Brenda Froyen's Blog, page 3

April 10, 2020

Lena

Lena









































Na Ish Ait Hamou (‘Als je iemand verliest die je niet kan verliezen’) en Christophe Vekeman (‘Gezellig is anders’) schrijft Brenda Froyen de nieuwe novelle voor de Te Gek!?-campagne. ‘Lena’ is haar fictiedebuut. In haar twee vorige non-fictie boeken, ‘Kortsluiting in mijn hoofd’ en ‘Uitgedokterd’, schreef Brenda Froyen over haar eigen ervaringen als patiënte in de geestelijke gezondheidszorg. In ‘Lena’ kruipt ze in de huid van de hulpverlener. Een verkenning van de andere kant, de andere wereld. Al betekent dat niet dat daarmee alle vragen zijn beantwoord…

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 10, 2020 07:30

Uitgedokterd

Uitgedokterd









































Na de geboorte van haar derde zoontje kreeg Brenda Froyen een kraambedpsychose. Er volgden drie opnames, waarvan twee gedwongen, met isoleercellen, fixatie, dwangmedicatie. Na die traumatiserende ervaringen wilde ze aanvankelijk niets meer met de psychiatrie te maken hebben. Maar er bleek nog zoveel viel uit te dokteren in de geestelijke gezondheidszorg. Daarom schreef Brenda Froyen dit boek. Ze praat met lotgenoten, ervarings- deskundigen en hulpverleners.

Thema’s als ‘stigma’, ‘medicatie’, ‘dwang’ en ‘de vermaatschappelijking van de zorg’ komen aan bod. Brenda ontwerpt ook haar eigen ‘froyaanse’ plan voor een humanere psychiatrie en legt dat voor aan vooraanstaande psychiaters en psychologen als Dirk De Wachter, Paul Verhaeghe, Jim van Os en vele anderen. Het resultaat is een praktisch en veelstemmig boek over de psychiatrie van morgen. Een boek dat toont hoe we van dwang naar veerkracht kunnen gaan.

‘Dit briljante boek laat de weg zien: het is de gebruiker die de geestelijke gezondheidszorg opnieuw uitvindt.’ Jim van Os

‘Brenda schrijft scherpzinnig en met humor, kritisch en constructief, creatief en gedreven. Uitgedokterd is verplichte lectuur voor iedereen die van dichtbij of van ver met de geestelijke gezondheidszorg te maken heeft.’ Dirk De Wachter

Uitgegeven bij Manteau in 2016.
Te verkrijgen bij de boekhandel, of bij de gekende online bookshops zoals hier of hier

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 10, 2020 04:34

Kortsluiting in mijn hoofd

Kortsluiting in mijn hoofd









































Brenda is pas bevallen van haar derde zoontje als ze een postpartumpsychose krijgt. Deze aandoening treft één op duizend vrouwen. Ze heeft hallucinaties waarbij de grens tussen realiteit en waan vervaagt. Haar psychose haalt haar hele leven en dat van haar omgeving overhoop. Kortsluiting in mijn hoofd is het relaas van Brenda’s zoektocht naar hulp.

Fragmenten uit verplegingsrapporten en het dagboek van haar man en zus geven een totaalbeeld van hoe de psychose verloopt. Het boek is een aanklacht tegen de vaak willekeurige, dwingende en soms vernederende behandeling van psychiatrische patiënten.

Overmedicalisering, gedwongen opname en het gebruik van isoleercellen zijn schering en inslag. Maar het is ook een verhaal van hoop. Hoop op herstel en op het doorbreken van het taboe dat rust op psychologische ziekten. Brenda Froyen wil een maatschappelijk debat over de behandeling van psychiatrische patiënten op gang brengen. Aangrijpend en verhelderend beeld van wat er in iemand omgaat tijdens een psychose. Het is een pleidooi voor meer menselijkheid in de omgang met de patiënt.

Uitgegeven bij Manteau in 2014.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on April 10, 2020 03:08

December 24, 2019

‘Psychoot’ schrijft column

‘Man steekt in psychose echtgenote neer.’ Wie over psychose
leest in de krant, leest meestal zulke berichten. Daardoor worden mensen met
een psychose vaak als gevaarlijk beschouwd.





Als je naar mijn foto kijkt, zie je een vriendelijk ogende vrouw. Dat ben ik ook. Ik ben getrouwd, heb drie fantastische zonen, ik ben lector Nederlands aan de lerarenopleiding en auteur. Lopen en lezen zijn mijn hobby’s. Dat klinkt allemaal erg ‘doorsnee’.





