28.02.2025
Het gedicht “als een epitome van een ervaring: ik denk dat mijn gedichten daar over gaan,” liet Ashbery in 1981 weten. Een wat kromme zin met een ongebruikelijk woord, “epitome”, wat “uittreksel” betekent. Maar wat ik bovenal opmerkelijk vind is dat Ashbery in 1981, als de publicatie van zijn debuutbundel al 25 jaar achter hem ligt, nog altijd denkt dat zijn gedichten beknopte weergaves zijn van ervaringen. Hij weet het niet zeker, of doet alsof.
Wat dreef Ashbery eigenlijk, zette hem aan tot het schrijven van die scheepsladingen gedichten? Wie wilde hij waarvan overtuigen? Had hij een missie? Zijn motieven zijn mij vooralsnog een raadsel, maar ik ben op zoek.
Dan hebben we nog de moeilijkheidsgraad van Ashbery’s poëzie. Een flink deel van zijn oeuvre wordt doorgaans als raadselachtig of cryptisch bestempeld. Ook op de Nederlandstalige Wikipediapagina van het lemma “John Ashbery” kun je lezen dat “veel van zijn werk als moeilijk toegankelijk” geldt, “niet in de laatste plaats door de semantische en linguïstische experimenten in zijn werk.” Ik weerspreek dit niet, maar weet ook, ook uit eigen ervaring, dat er wel degelijk sleutels zijn die leiden tot een beter begrip van gedichten.
Noemenswaardig in dit verband is ook een opmerking uit 1988 van Ron Silliman over Ashbery’s tweede bundel, The Tennis Court Oath, die in 1962 verscheen: “het enige boek dat niet te veel van schoonheid houdt.” Ashbery’s andere bundels kennelijk wel. Beticht Silliman Ashbery hier van mooischrijverij? I think so. Bovendien geloof ik dat er in Sillimans opmerking werkelijk een waar element zit: wie Ashbery leest weet dat hij dol is op welgevormde regels, sierlijke strofes, welhaast barokke poëma.
