Koenraad Elst's Blog, page 6

November 16, 2010

De Morgen Veroordeeld

"Eigen folk eerst", zo luidde de titel van een stuk van Douglas De Coninck en Jeroen De Preter in De Morgen (22-2-2003) over zangeres Soetkin Collier en het Vlaamse folkmilieu. Het is een ouderwets stuk "antifascistische" fichenbakjournalistiek. Ondanks de mythomane reputatie van dat hele genre, en van Douglas De Coninck als man van de X-dossiers, bevat het artikel wel wat juiste observaties.


Terecht stellen zij dat België en Soetkin zelf heel wat blamage bespaard gebleven is door de waarschuwing van de Staatsveiligheid aan de regering, waarin Soetkin een "militante van extreemrechts" heette. Daardoor werd zij voor het Eurosong-optreden van haar groep Urban Trad gewraakt. Bij alle verontwaardiging en hilariteit ("belgenmop") was dat welbeschouwd het minste kwaad. Als het niet gebeurd was, zou de internationale pers er in de dagen vóór het songfestival zeker op uitgekomen zijn, en dan was het schandaal niet te overzien geweest. Hier weet iedereen dat "extreemrechts" een holle codeterm is voor flamingantisme (de in het artikel genoemde NSV-acties waarvoor Soetkin in de rijkswachtcombi terecht gekomen was, betroffen geen "racistische" maar klassiek Vlaamse thema's), maar in het buitenland zouden er onverbiddelijk krantenkoppen gevolgd zijn van het type: "Soetkin de SS-wolvin".


Het artikel illustreert ook de sovjetisering van België. Om aanvaardbaar te worden moeten mensen van "foute" komaf openbaar hun ouders aanvallen. De interviewers hadden Soetkin zover gekregen: "Ik heb twee fantastische ouders, maar ze hebben een foute ideologie. Ik verafschuw alles wat racistisch en fascistisch is. Ik heb in 1996 gebroken met dat duistere verleden." Waarmee ze terloops haar ouders van racisme en fascisme beschuldigde, als een roodgardiste tijdens de Culturele Revolutie.


Met die knieval voor haar vervolgers trad zij, zo leren we nog, in de voetsporen van Jorunn Bauweraerts en Annelies Brosens, die haar kort na de doorbraak van hun folkensemble Laïs op Dranouter 1996 uit de groep gezet hadden. Eens een carrière buiten het kleine Vlaamse milieu wenkte, was een aangebrand groepslid niet langer gewenst. Vooral omdat die anderen, volgens de auteurs, precies hetzelfde soort verleden torsten: "Gouden stemmen met zwart timbre." 


De Laïs-zangeressen hebben in een uitvoerig recht van antwoord de reeks feitelijke onjuistheden en lage insinuaties in het artikel aan de kaak gesteld, inbegrepen een getuigenis dat valselijk in de mond van pater Luc Versteylen gelegd zou zijn. Hun wederwoord besloot met de hartekreet: "En wat met geen woorden, ook niet met dit recht van antwoord, recht te zetten valt: er werden met dit artikel mensen op de meest schandelijke manier persoonlijk aangevallen, gekwetst en voor de rest van hun leven gebrandmerkt. Onvergeeflijk." 


Toch hebben de auteurs het gedrag van Laïs tegenover Soetkin terecht gesitueerd binnen een welbekende wetmatigheid: je kan je als gedoodverfd "fascist" alleen dedouaneren door weer anderen van "fascisme" te beschuldigen. Dat tragikomische doorspelen van de extreemrechtse zwartepiet teistert nog steeds dat milieu, zie bv. hoe de in Wallonië als "extreemrechts" gebrandmerkte N-VA (in La Dernière Heure, 4-11, noemt Richard Ruben, amuseur, Bart De Wever een "néofasciste" en "révisionniste") zich des te feller tegen het VB afzet. Daar hebben de auteurs de vinger op een reële wonde gelegd, en zelfs zonder hun leedvermaak te laten blijken.


Maar in hun Sippenhaftung-oefening tegen de familie Collier hebben zij wel een fout gemaakt. Soetkins vader Ivo Collier was een tijd uitbater van herberg De Vlaamse Leeuw, en daar, zo jagen zij de lezer de daver op het lijf, was "een postorderbedrijfje gevestigd voor wie zich wilde verdiepen in de werken van Grote Denkers die het bestaan van de nazi-concentratiekampen betwistten, zoals Alain de Benoist". Maar die man, meesterdenker van de Franse Nouvelle Droite, behoort helemaal niet tot het ontkennersmilieu. De echte ontkenners verschaffen daarover graag duidelijkheid, bv. Robert Faurisson op zijn webstek, april 2004: "Tussen de honderden publicatietitels merkt men één ding op: de Nouvelle Droite negeert het revisionisme volledig, en zegt nooit iets dat de joden zou kunnen ergeren."


Ik zeg niet dat De Coninck en De Preter liegen, het is immers best mogelijk dat zij hun bewering in blind vertrouwen overgenomen hebben uit "antifa"-bronnen die het net van hun fascismebeschuldigingen zo breed mogelijk uitwerpen. Die zadelen hun gedesinformeerde lezers dan wel op met het risico van schuld aan laster en eerroof door overname van de beschuldigingen. Een gevolg van de strafbaarstelling van revisionisme is immers dat de valse aantijging van revisionisme op haar beurt óók strafbaar is. 


In ieder geval, hun bewering was niet de waarheid, en dat heeft hun rechtsvervolging vanwege Alain de Benoist opgeleverd. Tijdens hun proces konden zij geen beter "bewijs" aanvoeren dan het feit dat hij in media gepubliceerd heeft waarin ook holocaustontkenners aan het woord kwamen: het bekende lasterprocédé van "schuld door associatie". Het Hof van Beroep te Brussel vonniste op 4 mei 2010 ten voordele van klager de Benoist: "De journalist begaat een fout wanneer hij zonder over een objectief controleerbare bron te beschikken, iemand beschuldigt van het aankleven van een ideeëngoed dat door de wet als een misdrijf wordt beschouwd." Het Hof veroordeelde de lasteraars tot de symbolische één euro schadevergoeding.


De rechters putten zich echter uit om de pil voor De Morgen te vergulden. De geëiste publicatie van het arrest in De Morgen werd niet toegekend, omdat de feiten al te lang geleden zouden zijn en het lezerspubliek zich de zaak niet herinnert. Alsof zeven jaar in de Belgische rechtspraak zo'n abnormaal lange duur tussen feiten en vonnis zou zijn. Zij kenden ook geen financiële compensatie toe, omdat de toegebrachte morele schade niet te becijferen zou zijn. Laat die welgedane rechters eens om een job gaan solliciteren met op hun voorhoofd het brandmerk "negationist", ze zullen gauw inzien dat de concrete financiële schade die laster toebrengt, alleen onbecijferbaar is in de zin van "onoverzienbaar groot". Alain de Benoist, inmiddels 66, heeft zich een leven lang door laster en uitsluiting heengeslagen, zodat een leugen in De Morgen voor hem nu niet veel verschil meer zal maken, maar dat moet hem het recht op een tastbare schadevergoeding niet ontnemen. Bovendien verhoogt een voelbare straf voor misdadigers de kans dat ze hun misdaad niet zullen herhalen. 


Dat de rechters zulke moeite doen om De Morgen een gepaste straf te besparen, bewijst minstens dat zij niet van partijdigheid ten gunste van de klagende partij kunnen verdacht worden, integendeel. Als zij de krant dan toch in het ongelijk gesteld hebben, was het omdat haar schuld met geen middelen te ontkennen viel. In ieder geval, De Morgen heeft een veroordeling opgelopen voor dat waarin die krant sedert de zaak Notaris X altijd al uitgeblonken heeft. 


Het vonnis is een half jaar oud, maar bij mijn weten heeft dit belangrijke nieuwsfeit, behalve het vakblad Nieuw Juridisch Weekblad, nergens de media gehaald. Zijn zij te passief geworden om het gerechtelijk nieuws op te volgen, of is dit een geval van solidariteit met collega's die door de gevolgen van hun beroepsfouten ingehaald worden? Van De Morgen zelf kan die discretie ons niet natuurlijk verbazen. Hoewel, nu de BBC aan Bob Geldof haar verontschuldigingen aangeboden heeft wegens onjuiste berichtgeving over de bestemming van zijn "Live Aid"-fondsen, is het ook voor onze ochtendkrant tijd om openlijk haar spijt te betuigen aan de Benoist en aan de talloze anderen die zij door laster schade toegebracht heeft.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 16, 2010 03:05

November 9, 2010

Mannen Zijn Slappe Zakken

Een van de geruchtmakendste boeken die
dit jaar in het noordelijk deel der verdeelde Nederlanden verschenen
zijn, is Slappe zakken van Astrid Theunissen. Uitgeverij
Thomas Rap vat samen: "Journaliste Astrid Theunissen weet het
zeker: de hedendaagse man wil wel seks, maar geen kinderen. Hij
blijft het liefst zo lang mogelijk in alle rust spelen, met zijn
gadgets en zijn vrienden. Maar vader worden? Hij kijkt wel uit om
zijn vrije leven in de waagschaal te stellen voor een
aandachtstrekkertje. Ondertussen tikt háár biologische klok
onverstoorbaar door. Astrid laat het er niet bij zitten en gaat op
zoek naar een vader voor haar onverwekte kind. En naar mogelijkheden
om het alleen te doen – want hoe erg is dat nou eigenlijk, een kind
van de spermabank?"

Uiteindelijk wordt bij Astrid een
zoontje verwekt door een collega. Na de echografie besluit deze
echter dat ze beiden verliefder zijn op hun gezamenlijke foetus dan
op elkaar. Ze mag dus als "trotse alleenstaande moeder" verder
door het leven. Ziedaar het moderne voortplantingswezen.


Na de seksuele
revolutie zijn we op anderhalve generatie een heel eindweegs "terug
naar de natuur" geëvolueerd. Mannetjes zijn weer helemaal jager,
niet langer ingekerkerd in levenslange huwelijkstrouw. Niets breidelt
nog de wedijver tussen winner- en loser-mannetjes, noch
tussen jonge en oudere vrouwen. Alfamannetjes kunnen hun gang gaan
met meerdere wijfjes, serieel of tegelijk. Zoals die collegevriend
van me die als geslaagd zakenman vader is van acht kinderen bij vijf
vrouwen. Eugenetici juichen dat toe: hoewel de volgende generatie
onder slechtere opvoeding lijdt door afwezigheid van de vader, is zij
in groter percentage de vrucht van de succesvolle mannetjes uit de
huidige generatie.


In de nieuwe
verhoudingen is de man weer vooral verwekker, niet zozeer opvoeder
(tenzij dan tijdelijk van de kinderen van zijn nieuwe vriendin
uit haar vorige relaatsie). Ofwel wil hij zich niet binden,
ofwel ervaart zij hem als een hindernis voor wat de Flair haar
"zelfontplooiing" noemt. Met eigen beroep en inkomen heeft zij
hem niet nodig. Een beer die in de herfst zijn zeug(en) bevrucht, is
er in de lente ook niet bij wanneer zij haar biggetjes werpt. Die
beer, of stier, of hengst, "wil wel seks, maar geen kinderen".
Die hoeft hij ook niet te "willen", zijn instinct doet immers het
nodige, en het wijfje doet de rest.


Probleem is dat een volledige
terugkeer naar het louter instinctieve minder dan ooit mogelijk is,
nu de voortplanting kunstmatig beregeld wordt. Mannetjesdieren
doneren hun zaad en kijken er verder niet naar om, mannetjesmensen
daarentegen kunnen hun kinderbeluste wijfje onder druk te zetten om
bevruchting te verhinderen. Dat mannetjes na de daad niet meer
omkijken naar de resulterende jongen, is van alle tijden. Dat zij
zich met hun kroost bemoeien om het talrijk en sterk te laten worden,
is bij de homo sapiens ook al duizenden jaren gebruikelijk.
Van aartsvader Jakob tot de oliesjeiks heeft de premoderne man altijd
zijn rijkdom gebruikt om bij zijn vier vrouwen een zo groot mogelijk
nageslacht voort te brengen. Dat mannen zich in deze zin met hun
kroost bemoeien dat ze het willen voorkómen, is echter volstrekt
nieuw.


Seksueel actieve heteromannen die
kinderen weigeren, dat is een eigentijdse nieuwlichterij. Zelfs de
bijbelse Onan, die voor het zingen de kerk uitging en daarmee het
spreekwoordelijke rolmodel werd voor de man die seks wil zonder
nageslacht, weigerde maar om bij Tamar kinderen te verwekken omdat
die juridisch niet de zijne zouden zijn. Zij was de weduwe van zijn
broer, en hun biologische kinderen zouden als kinderen van zijn broer
gelden. Er is echter geen aanwijzing dat hij ook bij een andere vrouw
geen kinderen zou gewild hebben.


