Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uw werken geroken Quotes
Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uw werken geroken
by
Felix Timmermans58 ratings, 3.84 average rating, 8 reviews
Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uw werken geroken Quotes
Showing 1-2 of 2
“In 't verdriet om zijn tijd, en in toenemende maagpijn schilderde hij, terwijl er buiten sneeuw viel : 'De Blinden die elkander in de Gracht leiden';
't Valt voor in zijn vredige streek, met de kerk, ginder rustig en uitnodigend gezeten aan de voet van een buikrond heuveltje. Hier van voor, rechts, diept een koele gracht, waar lis wiegt en irissen tintelen. Op de voorgrond, in de richting van die gracht, komen de zes blinden met hun wijde mantels aan, achtereen elkaar vasthoudend aan hun staf, of de hand op de schouder van de voorgaande gelegen. Hun oude, getaande, domme bedelaarsgezichten zijn smekend omhoog gericht; maar hun ogen zijn ofwel gesloten, of 't zijn enkel matte, witte ballen of uitgezworen holtens. Ze zullen de gracht intuimelen, één voor één, lijk de voorsten al bezig zijn, - de eerste had nogal muziek bij!
Rond dit drama bloeit een schone, zachte zomer. Er is stilte, vrede en zon! Daarin ligt heel zijn tijd : 't verscheuren van elkanders overtuiging, de blindheid van elkendeen; daarin ligt zijn twijfel, zijn gebroken droom, zijn geloof, zijn verlangen naar rust, heel zijn hart en heel zijn ziel, - heel de tegenstrijdigheid van zichzelf en van zijn tijd. Toen hij de schilderij af had; - 't was enige dagen voor Kerstmis - liet hij palet en borstels uit zijn hand glijden.
'Nu heb ik, geloof ik, niets meer te doen dan maagpijn te lijden', zuchtte hij.”
― Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uw werken geroken
't Valt voor in zijn vredige streek, met de kerk, ginder rustig en uitnodigend gezeten aan de voet van een buikrond heuveltje. Hier van voor, rechts, diept een koele gracht, waar lis wiegt en irissen tintelen. Op de voorgrond, in de richting van die gracht, komen de zes blinden met hun wijde mantels aan, achtereen elkaar vasthoudend aan hun staf, of de hand op de schouder van de voorgaande gelegen. Hun oude, getaande, domme bedelaarsgezichten zijn smekend omhoog gericht; maar hun ogen zijn ofwel gesloten, of 't zijn enkel matte, witte ballen of uitgezworen holtens. Ze zullen de gracht intuimelen, één voor één, lijk de voorsten al bezig zijn, - de eerste had nogal muziek bij!
Rond dit drama bloeit een schone, zachte zomer. Er is stilte, vrede en zon! Daarin ligt heel zijn tijd : 't verscheuren van elkanders overtuiging, de blindheid van elkendeen; daarin ligt zijn twijfel, zijn gebroken droom, zijn geloof, zijn verlangen naar rust, heel zijn hart en heel zijn ziel, - heel de tegenstrijdigheid van zichzelf en van zijn tijd. Toen hij de schilderij af had; - 't was enige dagen voor Kerstmis - liet hij palet en borstels uit zijn hand glijden.
'Nu heb ik, geloof ik, niets meer te doen dan maagpijn te lijden', zuchtte hij.”
― Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uw werken geroken
“Floris lachte en zeeg in slaap in zijn zetel. Pieter bezag het hoofd van de kunstenaar. Hij streelde hem stillekens over zijn roze gezicht, en prevelde vol medelijden: ‘Arme Baskonter, arme paddestoel, die teert op Michelangelo; arme Icarus, die met wassen vleugelen ten hemel stijgt, naar de zon, die ze smelt’ – op een rijnse prent had hij die ongelukkige sukkeleer getekend – ‘en al die renaissancisten zijn van dezelfde deeg! Waarom blijft ge niet beneden : de wereld is zo schoon!’ …
En in zijn verbeelding zag hij de schone straat van Messina weer levendig voor d’ogen; en daar beneden, in ’t water, te midden van de pracht, zag hij, hulpeloos en klein, twee roze beentjes spartelen van de arme Icarus die in ’t water gevallen was! Hij schudde de komende vaak van zijn huid, stond op en ging de kriekende, frisse morgen in.
Een nieuwe schilderij begon te groeien.”
― Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uw werken geroken
En in zijn verbeelding zag hij de schone straat van Messina weer levendig voor d’ogen; en daar beneden, in ’t water, te midden van de pracht, zag hij, hulpeloos en klein, twee roze beentjes spartelen van de arme Icarus die in ’t water gevallen was! Hij schudde de komende vaak van zijn huid, stond op en ging de kriekende, frisse morgen in.
Een nieuwe schilderij begon te groeien.”
― Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uw werken geroken
