Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes Quotes

Rate this book
Clear rating
Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes by Marcel Proust
47 ratings, 4.21 average rating, 2 reviews
Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes Quotes Showing 1-9 of 9
“Les êtres nous sont d'habitude si indifférents que, quand nous avons mis dans l'un d'eux de telles possibilités de souffrance et de joie pour nous, il nous semble appartenir à un autre univers, il s'entoure de poésie, il fait de notre vie comme une étendue émouvante où il sera plus ou moins rapproché de nous.”
Marcel Proust, Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes
“Comme le public ne connaît du charme, de la grâce, des formes de la nature que ce qu'il en a puisé dans les poncifs d'un art lentement assimilé, et qu'un artiste original commence par rejeter ces poncifs, M. et Mme Cottard, image en cela du public, ne trouvaient ni dans la sonate de Vinteuil, ni dans les portraits du peintre, ce qui faisait pour eux l'harmonie de la musique et la beauté de la peinture.”
Marcel Proust, Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes
“Même cet amour pour une phrase musicale sembla un instant amorcer chez Swann la possibilité d'une sorte de rajeunissement. Depuis si longtemps il avait renoncé à appliquer sa vie à un but idéal et la bornait à la poursuite de satisfactions quotidiennes, qu'il croyait, sans jamais se le dire formellement, que cela ne changerait plus jusqu'à sa mort; bien plus, ne se sentant plus d'idées élevées dans l'esprit, il avait cessé de croire à leur réalité, sans pouvoir non plus la nier tout à fait.”
Marcel Proust, Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes
“De naam Balbec in een boek te zien staan was ook in de lente genoeg om het verlangen naar stormen en de Normandische gotiek in mij wakker te roepen; de naam Florence of de naam Venetië deed mij ook als het stormde verlangen naar zon, leliën, het Dogenpaleis en de Santa Maria del Fiore.

Maar dat het beeld dat ik van die steden had voorgoed met hun namen was versmolten hield in dat die het transformeerden, het onderwierpen, als ik het weer voor me zag, aan hun eigen wetten; het gevolg was dat ze het mooier, maar ook anders maakten dan de steden van Normandië en Toscane in werkelijkheid konden zijn, en dat ze door de arbitraire geneugten van mijn fantasie te verhogen, de toekomstige teleurstelling op mijn reizen vergrootten.

(...)

Woorden geven ons van de dingen in het klein een heldere en gangbare voorstelling zoals er op scholen aan de muur hangen om de kinderen een voorbeeld te laten zien van wat een werkbank is, een vogel, een mierenhoop, dingen opgevat als gelijk aan alle andere van hetzelfde soort. Maar namen geven van de mensen - en van de steden waardoor wij ze gaan zien als individueel, uniek zoals mensen - een vaag beeld dat aan die namen, aan hun klank, hel of donker, een tint ontleent waarin ze uniform zijn gekleurd.”
Marcel Proust, Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes
“Die arme Swann,' zei Mme des Laumes die avond tegen haar echtgenoot, 'hij is altijd even aardig, maar hij ziet er doodongelukkig uit. U zult het wel zien, want hij heeft beloofd een van deze dagen te komen eten. Ik vind het eigenlijk belachelijk dat een man met zijn intelligentie lijdt om een vrouw van dat slag, een die niet eens interessant is, want het moet een idioot zijn, zegt men,' voegde ze eraan toe met de wijsheid van mensen die niet verliefd zijn en vinden dat een geestrijk man alleen ongelukkig zou mogen zijn om een vrouw die de moeite waard is; wat ongeveer gelijk staat aan verbaasd zijn dat iemand zich verwaardigt aan de cholera te lijden door toedoen van iets zo nietigs als de kommabacil.”
Marcel Proust, Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes
“Ainsi, pour la première fois, ma tristesse n’était plus considérée comme une faute punissable mais comme un mal involontaire qu’on venait de reconnaître officiellement, comme un état nerveux dont je n’étais pas responsable ; j’avais le soulagement de n’avoir plus à mêler de scrupules à l’amertume de mes larmes, je pouvais pleurer sans péché. Je n’étais pas non plus médiocrement fier vis-à-vis de Françoise de ce retour des choses humaines, qui, une heure après que maman avait refusé de monter dans ma chambre et m’avait fait dédaigneusement répondre que je devrais dormir, m’élevait à la dignité de grande personne et m’avait fait atteindre tout d’un coup à une sorte de puberté du chagrin, d’émancipation des larmes. J’aurais dû être heureux : je ne l’étais pas. Il me semblait que ma mère venait de me faire une première concession qui devait lui être douloureuse, que c’était une première abdication de sa part devant l’idéal qu’elle avait conçu pour moi, et que pour la première fois, elle, si courageuse, s’avouait vaincue.”
Marcel Proust, Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes
“Wanneer ik probeer na te gaan wat ik aan de kant van Méséglise te danken heb - de bescheiden ontdekkingen die daar hun toevallige decor of onmisbare inspiratiebron hadden - herinner ik me dat het op een van die wandeltochten was, dat najaar, bij de dichtbegroeide helling die Montjouvain beschut, dat ik voor het eerst werd getroffen door die onevenredigheid tussen onze indrukken en de gebruikelijke uitdrukkingswijze daarvan. Toen ik, na een uur monter tegen regen en wind te hebben opgetornd, aankwam bij de plas van Montjouvain, bij een met dakpannen afgedekt hutje waar de tuinman van M. Vinteuil zijn gereedschap opborg, was de zon weer doorgebroken, en zijn in de stortbui schoongespoelde verguldsel glansde als nieuw in de lucht, op de bomen, op de muur van de hut, op het nog natte pannendak, waar boven aan de nok een kip rondstapte. De blazende wind rukte horizontaal aan de grassen die in het muurbeschot groeiden en aan de donzen veren van de kip, die, het ene zowel als het andere, gerekt tot in hun volle lengte, meegaven op het waaien met de overgave van inerte, lichte dingen. Het pannendak bracht in de plas, die de zon opnieuw liet spiegelen, een roze marmering teweeg waar ik nooit eerder acht op had geslagen. En toen ik op het water en op het muurvlak een bleke glimlach de glimlach van de hemel zag beantwoorden, riep ik in mijn enthousiasme, zwiepend met mijn weer dichtgevouwen paraplu: 'Allemachtig, allemachtig.' Maar tegelijkertijd besefte ik dat het mijn plicht zou zijn geweest het niet bij die ondoorzichtige woorden te laten, maar te proberen iets van mijn verrukking te begrijpen.