Astrid is wel een
aantal seksbereide maar verwekkingweigerende heteromannen tegenkomen.
Niet te verwonderen, want ze zocht haar partners in Amsterdamse bars.
Enkele serieuzere ex'en hebben op hun blog uitgelegd waarom ze met
zo'n wispelturige vrouw niets duurzaams hebben willen opbouwen.
Tja, een vrouw die mannen bekritiseert, wordt al gauw een
"hysterische zeur" of een "del" genoemd.


Maar uit de
overtalrijke reacties op haar boek blijkt wel dat haar ervaring die
van vele vrouwen is. Eerst willen ze een carrière opbouwen, en
wanneer de tijd begint te dringen en ze nog net een geschikte partner
gevonden hebben, houdt hij hen aan het lijntje. Uit onderzoek zou
blijken dat mannen de kinderwens van hun vrouw met gemiddeld zeven
jaar kunnen vertragen. En onder ons gezegd, in mijn omgeving ken ik
er ook een aantal, tot en met mannen die zich tegen de wil van hun
vrouw hebben laten steriliseren.


Verklaringen? Uit een reactie in De
Telegraaf
: "Hoe geëmancipeerder de vrouw, des te meer
verantwoordelijkheid krijgt de man toebedeeld met betrekking tot de
kinderen. Dus met een Nederlandse vrouw wil een man natuurlijk geen
kinderen. Met een oostblokvrouw, die alles doet in het huishouden én
tussen de lakens, is een man veel sneller bereid tot kinderen."
Anders dan vroeger krijgen mannen te maken met vrouwen die "weigeren
om vrouw te zijn". Door dat als onnatuurlijk aangevoelde gedrag van
de vrouw zou de man zich op zijn beurt tot onnatuurlijk gedrag laten
brengen.


Maar zelfs de traditionele vrouw is
hedendaagse mannen geen kind waard: "Wanneer ik in een relatie zit
en mijn vriendin begint over kinderen dan zeg ik altijd: misschien...
in de toekomst. Altijd uitstellen en er op het juiste moment
tussenuit knijpen. (…) Kinderen maken mijn lekkere leven kapot. Ook
financieel, want de vrouwen zitten liever thuis met een kind. En ik
maar werken."


Een lezeres merkt
op: "Veel Nederlandse mannen blijven tot op hoge leeftijd grote
kleuters. Dat is gewoon zo als je in je omgeving kijkt. Vele willen
graag in een relatie doorleven als vrijgezel." Ze willen de liefde
van hun vrouw niet met kinderen delen, zoals een man openlijk
toegeeft: "Jammer om mannen slappe zakken te noemen als je je zin
niet krijgt. Vrouwen zijn dan net kinderen; ze krijgen hun zin niet
en dan gaan ze lopen zeuren. Waarom is kinderen krijgen belangrijker
dan je relatie? Juist door kinderen loopt de boel stuk."


Op die retorische
vraag, waarom kinderen belangrijker zijn dan een relatie, bestaat een
antwoord: relaties komen en gaan, maar kinderen zullen rond je
sterfbed staan. Daarom dat nogal wat carrièrevrouwen (door mannen
als te sterk en te weinig beschikbaar gemeden) als minste kwaad
bewust voor een anoniem donorkind kiezen. Want zelfs in volledig
liefdeloze situaties, puur fysieke verwekking zonder liefdesband, is
het loutere bestaan van een volgende generatie nog te verkiezen boven
uitsterven.


Hoewel, zelfs de
ingeboren drang tot soortbehoud wordt gecontesteerd: "Vrouwen
blijven steken in oerinstincten als reproductie. Er zijn echter al
meer dan genoeg soortgenoten op deze aardkloot. Een driewerf hoera
voor de Nederlandse man dus, die de neigingen van holbewoners heeft
weten te onderdrukken."


Hoera voor de man
die zijn vrouw in haar diepste wens teleurstelt? Daar dacht Zorba de
Griek anders over: "God is heel goedertieren, Hij vergeeft alle
zonden. Maar er is één zonde die hij niet vergeeft: als een vrouw
je naar haar bed roept, en je gaat niet."




 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 09, 2010 08:15

November 6, 2010

Zestien Jaar Gwenved

(Zestien jaar bestaat het ecologische
tijdschrift Gwenved, een éénmansproject van Guy De
Maertelaere, ambtenaar op rust. Voor het honderdste nummer schreef ik
deze beschouwing.)

Het
meesterbrein van Gwenved,
Guy de Maertelaere, heb ik leren kennen in 1992 op de zesmaandelijkse
redactieraad van het Vlaamse nieuwrechtse tijdschrift Teksten,
Kommentaren en Studies
. Ik was daar
uitgenodigd door hoofdredacteur Luc Pauwels nadat ik enige bekendheid
had gekregen met islamkritische publicaties. Blijkbaar wou hij in
zijn redactie een tegenwicht voor de pro-islamstemmen, behorend tot
de "traditionalistische" stroming (dwepers met Evola, Guénon)
binnen Nieuw-Rechts.


"In die redactie
zitten wel enkele vangers", zei me in die periode een redacteur van
Gazet van Antwerpen
die nu hoofdredacteur van 't
Pallieterke
is. Daar sprak dan weer de
toen nog reactionair-katholieke hoofdstroom van de Vlaamse beweging:
tegen de fantaisistische verhalen van sommige nieuwheidenen in TeKoS,
maar allicht ook tegen het radicaal ecologisme van Guy. De
bijna-consensus onder Vlaams-nationalisten luidde immers dat ecologie
geitenwollen onzin is. Vooral het groene pleidooi voor
geboortebeperking gold als strijdig met niet alleen de moraal maar
meer nog met het Vlaamse en Europese volksbelang.


Ook binnen de
TeKoS-redactie
was Guy's eco-radicalisme niet helemaal onomstreden. Toen hij er
één van zijn anti-natalistische pleidooien gepubliceerd had,
protesteerde wijlen Frans de Hoon, een oud-Oostfronter. Die stelde
vast dat bepaalde radicale standpunten in TeKoS
taboe waren, doelend op de door hemzelf beleden Holocaust-ontkenning,
terwijl Guy's anti-natalisme volgens hem welbeschouwd niet minder
extremistisch was. Ook andere redactieleden vonden dat
geboortebeperking of zelfs bevolkingsvermindering allemaal goed en
wel kan zijn, maar pas nadat de niet-Europese geboortecijfers tot de
Europese genivelleerd zijn.






Meer mens met minder
mensen




Laten we maar
meteen op dat hoofdthema van Guy's oeuvre inzoomen:
"We zijn met teveel." Dat is betrekkelijk, een leefbaar aantal
staat in verhouding tot de grootte van het leefgebied. Dus als die
verfoeide technologie ons naar een bewoonbare exoplaneet brengt,
kunnen er meer mensen leven zonder de omgeving te belasten. Maar voor
de afzienbare tijd moeten we het met Moeder Aarde doen, en die kraakt
in haar voegen onder het figuurlijk gewicht van de mensenmassa. Daar
heeft Guy natuurlijk gelijk. Hoeveel juist teveel is, daarover wil ik
me niet uitspreken. Maar dat de grenzen van de draagkracht van de
planeet in zicht zijn, is zelfs in de meest optimistische scenario's
onmiskenbaar.


Wijlen
Sam Francis, een niet-religieuze conservatieve denker, was één van
de weinigen ter rechterzijde die eraan herinnerde dat conservatisme
de menselijke beperktheid in allerlei opzichten erkent, ook de
beperktheid van het draagvermogen van onze habitat. De meeste
conservatieven, zeker die van christelijke obediëntie, houden echter
onverminderd vast aan de geruststelling dat "de hele
wereldbevolking in de staat Texas gehuisvest kan worden", een
argument dat dateert uit de tijd toen de wereldbevolking maar half zo
groot was als vandaag.


Wat
te doen? Een afschrikwekkend voorbeeld is natuurlijk de Chinese
Volksrepubliek, dat aan echtparen maar één kind toelaat, met in
landelijke gebieden een tweede indien het eerste een meisje is.
Tijdens mijn studies Sinologie schokte het mij toen professor Ulrich
Libbrecht, tevens voorzitter van de ecologische vereniging De
Wielewaal, zijn goedkeuring uitsprak voor het toen nog jonge
één-kind-beleid. Iedereen zal wel beamen dat China dichtbevolkt is
en best zijn bevolking stabiliseert, maar "de enige manier om dat
te bereiken is het één-kind-beleid", aldus Libbrecht. En dan nog:
terwijl China zich nu zorgen begint te maken over de nakende
vergrijzing, stijgt de bevolking er nog altijd met tien miljoen per
jaar. Als nevenluik in zijn bevolkingsbeleid moedigt het land daarom
op subtiele wijze de emigratie naar Rusland, de VS, Afrika en eender
waar elders aan.


En dat is dan de
reden waarom de Vlaamse rechterzijde het zo moeilijk heeft met
bevolkingsbeperking: elke leegte die hier ontstaat, wordt opgevuld
met immigranten uit landen die hun bevolkingsgroei niet of minder
onder controle houden. Aangezien de Belgische en Europese
machthebbers de onwillige bevolking een beleid van open grenzen
opleggen, moeten we wel een demografische competitie aangaan met de
vloed van immigranten, zo luidt het
wanhopige advies.


Dat
het anders kan, bewijst Japan. Toen het in 1945 zijn plannen voor
hervestiging van de bevolkingsoverschotten in veroverde landen moest
laten varen, besloot het met bloedend hart tot een beleid van
geboortebeperking. De bestaande wettelijke toelating van
zwangerschapsafbreking om eugenetische redenen werd verruimd tot een
feitelijke liberalisering van abortus zonder opgave van reden.
Recenter leidde de modernisering van de zeden ertoe dat steeds meer
vrouwen niet trouwen en geen gezin beginnen. Netto resultaat is dat
het Japanse bevolkingscijfer al een aantal jaren in dalende lijn
gaat. Toch is Japan niet bang voor Ueberfremdung.


Anders
dan België doet het zijn wetten over de toelating tot het
grondgebied echt naleven. Hier zegt men dat de verdragen met Marokko
en Turkije geen schrapping van de volop misbruikte regeling tot
"gezinshereniging" toelaten; Japan heeft niet geaarzeld om het
verdrag met het Iran (nog uit de tijd van
de sjah) dat Iraniërs vrije toegang tot gastarbeid in Japan
verschafte, eenzijdig op te zeggen. De toenemende behoefte aan zorg
voor de vergrijzende bevolking wordt maximaal opgevangen door
automatisering van bepaalde zorgfuncties, bv. massagemachines, liever
dan door import van Filippijnse verpleegsters. Het aantal
gelukzoekers dat in Japan om politiek asiel aanklopt, is ongeveer
nul; ze weten dat ze er niet welkom zijn. Japan maakt gewoon
duidelijk dat het ook bij verminderde bevolking helemaal Japans wil
blijven. Het is een kwestie van politieke wil.






Het begin was het einde




Waar ik Gwenved
helemaal niet volg, is in de uiterst pessimistische kijk op de
mensheid. Nee, de mensheid is geen huidziekte van Moeder Aarde,
althans niet in se, ook al richt zij in haar huidige fase van
puberaal-stormachtige groei heel wat schade aan. En de
bliksemvooruitgang van de intelligentie in onze tak van de
primatenfamilie is ook al geen ziekte die met een domheidspil
geremedieerd moet worden. Integendeel, die intelligentie maakt, via
het inzicht in de nood aan zelfbeperking, ook de uitweg uit de
ecologische catastrofe mogelijk.


De ecologische
schade die de mensheid aanricht, zal wel nooit groter geweest zijn
dan vandaag, althans in absolute cijfers, doordat de mensheid nooit
zo groot in omvang geweest is. In verhouding tot haar aantal richtte
de mensheid in primitievere stadia echter veel grotere schade aan in
haar omgeving, ondermeer inzake biodiversiteit, dan de moderne
ecologisch bewuste mensheid. De Australische oerbewoners hebben in
hun werelddeel de meeste grote zoogdieren uitgeroeid, de Vikingen
hebben IJsland ontbost, de verafgode Indianen hielden zeer
verspillende massaslachtingen onder de bizons, de mammoet en de
sabeltandtijger zijn verdwenen door toedoen van onze voorouders de
holbewoners. Zij hadden gewoon het juiste inzicht niet om aan
ecologisch natuurbeheer te doen.


