Sara Eelen, Anomalie [I]
Het visitekaartje van elke bundel is het openingsgedicht, waarna de lezer beslist: doorlezen of niet?
Sara Eelens Kratermond (Querido, 2025) opent met het volgende gedicht:
Anomalie [I]Het kraken van gesteente, nu je hier bent
en de massa opstapelt, een geplunderde maar nieuwe berg ontstaat.
Reisfoto’s tonen gletsjertanden, zweetvlekken, zonneslag
verbodsborden net naast de klif. Wij poseren
hand op heup, symmetrie door de jaren heen
verzamel ik kreten uit de droge rivierbedding
de galm.
Het kraken van gesteente, nu we hier zijn
en de onderwerping fysiek uit onze voeten wordt gehouwen.
We zochten niet naar voetafdrukken
liever wetmatigheden die wegleidden van onszelf
hoe de havik neerdaalt
in dezelfde spiraal als de nautilusschelp.
We zoeken de navel, het doorgeknipte koord.
Het kraken in onze slaap, nu het landschap vraagt om schemer
droom ik van zoutvlakten, kleine grote jagers boven duinen
een visioen als tongloze kikkers.
De foto’s snijden uitzonderingen
gebieden die we onaangeraakt lieten
uit schaamte. Geen aanwijzing
dat wij het waren, op deze uitkijkpost
hoor je niet hoe het brongesteente onder hoge druk
vol water, zand en chemicaliën wordt gepompt
kleine explosies tot gevolg.
Ik dacht nooit eerder over dit ongeschonden lichaam als anomalie
nooit eerder over de explosie als parasiet.
Waar zijn we beland? Met wie hebben we te doen? Waar gaat dit gedicht over? Wie de strekking van ‘Anomalie [I]’ wil vatten wordt gedwongen tot uitpluizing.
Maar hoe kraak je de code van dit gedicht? Een concrete aanwijzing in de voorlaatste strofe verschaft toegang tot begrip: ‘op deze uitkijkpost / hoor je niet hoe het brongesteente onder hoge druk / vol water, zand en chemicaliën wordt gepompt / kleine explosies tot gevolg.’ Hier wordt in een notendop fracking beschreven, een techniek voor het winnen van delfstoffen als schaliegas en -olie, die ook in Nederland wordt toegepast. Vanwege de vervuiling die fracking veroorzaakt, is de toepassing van deze techniek omstreden. Het Engelse ‘fracking’ is een verkorting van ‘fracturing’, wat breken, kraken betekent.
Terug naar strofe één, waarin gesteente kraakt, een ‘je’ is aangekomen en boorgruis zich als bijproduct van fracking tot bergen ophoopt. Wie is deze je, die samen met een ik, de verteller, dit gedicht bevolkt? Een bekende van de ik? De lezer? Men, mens of mensheid? Geen van deze mogelijkheden kan worden uitgesloten. Eelen speelt hier met persoonlijke voornaamwoorden.
In strofe twee wordt teruggeblikt op een reis die een ‘wij’ (de ik en de jij?) maakte naar een kust waar ooit een door een gletsjer gevoede rivier uitmondde in zee. Beide, gletsjer en rivier, zijn nu verdwenen. Zou de klif waarop ze worden gefotografeerd de ‘uitkijkpost’ in de voorlaatste strofe zijn?
Strofe drie brengt de lezer weer even terug in het nu, waarin fracking plaatsvindt, en strofe vier expliceert het doel van de eerder gemaakte reis: het achterhalen van samenhang in de wereld. Maar de oplettende lezer bespeurt onraad. Waar in woorden als ‘wetmatigheden’ en ‘navel’ (van de wereld) nog iets van (de) verlichting doorklinkt, verwijzen ‘onderwerping’ en de neerdalende ‘havik’ zonder omhaal ook naar de begerige, roofzuchtige en oorlogszuchtige mens. Binnen deze context weerspiegelt de ‘we’ in strofe vier allereerst de mensheid, die zich, zoals de geschiedenis uitwijst, de verklaring van verschijnselen en de exploitatie van haar leefomgeving tot kerntaken heeft gesteld.
In strofe vijf droomt de ik van gevolgen van de menselijke exploitatiedrift: de opwarming van de aarde, ineenzakkende ecosystemen, verlies van biodiversiteit. Ondertussen, onmachtig uitbuiting te beteugelen en adequate klimaatmaatregelen te nemen, blijven we, althans velen van ons, de schone schijn ophouden en massaal met onze camera’s de laatste wildernissen bezoeken.
Helpen we de wereld naar de verdommenis of niet? Om de zaak nog te kunnen redden is allereerst hoop nodig, vertrouwen in het mogelijk-zijn van redding. Die mogelijkheid probeert de ik zich in de afsluitende strofe in te denken: een aarde die zich heeft weten te herstellen, een wereld waarin verrijking ten koste van de leefomgeving bestreden wordt.
Begrip van het openingsgedicht van Sara Eelens Kratermond vergt speurwerk en hersenarbeid, wat de ene lezer wel (ik) en een andere niet kan waarderen. Het taalgebruik in ‘Anomalie [I]’ had van mij, een kwestie van smaak, natuurlijker gemogen, waartoe spreken uit eigen ondervinding een sleutel is. Maar al met al een verdienstelijke opening: ik lees door.
