En geen rijm a.u.b.
Dichters: je houdt maar van een paar echt. Van de anderen niet, of van een enkel gedicht uit hun oeuvre. Staring, Komrij, Wigman, ik vind er niets aan. Het lezen van hun verzamelde werk zou een straf voor me zijn. Oosterhoff daarentegen, of Benders of K. Schippers, een waar feest! En waar hem dat nou in zit? Het moet iets met toon en nonchalance te maken hebben, en exploratie, geloof ik. Daarom past Ashbery ook in het tweede rijtje. De poëzie waar ik naar taal, moet op een serieuze wijze niet al te serieus zijn, losjes horizonten verkennend, maar immer met een scherp oog. George Oppen had een scherpziend oog, en was om die reden belangrijk voor me in een bepaalde periode. Aan gedichten waar lang aan geslepen is, heb ik een hekel. Ze zijn kunstig misschien, maar vaak ook bloedeloos, doods. Geef mij maar poëzie met een rafelrandje. Net niet perfect ís perfect. En geen rijm a.u.b. Laat uw gedichten niet sturen door rijm!
Het was warm in de natuur. Ik had een dunnere jas overwogen, maar toch een dikkere aangetrokken. Het is per slot van rekening pas derde week februari. Maar waar bij ons op de kale vlakte nog een windje waaide, schitterde datzelfde windje in het zuidelijker gelegen wandelgebied door afwezigheid. Ik had het kunnen weten, moeten weten als ervaren wandelaar.
Nu ik het zo overlees: spreken we op plekken die pak hem beet dertig kilometer uit elkaar liggen nog over dezelfde of over een andere wind?
Enfin, de zon scheen fel en ik kreeg het na een eindje wandelen nogal warm, smoorheet eerlijk gezegd, maar weigerde domweg om mijn met bont gevoerde jas uit te trekken, tot vrolijkheid van mijn echtgenote. Typisch iets voor mij. In zulke situaties ben ik meestal tegendraads. Uit pure stijfkoppigheid, denk ik, want met ratio heeft het beslist niets te maken.
Snorde tweedehands nog twee Krolletjes op: Over het huiselijk geluk en andere gedachten (1978) en Een Fries huilt niet (1980).