Guy verwijst graag
naar het boek uit 1971 van Oscar Kiss Maerth waarin het grondig
ziekelijke karakter van het ontstaan van de mensheid betoogd wordt,
Het begin was het einde. OKM's
these past helemaal in de westerse tijdsgeest van zelfbeschuldiging
en zelfverduiveling: "Hey hey, ho ho, Western culture's got to
go"
, maar dan geëxtrapoleerd naar álle menselijke beschaving.
Tevoren hadden we al Marx, Nietzsche en Freud, les philosophes du
soupçon
die de nobelste menselijke strevingen ontmaskerden als
vermomde uitingen van resp. klassenbelangen, de wil tot macht, en het
omniseksuele onderbewuste. OKM trekt deze lijn door en ontmaskert
onze hersenwerking als de vrucht van hormonale misvorming door
kannibalisme.


Tja, Plato
fulmineerde tegen de negatieve inwerking van geletterdheid op ons
geheugen maar schreef wel zelf boeken. OKM had zijn theorie nooit
kunnen bedenken zonder de intelligentie die volgens hem een misdadige
oorsprong heeft. Ook de Zen die hij beoefende, is maar door mensen
met grote hersenen uitgevonden, niet door apen. Goed, misschien is
dat een flauw en triviaal argument. Misschien was hij liever niet in
staat geweest om dat boek te schrijven omdat dan, in een wereld
zonder die rotmensen, de nood aan zulk boek er ook niet zou geweest
zijn. In dat geval houd ik het er toch nog op dat intelligente
vondsten en inzichten mij en denkelijk ook mijn medemensen al veel
plezier verschaft hebben, waarvan wij geen afstand meer willen doen.
Laat ons de ecologische problemen dus maar oplossen zonder de
intelligentie middels de domheidspil af te schaffen.






Groen Rechts




Voor
zover mij bekend is het Guy die de term "groen rechts" gelanceerd
heeft. Hij doelde daarmee op het intrinsiek conservatieve karakter
van milieubehoud, dat één logisch geheel vormt met het behoud van
gemeenschapsstructuren, volkskunst en ander erfgoed. In Agalev, nu
Groen!, bekritiseerde hij de contradictie tussen hun strijd voor
natuurbehoud en hun meeloperij met het destructieve
multiculturalisme.


Vorig
jaar gebruikte de Nederlandse VVD-leider
Mark Rutte "groen rechts" nog als samenvatting van de nieuwe
pro-groene koers van zijn rechtsliberale partij. De ondernemers die
zich gehinderd en bedreigd voelden door opdringerige
milieureglementen, en die altijd op de VVD konden rekenen, zullen
zich voortaan tot Geert Wilders' PVV moeten wenden, met haar
radicaal nee tegen "betutteling", "klimaathysterie" en
"ecofascisme". In Rutte's mond was de term "groen rechts"
natuurlijk een uithaal naar de partij Groen Links, begonnen als
opslorping van enkele hippe pacifistische en groene partijtjes door
de Communistische Partij Nederland. Volgens Rutte is er niets
intrinsiek links aan milieuzorg. Veeleer het tegendeel, gezien de
milieuramp die de communistische regimes op hun grondgebied
aangericht hebben.


De
term "groen rechts" is in Vlaanderen echter wat aangebrand, want
ingepalmd door een Antwerps clubje waarvoor het etiket
"extreemrechts" niet echt overdreven was (inmiddels opgegaan in
het Nieuw Solidaristisch Alternatief). Hun leider was uit het Vlaams
Belang gezet nadat hij de Oost-Aziatische echtgenote van een
VB-volksvertegenwoordiger beledigd had. Tegenover de groenlinkse
"watermeloenen", groen van buiten maar rood van binnen, heb je
inderdaad ook "kastanjes", groen van buiten maar bruin van
binnen. Op een flamingantische debatavond over het groene thema
hoorde ik eens allerlei mensen die nooit zelfs maar aan "Plant een
boom" meegedaan hadden, zich ontpoppen tot milieuzorgers. Bij de
tweede zin van hun betoog verschoof hun aandacht echter naar een
ander soort vervuiling van hun leefomgeving: "Vreemde soorten
verstoren de biotoop van de inheemse soorten, bv. de migranten…"
Daar zien we een spiegelbeeld van de kaping van het ecologisme door
extreemlinks: het sympathieke groene imago als glijmiddel voor een
andere agenda.


Een
Vlaamse ochtendkrant heeft ook Guy in die aartsfoute hoek proberen te
plaatsen. Het begon al met de naam Gwenved,
Keltisch voor "paradijs", maar etymologisch te ontleden als
"blanke wereld". Het moest ervan komen dat mensen die de wereld
doorheen een racismekleurige bril bekijken, daarin een racistische
boodschap zouden herkennen.


De
krant nam hem verder op de korrel omdat hij over Jean-Marie Le Pen's
kritiek op het aantal zwarten in de Franse voetbalclubs geschreven
had: "Le Pen gaat nog niet ver genoeg." Meer dan dat werd er niet
geciteerd, de lezer moest er zelf maar als vervolg bij denken: "…
we moeten die negers niet alleen uit de voetbal weren, maar ze meteen
in de gaskamer gooien." In werkelijkheid had Guy betoogd dat niet
alleen spelers uit andere werelddelen geweerd moeten worden, maar
gewoon allen die niet uit de eigen streek komen. Laat de Gentse ploeg
het maar zonder blanke spelers uit Luik of Limburg doen en
uitsluitend onder de Gentse jeugd rekruteren. Geen voetbaltransfers
meer, niet uit Afrika maar ook niet uit Antwerpen, dat is gewoon de
toepassing van het groene ideaal van localisme en kleinschaligheid.


Wel is waar dat
niet Guy als individu maar de groene beweging als geheel kwetsbaar is
voor de tactiek van "schuld door associatie" met het nazisme. Het
eerste politieke ecologisme, te onderscheiden van een al ouder
cultureel gedweep met "terug naar de natuur", was dat van de
nazi's. De grote pionier was Walther Darré, nazi-landbouwminister
en schepper van de uitdrukking "bloed en bodem". De nazi's
beschermden de Edelweiss en andere kostbare soorten, ze
begonnen met milieueffectrapporten, voerden de eerste campagnes tegen
het roken, deden aan herbebossing en verboden wreedheid tegen dieren.
Zelfs in hun moderniseringsprojecten vermeden zij om al te veel met
de natuur te morsen: bij de aanleg van autosnelwegen werd niet pal
door bergen geboord of de reliëflijnen van het landschap verstoord,
maar werd harmonie met de omgeving betracht.


Daarmee hoeft
verder niets gezegd te zijn. Dat de nazi's als eersten op het
gevaar van roken wezen, impliceert niet dat er iets fouts is aan de
huidige inperking van het tabaksgebruik. Maar het feit van het
nazi-milieubeleid verdient wel wat grotere bekendheid. In het boek
van Luk Sanders en Carl Devos, ed.: Politieke ideologieën in
Vlaanderen
(2007), behandelt het hoofdstuk over het
Vlaams-nationalisme uitgebreid de collaboratie, hoewel die slechts
een korte episode was na honderd jaar onberispelijk democratische
Vlaamse beweging; maar over de nazi-antecedenten van het ecologisme
vinden we er geen woord. Bij christelijke eco-skeptici hoort men
echter wel af en toe varianten op de antifa-retoriek van de bij het
haar getrokken nazi-toespelingen, genre: "Hitler was óók een
groene, en we weten waar dát toe geleid heeft…"


Al had Adolf
Hitler geen kinderen, zijn kleinkinderen zijn nog steeds in ons
midden. Enkelen noemen zich groenrechts, maar de groenlinkse variant
is tot nader order veel talrijker, en heeft ook een veel langer
palmares van antidemocratische en gewelddadige acties. Guy
daarentegen is altijd een pleitbezorger geweest
van kleine zelfbesturende gemeenschappen, diametraal het tegendeel
van de autoritaire eenheidsstaat waar het nazisme naar streefde.






Zuid-Afrika




Toen ik Guy voor
het eerst ontmoette, herkende ik hem meteen van een foto in Topics.
Van dat lang verdwenen blad heb ik maar één nummer gelezen, dat in
de Leuvense herberg Universum
lag, en juist daarin stond Guy, ik meen zelfs op het voorblad. Zijn
artikel ging over de Oranjewerkers, Afrikaners die, toen nog onder
het apartheidsbewind, een zelfbedruipende Afrikanerstaat wilden
uitbouwen. Die beweging bestaat nog steeds, maar wel heel
kleinschalig, en dat zou in dit geval een slecht teken kunnen zijn.


Zelfbedruipend,
dat wil concreet zeggen: zonder arbeid door
zwarten. Sinds hun onderwerping van inheemse Khoikhoi (Hottentotten)
en geïmmigreerde Bantoes en de import van Maleise slaven hadden de
Boeren het labeur grotendeels door gekleurde landarbeiders en
keukenmeiden laten doen. Toen de Nasionale Party vanaf 1948 de
Apartheid installeerde, sprak zij met gespleten tong: enerzijds
bepleitte zij "gescheiden ontwikkeling" in eigen woongebieden,
anderzijds voorzag zij in massale "gastarbeid" van zwarten in de
blanke economie. Het parkeren van de zwarte meerderheid in
Bantoestans die slechts 13% van de oppervlakte besloegen, was a
priori onrechtvaardig en gedoemd, en was in de praktijk een fictie
omdat de zwarten in de blanke 87% arbeid moesten leveren.


Guy
heeft gedocumenteerd hoe er in de beginjaren ook stemmen opgingen om
de apartheid consequent door te voeren, het land redelijk eerlijk te
verdelen en de blanken hun eigen werk te laten doen. Maar de
gemakzucht en de economische raison
hebben het gehaald, met de bekende gevolgen. Door teveel te willen in
1948, hebben de Afrikaners in 1994 een regeling moeten aanvaarden
zonder enige waarborgen voor hun eigen toekomst.


Ik
vond het heel typisch voor de zemelachtigheid van de Vlamingen dat de
"Vlaams-Zuidafrikaanse contactclub" Protea
zichzelf ophief net toen de apartheid afgeschaft werd en de situatie
van het broedervolk aan de Kaap ingewikkeld, moeilijk, uitdagend en
interessant werd. Guy is de situatie blijven opvolgen, echter zonder
veel begoochelingen over de kansen van de Afrikaners als geviseerde
minderheid in de multiculturele modelstaat.






Zen




De voorlaatste bladzijde van Gwenved,
die over country en Koos du Plessis, lees ik doorgaans maar
diagonaal. Het leven is kort, weet je wel. Mijn uitdrukkelijk applaus
gaat echter uit naar de laatste bladzijde, die over Vedanta en Zen.


Guy doet aan meditatie, maar is
onverkort een westerling. Hij houdt zweverige geloofspunten op
afstand. Meditatie heeft immers niets met geloof te maken, en nog
minder met zweven. Het is juist opperste nuchterheid. Hij wijst
bijvoorbeeld het geloof in reïncarnatie af. In het klassieke
boeddhisme staat dat geloofspunt volstrekt centraal. Het doel van
meditatie in de leer van de Boeddha zelf is ondubbelzinnig: de
gebondenheid aan het wiel van wedergeboorte in dit tranendal
doorbreken en ophouden met wedergeboren worden. In Zen verdwijnt die
zorg naar de achtergrond. De aandacht is immers volledig op het hier
en nu gericht. En dat is waardevol genoeg, ook zonder welke
geloofspunten dan ook over vroeger karma of toekomstige uitwaaiing.


In de eerste Oepanisjaden, de bron van
Vedanta, wordt meditatie op het Zelf geïntroduceerd zonder enige
verwijzing naar een reïncarnatiegeloof. Dat wordt secundair pas
ingevoerd, en dan uitdrukkelijk aan een niet-brahmaanse bron
toegeschreven. Het is er een interessant weetje, een exotische
nieuwigheid, maar eigenlijk niet van belang voor de leer van het
Zelf, zijnde het zuivere bewustzijn ontledigd van zijn gebruikelijke
opvulling met uitwendige inhouden. Of zoals de Yoga Sutra het zegt:
"Yoga is het stillen van de beroering van de geest. Dan rust de
ziener in zijn eigen vorm." Die definitie bevat geen enkele
verwijzing naar een wiel van wedergeboorte.