‘Vrouw gaat lezer te lijf met bijl’





Als ik je vertel dat ik 7 jaar geleden een psychose had, dan
wordt de eerste indruk die je van me had meteen bijgesteld. Plots klinken er
Hitchcockachtige snerpende violen en flitsen er beelden door je hoofd van
douchescènes waar de onschuldig uitziende vrouw (ik dus) je ingezeepte lichaam
te lijf gaat met een bijl die ze in je tuinschuurtje, dat je voor één keer
vergat te sluiten, vond.





Als het over de beeldvorming rond psychose gaat, is er nog
een wereld te winnen. In de krant las ik nog nooit:  Vrouw in psychose redt kind. Of misschien
zelfs iets gewoons als: Man in psychotische toestand rijdt gras af.





Daar wil ik over schrijven, over het normale, maar vooral over die geestelijke gezondheid, een thema dat net zo ‘normaal’ zou moeten zijn als lichamelijke gezondheid. We hebben immers allemaal, naast een lichaam, een geest. Met die geest gaat het, volgens de laatste cijfers, niet zo goed. 1 op 4 Vlamingen heeft psychische problemen. Dat vinden we alarmerend.





Anderzijds vinden we het normaal dat iedereen wel eens ooit ‘lichamelijk’ ziek wordt. Waarom is een lichamelijke aandoening zoveel meer ‘aanvaard’ dan een psychische? We mogen overal ziek zijn en pijn hebben maar niet aan onze ‘geest’. Die moet ten allen tijden optimaal functioneren. En doet die dat niet, dan hebben we dat aan onszelf te danken. Mensen lijken te denken dat je ‘geest’ iets is wat je ten allen tijden kan sturen.





De magische knop





Wie depressief is, krijgt de wijze raad ‘zijn knop om te
draaien’ Mentale problemen kan je helaas niet oplossen met een knopje, noch met
een éénmalig pilletje of gesprekje. Het is iets ‘van lange duur’, en precies
dat maakt het alarmerend.





We gaan naar de dokter als we lichamelijke klachten hebben. We zieken een paar daagjes uit als we grieperig zijn. Voor onze geest grijpen we niet snel naar hulp, zelfs niet in onze omgeving. Een dagje thuisblijven als je je verdrietig voelt, lijkt onaanvaardbaar. Rouwverlof voor een naaste telt 3 dagen. Om vrienden rouwen we best niet. Er is weinig ruimte voor verdriet.





Een psychische verkoudheid of mentale buikgriep





Als het over psychische problemen gaat, missen we wat
tussenstadia, en woorden daarvoor. Een dagje afwezig omwille van een ‘psychische
verkoudheid’ zou misschien die langdurige aandoeningen kunnen voorkomen. Of wat
denk je van een ‘mentale buikgriep?’ De idee dat er een pauzeknop is, stelt
misschien gerust. Dat betekent niet dat je hem moet gebruiken.





Mijn werkgever weet dat ik een psychose heb gehad. Hij is begripvol. Weten dat ik op een rem kan duwen en dat vertrouwen krijg, maakt dat ik dat vertrouwen ook niet wil beschamen. Sinds 2014 ben ik 6 dagen afwezig geweest van mijn werk.





Normaal





Er is niets spectaculairs aan deze column. De snerpende violen bleven uit. De bijl ligt nog steeds onaangeroerd in je tuinschuurtje. Je kan na het lezen van deze column met een gerust hart een douche nemen. Het is een column over het psychisch moeilijk hebben. Dat is niet nieuwswaardig, niet spectaculair. Dat is heel normaal. Maar dat je als krant daar ruimte voor maakt, dat is wel bijzonder! Dank je wel.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on December 24, 2019 01:22

December 2, 2019

Reizen met kinderen? ‘Bijna zo leuk als de Belgische kust’

14 jaar geleden gingen we samen op reis, een jaar, in Azië, mijn man en ik. We waren amper een maand samen toen we die beslissing namen. Die reis was de basis voor onze relatie. Een reis waarin we elkaar leerden kennen, waarin we de zotste avonturen beleefden, van stiekem overnachten op de Chinese muur tot een motor kopen in Vietnam en over de Cambodjaanse grens smokkelen. Een jaar waar, toegegeven, ook foute verwachtingen werden gesteld, want zelfs na 14 jaar krijg ik mijn man nog steeds niet uitgelegd dat 2 maal per dag seks niet dé maatstaf is. We reisden en we droomden over wat nog zou komen. Waar zouden we wonen? Kinderen? En zouden we met die kinderen ook nog kunnen reizen? We namen het ons voor.





