Zondagskind Quotes

Rate this book
Clear rating
Zondagskind Zondagskind by Judith Visser
5,117 ratings, 4.35 average rating, 570 reviews
Zondagskind Quotes Showing 1-5 of 5
“Als je beseft dat iets niet het juiste pad voor je is, dan is het tijdverspilling om er toch domweg op te blijven lopen.”
Judith Visser, Zondagskind
“Steeds weer keek ik vanuit het klaslokaal naar buiten, naar de vrijheid van de vogels in de boom op het schoolplein. Als kind moest je van kooitje naar kooitje, gekortwiekt door regels en leerplicht en ‘zo hoort het nu eenmaal’.

Ooit zou ik daarboven uitstijgen, nam ik me voor.

Ooit zou ik vliegen.”
Judith Visser, Zondagskind
“Iedereen had er een mening over, alleen maar omdat deze man besloten had zijn aardse bestaan in te ruilen voor het hiernamaals. Uiteindelijk gingen we allemaal dood, maar zelf beslissen wanneer dat moest gebeuren was blijkbaar laf. Vanaf onze geboorte werden we opgezadeld met de plicht net zo lang te blijven leven tot het lot of God of een andere hogere macht besloot dat het welletjes was geweest. Alsof we zelf helemaal niets in te beneden hadden, terwijl God elk mens een vrije wil had gegeven. Waarom mocht je dan niet zelf beslissen wat je met die vrije wil deed? Waarom mocht iemand niet zelf zijn eigen god zijn?”
Judith Visser, Zondagskind
“Wat had het dan voor zin om bij een groepje te gaan staan en mee te doen? Wat was het nut van doen alsof je geïnteresseerd was? Als je deed alsof je belangstelling had in iets terwijl dat niet zo was, dan hield je de ander alleen maar voor de gek. Dan liet je je hersenen een marathon rennen, en voor wat? Niemand schoot er wat mee op. Dan kon je beter gewoon je mond houden en in je eigen wereld blijven. Ik gunde iedereen zijn of haar gelijkgestemden, zolang ze maar niet verwachtten dat ik daar ook bij hoorde.

Dat was helemaal niet selectief.

Dat was trouw zijn aan wie je werkelijk was.”
Judith Visser, Zondagskind
“Er was iets in Colettes hoofd gebeurd waardoor zij jongens ineens ontzettend interessant vond. Ik begreep er niets van. Jongens schreeuwden en trapten overal tegenaan, en toch keek Colette tegenwoordig naar Ramon alsof hij de voorkant van een boek was en ze niet kon wachten erin te gaan lezen.
p.108”
Judith Visser, Zondagskind