over. Op een mircaleuze wijze verschijnen vervolgens de geesten van de Engelse boogschutters die de Britse troepen ter hulp snellen.Kort na de publicatie van het verhaal werd Machen al de vraag gesteld of zijn verhaal soms gebaseerd was op ‘ware feiten’. ‘Nee,’ zei hij, ‘het is een fictie.’ De volgende maanden werd The Bowmen met de regelmaat van een klok herdrukt en telkens werd hem gevraagd naar zijn bronnen. Machen herhaalde en bleef herhalen dat The Bowmen een produkt van zijn verbeelding was. Men weigerde hem te geloven. Soldaten verklaarden dat zij de engelen met hun eigen ogen hadden gezien en familieleden van soldaten getuigden dat hun mannen de lijken van Duitsers gevonden hadden, gestorven door verwondingen die alleen maar door pijlen konden veroorzaakt zijn. De legende van de engelen van Bergen deed wonderen voor het moreel van de Britten, zowel aan het front als op het thuisfront. Talloze varianten van deze sterk tot de verbeelding sprekende legende verdrongen de waarheid over wat er precies gebeurde in die late augustusdagen, in Bergen. In dit boek wil ik graag een poging ondernemen om die waarheid alsnog te achterhalen. Het is alvast niet zo dat de legende haar ontstaan uitsluitend te danken heeft aan het verhaal van Machen, zoals onder meer Machen zelf  bleef beweren. Evenmin geloof ik dat het verhaal over de wonderbaarlijke effecten van de aanroeping van Saint George de auteur ‘zomaar’ is overkomen, zoals die auteur ook altijd stelde. Arthur Machen had onmiskenbaar een zeer specifiek doel voor ogen toen hij dit verhaal schreef, en hij heeft dat doel ook bereikt. Dat de Britse  soldaten hoe dan ook nog aan de wurgende greep van het Duitse leger konden ontkomen – geplaagd door honger, dorst, slapeloosheid en de pijn van hun verwondingen – mag op zich al een mirakel heten. In de vroege ochtend van 24 augustus bedroegen de Britse verliezen ongeveer vierduizend manschappen; de Duitsers hadden naar schatting zeven à tienduizend man verloren. Generaal French gaf zijn eerste legerkorps het bevel een offensief in de richting van Binche te forceren om de druk op zijn tweede korps enigszins te verlichten. Bij het terugtrekken leden de Britten van het tweede legerkorps opnieuw grote verliezen, vooral in de streek van Frameries, een vijftal kilometer ten zuiden van Bergen. Ze namen posities in bij Ciply en Babai en verloren nogmaals verscheidende honderden mannen door hevig Duits machinegeweervuur. Uiteindelijk slaagden al de brigades van de derde divisie erin meer dan veertig kilometer naar het zuiden stellingen in te nemen ten westen van het stadje Le Cateau. Het was toen al 26 augustus geworden.Een andere divisie van het tweede legerkorps was al in de avond van 23 augustus voor een deel teruggevallen op het plaatsje Dour en werd voor een ander deel zo hevig bestookt door de Duitsers, dat ze slechts op het laatste nippertje van de algehele vernietiging kon gered worden door een cavaleriebrigade. Het sein tot de aftocht bereikte het Eerste Cheshire Regiment niet, dat omsingeld raakte: slechts 193 van de 1007 soldaten overleefden het gevecht. Het Tweede West Riding Regiment verloor zijn commandant, kolonel Gibbs, en zowat al zijn officieren. Het was de bedoeling van generaal French dat zijn beide terugtrekkende legerkorpsen op 26 augustus posities zouden innemen bij Le Cateau, maar tijdens de aftocht verloren de korpsen ieder contact en elke vorm van communicatie. Tussen beide korpsen in lag namelijk het vrij grote woud van Mormal. Op 26 augustus vocht het tweede legerkorps nog een achterhoedegevecht uit bij Le Cateau, waardoor de nodige tijd gewonnen werd om de restanten van het Britse expeditieleger toe te laten zich terug te trekken tot aan de rivier de Marne.De Slag om Bergen was gestreden. In dit eerste Britse gevecht op het Westeuropese vasteland sinds Waterloo had het Britse expeditieleger zich goed van zijn taak gekweten. Het had von Kluck vierentwintig uur opgehouden.De geallieerde én de Duitse soldaten hadden dagenlang meer dan dertig kilometer per dag gemarcheerd in de felle zon. Ze maakten dezelfde ontberingen mee – honger, dorst, blaren en bovenal vermoeidheid, angst, extreme spanning. Ze hadden bovendien dagenlang gevochten op leven en dood, zagen hun makkers vallen als vliegen, raakten zelf min of meer ernstig verwond, sneuvelden.Het is in die context dat we de opmerking van kapitein Arthur Osbon van de  Dragoon Guards, een cavalerie-eenheid, moeten interpreteren. Terwijl hij Duitse cavaleristen probeerde te onderscheppen die uit de richting van Valenciennes kwamen, herinnerde de dreigende lucht hem aan ‘Miltons beschrijving van legioenen van duistere engelen die door Sint Michael naar de vlakten van de Hel werden gedreven’.Het is ook in die context dat we het verhaal van ‘de Engelen van Bergen’ moeten interpreteren.