Het idee dat meditatie moet dienen om
het wiel van wedergeboorte te doorbreken, is specifiek voor het
boeddhisme en jainisme, maar is helemaal niet noodzakelijk. Soefi's
en christelijke mystici doen het uiteraard zonder, om niet in
conflict te komen met het hun opgelegde geloof in een eeuwig
hiernamaals. Maar ook niet-theïstische meditatiebeoefenaars blijken
het zeer goed te kunnen stellen zonder de reïncarnatiehypothese. De
Chinese confucianen die boeddhistische en daoïstische elementen
integreerden in de synthese die bekend staat als neoconfucianisme,
zagen wel wat in de meditatiepraktijk en namen die over, echter
zonder de boeddhistische raamvertelling van de reïncarnatie. Zij
zagen meditatie als een handig instrument om dagelijks hun geest te
scherpen en zo beter hun maatschappelijke plichten te vervullen. Ook
de Grieks-Romeinse stoïcijnen (want er is niets noodwendig oosters
aan meditatie) deden elke morgen aan "in het nu blijven", wat
zowat identiek is aan Zen.


Het is dus een goede zaak dat Guy de
meditatie op zijn slotbladzijde in haar praktische gedaante
presenteert, hier en nu en zonder gezweef. Misschien zal het hem niet
als een compliment klinken, maar dit is meditatie voor de moderne
mens
. Meditatie is waardevol op zich en behoeft geen uitwendige
rechtvaardiging, niet de beëindiging van de keten van wedergeboorten
en ook niet de ecologie. Toch ligt een verband met de ecologie voor
de hand. Het merendeel van de milieuschade die mensen vandaag
aanrichten is niet het gevolg van levensbehoeften maar van allerhande
kunstmatig opgefokte verlangens. Meditatie heeft als heilzaam
neveneffect de tevredenheid, het "genoeg", het stillen van al die
verslindende grillen. Dus wie de boodschap van Gwenved ter
harte neemt, zal al dra de milieukost van de productie en verzending
van het blad goedmaken door soberder te leven. Driewerf hoera voor
Gwenved.






(NB: Belangstellenden kunnen zich
wenden tot Guy De Maertelaere, Heirweg 2c, 9990 Maldegem, tel.
050-717793.)



 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 06, 2010 02:42

November 4, 2010

Referendum Over Turkse Toetreding

"Wenst u, EU-burger, dat Turkije een lidstaat van de EU wordt?" Als het aan de EU-bureaucratie ligt, zal u deze vraag nooit in een geldig referendum voorgeschoteld krijgen.  En evenmin als Europarlementslid Bart Staes (Groen!, voorheen Volksunie) het voor het zeggen krijgt.

In antwoord op een initiatief van de EP-fractie van nationalistische partijen om de nodige procedurestappen naar zo'n referendum te doen, bezweert Staes (Knack, 27-10-10) ons dat een referendum misschien ooit wel moet kunnen, alleen nu nog niet: "Dit is niet het moment. Voor de start van de toetredingsonderhandelingen of aan het eind van dat proces, dat zijn de enige momenten waarop een referendum aan de orde zou kunnen zijn." Volgens hem moet de EU-bureaucratie eerst met Turkije een toetredingsverdrag opstellen, en kan nadien democratisch beslist worden of dat verdrag al dan niet van kracht wordt.

Het zal nogal. In zulk scenario zullen Herman Van Rompuy, barones Catherine Ashton (nooit in haar leven voor een ambt verkozen, en toch tsarina van het EU-buitenlandbeleid), Manuel Barroso, Guy Verhofstadt en dat soort EU-oligarchen roepen: Na die beloftevolle onderhandelingen kunnen we het de Turken toch niet aandoen om dat verdrag af te keuren?! Nu reeds wordt precies dat argument gebruikt met verwijzing naar een belofte die de EU-bureaucratie bijna een halve eeuw geleden aan (toen nog NAVO-frontlijnstaat) Turkije gedaan heeft. Zolang er geen verdragtekst voorligt, is een referendum zonder voorwerp, aldus de redenering van de oligarchen, en nu ook van Bart Staes.

Maar het is juist omgekeerd. Een referendum over een verdragstekst heeft maar zin als eerst beslist is dat het verdrag er moet komen, en de besluitvorming alleen nog bepaalde clausules binnen dat verdrag betreft. Maar er is nooit beslist dat de EU een toetredingsverdrag met Turkije nodig heeft, althans niet democratisch. Vooraleer verder tijd te versplillen aan onderhandelingen over een toetreding die misschien niet gewenst is, moet het soevereine volk zich natuurlijk eerst uitspreken over de grond van de zaak: willen wij Turkije bij de EU?
Voor wie iets beters te doen heeft dan de geschriften van ondergetekende te volgen, herhaal ik hier nog even mijn eigen standpunt. Turkije is letterlijk een randgeval, en voor beide opties valt iets te zeggen. Ja, Anatolië mag bij de EU. De Hittieten,de Trojanen, de Lykiërs (met hun confederatie van steden met roterend voorzitterschap,een proto-EU), Thales van Milete, Paulus, Byzantium, Sinterklaas, zij horen allen bij de Europese geschiedenis.  Maar nee, daaruit volgt niet dat een door de islam bezet Anatolië dat eveneens mag. Polen is een deel van Europa en terecht een EU-lid; maar het kon pas toetreden zodra het niet meer onder Sovjetbezetting leefde.

Mustafa Kemal alias Atatürk bepleitte het "hittitisme", de vereenzelviging van de hedendaagse, Turkssprekende Anatoliërs met de antieke beschaving van hun land, vergelijkbaar met wat de Renaissance voor Europa betekend heeft. Dat impliceerde natuurlijk de bevrijding van de Turken uit hun mentale gevangenis, de islam. Als de revolutie van Atatürk zich doorgezet had en Turkije een echt Europees land geworden was, dan zou ik voor toetreding stemmen. Helaas, de voorvechters van de islam,onder wie de huidige regeringspartij, hebben daar anders over beslist.  Daarom behoort Turkije in de wachtkamer te blijven tot het zijn islamprobleem opgelost heeft.

En nee, toetreding tot de EU moet niet aangeprezen worden als juist het middel daartoe. Ook Spanje, Portugal en Griekenland moesten eerst op eigen kracht  hun dictaturen afschudden vooraleer zij zich kandidaat konden stellen voor toetreding. Een land dat niet uit zichzelf Europees wil zijn, zonder daarvoor een beloning te moeten krijgen, hoort niet in de EU.

Vermoedelijk heb ik daarmee het standpunt van de meeste EU-burgers vertolkt. Maar u moet mij niet op mijn woord geloven, het beste is om hen zelf uitspraak te laten doen. Aangezien de onrepresentatieve EU-bestuursklasse niet vertrouwd kan worden met een kwestie van dergelijk groot belang, moet de bevolking zelf haar soevereiniteit uitoefenen.

Groen! verklaart zich voorstander van directe democratie, en anders dan Spirit en N-VA bleef het ook trouw aan dat engagement tijdens de besluitronde over het wel of niet organiseren van een volksraadpleging over de EU-ontwerpgrondwet. Dit keer verkiest Bart Staes echter om de boot af te houden. Hij noemt procedureproblemen, want de EU-instellingen zijn natuurlijk zeer referendum-onvriendelijk opgevat. Dat is dan een praktisch probleempje: wie de democratie genegen is, gebruikt dat niet als excuus om de bevolking de uitoefening van haar soevereiniteit te ontzeggen, maar zoekt een oplossing.

Maar vooral zegt Staes de motieven van de initiatiefnemers te wantrouwen. Het blijft onduidelijk welke. Racisme kan het niet zijn, want Turkije is een stuk blanker dan bv. Frankrijk. In ieder geval, die gewantrouwde partijen geven slechts een formele stem aan een opinie die in brede kring informeel geuit wordt. Ook politici van mainstream-partijen hebben lucht gegeven aan hun bezwaren tegen de Turkse toetreding, alleen hebben zij niet de moed om daar politiek werk van te maken, noch om de macht in handen van het volk te geven om de beslissing te nemen. Het beste dat Staes kan doen om die foute partijen buitenspel te zetten, is hun het initiatief uit handen te nemen en zelf voor de direct-democratische besluitvorming over de Turkse toetredingspoging te ijveren. En eens het volk ter stembus gaat, heeft het geen belang meer welke politieke partij dat mogelijk gemaakt heeft.

Zo'n hoogmis van de democratie zal Bart Staes zeker toejuichen.Tenzij hij in het geniep toch zo'n doorsnee-politicus zou zijn die tegen de democratie gekant is om dezelfde verklaarde reden die elke heersende klasse daarvoor opgeeft: het volk is te dom en te vals om macht te mogen uitoefenen. 

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 04, 2010 03:50

October 27, 2010

Hoe Zou Het Nog Zijn Met… Het VB?

De
Gentse professor Helmut Gaus voorspelde in 2004 dat de rechtsradicale
partijen, die toen een hoogconjunctuur beleefden, spoedig aan een
neergang zouden beginnen. Hij baseerde die prognose op een beweerde
correlatie tussen de fortuin van zulke partijen en de vijftig jaar
durende Kondratiëv-cyclus. In 1925 lanceerde Sovjet-econoom Nikolai
Kondratiëv het idee van regelmatige welvaartscycli in de
kapitalistische economie. Gezien de algemene skepsis jegens deze
quasi-astrologische theorie genoot Gaus' voorspelling niet veel
bijval. Toch scoort hij op korte termijn goede punten. Het Franse
Front National
beleefde zijn hoogtepunt in 2002, het VB in 2004, om dan verrassend
snel terrein te verliezen en intern in een knoop te geraken. Hun
remonte zou pas vanaf 2024 beginnen.



Bij
het VB verlaten partijtenoren het huis, gemeenteraadsfracties raken
ontvolkt, de militanten zijn gedemoraliseerd. De situatie van
voortdurende blootstelling aan uitsluiting en genadeloze haat vanwege
overheden en medeburgers leidt tot kleinmenselijk falen en
noodlottige politieke fouten. Partijgetrouwen gaan betwijfelen of de
partijlijn wel de juiste was, nu landen zonder dergelijke sterke
nationalistische partij wél in staat blijken tot het soort
maatregelen dat het VB hier tevergeefs bepleit. De partij verkeert in
een existentiële crisis net nu zij inzake haar voornaamste
strijdpunten gelijk lijkt te krijgen. Zeer velen in binnen- en
buitenland erkennen nu dat België vierkant draait, maar vooral: het
geloof in de multicultuur stuikt ineen. Het wordt verlaten door zijn
mondigste pleitbezorgers (genre Luckas Vandertaelen) en steunt nu
alleen nog op repressieve wetten en de traagheid van de conformisten.
Zelfs Femke Halsema bezweert haar Groenlinkse achterban dat de islam
een kritischer benadering verdient. Angela Merkel verklaart nu dat
"het multiculproject volledig mislukt" is.


Maar
behalve Benno Barnard geeft geen enkele bekeerling het VB krediet
voor zijn pioniersrol in die stellingname. Tijdens de voorstelling
van het islamboek van Wim en Sam Van Rooy, Islam:
kritische opstellen over een politieke religie
,
zat voorzitter Bruno Valkeniers er eenzaam bij. Niemand van de
sprekers maakte enig gebaar van erkenning in zijn richting. Tijdens
het informele gedeelte wees kamerlid Tanguy Veys de hoofdauteurs erop
dat zij eigenlijk oogsten waar het VB gezaaid heeft.


Daar
is iets van aan, maar niet alles. Islamkritiek als politiek thema is
door het VB in de loop van de jaren 90 geadopteerd en behoort niet
tot de oorspronkelijke kern van het partijprogramma. Een nostalgische
fractie van de achterban en het partijkader (nu deels gehergroepeerd
in het Nieuw-Solidaristisch Alternatief) kon er zich niet in
herkennen. Zij sympathiseert met de anti-moderne, anti-Amerikaanse en
anti-zionistische agenda van de islam. Het VB heeft het islamprobleem
nooit op de brede politieke agenda kunnen plaatsen zoals Pim Fortuyn
en Geert Wilders gedaan hebben, omdat het ballast uit een ander
domein meevoerde. Gezaghebbende islamcritici contrasteren de islam
met de Verlichting en de mensenrechten; maar juist deze
verworvenheden van de moderniteit zijn in sommige Vlaamse rechtse
kringen nog omstreden.


Zolang
het VB geassocieerd wordt met de erfenis van WO2 (en kán het die
afschudden?), is het niet helemaal geloofwaardig als voorvechter van
de vrijheden tegen de islam. Het blijft dan niet alleen de
antifa-fantasten tot koortsdromen over een dreigende nazi-herleving
prikkelen, maar ook de gemiddelde Vlaamse kiezer afstoten. Het enige
scenario waarin het VB die kiezer kan (terug)winnen, is als de
situatie zo grimmig wordt dat die zijn twijfels bij het aangebrande
imago van de partij opzijschuift om in haar het enige alternatief
voor de ondergang te verwelkomen. Daarom kwam de VB-propaganda in de
jaren 90 hierop neer: we staan op het punt om overspoeld en
weggevaagd te worden, en alleen het VB bepleit ondubbelzinnig een
beleid dat het tij kan keren.