Maak van je kwetsbaarheid je sterkte



Er zijn intussen 3 kereltjes, van 7, 9 en 11. En ja, ze hebben al wat gereisd, in Europa, maar ook in Cuba, Panama, Nepal. Patagonië in Argentinië stond al lang op ons verlanglijstje. Een onmogelijke bestemming gezien het in onze zomer daar winter is. Tot plots alles samenviel, een uitnodiging voor een congres in Buenos Aires, het juiste moment in de loopbaan en dus vertrokken we begin november voor een maand naar Patagonië. De leerkrachten bezorgden ons een overzicht van de te verwerven leerstof. Daar begonnen we tijdens de herfstvakantie al aan om wat ‘voorsprong’ te nemen. Tot daar onze voorbereiding.





Voor de rest hadden we nog niet zoveel overdacht. Dat doen we overigens nooit. De Lonely Planets gaan meestal pas echt open op de vlucht, of op dag één van de reis. En dan begint het dromen. Wat gaan we allemaal doen? Misschien is het vreemd om niet alles op voorhand vast te leggen, maar eigenlijk vinden we het best fijn om zo flexibel te zijn. Zo kunnen we ergens wat langer blijven als de jongens het er leuk vinden, of we vluchten als het weer wat tegenslaat. Niets regelen, geeft natuurlijk ook wat onzekerheid, maar daar hebben we precies die kinderen voor. Niemand laat kinderen op straat staan. Maak van je kwetsbaarheid je sterkte

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on December 02, 2019 15:06

November 15, 2019

Als de werkelijkheid de grootheidswaanzin overtreft

‘Ik ga een boek schrijven,’ de verpleegster knikte. ‘Het gaat weken in de top 10 staan. Het gaat zelfs vertaald worden.’ ‘Grootheidswaanzin’, noteerde ze in mijn dossier. En ze had gelijk.





We zijn intussen 7 jaar later. De waanzin is gaan liggen,
maar soms lijkt mijn leven maffer of misschien zelfs grootser dan wat ik me
tijdens mijn psychose had voorgesteld. Vijf dagen verbleven we met ons gezin in
Buenos Aires, hoofdstad van Argentinië, en de plek waar ik op het
tweejaarlijkse internationale congres ‘Dialogical Practices’ een praatje mocht
geven. Ik leerde Elisa en Martin, twee Argentijnen twee jaar geleden kennen op
een congres in Turijn. ‘In 2019 organiseren we een ‘conferencia’ in Argentinië,
je moet er komen spreken.’ Ik had het wat weggelachen.





Vorig jaar besliste ik in maart om loopbaanonderbreking aan
te vragen op mijn werk op de hogeschool. Dat vond ik een behoorlijk moeilijke
beslissing. Zou ik niet te veel missen? Wat als ze mij niet meer misten? Maar
ik besloot dat een jaar me alleen maar bezig houden met lezingen, schrijven,
Psychosenet en ja ook die 3 leuke kereltjes misschien ook wel een goed idee
was. De dag waarop ik enigszins twijfelachtig aan mijn opleidingshoofd liet
weten dat ik er een jaartje uitging, was de dag waarop ik ’s avonds een mailtje
kreeg van Elisa om te komen spreken op het congres in Buenos Aires. Alsof het
zo had moeten zijn.





We hebben een klein appartementje in Palermo vlakbij het
park 3 Febrero. Het park bezoeken we dagelijks, om op een terrasje samen met de
kinderen schoolwerk te doen, een balletje te trappen of gewoon even te
wandelen. Buenos Aires is an sich heel groen, met brede lanen, koloniaal ogende
gebouwen en veel bomen. Tijdens de congresdagen zorg ik dat ik ’s morgens samen
iets leuks kan doen met Jan en de kinderen. Verplaatsingen doen we met de taxi.
Dat is met ons 5’en het goedkoopst. Voor maximum 3 euro staan we met z’n allen
aan de andere kant van de stad. We bezoeken San Telmo met de nauwe straatjes,
we kijken hoe op elke straathoek tango wordt gedanst. We slenteren door het
kleurrijke La Boca waar een soort van papier maché figuren in de vorm van de
paus, Maradonna of Evita Perron vanop balkons naar de voorbijgangers zwaaien.
In Retiro trekken we tijd uit om de grote begraafplaats te bezoeken vol
majestueuze graven. De jongens zijn vooral in de ban van de doodskisten die
soms op kiertjes lijken te staan. Niet vreemd als je bedenkt dat Halloween nog
maar net achter ons ligt.