 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 07, 2014 23:26

March 29, 2014

Non-Scoop van VRT maakt het Mysterie van de Rechtvaardige Rechters nog groter

Het VRT-Journaal opende gisteravond met een "scoop" van jewelste, waaraan zomaar eventjes 12 minuten besteed werden: de Rechtvaardige Rechters zijn terug, jippie-ja-hé jippie-ja-ho! De historicus en NVA-politicus Paul De Ridder had namelijk gemeld dat het paneel bewaard wordt door 'een vooraanstaande Gentse familie'. Alleen ontkent het parket formeel dat men een stap dichter is gekomen bij het terugvinden van het in 1934 gestolen kunstwerk, laat staan bij een oplossing van "het Mysterie van het Lam Gods". Dit wordt er overigens met deze nieuwe, onmogelijk rationeel te bevatten ontwikkeling, alleen maar groter op. Tenzij men daar bij de VRT op 28 maart per ongeluk de aprilvis van 2014 heeft uitgezonden, natuurlijk. Hoe dan ook, dat hier een nieuw hoofdstuk werd geschreven in deze schaapachtige Goddelijke Komedie is nu wel een feit. 




  
Paul De Ridder, historicus van de Koninklijke Bibliotheek en Brussels parlementslid, bevestigde aan de VRT-nieuwsredactie dat de Rechtvaardige Rechters anderhalf jaar geleden in het bezit is gekomen van deze familie, als gevolg van een erfenis. De hoeders van de Rechtvaardige Rechters durfden er blijkbaar, evenmin als deze erfgenamen, niet mee naar buiten te komen uit vrees voor een schandaal. Zelf had De Ridder zijn informatie van de vorige jaar overleden Robert Senelle, bekend grondwetsexpert met een eigenzinnige kijk op het koningshuis. Van hem is de uitspraak bekend dat hij overal een overtuigd republikein is, behalve in België, dat "niet kan leven zonder monarchie". Senelle droomde ervan de zaak op te lossen en zou met zijn eigen ogen geconstateerd hebben dat het paneel nog in goede staat verkeerde. Hij vertrouwde De Ridder twaalf jaar geleden al de naam van de familie toe; beiden hoopten de zaak in der minne te kunnen regelen, zonder daarbij de anonimiteit van de "helers" prijs te geven, die overigens niets te maken zouden hebben met de eigenlijke diefstal. Omdat er maar geen schot in de zaak komt, zou De Ridder nu met zijn onthulling enige druk willen zetten op de familie.

Het Gentse parket bevestigde ondertussen dat in het najaar van 2013 een gerechtelijk onderzoek werd geopend, waarbij men verscheidene mensen verhoorde. Maar niemand werd in verdenking gesteld en er zijn ook geen concrete aanwijzingen voor de "whereabouts" van de Rechtvaardige Rechters gedurende de afgelopen 80 jaar. In Terzake deed de Gentse bisschop Van Looy ondertussen ook een merkwaardige oproep "aan wie kan helpen" om "zijn verantwoordelijkheid op te nemen" en de "integraliteit van het schilderij te herstellen". Hij doet dit niet vanuit een artistieke, kunsthistorische of zelfs financiële motivatie, maar in een puur religieuze en ronduit mystieke context, om de "liturgische functie" van het Lam Gods te herstellen. Met andere woorden, op de vooravond van de tachtigste verjaardag van de diefstal (de nacht van 10 op 11 april) en van Pasen (20 april), waarop de Verrijzenis van Christus wordt herdacht, richt hij zich zeer specifiek tot personen van wie hij aanneemt dat ze gevoelig zijn voor een vrij katholiek-fundamentalistische boodschap.