Vandaag
schijnt de bevolking er, terecht of ten onrechte, van overtuigd dat
het niet zo'n vaart zal lopen. Men is nu veel meer gewend aan de
aanwezigheid van allochtonen dan in de beginjaren van de partij. Zij
ziener ook niet zo vervaarlijk uit. Ondanks hun militante taal lijken
moslimagitatoren toch maar papieren tijgers te zijn, die bv. het
hoofddoekverbod niet kunnen verhinderen. Hun projecten voor een
islamitische zuil met eigen banken en scholen, of voor een aparte
moslimpartij, hebben weinig succes. Maatregelen tegen de
hoofddoekprovocaties blijken bovendien uit te gaan van
mainstream-politici
als Nicolas Sarkozy en Patrick Janssens, dus de nood aan een radicaal
nationalistische partij is minder evident.


Als
deze nieuwe marsrichting van de gevestigde partijen uiteindelijk
slechts een oefening in "perceptie" blijkt te zijn, een
onoprechte imitatie, kan het VB als origineel een tweede adem vinden.
Maar onder het motto: "optimisme is een plicht", kan men zich ook
voorstellen dat zij onder druk van de feiten en de kiezers echt de
problemen van de multicultuur ernstig gaan nemen en zo het VB
overbodig maken.









 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on October 27, 2010 01:57

October 23, 2010

De Onafwendbare Neergang Van Extreemrechts

(Hier een herdruk van mijn
boekbespreking in Nucleus van een boek uit 2004 welks
voorspelling momenteel door de feiten bevestigd lijkt te worden, toch
als we aannemen dat de succesvolle PVV van Geert Wilders een
wezenlijk ander verschijnsel is dan de in crisis verkerende
nationalistische partijen VB en Front National.)



Al sinds de jaren '70, en vandaag
meer dan ooit, spreekt links op grimmige toon over de toenemende
dreiging van een herlevende Bruine Horde. Het is dan ook een
verrassend nieuw geluid wanneer een deskundige verklaart dat hij
extreemrechts ziet wegdeemsteren.




Professor Helmut
Gaus is politoloog aan de Universiteit Gent. In zijn nieuwste boek
Opkomst en Verval van Extreemrechts (86 pp., Academia Press,
Gent 2004) stelt hij dat extreemrechts momenteel over zijn hoogtepunt
heen is, omdat wel en wee van deze stroming vastgeklonken zijn aan
een conjunctuurcyclus die, toch voor enkele decennia, zijn cyclisch
maximum voorbij is.




De ontdekking en
duiding van cycliciteit in de geschiedenis is een soort astrologie
minus de sterren. De kerndoctrine van de astrologie blijft er wel in
bewaard, namelijk de synchroniciteit tussen gebeurtenissen op
uiteenlopende bestaansniveaus die schijnbaar geen oorzakelijk verband
vertonen. In ons taalgebied is de bekendste woordvoerder van deze
benadering wel de "metableticus" (veranderingsdeskundige) prof.
Jan Hendrik van den Berg, die een merkwaardige gelijktijdigheid meent
te ontwaren tussen ontwikkelingen op gebied van politiek, literatuur,
bouwstijl, wetenschap en mode. Prof. Gaus gaat niet even ver de
stratosfeer in, hij heeft zijn licht vooral opgestoken bij de
dialectisch-materialistische Sovjet-econoom Nikolaï Kondratiëv, die
in 1938 in Stalins grote zuiveringen omkwam. Als directeur van het
Moskouse Instituut voor Toegepaste Economie deed Kondratiëv begin
jaren '20 de wereld kond dat de economische conjunctuur onderhevig
is aan een cyclus van ongeveer 50 jaar.




Hoogtepunten van
deze cyclus waren ondermeer ca. 1811, 1871, 1921 en 1971,
dieptepunten ca. 1849, 1896, 1934 en 1996. Gaus voegt daaraan toe dat
deze cyclus ook op gebied van mentaliteit en politieke mode voelbaar
is: de positieve fasen zouden gekenmerkt worden door een zwenking
naar links terwijl de rechterzijde terrein herwint in de negatieve
fasen. Bovendien twijfelt hij aan het marxistische dogma dat de
economische toestand de oorzaak (benedenbouw) en de ermee samengaande
stemming in de samenleving het gevolg (bovenbouw) is. Men kan het
immers omkeren: wanneer mensen het vertrouwen verliezen en angstig
worden, leidt dit tot minder uitgeven, minder ondernemen en
economische stagnatie. Met zijn klemtoon op de psychologische factor
is Gaus dus geen orthodox marxist maar een freudo-marxist, zoals nog
in nader detail zal blijken. In ieder geval, tot ca. 2024 zitten we
in een opgaande fase, en dat betekent winst voor links en verlies
voor rechts, a fortiori voor extreemrechts.




In het begin geeft
Gaus de indruk, een mens van goede wil te zijn die nu eens niet de
flutverklaringen voor "het verschijnsel extreemrechts" van zijn
collega's gaat herhalen. Hij verwerpt de snertgoedkope persoonlijke
belastering van rechtse leiders als telkens weer "de nieuwe
Hitler". Hij stelt eerlijk vast dat het academisch onderzoek
terzake methodologisch nergens staat en dat de daarop gebaseerde
strategieën ter bestrijding van dit verschijnsel hopeloos geflopt
zijn. Jammer genoeg mist hij eveneens doel. Zonder een zweem van
twijfel of ironie baseert hij zijn bespiegelingen op
pseudo-wetenschappers als dwaallicht Sigmund Freud, diens leerlinge
Karen Horney, de als klinisch gek geëindigde psychofantast Wilhelm
Reich en de sinistere neomarxist Theodor Adorno, peetvader van wat
men in de jaren '90 de political correctness ging noemen.






Autoritair



Centraal in dit
boek staat Adorno's theorie van de "autoritaire persoonlijkheid"
(1950). Dit syndroom was zeer breed opgevat: behalve gehechtheid aan
een autoritaire leider, ook elk patriottisme, elk respect voor ouders
en traditie, elke voorkeur voor orde boven chaos, elke
voorzichtigheid, elke behoudsgezindheid. De notie was bedoeld om alle
iet of wat "rechtse" individuen als psychisch gestoord voor te
stellen, een subtielere Westerse variant op het Sovjetbeleid van
psychiatrische opsluiting voor dissidenten. Maar terwijl de brute
Sovjetmethodes tot het verleden behoren, blijkt deze subtielere
versie in 2004 nog steeds school te maken. Volgens Gaus is deze notie
van de "autoritaire persoonlijkheid" onverminderd geldig als
verklaring voor het verschijnsel extreemrechts, en is "angst" (en
vandaar de hang naar veiligheid en zekerheid) de sleutel tot dit
syndroom.




Hij vindt trouwens
dezelfde kenmerken terug in het "conservatisme", zoals zou
blijken uit "wetenschappelijk onderzoek" via vragenlijsten en de
"conservatismeschaal" (ja, de nepwetenschap heeft blijkbaar heel
wat geïnvesteerd in de schepping van een schijn van
wetenschappelijke ernst met bijbehorend jargon). Het verschil is
slechts gradueel, namelijk dat de extreemrechtse figuur ook
wetsovertreding en geweld niet schuwt om zijn wereld van storende en
vreemde elementen te zuiveren. Gaus kent blijkbaar weinig van
geschiedenis, want de geviseerde bewegingen tijdens het interbellum
waren juist uitgesproken anticonservatief. Zij schaarden zich rond
jonge leiders en verheerlijkten de jeugd, de technische vooruitgang
en de toekomst. In economisch opzicht waren zij meestal
socialistisch, in levensbeschouwelijk opzicht seculier. Hun
compromissen met haarden van conservatisme zoals de Kerk en de oude
elites waren louter strategisch; zij deden niets af aan de plannen om
naar Sovjetvoorbeeld alle gezagscentra behalve de partij op termijn
te marginaliseren.




Gaus neemt van de
Canadese psycholoog Bob Altemeyer het begrip "Right-Wing
Authoritarianism"
(RWA, 1996) over. Hij verschilt met Altemeyer
van mening over het historische karakter van het RWA: volgens de
Canadees is dit altijd en in alle maatschappijen in ruwweg dezelfde
mate aanwezig, terwijl Gaus het juist ziet fluctueren in functie van
allerlei economische en andere variabelen. Ook hier weer zou "angst"
de grondslag voor het syndroom vormen.




Onder Altemeyers
"vaststellingen die hier van nut kunnen zijn", verwelkomt Gaus
deze: het vermoeden dat er ook een links autoritarisme zou bestaan,
of dat de testen en vragenlijsten ook linkse proefpersonen bij de
"autoritaire" categorie zouden kunnen klasseren, bleek ongegrond.
Hij citeert letterlijk en met expliciete
instemming: "But if you want a living,
breathing, scientifically certifiable authoritarian on the left, I
have found not a single one."

Ongelooflijk maar waar: "links" en "autoritair" zijn
twee disjuncte verzamelingen, zij hebben geen enkel element
gemeenschappelijk. Op zulke theorie, flagrant en op miljoenvoudige
schaal door de feiten weerlegd, baseert de voorzitter van de Gentse
Vakgroep Politieke Wetenschappen dus zijn "wetenschappelijk"
werk.




Gaus, die
meermalen andere auteurs kleineert omdat ze "geen geschiedenis
kennen", schijnt niet te weten dat de zeer autoritaire Sovjet-Unie
vóór het nazisme en fascisme ontstaan is, en dat zij er zowel
imitatief als reactief de bestaansvoorwaarde voor was. Ook van
allerlei autoritaire figuren en verschijnselen in het Westerse en met
name het Belgische socialisme heeft hij blijkbaar nooit gehoord.
Evenmin beseft hij dat bepaalde door hem opgesomde gedragskenmerken
van "extreemrechts" vandaag juist veel sterker bij links tot
uiting komen, bv. onverdraagzaamheid -- tot en met geweld -- jegens
andere opvattingen (zie bv. de muilkorfwetten of het wegkloppen van
rechtse deelnemers aan anti-globaliseringsbetogingen). Ofwel? Ofwel
heeft hij, in het spoor van Adorno en Altemeyer, "autoritair" zo
gedefinieerd dat het eigenlijk synoniem is met "rechts". En daar
komt het inderdaad wel op neer, ja. In dat geval is de hele oefening
een loutere kringredenering geweest, een wetenschapper onwaardig.






Democratie



De genoemde
pseudo-wetenschappers van Freud tot Adorno hadden zelf het nazisme
gekend, en het is daarnaar dat zij verwezen wanneer zij het over
"extreemrechts" (of een gelijkwaardige term) hadden, niét over
wat vandaag zo genoemd wordt. Desondanks veralgemeent Gaus hun
beweringen moeiteloos naar het Vlaams Blok en consoorten. Dit is
meteen de meest krasse hiaat in Gaus' betoog: de afwezigheid van
enige bewijsvoering dat er een identiteit of continuïteit bestaat
tussen het "extreemrechts" van het interbellum en dat van
vandaag. Om precies te zijn: het hele boek bevat geen enkel citaat of
noemt geen enkel wapenfeit van de geviseerde hedendaagse partijen of
bewegingen. Toch past het op hen een definitie van "extreemrechts"
toe waarin een waarde centraal staat die in het interbellum zeer
sterk stond maar die vandaag in de betrokken stroming helemaal niet
aan de orde is: het "autoritarisme".




In het interbellum
werd in zeer brede kring getwijfeld aan de leefbaarheid en
deugdelijkheid van de democratie. Zoals Gaus zelf opmerkt: ook koning
Leopold III geloofde in het leidersprincipe en de populaire pers in
België beeldde hem dienovereenkomstig bij voorkeur uit als
opperbevelhebber in uniform. Volgens allerlei propaganda waren de
dictaturen in Moskou en later Rome en Berlijn zeer succesvol,
ondermeer in het terugdringen van de werkloosheid, terwijl de
liberaal-democratische staten de economische crisis niet konden
bedwingen. Na de nederlaag van de Asmogendheden in 1943-45 en de
implosie van de Sovjet-Unie in 1989-91 zijn de rollen echter
omgekeerd. Weinigen geloven nog in de superioriteit van het weinig
adaptabele autocratische model, en "extreemrechts" is evenzeer
aan die opinieverschuiving onderhevig.