Reizen met kinderen betekent dat je net ook wat andere
plekken bezoekt. Voor Jips verjaardag nemen we een taxi naar een buitenzwembad.
Hoewel het 28 graden is, blijkt het pas open te gaan in de ‘zomer’, op 21
december dus. De teleurstelling is groot maar ‘El museo de los ninos (Het
kindermuseum) brengt soelaas, een soort Technopolis in het Spaans. En ook een
bezoekje aan het Hard Rock Café Buenos Aires (‘Nu heb ik ook zo een trui zoals
sommigen in mijn klas) maken het voor Jip een onvergetelijke verjaardag!





Die 6de november is voor mij ook om een andere
reden onvergetelijk. Om 18u30 geef ik mijn praatje op het congres. Ik ben al
wat vroeger gegaan om nog wat lezingen bij te wonen, maar om 18u komen Jan en
de kinderen ook de zaal binnengelopen. Ik heb lang getwijfeld om mijn lezing in
het Spaans te geven, maar ik voel me net wat comfortabeler bij het Engels. Ik
houd het dus bij een korte Spaanse introductie. Via hoofdtelefoontjes krijgen
de mensen een simultane vertaling waardoor ze uiteindelijk maar enkele seconden
later met mijn moppen moeten lachen dan wanneer ik ze maak. De reacties
achteraf zijn hartverwarmend, want hoewel het verhaal zich afspeelt aan de
andere kant van de wereld, is het thema ‘moederschap’ voor velen herkenbaar.
Jan en de jongens krijgen een applaus van de zaal en er wordt zelfs gezongen
voor Jip.





Ook de dag erop word ik tijdens het congres nog regelmatig
aangesproken. Een psychiater uit Brazilië vraagt een foto met mij: ik wil je
foto laten zien aan mijn patiënten opdat ze weten dat er hoop is, dat het goed
kan komen. Ik lach. Dat mijn verhaal tot in het verre Brazilië hoop mag
brengen, dat had ik in mijn grootste grootheidswaanzin niet kunnen bedenken.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 15, 2019 02:49

October 4, 2019

Over de penis in vol ornaat en mijn ode aan de leerkracht

10 jaar sta ik nu in de lerarenopleiding. Ik doe het ontzettend
graag, maar ondanks de verschillende jaren ervaring lijd ik nog steeds aan het ‘imposter
syndroom’. Ik heb in heel wat verschillende onderwijscontexten les gegeven maar
nooit in de lagere school. Wie ben ik dan om in de lerarenopleiding te
vertellen hoe iemand in het basisonderwijs moet lesgeven? En dus besloot ik vorig
jaar, enigszins impulsief (You know me) te starten met onze eigen opleiding. Een
toch wel geflipt idee, want plots gaf ik les aan studenten die in andere vakken
ook mijn medestudenten waren. Voor collega’s was het ook niet vanzelfsprekend. En
heel eerlijk, ik heb het me zelf ook al geregeld beklaagd. Want natuurlijk zegt
iedereen, ‘dat examen, ja, jij zal dat wel kunnen’, en ja het zal lukken maar
niet zonder studeren. En veel studeren, want een leerkracht lager onderwijs moet
van alle markten thuis zijn.





‘En natuurlijk heb je dat ooit geleerd, maar dat zat duidelijk verstopt in de diepste krochten van mijn hersenen.’





Zo had ik afgelopen zomer het examen Wereldoriëntatie. Dat had ik omwille van de drukte in juni uitgesteld. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik een tweedezitexamen moest afleggen en ik blijk daar niet zo goed in te zijn, want er is altijd wel iets anders leuks in de zomer om te doen dan die berg leerstof te verwerken. En geloof me het is een berg. Aardrijkskunde, geschiedenis, fysica, biologie, allemaal op een hoopje. Van hefbomen en pneumatische pompen tot de werking van een oog. En natuurlijk heb je dat ooit geleerd, maar dat zat duidelijk verstopt in de diepste krochten van mijn hersenen.





Een dag voor het examen had ik nog steeds 100 pagina’s te gaan, zo van die pagina’s met kleine lettertjes wel te verstaan. En toen kwam ik hem tegen, de penis en zijn doorsnede. Het was kiezen. Ik kon niet alles even grondig meer studeren en dus besloot ik, gezien ik er vier thuis heb rondlopen en ik daar echt soms wel een overdosis aan heb, hem te negeren. Ik gokte dat, gezien onze multiculturele populatie van studenten, mijn collega-lector die penis wel niet zou vragen op het examen.