Op de website van DeRedactie.be  stelt Kristien Bonneure de vraag waarom het paneel destijds werd gestolen:

In het verleden circuleerden al geruchten over Gentse christendemocratische families, zoals Van Cauwelaert en De Schryver, die met de diefstal te maken zouden hebben. Maar dat is nooit hard gemaakt.Eén theorie over de diefstal gaat terug tot de economische crisis van de jaren dertig. Toen ging in ons land een aantal banken over de kop. Ook de Bank-Unie, een bankengroep waar veel katholieke families hun kapitaal in hadden gestoken, zat in zware moeilijkheden. Om het bisdom Gent te dwingen mee te betalen voor de redding van de bank, zou een familie de opdracht hebben gegeven om twee delen van "Het Lam Gods" te stelen. Afpersing dus.Na de teruggave van Johannes de Doper was de onderhandeling over losgeld mislukt. Het schilderij "De rechtvaardige rechters" zou daarna als pand in bewaring zijn genomen door een andere Gentse familie, die vermoedelijk ook geld had voorgeschoten. Enkele erfgenamen zouden nog op de hoogte zijn, maar de lippen stijf op elkaar houden, uit vrees voor een schandaal.


DUA-brief voor de bisschop   


Keren we terug naar deze piste, dan gaat het echt wel om oude wijn in oude zakken. In september 2012 berichtte Marc Reynebeau in De Standaard over gebeurtenissen die zich in 2011 en in het voorjaar van 2012 hadden voorgedaan:Een hoogbejaarde tussenpersoon klopte vorig jaar aan bij het bisdom Gent. Hij stelde te zijn uitgestuurd door een familie die het verdwenen paneel in een nalatenschap had aangetroffen. De familie wilde daar op een zo discreet mogelijke manier van af raken en het anoniem retourneren. 'Hou u klaar,’ was de boodschap. En het zou vooral snel gaan: binnen de maand keerde het paneel terug.Maar er gebeurde niets. Tot een wat minder bejaarde boodschapper zich aandiende met het verhaal dat de familie verdeeld was geraakt: het ene part wilde het paneel nog steeds teruggeven, het andere deel "vreesde dat de politie de bergplaats toch nog zou kunnen traceren, waardoor de familie alsnog in opspraak zou komen - en dat moest worden vermeden". Beide boodschappers lieten de naam van August De Schryver vallen, die al veel eerder was genoemd in deze zaak. De erfgenamen van wijlen minister De Schryver 'reageren half verbaasd, half geamuseerd (...) en ook wel wat geërgerd. Want ze hebben wel vaker gehoord dat het gestolen paneel in hun familie is verzeild. Intussen blijft de bisschop nog steeds wachten op een telefoontje." 



In het VRT-journaal hoedde Siel Van Der Donckt er zich wel voor kritische kanttekeningen te plaatsen bij een dossier dat ze toch al een tijdje volgt, in Terzake hield Annelies Beck zich al evenzeer op de vlakte. Zo is het volstrekt onbegrijpelijk dat de zeer gerespecteerde familie, ongetwijfeld van (fundamentalistisch?-)katholieke signatuur, op een tot dusver compleet onopgehelderde wijze in het bezit gekomen van het paneel, er in die tachtig jaar niet toe gebracht kon worden de Rechtvaardige Rechters anoniem terug te geven. Een restitutie waarbij geen namen hoefden te vallen, zodat er ook geen schandalen hoefden los te breken, was al meteen na de biecht van Arsène Goedertier aan vriend en partijgenoot Georges De Vos aan de orde geweest. In 2012 heeft dezelfde bisschop Van Looy, die nu nog een oproep met mystieke motivatie lanceert, al heel duidelijk gesteld dat er een eenvoudige en waterdichte procedure kon worden afgesproken, en hij heeft er zelfs een concreet voorstel in die zin aan toegevoegd. Ik kan mij bijgevolg niet van de indruk ontdoen dat hier een drogreden wordt gehanteerd, en dat men vooral de ware motieven en opdrachtgevers van de roof, en de daarmee samenhangende Tachtigjarige Heling, buiten beeld probeert te houden.In dat verband lijkt de timing van een en ander mij ook niet onbelangrijk. Nu bijna een jaar geleden werd ik gecontacteerd door Chris Noppe, met de vraag of ik redactionele ondersteuning kon bieden aan een nieuw boek over onder meer het mysterie van de Rechtvaardige Rechters, waaraan hij nu al enkele jaren werkte. Hij borduurde daarbij verder op zijn in 2001 in boekvorm verschenen onderzoek Het geheim van de Rechtvaardige Rechters: een koningsgeschenk (Houtekiet), waarbij de graftombe van Albert I werd aangewezen als de bergplaats. De nieuwe ontdekkingen die Noppe sindsdien heeft gedaan, sluiten op een wel zeer merkwaardige manier aan bij het grote schandaal dat een bijzonder gerespecteerde, katholiek-fundamentalistische familie doet terugschrikken voor restitutie. Of beter: ze plaatsen dat op het eerste gezicht ongeloofwaardige verhaal in een plotseling geloofwaardige context.