Velen vervielen
destijds in wat Johan Huizinga (aldus door Gaus aangehaald)
"puerilisme" noemde: zich ondanks volwassen leeftijd in een
knapenrol inleven, paraderend in het gelid en zich gretig
onderwerpend aan de bevelen van de leider. Vandaag kan men zich
nauwelijks voorstellen dat mensen zich massaal aan dit kinderachtig
gedragspatroon overgaven. Ook de kaders en kiezers van de
"extreemrechtse" partijen kunnen dat niet, en vertonen niet meer
neiging tot onderwerping aan een sterke man dan die van andere
partijen. "Daar komen ze aangemarcheerd", zo beschrijven allerlei
"antifascisten" de vooruitgang van hun vijanden, maar met die
anachronistische voorstelling van zaken verraden ze alleen hun eigen
nostalgie naar 1945.




Gaus' collega's,
die in hun campagne tegen het Vlaams Blok in partijteksten heel wat
"racistische" uitspraken bijeengesprokkeld hebben, zijn er nooit
in geslaagd hetzelfde te doen met blijken van antidemocratische
gezindheid. Het enige antidemocratische feit dat zij tot dusver
gevonden hebben, is dat het VB geen democratische
voorzittersverkiezingen kent. Maar zoals Gaus zelf toegeeft,
vertrouwden zelfs de vrijheidslievende Romeinen in oorlogstijd op een
dictator, die nadien weer gewoon burger werd. Welnu, ook het VB is in
een soort staat van oorlog, en dat verklaart de voorlopige afkeer van
de partij jegens de interne twisten die een voorzittersverkiezing zou
kunnen veroorzaken. Pas als de partij ook in betere tijden weigert om
haar voorzitterschap tot inzet van verkiezingen te maken, zal men
kunnen besluiten dat zij de democratie verwerpt.




Feit is bovendien
dat de andere partijen in ons land evenzeer een autoritair aangewezen
leiderschap kennen. Bij de christendemocraten en socialisten mogen de
leden één door de topgroep aangeduide leider in een nepverkiezing
"bevestigen", bij de liberalen is zopas gebleken dat de door de
leden verkozen voorzitter op elk moment door de topgroep
uitgeschakeld kan worden, zodat de "ledendemocratie" er slechts
een schijnvertoning is. Binnen zijn partij oefent VB-voorzitter Frank
Vanhecke niet meer macht uit dan Robert Stevaert in de SP.A en Elio
di Rupo in de PS. De socialistische partijen in ons land zijn
trouwens altijd gekenmerkt geweest door autoritair leiderschap en
kadaverdiscipline. Daarmee mag dan geantwoord zijn op Gaus'
bezorgdheid over hoe socialisten zich moeten voelen die naar het VB
overgestapt zijn: mocht het VB zo autoritair zijn als Gaus beweert,
dan zal een SP-veteraan zich er meteen thuis voelen.




In landen waar de
burgers veel mondiger zijn dan de Vlamingen, zoals Denemarken of
Australië, is nog veel duidelijker dat de "extreemrechtse"
partijen van vandaag helemaal niet naar een vermindering van de
democratie streven. Dat in die twee landen het partijleiderschap bij
een vrouw berust, relativeert tussen haakjes ook Gaus' stelling dat
antifeminisme een wezenskenmerk van "extreemrechts" is. Anders
dan in het karikaturale linkse vijandbeeld is de werkelijke
rechterzijde met haar tijd meegegaan en heeft zij de thema's van
het interbellum ver achter zich gelaten.






Vreemdelingen



Welk thema
verklaart dan wel het recente succes van de bedoelde partijen? Het
komt in dit boek nauwelijks aan bod, maar iedereen weet dat dit het
thema van de Ueberfremdung door niet-Europese immigranten is.
Gaus gaat dat verschijnsel te lijf met het aloude en
niet-toepasselijke cliché van de "zondebok": door hun angst
zoeken de mensen een zondebok voor de economische crisis en andere
factoren van onzekerheid. Zijn voorkeur voor de "angst" als
verklaringsgrond brengt hem er wel toe, te erkennen dat de
vermaledijde "xenofobie" primair geen "vreemdelingenhaat" is,
maar "vreemdelingenangst". En daarmee werpt hij dan eindelijk
eens een knipoog naar de hedendaagse maatschappelijke werkelijkheid,
anders zo volstrekt afwezig in dit boek. Inderdaad, professor, vele
mensen zijn bang voor de massale toevloed van vreemdelingen,
vaak na nare persoonlijke ervaringen.




Zodra de
werkelijkheid achter het succes van "extreemrechts" erkend wordt,
stuit het cyclische verklaringsmodel van Gaus echter op de grenzen
van zijn relevantie. Immers, tijdens de vorige cycli stelde datzelfde
probleem zich nog nauwelijks. De nazi's ergerden zich aan de
Afrikaanse soldaten die Frankrijk in het Rijnland gelegerd had, maar
dat was kwantitatief en structureel volstrekt marginaal en
onbelangrijk in vergelijking met de massale vestiging van
vreemdelingen in het Europa van vandaag. In die tijd maakten sommigen
zich al zorgen over de Europese (vooral de Franse) demografische
ontwikkeling, maar de situatie was gewoon onvergelijkbaar met de
demografische neergang die we nu beleven. Ook in allerlei materiële,
technologische en culturele opzichten is de situatie zodanig grondig
gewijzigd, dat de ervaringen van 50 of 100 jaar geleden zich de
komende tijd wel niet zullen herhalen.




Een goede theorie
doet voorspellingen. We moeten professor Gaus nageven dat hij zich
niet aan deze objectieve test onttrekt, integendeel. Hij doet een
duidelijke en in haar tegendraadsheid zelfs zeer opvallende
voorspelling: de extreemrechtse partijen hebben hun beste tijd gehad
in de jaren '90 en kunnen de komende twintig jaar alleen maar
achteruit gaan. Dat ligt volgens Gaus niet aan de linkse
bestrijdingsstrategieën, wel aan de onvermijdelijke afname van de
angstgevoelens die de voedingsbodem van extreemrechts vormen.




Ik stel daar een
andere voorspelling tegenover: het thema dat kiezers en nieuwe leden
naar deze partijen toe drijft, neemt in omvang slechts toe, en daarom
zal de toestroom naar deze partijen, uitgedrukt als percentage van de
inheemse bevolking, de komende tien of twintig jaar eveneens verder
toenemen. Wie angst als de verklaring ziet, kan het zo herformuleren:
de maatschappelijke ontwikkeling (met naast Ueberfremdung ook
vergrijzing en delocalisatie) leidt tot een versterking van de angst,
en dus van de genoemde partijen. Het enige alternatief daarvoor is
dat essentiële delen van hun programma door de gevestigde partijen
overgenomen worden. In dat geval is deze voorspelling wel formeel
weerlegd, maar in diepere zin juist bevestigd.





 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on October 23, 2010 11:08

October 12, 2010

Probeer Het Eens Met België


"Met België als
het kan, zonder België als het moet." Soft-flaminganten herhalen
die leuze al tientallen jaren, meestal als schaamlap voor een zwakke
politieke wil en een onduidelijke politieke intentie. Nochtans is het
op zich wel een juist uitgangspunt.

In het spoor van
Joris van Severen droomde Lode Claes ervan om als Vlaamse
meerderheidsgroep in een unitair België de macht te veroveren.
Gewoon een aanwezigheid in de bestuursklasse en machtsinstellingen
verwerven overeenkomstig ons aantal. Vandaag zou dat plan op het
eerste gezicht betere slaagkansen hebben dan in zijn tijd. Het belang
van het Frans als langue internationale is aan het verdwijnen
en het Vlaams economisch overwicht is overweldigend. Zelfs de
demografische ontwikkeling hoeft niet ongunstig te zijn: de talloze
asielzoekers die terre d'accueil Wallonië naar Vlaanderen
blijft afschuiven, kunnen tot Vlamingen geassimileerd worden. Het
percentage leerlingen in de Vlaamse scholen in Brussel is veel groter
dan het percentage Vlamingen, zij zouden volksgenoten kunnen worden,
bovendien met minder weg-met-ons complexen dan de geboren Vlamingen.
Ondanks de vergrijzing van de vruchteloze oer-Vlamingen lijkt de
Vlaamse meerderheid dus wel gewaarborgd.


Het unitaire
België biedt de Vlamingen dus de kans op een land dat zij naar eigen
inzicht kunnen inrichten, een thuis. Juist daarom is het in 1970
afgeschaft. Zoals de Franstaligen het Vlaamse elan van "Leuven
Vlaams" gebruikt hebben om hun eigen bestaande plannen voor een
nieuwe UCL-campus uit te voeren, zo hebben zij de flamingantische
roep om "federalisme" handig in hun eigen voordeel aangewend. In
hun vuistje lachend om de peilloze Vlaamse domheid stonden zij heel
genereus het gevraagde federalisme toe, maar dan met
pariteitsafspraken en grendels die het numerieke voordeel van de
Vlamingen ongedaan maakten.


Dat federale
België is een keurslijf dat Vlaanderen beknelt en voorgoed
minoriseert. Willen de Vlamingen ooit met zelfrespect in een land
leven waarin zij geen tweederangsburgers zijn, dan moeten zij of dat
keurslijf breken of het land verlaten. Is dat eerste mogelijk? Op
sociale netwerksites blijkt het een trend te zijn onder
anti-flamingantische snobs om voor een unitaire kieskring en
uiteindelijk voor een terugkeer naar het unitaire België te pleiten.
Zij wanen zich bijzonder stoer met zo'n rake kaakslag aan de
Vlaamse separatisten. Waaruit blijkt: de flaminganten mogen dan dom
zijn, maar de belgicisten (althans de Vlaamse) zijn het nog meer. Zij
schijnen niet te weten dat niet de flaminganten maar juist de Walen
destijds de taalgrens ingevoerd en België gecommunautariseerd
hebben. In hun grendel-federale schikking van België moeten alle
politici zich tot een taalrol bekennen, want zonder eerst Nederlands-
en Franstaligen te definiëren kan er geen pariteit vastgesteld
worden.


Stel dat een
tweederde meerderheid, met meerderheid in beide taalgroepen, plots
voor een terugkeer naar een unitair België kiest. Geen taalrol meer,
geen taalgebieden, we zijn allemaal Belgen. Een eenvormig meertalige
staat zoals bv. Singapore. Dan zal elke parlementszetel evenveel
stemmen vertegenwoordigen, dus zal de PS met de verkiezingsuitslag
van 13 juni een aantal zetels aan de N-VA moeten afdragen. In Brussel
zal er niet veel veranderen, want daar is de pariteit toch al maar
een farce, maar op Belgisch niveau zullen de Franstaligen heel wat
voordelen moeten opgeven. Een BHV-stemming zal zich niet meer
voordoen, want geen BHV-probleem meer, maar over allerlei andere
zaken kunnen wetten gestemd worden met een meerderheid die toevallig
helemaal uit Vlaamse Belgen bestaat. Stel het u even voor, en u
begrijpt meteen dat de Franstaligen zulk scenario zullen blokkeren.
Tenzij zij goedzakken worden wier hoogste geluk bestaat uit
schouderklopjes krijgen wegens redelijkheid en uitverkoop van eigen
belangen,-- kortom, Vlamingen.


Het alternatief is
dat Vlaanderen de Franstaligen inpepert dat de Belgische wetten ook
voor hén gelden: hen daadwerkelijk doen betalen voor het Vlaamse
schooltje in Komen, of de taalvereisten bij de benoeming van
overheidspersoneel in Brussel strikt doen naleven, met als gevolg het
ontslag van duizenden ten onrechte benoemde ééntaligen. Dat vraagt
de Franstaligen alleen of ze het nu écht menen met hun liefde voor
België. Het is iets heel anders dan het voorstel van Guido
Tastenhoye om Brussel uit te hongeren, het past gewoon de bestaande
wetten toe. Het geeft België nog een kans, maar dan héél België,
inbegrepen zijn taalwetgeving.


Mogelijk gaan de
Franstaligen zelfs op de Vlaamse uitdaging om hun gehechtheid aan
België waar te maken, in. En leven we nadien nog lang en gelukkig
samen. In de geschiedenis ontstaan soms golven van religieuze
geestdrift die een heel volk in beweging brengen en het onmogelijke
binnen bereik brengen. Was het niet aartsbisschop Léonard die zijn
Waalse volksgenoten opgeroepen heeft om de Vlamingen met respect te
bejegenen?