En het was ook die dag - dankzij een voorbijkomende boer die er al uitzag of hij vrij slechtgehumeurd was, wat erger werd toen hij bijna mijn paraplu in zijn gezicht kreeg, en die mijn 'mooi weer hè, goed om te lopen' stug beantwoordde - dat ik te weten kwam dat dezelfde emoties zich niet tezelfdertijd, volgens een al van tevoren vaststaand patroon, bij alle mensen voordoen. Altijd als ik, later, door het wat langdurige lezen in een spraakzame stemming was gebracht, had de schoolvriend met wie ik maar al te graag een gesprek wilde beginnen er juist plezierig op los gepraat en wenste nu ongestoord te kunnen lezen. Als ik net vol genegenheid aan mijn ouders had gedacht en bezield was van de beste voornemens, die hun het meest plezier zouden doen, hadden zij dezelfde tijd gebruikt om achter een - door mij vergeten - pekelzonde te komen waar ze mij streng om berispten terwijl ik naar hen toe rende om hun een zoen te geven.”
Marcel Proust, Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes
“... bij alles wat het stempel draagt van de werkelijke dood, die zo verschilt van zijn logische en abstracte mogelijkheid ...”
Marcel Proust, Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes
tags: dood
“Alle gevoelens die het lief en leed van een echte persoon in ons oproepen, doen zich alleen maar voor via een voorstelling van dat lief en leed; het vernuft van de eerste romanschrijver bestond erin te begrijpen dat, aangezien in het organisme van onze emoties de voorstelling het enige essentiële element is, de vereenvoudiging die het zijn zou om doodgewoon af te zien van echte personen, een decisieve verbetering zou betekenen.
(...)
En als de romancier ons eenmaal in die toestand heeft gebracht waarin, zoals bij alle louter innerlijke toestanden, iedere emotie tien keer zo groot wordt en zijn boek ons zal aangrijpen op de manier van een droom, maar van een droom die helderder is dan die wij slapend hebben en die ons langer bijblijft, dan maakt hij bij ons in een uur alle denkbare geluk en ongeluk los waar wij in het leven zelf jaren voor nodig zouden hebben om er iets van te leren kennen, en waarvan de meest intense vormen ons nooit zouden zijn geopenbaard doordat de trage gang waarmee ze zich voordoen ze aan onze waarneming onttrekt (zo verandert in het leven ons hart, en dat is allerpijnlijkst; maar wij kennen die pijn alleen in onze lectuur, in onze verbeelding: in de werkelijkheid verandert het hart, zoals bij sommige natuurverschijnselen gebeurt, zo langzaam dat, al kunnen wij elk van die verschillende toestanden successievelijk vaststellen, ons daarentegen de gewaarwording zelf van de verandering bespaard blijft).”
Marcel Proust, Du côté de chez Swann / À l'ombre des jeunes filles en fleurs / Le Côté de Guermantes