Op 17 maart heb ik het Voorwoord van het boek De Openbaring van Arsène Goedertier gepubliceerd op de gelijknamige website. Het boek verschijnt in het najaar, er wordt nog volop aan gewerkt. Op 28 maart brengt het VRT-Journaal een non-scoop van jewelste, met medewerking van Paul De Ridder en bisschop Van Looy, en laat uitschijnen dat het mysterie nu zo goed als opgelost is - wat door het parket prompt wordt ontkend.  Wie het onderzoek van Noppe enigszins gevolgd heeft, kan zich anderzijds wel  een idee vormen welke richting het uitgaat...

Maar waarom zou een lid van de koninklijke familie bijvoorbeeld het paneel dan niet even goed al tachtig jaar lang anoniem teruggegeven kunnen hebben?

Tsja... Misschien omdat zulks alleen mogelijk zou zijn door een nog groter schandaal aan het licht te brengen?
1 like ·   •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on March 29, 2014 06:06

March 17, 2014

Het Land van Naami - Encaustics van Fernand Bernauw met poëzie van Patrick Bernauw

Encaustic betekent letterlijk "inbranden". De techniek werd al voor het begin van onze jaartelling gebruikt. Ook nu wordt hiervoor nog steeds  gekleurde bijenwas gehanteerd. De warmtebron die toelaat de was aan te brengen, is een eenvoudig strijkijzertje en/of een verwarmingsplaat. Door versmelting van de kleuren op speciaal fotopapier komen beelden tot stand.
Fernand Bernauw maakte 5 originele encaustic schilderijtjes (ingekaderd, 210 x 1448 mm - A5)... en Patrick Bernauw schreef er gedichten bij "In het Land van Naami" . Van dezelfde poëtische encaustic schilderijen werden ook 5 postkaarten gemaakt (14,7 x 10,5 cm). En een hele reeks sleutelhangers met origineel encausticwerk en poëzie van Mi (Magali De Vlaeminck).
Deze werken in de serie Het Land van Naami  kunnen besteld worden via info@inter-actief.be, maar zijn ook te bezichtigen (en te verkrijgen) tot eind mei In de Maeltydt te Aalst, waar ze deel uitmaken van de tentoonstelling Een Literaire Maeltydt.
Zie ook: www.naami.be - www.dichterinmijnzetel.org
Originele encaustic schilderijen met gedicht: 60€5 Encaustic poëziepostkaarten: 8€Poëtische Encaustic sleutelhangers: 8€ en 5€ 


En dan breekt de dag aan dat zij mijn huis leeg vinden en zich afvragen of mijeen groot geluk is overkomen: misschien werd ik ontvoerd
uit deze woning van licht en donker,waar ik weende en lachte en luisterdenaar onbekende legenden en  de aloude drift ontwaakte,
zodat ik onder het spiedend Oog van Goddat alles ziet – ‘Hier vloekt menniet!’ – droomde van het Land van Naami.



Dat wij in het Land van Naamide geesten eren van voorouders dieniemand meer gelooft,
onwezenlijk als een wonder aan het daglicht getredenen vervaarlijk donker bij nacht,
zonder mensen, zonder huizenen met de muziek van een eenzamebamboefluit als enig geluid.