Maar
waarschijnlijker is dat de Franstaligen moord en brand zouden
schreeuwen. Mogelijk leidt dat ertoe dat ze zelf de stekker uit
België trekken. Toen ze in de nog unitaire partijen de macht van de
Vlamingen voelden toenemen (of in de metaalvakbond, 2006), hebben ze
inderdaad zelf de splitsing opgelegd. Maar in het voorgestelde
scenario zal het geschreeuw van die aard zijn dat de Vlamingen zelf
wel zullen terugkrabbelen vooraleer België de kans krijgt om uiteen
te vallen. De Vlamingen zijn gewoon niet hard genoeg om de
wereldwijde verontwaardiging te trotseren die de Franstaligen met
praatjes over "genocide" zouden ontketenen. Ze zouden er om te
beginnen al nooit toe overgaan, hun "Waalse vrienden" met zulke
taalwettige stipheidsactie te pesten. Ze hebben gewoon niet de
hoeveelheid haat in huis die Le Soir wel dagelijks tegen
henzelf uit de kast haalt.


En maar best ook.
Haat is een slecht beginpunt voor iets goeds, ook al geeft het een
enorme kracht, zie de ongenaakbare hardheid waarmee links de
schutkring tegen rechts volhoudt, of waarmee de Franstaligen op de
federale loyauteit blijven spuwen. Maar het resultaat van onze
goedigheid is: Vlaanderen heeft niet wat er nodig is om de splitsing
van België af te dwingen. Dat feit moet je gewoon vaststellen. Als
die splitsing er komt, zal ze niet het gevolg zijn van een vernuftige
Vlaamse strategie, alleen van de onmogelijkheid om nog tot een
federaal akkoord te komen.



 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on October 12, 2010 23:27

October 6, 2010

Ayodhya Or The Lost Honor Of Historians

In 1858, the Virgin
Mary appeared to young Bernadette Soubirous in Lourdes, France.
Before long, Lourdes became the most important pilgrimage site for
Roman Catholics and other Mary worshippers. France prided itself on
being a secular state, in some phases (esp. 1905-40) even
aggressively secular, yet it acknowledged and protected Lourdes as a
place of pilgrimage. Not many French officials actually believe in
the apparition, but that is not the point. The believers are human
beings, fellow citizens, and out of respect for them
does the state respect and protect their pilgrimage.



For essentially the
same reason, the mere fact that the Rama
Janmabhumi
(Rama's birthplace) site
in Ayodhya is well-established as a sacred site for Hindu pilgrimage,
is reason enough to protect its functioning as a Hindu sacred site,
complete with proper Hindu temple architecture. Ayodhya doesn't
have this status in any other religion, though ancient Buddhism
accepted Rama as an earlier incarnation of the Buddha. The site most
certainly doesn't have such a status in Islam, which imposed a
mosque on it, the Babri Masjid
(ostensibly built in 1528, closed by court order after riots in 1935,
surreptitiously turned into a Hindu temple accessible only to a
priest in 1949, opened for unrestricted Hindu use in 1986, and
demolished by Hindu militants in 1992). So, the sensible and secular
thing to do, even for those sceptical of every religious belief
involved, is to leave the site to the Hindus. The well-attested fact
that Hindus kept going there even when a mosque was standing, even
under Muslim rule, is helpful to know in order to gauge its religious
importance; but is not strictly of any importance in the present. For
respecting its Hindu character, it is sufficient that the site has
this sacred status today.




Secular PM Rajiv
Gandhi had understood this, and from the court-ordered opening of the
locks on the mosque-used-as-temple in 1986, he was manoeuvring
towards an arrangement leaving the contentious site to the Hindus in
exchange for some other goodies (starting with the Shah Bano
amendment and the Satanic Verses ban)
for the Muslim leadership. Call it Congress culture or horse-trading,
but it would have been practical and saved everyone a lot of trouble.




That is when a group
of "eminent historians" started raising the stakes and
turning this local communal deal into a clash of civilizations, a
life-and-death matter on which the survival of the greatest treasure
in the universe depended, viz. secularism. Secure in (or drunk with)
their hegemonic position, they didn't limit themselves to denying to
the Hindus the right of rebuilding their demolished temple, say: "A
medieval demolition doesn't justify a counter-demolition today."
Instead, they went so far as to deny the well-established fact that
the mosque had been built in forcible replacement of a Rama temple.




Note, incidentally,
that the temple demolition, a very ordinary event in Islamic history,
was not even the worst of it: as a stab to the heart of Hindu
sensibilities, the Babri mosque stood imposed on a particularly
sacred site. Just as for Hindus, the site itself was far more
important than the building on it, for Islamic iconoclasts the
imposition of a mosque on such an exceptional site was a greater
victory over infidelism than yet another forcible replacement of a
heathen temple with a mosque. Though the historians' and
archaeologists' ensuing research into the Ayodhya temple demolition
has been most interesting, it was strictly speaking superfluous, for
the sacred status venerated by most Hindus and purposely violated by
some Muslims accrues to the site itself rather than to the
architecture on it. The implication for the present situation is that
even if Muslims refuse to believe that the mosque had been built in
forcible replacement of a temple, they nonetheless know of the site's
unique status for Hindus even without a temple. So, they should be
able to understand that any Muslim claim to the site, even by
non-violent means such as litigation, amounts to an act of anti-Hindu
aggression. Muslims often complain of being stereotyped as fanatical
and aggressive, but here they have an excellent opportunity to earn
everyone's goodwill by abandoning their inappropriate claim to a
site that is sacred to others but not to themselves.




After the eminent
historian's media offensive against the historical evidence, the
political class, though intimidated, didn't give in altogether but
subtly pursued its own idea of a reasonable solution. In late 1990,
Chandra Shekhar's minority government, supported and largely
teleguided by opposition leader Rajiv Gandhi, invited the Vishva
Hindu Parishad
(VHP) and the Babri
Masjid Action Committee
(BMAC) to
mandate some selected scholars for a discussion of the historical
evidence. The politicians had clearly expected that the debate would
bring out the evidence and silence the deniers for good. And that is
what happened, or at least the first half. Decisive evidence was
indeed presented, but it failed to discourage the deniers.




The VHP-employed
team presented the already known documentary and archaeological
evidence and dug up quite a few new documents confirming the temple
demolition (including four that Muslim institutions had tried to
conceal or tamper with). The BMAC-employed team quit the discussions
but brought out a booklet later, trumpeted as the final deathblow of
the temple demolition "myth". In fact, it turned out to be
limited to an attempt at whittling down the evidential impact of a
selected few of the pro-temple documents and holding forth on
generalities of politicized history without proving how any of that
could neutralize this particular evidence. It contained not a single
(even attempted) reference to a piece of actual evidence proving an
alternative scenario or positively refuting the established scenario.
I have given a full account earlier in my book Ayodhya,
the Case against the Temple

(2002).




Unfortunately, no
amount of evidence could make the deniers mend their ways. Though
defeated on contents, the "eminent historians" became only
more insistent in denying the evidence. They especially excelled in
blackening and slandering those few scholars who publicly stood by
the evidence, not even sparing the towering archaeologist BB Lal.
Overnight, what had been the consensus in Muslim, Hindu and European
sources, was turned into a "claim" by "Hindu
extremists". Thus, the eminent historians managed to intimate a
Dutch scholar who had earlier contributed even more elements to the
already large pile of evidence for the temple demolition into
backtracking. Most spectacularly, they managed to get the entire
international media and the vast majority of India-related academics
who ever voiced an opinion on the matter, into toeing their line.
These dimly-informed India-watchers too started intoning the
no-temple mantra and slandering the dissidents, to their faces or
behind their backs, as "liars", "BJP prostitutes",
and what not. In Western academe, dozens chose to toe this party-line
of disregarding the evidence and denying the obvious, viz. that the
Babri Masjid (along with the Kaaba in Mecca, the Mezquita in Cordoba,
the Ummayad mosque in Damascus, the Aya Sophia in Istambul, the
Quwwatu'l-Islam in Delhi, etc.) was one of the numerous ancient
mosques built on, or with materials from, purposely desecrated or
demolished non-Muslim places of worship.




Until the Babri
Masjid demolition by Hindu activists on 6 December 1992, Congress PM
Narasimha Rao was clearly pursuing the same plan of a bloodless
hand-over of the site to the Hindus in exchange for some concessions
to the Muslims. The Hindu activists who performed the demolition were
angry with the leaders of their own Bharatiya
Janata Party
(BJP) for seemingly
abandoning the Ayodhya campaign after winning the 1991 elections with
it, but perhaps the leaders had genuinely been clever in adjusting
their Ayodhya strategy to their insiders' perception of a deal
planned by the PM. After the demolition, Rao milked it for its
anti-BJP nuisance value and gave out some pro-mosque signals; but a
closer look at his actual policies shows that he stayed on course.
His Government requested the Supreme Court to offer an opinion on the
historical background of the Ayodhya dispute, knowing fully well from
the outcome of the scholars' debate that an informed opinion could
only favour the old consensus (now known as the "Hindu claim").
In normal circumstances, it is not a court's business to pronounce on
matters of history, but then whom else could you trust to give a fair
opinion when the professional historians were being so brazenly
partisan?




The Supreme Court
sent the matter on, or back, to the Allahabad High Court, which,
after sitting on the Ayodhya case since 1950, at long last got
serious about finding out the true story. It ordered a
ground-penetrating radar search and the most thorough excavations. In
this effort, carried out in 2003, the Archeological
Survey of India
(ASI) employed a large
number of Muslims in order to preempt the predictable allegation of
acting as a Hindu nationalist front. The findings confirmed those of
the excavations in the 1950s, 1970s and 1992: a very large Hindu
religious building stood at the site before the Babri Masjid. The
Allahabad High Court has now accepted these findings by India's apex
archaeological body. But not everyone is willing to abide by the
verdict.




In particular, the
eminent historians are up in arms. In a guest
column in The
Hindu
(2 Oct.
2010: "The verdict on Ayodhya, a historian's opinion"),
Prof. Romila Thapar claims that the ASI findings had been
"disputed". Oh well, it is true that some of her school had
thought up the most hilariously contrived objections, which I held
against the light in my booklet Ayodhya,
the Finale: Science vs. Secularism in the Excavations Debate
.
Thus, it was said that the presence of pillar-bases doesn't imply
that pillars were built on it; you see, some people plant pillar
bases here and there once in a while, without any ulterior motive of
putting them to some good use. And it was alleged that the finding of
some animal bones in one layer precludes the existence of a temple
(and somehow annuls the tangible testimony of the vast foundation
complex and the numerous religious artefacts); and more such
hare-brained reasoning. The picture emerging from all this clutching
at straws was clear enough: there is no such thing as a refutation
of the overwhelming ASI evidence, just as there was no refutation of
the archaeological and documentary evidence presented earlier.




Today, I feel sorry
for the eminent historians. They have identified very publicly with
the denial of the Ayodhya evidence. While politically expedient, and
while going unchallenged in the academically most consequential
forums for twenty years, that position has now been officially
declared false. It suddenly dawns on them that they have tied their
names to an entreprise unlikely to earn them glory in the long run.
We may now expect frantic attempts to intimidate the Supreme Court
into annulling the Allahabad verdict, starting with the ongoing
signature campaign against the learned Judges' finding; and
possibly it will succeed. But it is unlikely that future generations,
unburdened with the presently prevailing power equation that made
this history denial profitable, will play along and keep on
disregarding the massive body of historical evidence. With the
Ayodhya verdict, the eminent historians are catching a glimpse of
what they will look like when they stand before Allah's throne on
Judgment Day.





 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on October 06, 2010 09:08

October 5, 2010

Ayodhya, Of De Verloren Eer Der Historici

Een
belangrijk crisismoment in de strijd om de geschiedenis tussen
pleitbzorgers van de islam en de rest van de wereld was de betwisting
rond de tempel/moskee in Ayodhya, die vooral in 1986-92
woedde. Het betwiste gebouw haalde het wereldnieuws toen hindoe
militanten het op 6 december 1992 afbraken.


Op
een hindoe bedevaartcentrum, volgens de overlevering de
geboorteplaats van de held Rama, incarnatie van de god Visjnoe, heeft
ooit een tempel en nadien (volgens een inscriptie op de poort, vanaf
1528) eeuwenlang een moskee gestaan. In die moskee waren zuilen van
de tempel verwerkt, bij wijze van vertoon van de islamitische zege op
het heidendom. In 1885 begonnen hindoes een rechtszaak om het domein
terug te eisen, maar in 1886 oordeelde de Britse rechter: "Het is
erg dat voor deze moskee een tempel verwoest is, maar aangezien dat
eeuwen geleden gebeurd is, is het nu te laat om het te remediëren."
In 1934 werd de moskee na rellen door de Britse overheid gesloten. In
1949 plaatsten hindoes een altaar met godenbeelden in het gebouw. In
1950 begon een rechtsgeding waarin de hindoes en later ook de moslims
de plaats opeisten.


