21.10.2023
Of ik ook op losse wijze iets zinnigs zou kunnen zeggen over Nachoem M. Wijnbergs nieuwe bundel Hoe het werkt, die geen lichte kost is. Alsof je door modder baggert, maar met plezier. Snellezen is er niet bij, daar zijn de zinsconstructies te vaak te ingewikkeld voor:
‘Wat komt in poëzie het meest dichtbij / aan achtergrond en voorgrond tegelijk, / om boven of onder waar die zijn / op te bollen en te golven / als uitgehangen in de wind of waar iemand tegenaan ademt / om te laten zien dat hij nog hier is?’
En als je denkt de syntaxis te pakken te hebben, wat staat er dan? Het klinkt poëtisch, als poëzie, maar is het dat ook? Dan moet ik bij mezelf te rade gaan. Als woorden een gewaarwording van werkelijkheid teweegbrengen, van iets zoals het werkelijk, in wezen, is, noem ik dat poëzie. Zoals dit:
‘Wat komt in poëzie het meest dichtbij […] om […] op te bollen en te golven / als uitgehangen in de wind of waar iemand tegenaan ademt / om te laten zien dat hij nog hier is?’
Je voelt het leven in deze regels. En omdat Wijnberg weet wat poëzie is kan hij ons in Hoe het werkt uitleggen hoe poëzie werkt, zijn poëzie en mits we het snappen. Hij gunt ons een kijkje in zijn keuken, hoe hij te werk gaat, zijn gedichten tot stand laat komen. Moeilijke maar o zo interessante lectuur.
‘Liever dan het te hebben over wat ik zie / wil ik het over de lucht hebben / die daarvoor plaats vrijmaakt of stil toegeeft als een deel van diens plaats / ingenomen is.’
Hier lijkt Wijnberg aan te geven dat hij het niet zozeer zoekt in wat hij ziet, dingen, maar in wat die dingen omgeeft, ze beweegt allicht. Wat in elk geval voor deze bundel geldt, waarin de focus eerder op concepten en abstracties is gelegd dan op objecten, wat een omkering is van William Carlos Willams’ legendarische uitgangspunt: no things but in ideas. Wijnberg pluist uit wat vormgeven inhoudt, definieert raakvlakken tussen poëzie en andere kunsten, keert begrippen als ‘vertalen’ en ‘veranderen’ binnenstebuiten, licht technieken door, vraagt zich af wat muziek voor zijn poëzie betekent, tast het voordragen van gedichten af, visiteert wedijver, enzovoort en zo verder.
‘Weet ik dan iets wat niet een beetje / een abstractie is, zoals wanneer het steeds minder lukt / bij elkaar te houden wat ik nog over iemand weet als die er niet meer is / en ik afbeeldingen wil maken, als om aan de muren te hangen / van waar die nu is of die afbeeldingen zíjn de muren die er zijn / en alles is ten minste een klein beetje een afbeelding van iets anders / en in poëzie kan dat (ook) door meer dichtbij te komen / aan het tegenovergestelde van abstractie, door zoveel tegelijk te zeggen / dat het steeds minder lukt te zeggen / waarover het gaat (maar dat doet het nog steeds).
Een bundel om in te verzuipen, zó veel wordt er afgestaan, wat een weelde. Wie weet binnen te dringen tot deze poëzie wordt beloond met enig begrip van hoe het kan werken. Uit het slotgedicht:
‘Ik kan zeggen dat wat werkt / de optelsom van alle mogelijke wegen daarheen is, / waaruit genoeg wegen af te leiden zijn / om een gedicht op te delen en uit elkaar te halen / en weer in elkaar te zetten, / als om meer zeker te zijn dat het straks nog werkt, / maar ik wil enkel meer kunnen zeggen / over hoe het werkt.’