En als in het Land van Naamide weiden wit zijn en fluwelig zachtde nacht en wij als nevelin stilte gehuld en vervuld van
de afwezigheid van al dat geest en hart bezwaren kan gevangen  in geluk dat niet te bevatten iséén zijn met een boom,
met water, licht en duisternis en er geen grens meer istussen lichaam en ziel en wij de eeuwigheid zien –




Want in het Land van Naamilach, zing, bewonder jeeen bloem, dicht je, ben jedichter, muziek, heb je
zo een grote liefde dat je ookde bomen bemint, vind je haarmooi, nog mooierdan, kun je haar zien
als symfonieën van lichten lucht die je kust terwijl jehet spel speelt, naakt als een maan aan het firmament
van een vreemd land dat je al op voorhandliefhad, waarin je al had gewoond,waarvan je languit liggend in het grasde hemel al bestormde.



En van het Land van Naamiis dit haar verste herinnering: hoe oudze is, die eerste keer,weet ze niet meer,
maar het is tussen lichten donker en ze ziet mij nog stilen eenzaam staan in de mistdie uit de aarde omhoog kruipt
en ik lijk zo verlatenin het lage land en ze vraagt hoe lang ik nog moet gaan en ik steek een lichtje aan.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on March 17, 2014 12:07

March 8, 2014

Voorstelling nieuw boek Het Geslacht van de Engel, in een Literaire Maeltydt, Aalst 15 maart


Het boek Het Geslacht van de Engel wordt een eerste keer voorgesteld op zaterdag 15 maart om 17 uur, in het kader van het evenement Een Literaire Maeltydt in Aalst, georganiseerd door vzw de Scriptomanen. Graag een berichtje als u er bij wil zijn. Dat kan via info@inter-actief.be of op de Facebook-pagina Een Literaire Maeltydt Het boek kost 18,95 euro, maar wie vooraf intekent, kan het op zaterdag 15 maart ophalen aan 18 euro, gesigneerd door de auteur, samen met een uniek 'black-out poetry object' (= een stiftgedicht in een cassette of cd-houder) of een dito poster (A4).