‘Mijn adem stokte toen ik hem zag, in vol ornaat. De penis.





En toen kwam de dag des oordeels. Ik bladerde haastig door de examenbundel. Mijn adem stokte toen ik hem zag, in vol ornaat. De penis. Met alle onderdelen om te benoemen en zoveel onderdelen heeft het ding niet eens omdat het ook allemaal niet zo complex is bij die mannen, maar ik kwam er niet meteen op. En de gedachten kwamen. Wat zouden mijn collega’s denken als ik de penis niet kende? Ik kon toch niet niet slagen op dit vak. Want geloof me, vaklectoren op een hogeschool. Ze zijn zo gepassioneerd én zo gespecialiseerd in hun vak dat ze soms vergeten dat niet iedereen die leerstof zo vanzelfsprekend vindt. Ik maak me er ook schuldig aan hoor. Hevig gesticulerend in de lectorenruimte na het verbeteren van het examen, dat een student niet weet wat een aanwijzend voornaamwoord is. Voor heel wat mensen, ook lectoren, is dat geen parate kennis meer. En ik heb ook collega’s die af en toe een dt-fout schrijven. Het maakt ons menselijk (al vind ik dat natuurlijk wel erg).





Het is me uiteindelijk gelukt hem te benoemen, de penis. En ja ik heb de urineblaas verwisseld met de prostaat, maar goed de buit is binnen, zowel het punt op het examen, als de buit waar die prostaat mede voor verantwoordelijk is. Ze lopen hier elke dag met z’n drieën vrolijk rond.





‘Ik leer elke dag uit mijn fouten.’





Intussen loop ik mijn tweede jaar stage. En wat leer ik ontzettend veel bij. Hoe mijn ideale lesjes nooit ideale lesjes zijn, hoe ook nog de boterhammenlijst moet ingevuld worden, hoe ik plots die ene leerling moet opvangen met wie het even moeilijk gaat terwijl we eigenlijk met z’n allen aan het kleinste gemeenschappelijke veelvoud zouden moeten werken. En ja, ik vind het spannend en ik voel me best kwetsbaar want ook hier hangen de woorden van velen boven mijn hoofd ‘jij zou dat toch moeten kunnen’, en ja ik kan het wel, maar dat betekent niet dat het niet heel hard werken is. En vooral, dat betekent niet dat ik geen fouten maak, of mag maken. Ik leer elke dag uit mijn fouten.





En dus bij deze, dit is mijn ode aan de leerkracht op deze lerarendag! De duizendpoot die én kennis overbrengt én coacht, die dagelijks een gevecht aangaat met de administratie, die toezichten houdt, die de verdrietjes van het ene kind opvangt, en de boosheden van de andere, die moeilijke gesprekken aangaat met ouders, en even gedreven de macarena danst in hawairokje op het schoolfeest.





Ik vind het een prachtige baan. Het geeft me zoveel energie. En ik zal nooit meer dezelfde lerarenopleider zijn na deze ervaring. Maar ik word boos als ik de zovele berichten in de krant lees.  Als ik vrienden soms misprijzend hoor praten over dit mooiste beroep van de wereld. Vrienden die ouders zijn en na enkele weken vakantie blij zijn dat ze hun kinderen weer kunnen afzetten op een school. ‘Nu is het wel genoeg geweest,’ zuchten ze dan. ‘Wat een drukte.’ (Geloof me, 102 keer ‘juf’ op een dag horen is geen uitzondering!).  Ouders die verwachten dat leerkrachten de beste zorgen aan hun kind geven maar daar zo weinig erkenning voor geven, want ‘he, dat is je job’!





‘Het is meer dan een job, het is een roeping, een missie.’





Laat me even zeggen, voor zovele leerkrachten is het meer dan een job, het is een roeping, een missie. Het is het mooiste wat er bestaat, kinderen iets bijleren, vormen. Hun ontwikkeling van zo nabij mogen meemaken. Het is een van de belangrijkste beroepen in onze maatschappij. In het onderwijs ligt de belofte van de toekomst. En daarom, vandaag, op deze lerarendag, mijn diepste respect, mijn diepste waardering. Dank je wel lieve leerkrachten voor jullie dagelijkse inzet. Jullie maken het verschil, elke dag weer. Dat we dat niet mogen vergeten!