Voorlopig
vaardigde de rechtbank enkele praktische regelingen uit. Eén dag per
jaar mocht een priester er de rituelen doen, pas in 1986 verordende
zij dat hindoes er vrij toegang kregen. Daardoor was het gebouw weer
in gebruik als tempel, maar de hindoes wilden echte
tempelarchitectuur, dus de afbraak van het gebouw. Terwijl de moskee
er nog stond, legden zij een eindje verder de eerste steen van de
geplande tempel, en wel op 9 november 1989, terwijl in Berlijn de
Muur viel.


Dat
gebeurde met goedkeuring van de regerende Congrespartij, die een
klassieke koehandel plande: een grote gunst voor de hindoes, meerdere
kleine voor de moslims (ondermeer de hervorming van de
echtscheidingswetgeving in zuiver islamitische zin). Linkse
intellectuelen, die de cultuur- en academische sectoren domineerden,
begonnen echter een campagne voor "hard secularisme", waarbij
"secularisme" het Indiase equivalent is van ons
"multiculturalisme", ondermeer dus automatische steun aan de
islam. In het kader daarvan begonnen zij stelselmatig en luidkeels de
geschiedenis van de historische tempelverwoesting te ontkennen. Wat
tot dan een consensus geweest was, gebaseerd op het unanieme
getuigenis van een groot aantal bronnen, werd plots verketterd als
"hindoe-fundamentalistische haatpropaganda".


De
media in India en wereldwijd volgden meteen de nieuwe marsrichting.
Historici hielden zich gedeisd of plooiden zich naar de partijlijn.
Een Nederlandse indoloog die kort tevoren onderzoek in Ayodhya gedaan
had en in een boek de tempelverwoesting bevestigd had, werd heftig
belasterd en krabbelde terug. De Encyclopaedia Britannica die
haar in de uitgave van 1989 nog droog als feit weergeven had, maakte
er in latere edities iets van dat "hindoe extremisten beweren".


Eind
1990 nodigde de regering de beide partijen uit om geselecteerde
geleerden te mandateren voor een debat. De vertegenwoordigers van de
moskeepartij kwamen totaal onvoorbereid, vals gerustgesteld dat hun
tegenstanders toch maar "mythen propageerden". Pijnlijk genoeg
voor hen kwamen die van de tempelpartij met een uitgebreid dossier
aan historische documenten en archeologische versl agen die de oude
consensus ondersteunden. Nadien heeft het
moslim-marxistische verbond van tempeltegenstanders wel nog een
boekje samengesteld dat als antwoord moest dienen, maar ook daarin
staat niet één gegeven dat strijdig is met dat scenario of dat
positief op een alternatief scenario wijst. Hun argumentatie beperkte
zich tot pogingen om de dwingende bewijswaarde van een kleine
selectie uit de geboden aanwijzingen te minimaliseren, terwijl het
merendeel onbeantwoord bleef. De media hebben het strikt
doodgezwegen, maar de ontkenners van het islamitisch iconoclasme zijn
in dat debat verpletterend verslagen.


Edoch,
vorige week is de waarheid toch aan het licht gekomen. Op donderdag
30 september 2010 heeft het gerechtshof te Allahabad eindelijk
uitspraak gedaan in de 60 jaar oude rechtszaak. Er was schot in
gekomen toen de regering van premier Narasimha Rao in 1994 aan het
Hooggerechtshof vroeg om een mening uit te spreken over de
historische grond van de zaak. Anders dan het krantenlezend publiek
was hij uitstekend op de hoogte van het uitkomst van het
geleerdendebat, en hij verwachtte dat de opperrechters zich na studie
alleen ten gunste van de tempelclaim zouden kunnen uitspreken, zodat
de tempel gebouwd zou kunnen worden en de kwestie van de baan
geraken. Het Hooggerechtshof verwees de zaak door naar de rechtbank
van Allahabad. En die besloot om haar letterlijk uit de spitten.


Zij
gaf aan de Archaeological Survey of
India
opdracht tot zeer grondige
opgravingen. In 2003 legde de ASI de fundamenten bloot van een zeer
groot gebouw, dat blijkens de talloze religieuze kunstvoorwerpen
zonder twijfel een tempel geweest is. Dit bevestigde de
conclusies van eerdere opgravingen en het getuigenis van talloze
documenten: natúúrlijk heeft er op de betwiste plek een tempel
gestaan.


Het
vonnis erkent nu de historische feiten. Op basis daarvan besluit het
dat de betwiste plaats aan de hindoes toekomst, terwijl de moslims
een perifeer stuk van de tempelheuvel mogen hebben. Over die concrete
grondaanspraken zal wellicht nog een proces in beroep gevoerd worden,
maar de ASI-bevindingen staan voortaan als een huis. Het handvol
vorsers dat de oude consensus met oude en nieuwe bewijzen is blijven
verdedigen, onderwie uw dienaar, is daarmee klinkend in het gelijk
gesteld. De overgrote meerderheid die een politiek wenselijker versie
aanhing en verkondigde, en die vanuit haar machtspositie de eerste
groep bespuwd en belasterd heeft, staat nu met de billen bloot.


Het
loopt niet altijd zo goed af, en ook hier heeft de leugen ruim
twintig jaar de bovenhand gehad. Maar uiteindelijk is het Indiase
nationale devies dan toch geldig gebleken: Satyam eva jayate,
"Waarheid overwint."



 


 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on October 05, 2010 23:33

September 29, 2010

Pascal Smet, Loopjongen Van Het Engels

De "Europese Dag
van de Talen" zou beter de "Europese Dag tegen de Talen" heten.
Hij blijkt namelijk een geschikt forum te zijn voor onderwijsminister
Pascal Smet om meer onderwijs in en door het Engels te bepleiten. En
dat komt neer op een pleidooi voor ééntaligheid en tegen het leren
van alle andere talen. In dit geval zelfs heel uitdrukkelijk: onze
minister pleitte er tegen het onderwijs van het Frans als tweede
taal, een positie die het aan het Engels zou moeten afstaan. Spijts
Smets geruststelling aan de Franstaligen dat het onderwijs van het
Frans daar niet onder zal lijden, leert de ervaring in ondermeer
Nederland dat, bij de huidige internationale machtsverhoudingen,
mensen na het Engels geen enkele vreemde taal nog behoorlijk onder de
knie krijgen.



Op zich valt er voor
Smets keuze wel wat te zeggen. De Vlaamse jeugd van nu leert acht
jaar Frans op school en beheerst het na afloop maar amper. Dat ligt
aan de verdwijning van het Frans is onze levende cultuurbeleving,
maar vooral aan het Frans zelf, dat je eindeloze lesuren doet
verliezen aan doodsaaie oefeningen in de rariteiten van de Franse
spelling en werkwoordsvervoeging. Verminder het lesvolume Frans en je
krijgt een generatie Vlamingen die de taal echt niet meer kent. En
dat betekent het einde van België; wat geen ramp hoeft te zijn.




De achterliggende
filosofie van Smets voorstel is minder verheffend. "Engels is zo'n
belangrijke taal geworden, dat je er nog maar moeilijk omheen kan",
meent onderwijsminister Pascal Smet. Een stamp in het luchtledige,
want er is helemaal niemand die voorstelt om het Engels te negeren.
En hij vervolgt: "In de hele EU zou Engels de tweede taal moeten
worden, maar dus zeker ook in Vlaanderen. Niet overal ter wereld
spreken ze Frans, terwijl Engels meer en meer een wereldtaal aan het
worden is. Als we elkaar willen verstaan, hebben we in Europa nood
aan één gemeenschappelijke taal. En dat is duidelijk het Engels,
niet het Frans."




Dat is een zeer
politiek geladen uitspraak en helemaal niet zo triviaal als ze lijkt.
Het is voor toeristen evident dat ze overal verder geraken met Engels
dan met een wegdeemsterende streektaal als het Frans; maar daaruit
volgt niet dat de bevordering van het Engels tot de officiële taal
van de EU (ter vervanging van de huidige meertaligheid) wenselijk is.
Schijnbaar volgt de minister de vrije markt: het Engels heeft zich
"vanzelf" tot globale verbindingstaal ontwikkeld, het is niet
door de grote boze staat opgelegd, dus wat is er redelijker dan die
"natuurlijke" evolutie volgen? "If
you can't beat it, join it"
?




In feite is de
dominante positie van het Engels een geval van het recht van de
sterkste, namelijk een gevolg van militair overwicht. Ten nadele van
de Kelten op de Britse eilanden; van de inboorlingen en van de
Fransen, Hollanders, Portugezen en Spanjaarden in Noord-Amerika,
India en andere koloniale gebieden; van Duitsland, Japan en Rusland
in de krachtmetingen van de 20ste
eeuw. Moeten wij een beleid voeren dat ertoe strekt, het momentum van
die op militaire veroveringen gebaseerde expansie nog te versterken
en tot de nog onaangeroerde uithoeken van de aarde uit te breiden?
Dat lijkt me een principiële en morele vraag van groot belang, en
allicht daarom juist een aspect van de zaak dat het petje van onze
dagjespolitici te boven gaat.




Niet dat de
niet-politici een haar beter zijn: behalve de marginale
Esperanto-groeperingen komt geen hond hier ooit op het idee dat er
ook inzake taalbeleid zoiets als rechtvaardigheid kan bestaan. Grote
segmenten van de mensheid, waaronder de Vlamingen, kennen tegenover
een opdoemende macht geen andere reflex dan daarvoor te gaan kruipen.
Dat is de wet van de minste weerstand aan het werk, en realistisch
gesproken kan alleen een beslissing op politiek niveau daar tegenin
gaan. Maar het daartoe benodigde zelfrespect is dun gezaaid in
Vlaanderen.




Mensen die niet de
moed of de eerlijkheid hebben om hun keuze duidelijk te maken,
stellen het graag zo voor dat er nu eenmaal niets meer te kiezen
valt: "Kijk naar de Chinezen: die hebben besloten dat al hun
kinderen Engels moeten leren. Vlaanderen kan niet anders dan volgen."
Ziedaar de typisch anti-politieke bezwering (ook vaak gebruikt door
pater Leman inzake het migratiebeleid) dat het nu eenmaal te laat is
voor een politieke keuze.


Anders dan China,
dat aan zelfrespect geen gebrek heeft, brengt Vlaanderen zijn eigen
taal in gevaar door het Engels nog verder op te waarderen. Het beleid
van diezelfde minister Smet ten gunste van de verdere verengelsing
van het hoger onderwijs leidt regelrecht naar een degradatie van het
Nederlands. Het gevolg van zulk beleid zie je in landen waar het al
decennia de regel is. In India wordt de cultuurtaal Hindi, tweede
meest gesproken taal op aarde, nauwelijks gebruikt voor
wetenschappelijke publicaties, en zij verliest jaarlijks tientallen
bestaande cultuurwoorden omdat die door Engelse vervangen worden; om
nog te zwijgen van de niet-vertaling van de talloze Engelse woorden
voor nieuwe begrippen. Het is natuurlijk mogelijk om die tendens
tegen te gaan door een officieel beleid van taalpurisme, of liever
taalcreativiteit, zoals China doet (en met veel meer succes dan
Frankrijk), maar in Vlaanderen is dat waarschijnlijk niet haalbaar.
Hier zullen de verantwoordelijke politici immers meteen plooien voor
gangmakers van elke soort verbastering die zulk beleid als "etnische
zuivering" of erger zullen verdacht maken.




Zodus, voor de
achterliggende anglocentrische visie van minister Smet kunnen wij
niet veel achting opbrengen. Zijn degradatie van het Frans hoeft
echter geen zorgen te baren. Dat de kennis van die taal dan verder
instort, is emotioneel jammer voor wie, zoals ik, aan de Franse
cultuur nog plezier beleefd heeft; maar de jeugd van tegenwoordig is
niet in dat geval. Er rekening mee houdend dat de meeste mensen toch
nooit meer dan één vreemde taal behoorlijk zullen beheersen, zou
het fout zijn om de beschikbare energie voor te behouden aan een taal
die een enorme leerinvestering vergt maar slechts weinig praktisch
nut meer heeft.


Zoals minister Smet
het zegt: "Maar het zou wel veel problemen oplossen, zeker in ons
land. Ook de Franstaligen leren op school meer en meer Engels. En in
heel wat Brusselse bedrijven zie je nu al dat niet Frans maar Engels
de voertaal is." Dat laatste is op zich niet zo fraai, maar het
illustreert wel dat onze kinderen ook zonder Franse taalkennis met
hun Waalse generatiegenoten zullen kunnen praten. België zal
Engelstalig zijn of het zal niet zijn.



 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on September 29, 2010 11:24

Koenraad Elst's Blog

Koenraad Elst
Koenraad Elst isn't a Goodreads Author (yet), but they do have a blog, so here are some recent posts imported from their feed.
Follow Koenraad Elst's blog with rss.