Nawoord  Het Geslacht van de Engel


Deze roman is het verslag van een speurtocht die mij al sinds mijn zestiende in de ban heeft gehouden. Op die leeftijd las ik De zwanen van Stonehenge van Hubert Lampo, een boek over ‘magisch-realisme en fantastische literatuur’, waarin Lampo een heel hoofdstuk wijdt aan Arthur Machen en het in dat kader ook over ‘de engelen van Mons’ heeft: ‘Ziedaar een waar gebeurd fantastisch verhaal,’ dacht ik, ‘dat je zelf niet beter had kunnen verzinnen!’Machen schaarde zich met zijn exploot in een respectabele rij literaire illusionisten. Edgar Allan Poe bedacht een verhaal over de oversteek van de Atlantische Oceaan per vliegmachine en goot het – ja, ook hij! – in de vorm van een nieuwsbericht. En men zei het voort, en men kwam het zien. Dezelfde techniek werd een eeuw later trouwens met evenveel succes toegepast door Orson Welles in zijn radiodrama, gebaseerd op de sciencefiction roman van H.G. Wells, over de moordende Martianen die op aarde geland waren… en veroorzaakte daarmee aardig wat paniek. Howard Phillips Lovecraft refereerde in zowat al zijn verhalen aan de godslasterlijke Necronomicon – een verboden toverboek dat alle andere middeleeuwse grimoires ver achter zich liet – zodat tal van lezers in bibliotheken, boekhandels en antiquariaten op zoek gingen naar het demonisch meesterwerk. En Arthur Conan Doyle speelde niet alleen een vooraanstaande rol in de geschiedenis van de elfjes van Cottingley, maar was ook een van de verdachten van de frauduleuze schedel van Piltdown, waardoor – voilà! – de missing link tussen mens en aap zou zijn gevonden (en hij was betrokken bij een dubieuze spiritistische toestand op Barbados, waar doodskisten voortdurend van plaats verwisselden).Het is inderdaad een geliefd geintje van voornamelijk schrijvers in het fantastische genre, om met een zo wild mogelijke fictie keiharde feiten te creëren. Ze maken hun leugens waar en transformeren hun fictie tot feiten, op een manier die vaak zelfs hun stoutste dromen overtreft. Het vreemde daarbij is, dat hun fictie niet ontspoort en ongeloofwaardig wordt bevonden, als ze aan de werkelijkheid wordt getoetst. Vaak gebeurt het net andersom, en zijn het de feiten die ontsporen. Maar misschien scoren precies deze schrijvers van het fantastische dergelijke ongelooflijke effecten, omdat hun sterke verhalen vooral op een onbewust, archetypisch niveau werkzaam zijn. Zij begeven zich immers in het slecht gemarkeerde grensgebied van waarheid en bedrog, waarin het steeds moeilijker wordt droom van realiteit te scheiden.Jarenlang heb ik het verhaal van de Engelen van Mons met mij meegezeuld. Vroeg of laat zou ik er een boek over schrijven, dat stond vast. Maar ik slaagde er niet in de hand te leggen op het soort informatie dat het schrijven van dat boek mogelijk moest maken. Ik vond en verslond enkele korte romans en verhalen van Arthur Machen, waaronder The Great God Pan en The Terror, een stuk of wat biografische notities, enkele korte vermeldingen van het mysterie van Mons in naslagwerken over het panormale – en dat was het. Tot een vriend van me in de lente van 2000 terugkeerde van een trip naar Londen met een boek, samengesteld uit het knipselarchief van een Britse zonderling: Man Bites Man. De zonderling, George Ives, was blijkbaar ook gefascineerd door de Engelen van Mons, want in zijn archief bevonden zich een paar artikels over de raadselachtige Friedrich Herzenwirth. De kolonel sprak danig tot mijn verbeelding en de drang om iets te gaan doen met de Engelen werd nu wel heel groot. Toevallig – of net niet – stuitte ik in dezelfde periode ook op een paar boeken die Richard Heijster publiceerde over de Eerste Wereldoorlog. Een ervan, Mysterie 14/18, bevatte nogal wat informatie over de Engelen, maar ook over aanverwante fenomenen als de Witte Cavalerie en de Witte Kameraad. Toen liet ik de onvolprezen zoekmachine Google los op de termen ‘Angel’ en ‘Mons’ en zie: op het wereldwijde web viel zowaar een schat aan informatie te rapen met betrekking tot Arthur Machen en de Engelen. Een paar sites combineerden de zoektermen zelfs tot ‘Mons Angelorum’.In de winter van 2000-2001 knutselde ik een eigen theorie in elkaar, vooral gebaseerd op gegevens die ik op het internet had aangetroffen. Kevin McClure publiceerde een bijzonder interessante chronologie en analyse van het mysterie van Mons (Visions of Bowmen and Angels; Angels to the Rescue verscheen in Fortean Times, nr. 68); Alan Coulson en Michael Hanlon gingen in The Case of the Elusive Angel of Mons de mythe te lijf zoals Sherlock Holmes dat zou hebben gedaan. The Friends of Arthur Machen hadden en hebben een site die mij bijzonder goed van pas is gekomen, en ik las en herlas ook een artikel van ene ‘Nessie’, waarin het hele fenomeen werd herleid tot een uit de hand gelopen experiment met magie (de Gouden Dageraad!) en psychologische oorlogsvoering, geconcipieerd door de Britse geheime dienst. Uiteindelijk schreef ik een essay van meer dan tweehonderd bladzijden, waarin ik mijn theorie omstandig uit de doeken deed, maar die geen mens zou willen lezen, laat staan geloven. Want, zoals Arthur Machen al schreef: ‘Je kunt niet geloven wat je niet kunt zien.’ – En ik zag door de bomen het bos niet meer.Kwam daarbij, als het écht goed moest zijn, zou ik mijn theorie ook moeten laten zienaan de lezer… en zo het ongeloof opschorten, zoals Edgar Allan Poe, Howard Phillips Lovecraft, Orson Welles, Arthur Conan Doyle en natuurlijk ook Machen zelf het mij hadden voorgedaan. En daarvoor is een roman nu eenmaal beter geschikt dan een essay. Dus bracht ik in het voorjaar van 2001 een paar dagen door in Mons, om de sfeer op te snuiven, en kwam ik prompt ook in de ban van dit kleine charmante stadje. Ik bezocht het soldatenkerkhof van Saint-Symphorien en ging op een bank zitten onder een oude kastanjeboom, in de schaduw van het belfort. Daar kwam ik op het idee om mijn roman op te hangen aan het verslag van mijn eigen queeste naar het wezen van de Engel, maar tegelijk het verhaal van Machens leven en werk te brengen, verteld vanuit vanuit het perspectief van zijn zoon Hilary. Dat boek, De Engel van Mons, verscheen in 2002 als eerste uitgave van de nieuwe uitgeverij Afijn – een uitgeverij voor jeugdliteratuur, maar voor deze ‘roman voor adolescenten’ maakte dat naar mijn gevoel niet veel uit.Uiteindelijk liet ik in mijn roman een magisch-realistische vaagheid bestaan rond de vraag wat daar nu precies aan de hand was geweest in Mons, en waarom Arthur Machen als kampioen van het bovennatuurlijke zo hardnekkig bleef ontkennen dat het mysterie van Mons ook een mystiek kantje had. Het Woord was vlees geworden, oké. En het was geen kwestie van ‘of/of’, maar van ‘en/en’ – zo ongeveer wat ik Eustache Cerbère laat zeggen over het fenomeen, net voor hij het hoofdstuk Project Blue Beam aansnijdt. Met de groei van het internet en de verhalen die daarop terug te vinden zijn, en omdat ik dankzij het web ook over hoe langer hoe meer boeken van Arthur Machen beschikte, vond ik mijn eigen, wat wazige ‘en/en’ verklaring evenwel steeds ontoereikender worden. De boeken van David Clarke (The Angel of Mons, Phantom Soldiers and Ghostly Guardians) en James Hayward (Myths & Legends of the First World War) verschaften nieuwe verhelderende inzichten, vooral met betrekking tot thema’s als black propaganda, Psy Ops en – hoewel de naam niet valt in hun werk – Project Blue Beam. Uiteindelijk kon ik niet anders dan een poging doen om De Engel van Mons 2.0 te schrijven.Christopher Knowles maakt op zijn blog The Secret Sun (http://secretsun.blogspot.be/2010/11/project-blue-beam-exposed.html) brandhout van het hele Blue Beam concept van Serge Monast. Net voordat Monast het conspiracy circuit van nieuwe, verbijsterende munitie voorzag, publiceerde de man achter Star Trek, Gene Roddenberry, een boek met een thema waar de hard core fans al ten zeerste mee vertrouwd waren, omdat het in de jaren zeventig al verwerkt werd in een synopsis voor een Star Trek speelfilm: ‘Zijn voorstel vertelde het verhaal van een vliegende schotel, die boven de aarde hing, en geprogrammeerd was om mensen naar beneden te sturen die op profeten leken, onder wie ook Jezus Christus.’ En hoe zullen de aardlingen de beelden van deze goden ontvangen? Wel, op telepathische wijze natuurlijk. Het kost Christopher Knowles niet de minste moeite te bewijzen dat Monast de krachtlijnen van zijn Blue Beam verhaal aan een script voor een sciencefiction film heeft ontleend. Of hoe een fictie opnieuw aanleiding geeft tot feiten… Anderzijds kan er geen twijfel aan bestaan dat er een dikke klare lijn loopt tussen het concept van de Engelen van Mons tijdens de Grote Oorlog, de Sky Projector waarmee Harry Grindell-Matthews vooral in de jaren twintig in de weer is geweest, de verklaringen van kolonel Herzenwirth uit 1930, het A-Force Team van illusionist Jasper Maskelyne dat ingeschakeld werd in de Tweede Wereldoorlog, en de maar al te reële experimenten die daarna werden uitgevoerd door de Amerikaanse en Canadese geheime diensten, maar vooral door de CIA. Te midden van al de hysterische en soms ronduit nonsensicale fictie van Monast duikt hier en daar ook een onomstootbaar feit op. In de jaren zeventig vonden er nu eenmaal hoorzittingen plaats rond MK-Ultra; zie in dat verband: http://en.wikipedia.org/wiki/Project_MKUltra.
Het kan niet ontkend worden dat Artur Machen met zijn verhaal over de spookachtige boogschutters van Mons aan de basis heeft gelegen van een serie gelijkaardige Psy Ops Projecten, die een periode van honderd jaar overspant. Vanuit dit perspectief bekeken, zouden we zelfs kunnen stellen dat – uiteindelijk – Monast de mosterd bij Machen heeft gehaald. Het aanwenden van Psy Ops technieken na de Grote Oorlog, of het experimenteren met toepassingen van wat Machen inmiddels als de Ware Zonde beschouwde, kan dan zeer goed verantwoordelijk zijn geweest voor zijn ontkenning dat er in augustus 1914, in Mons, zo tussen hemel en aarde, zo ongeveer gaande was wat hij in zijn stoutere dromen al eens pleegde te dromen.


 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on March 08, 2014 08:52