Dát, en natuurlijk de onderdelen van de penis. Díe vergeet ik ook nooit meer.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on October 04, 2019 23:30

August 24, 2019

Zonen en telefoneren

Het begin van het schooljaar komt dichterbij. Een wat vreemd schooljaar, want ik stap er dit jaar even uit. Loopbaanonderbreking om volledig als zelfstandige aan de slag te gaan. De vakantie was in die zin ook iets minder ‘vakantie’. Er moesten zaadjes geplant worden zodat ik in het najaar al wat kan oogsten. Figuurlijk dan. En dus redigeerde ik mijn boeken, maakte ik een lessenpakket, legde ik contacten met organisaties. Het was een hele klus om dat te doen met die drie kerels rond me. Telefoneren vinden de zonen namelijk geen reden om me niet te storen. Als ik dan aan de lijn ben met een of andere congresorganisator komen ze schreeuwend aanlopen ‘dat ‘broer’ hem in de ballen heeft geschopt’. En dan loop ik op mijn beurt weg om het geschreeuw te vermijden, gebarend dat het nu even niet past. En dan blijven ze me toch achtervolgen. Het zijn vreemde taferelen in de tuin waarbij ik rennend door mijn tuin loop met mijn zonen achter me aan, licht hijgend tegen de congresorganisator aan de lijn. Als ze eindelijk opgeven of ik heb een voorsprong kunnen maken waardoor ik me kan verstoppen, druipen ze vaak af. Het vreemde is dat ze de laatste tijd steeds beter worden om hun conflictjes zelf op te lossen. Want begrijp me niet verkeerd, ik ben heel graag een ‘nabije’ mama, maar bij mijn zonen heb ik vaak het gevoel dat een cursus ‘scheidsrechter’ me meer had voorbereid op het moederschap.





En dus kijk ik ook wel een beetje uit naar die 2de september. Dat het wat rustiger wordt in huis, dat ik ongestoord kan schrijven, regelen én ja telefoneren. Al voel ik nu ook al dat ik ze ontzettend ga missen. Zij kijken er niet zo naar uit. Maar wat gingen hun ogen stralen toen ik hen vertelde dat ze de eerste schoolweek al zeker 3 keer ’s middags thuis mogen komen eten. ‘Echt, mama?’ zei Zen terwijl hij me om de hals vloog. ‘Echt!’ antwoordde ik, terwijl ik op de achtergrond hoorde hoe Lom krijste dat ‘Jip hem een boks had gegeven.’

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on August 24, 2019 22:57

August 11, 2019

En toen waren de kinderen één dag de baas…

Er waren klachten bij de ‘Broerenvakbond’. Die broerenvakbond
bestaat uit onze zonen, Jip 10, Lom 9 en Zen 7 jaar oud. De broerenvakbond is
machtig, gezien ze, in ons gezin altijd in de meerderheid zijn tegenover het
aantal ouders (tot op heden slechts 2 leden).





Er waren te strenge regels over het I-pad en Playstation gebruik. Het halfuurtje per dag was huns inziens veel te weinig, want ‘iedereen, ja werkelijk iedereen van hun vriendjes’, en dit was degelijk onderzocht en bevraagd, had meer ‘schermpjestijd’ dan zij.





Fortnite en Brawl stars zijn de grootste uitdagingen waar ons gezin dagelijks mee geconfronteerd wordt.





Tijdens een familievergadering werd besloten over te gaan
tot een experiment. Eén dag zouden we de rollen omdraaien. De broers zouden onze
rol van ouder overnemen, wij die van kind. Concreet zou dat betekenen dat ze
van 7u30 tot 16u30 volledige vrijheid kregen om de zaken, en dus ook de
Playstationtijd, zelf te regelen. Ze kregen een ‘eetbudget’ van 5 euro per
persoon, met nog 10 euro extra voor ons, ‘de kinderen’, want ook voor de warme
maaltijd zouden ze zelf moeten zorgen.





Er werd enthousiast afgeteld naar de magische dag die, als ik mijn zonen beluisterde, vooral non-stop gametijd zou bieden. Want hoewel onze kereltjes behoorlijk wat buiten spelen, Fortnite en Brawl stars zijn de grootste uitdagingen waar ons gezin dagelijks mee geconfronteerd wordt. Van eindeloze gesprekken over skins en guns tijdens het avondeten tot heuse rollenspelen in de tuin waarbij het spel gewoon verder gaat. Met drie zonen in huis lijkt Fortnite maar al te vaak op een vervelende buur die zich te pas en te onpas zelf uitnodigt op de koffie en met geen stokken buiten te krijgen is.





‘Aha, kniel voor uw baas, onze dag is begonnen.’





De dag begon naar goede gewoonte om klokslag 7 uur. Met het nodige
voetstappengedonder stormden de drie zonen naar beneden, fluisterend (waarom
nog fluisteren na zoveel lawaai op de trap?) ‘dat het nu echt niet meer lang
zou zijn tot hun dag zou starten.’ Ze sprintten eerst nog snel naar buiten. Half
uurtje trampoline springen, want daarna zouden ze, naar eigen zeggen, daar geen
tijd meer voor hebben.





Precies 30 minuten later kwamen ze buiten adem weer de keuken in gerend, Lom, de middelste hevig gesticulerend: ‘Aha, kniel voor uw baas, onze dag is begonnen.’ Het gaf ons meteen inzicht in hoe onze kinderen ons ouderschap percipiëren. ‘Playstation time!’. Ik opperde nog voorzichtig of ze niet moesten ontbijten, maar onze nieuwe ‘ouders’ zagen duidelijk geen meerwaarde in de ochtendmaaltijd. Ze trokken zich terug en drie uur lang was het muisstil in huis. Als ik voorbij kwam om de was weg te leggen – ja, zo een voorbeeldig kind ben ik – keek Jip af en toe nog wat schuldbewust op ‘ik ga zo meteen stoppen, hoor’. ‘Jij beslist, Jip’. De twee anderen leken zich in een andere wereld te bevinden waar waswegleggende kinderen duidelijk geen rol speelden.





‘Ze kwamen vertellen dat zij als ouders beslist hadden om ‘skins’ te kopen.’





Toegegeven, ik kon die ochtend heel wat taakjes afwerken en ook Jan, die van thuiswerkte, slaagde erin 30 mails te beantwoorden. Om half twaalf stommelde Jip naar beneden, hij opende een kinderkookboek, nam er een papiertje bij en schreef nauwkeurig de ingrediënten op. 5 minuutjes later nam hij zijn fiets en reed hij weg. ‘Naar de winkel’, wist hij me nog te zeggen toen ik hem vragend aankeek.





De twee jongste zonen waren er intussen ook in geslaagd zich los te rukken van het scherm. Zowel aan Jan als aan mij waren ze komen vertellen dat zij, als ouders beslist hadden, dat ze ‘skins’ zouden kopen, en of we dan even de code voor de betaling konden geven. ‘ Ik ben een kindje, ik ken de code niet,’ antwoordde Jan en ook ik gaf aan dat je geen geld kon uitgeven als je als ouder geen geld had. ‘Maar we hebben geld, mama,’ wist de kleinste, Zen te zeggen. ‘Op onze spaarrekening staat toch nog  ons verjaardaggeld.’ Even vielen we uit onze rol. ‘Kijk, jongens, die afspraak maken we. We geven niet zomaar geld uit aan games.’ Er volgde meteen veel protest, dat zij de ouders waren, dat zij daar over mochten beslissen, dat wij daar niets over te zeggen hadden. Met het nodige gemor trokken ze zich terug in hun gamebunker. Jip maakte intussen in de keuken verse spinaziepuree met hamblokjes.





‘Een maand? Dat is wel heel streng.’





Toen Jip zijn broers ging halen om te eten, sloeg hij alarm.
‘Papa, ik denk dat je niet zo blij gaat zijn. De jongens hebben voor 55 euro
skins gekocht.’ Hoe ze precies toch aan de code gekomen zijn om de betaling uit
te voeren, weten we nog steeds niet maar het was meteen het einde van ons
experiment.





Bij verse spinaziestomp met hamblokjes hielden we een
spoedfamilievergadering over geschonden vertrouwen, niet nakomen van afspraken,
skins en hoe we dit nu gingen oplossen.





Zen en Lom kwamen uiteindelijk zelf, met enig schuldbesef, met een suggestie. Ze zouden streepjes trekken voor elk ijsje van de ijskar dat ze niet zouden eten om de 55 euro terug te betalen, én, stelde Lom met veel bravoure voor, ze zouden een maand niet meer op de I-pad spelen. Zelfs wij moesten even slikken bij zijn voorstel. Een maand? Dat is nog de rest van de zomervakantie. Dat is wel heel streng.





‘Hoe kunnen we in hemelsnaam nu ooit nog eens even tijd hebben voor seks?’





Voor Jip is het experiment gewoon doorgegaan. Hij heeft nog
een halfuurtje gespeeld en is toen naar een vriendinnetje gegaan. De jongste
twee stellen het nu al 2 dagen zonder I-pad. Op een blad duiden ze secuur aan hoeveel
dagen ze nog te gaan hebben voor ze weer mogen spelen. Maar 9 september is nog
erg veraf.





En wij? Voor ons is de rust even weer gekeerd. Hoewel. Die maand is wel heel streng! Want hoe kunnen we in hemelsnaam nu ooit nog eens even tijd hebben voor seks? We overwegen nieuwe onderhandelingen met de broerenbond en zijn voorstander van de Wet Lejeune. Strafvermindering omwille van verzachtende omstandigheden! Omdat Playstations en I-pads ons ook wel af en toe goed uitkomen.





Foto credits: Hilde Segers Klikout

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on August 11, 2019 02:07

July 9, 2019

Hoe het zelfstigma blijft branden

7 jaar ligt mijn psychose intussen achter me. Ik werk voltijds. Je zou me hersteld kunnen noemen en toch blijft het zelfstigma branden. Maar wat is zelfstigma?


‘Ze moest een filmpje over jou bekijken, over je psychose.’


Gisteren kwam ik op de gang een collega tegen, zo eentje van een ander departement met wie ik op een studiedag een praatje had gemaakt, over koetjes en kalfjes had gebabbeld, meer niet. Sindsdien zeggen we altijd vriendelijk goedendag. En gisteren zei hij dus meer:

– ‘Ha, Brenda, ik zag je gisteren toevallig in mijn woonkamer’? – ‘Hoezo?’

– ‘Mijn dochter studeert humane wetenschappen en ze moest een filmpje op You Tube over jou bekijken, over je psychose.’

Hij zegt het vlot, niet aarzelend, zonder enige schroom.

– ‘Leuk’, zeg ik met een lach.


‘Was ik te druk tijdens dat eerste praatje?’


Mag ik je vertellen wat er achter mijn lach schuilgaat op dat moment? Misschien verbaast het je, ik geef 50 lezingen per jaar, ik vertel in boeken openlijk over mijn psychose, en toch, als iemand die me niet kent, die mijn verhaal niet kent, ‘erachter komt dat ik een psychose gehad heb’, voel ik het stigma branden. Zelfstigma, wel te verstaan, want ik weet niet wat de ander denkt. Ik kan plots alleen maar denken wat ik denk dat die andere denkt: (snap je het nog?)



‘Ja, die bekijkt me nu natuurlijk op een heel andere manier’

‘Hij vindt mij wellicht dommer nu, minder berekenbaar. ‘Wellicht denkt hij dat ik nog ga hervallen.”

‘Was ik te druk tijdens dat eerste praatje. Wellicht denkt hij dat dat kwam door een of andere manie. Ben ik nu te druk misschien? Misschien mag ik niet meer te veel mopjes maken? Een beetje minder lachen. Als ik nu stop met lachen, zou hij dan denken dat ik stemmingswisselingen heb? Hij gaat alleszins nooit meer hetzelfde over me denken. Ik zal veel harder mijn best moeten doen om me weer te bewijzen. Waarom ben ik in hemelsnaam ooit open geweest over die psychose?’


‘Daarom begrijp ik waarom sommige mensen gewoon zeggen dat het ‘goed’ gaat.’


Dat. Dat alles raast door mijn hoofd, dat schuilt achter die lach. Niet nodig, denk je? Dat denkt die man niet? Maar dat zijn dingen die ik zo vaak in de krant lees als het gaat over ‘mensen van mijn slag’. Dat zijn de dingen die ik mensen hoor zeggen als ze praten over het ‘zottenkot’. En daarom, daarom brandt elke keer het stigma weer. En ik wil er tegen vechten, taboes doorbreken, maar ik blijf het zwaar vinden. Ik heb heel vaak het gevoel dat in plaats van begrip, dat ik me vooral nog veel harder moet bewijzen, veel harder moet opboksen tegen alle vooroordelen.


En daarom begrijp ik ook waarom sommige mensen gewoon zeggen dat het ‘goed’ gaat, als je ze vraagt hoe het met hen is, en heel kort even lachen. Een lach is zo veelzeggend.



Deze blog verscheen op www.psychosenet.be

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on July 09, 2019 12:36

Brenda Froyen's Blog

Brenda Froyen
Brenda Froyen isn't a Goodreads Author (yet), but they do have a blog, so here are some recent posts imported from their feed.
Follow Brenda Froyen's blog with rss.