Lieve.Of. Liefste.Ja, liefste.Water. Er is hier overal water. Zo veel water - ik geloof het bijna...
Lieve.
Of. Liefste.
Ja, liefste.
Water. Er is hier overal water. Zo veel water - ik geloof het bijna niet. Alsof het een construct is, een fictieve plek, niet de werkelijkheid. Alsof iemand dit voor mij gebouwd heeft.
Het water.
Het zand.
De vogels.
Het helmgras.
Eén vierkante kilometer om op te bewegen - niemand om tegen te komen.
De Griend, waar ik zit, is maar een zandplaat. Niets waard. Een broedplek voor wild. Voor natuur om uit zijn voegen te groeien. Niet voor mensen. Geen plek waar je samen heen gaat. Verderop, daar over de horizon, twaalf kilometer verder, daar zijn mensen samen. Dagjesmensen, weekendmensen, midweekmensen. Die samen fietsen, wandelen en in bed liggen. Vanaf hier, ver over de horizon, twaalf kilometer verderop, een topje vuurtoren. Elke nacht een beetje leven dat aan- en uitflitst.
Eens in de twee weken brengt de man van de reddingsbrigade me eten en drinken. Hij houdt van rijstwafels geloof ik. Hij brengt er zes pakken van mee. Elke keer. Lucht in mijn maag.
‘Zit je hier dan de hele dag met je verrekijker,’ vraagt hij dan.
Ook elke keer. Ik knik en doe alsof ik iemand ben die niet kan praten. Als je alleen bent, en er niemand is om te zeggen dat je niet doofstom bent, kan dat gewoon. Alleen kan je makkelijker doen alsof. Leugens worden in iemands hoofd geboren, nergens anders. Je kunt ze uitbouwen, als een pretpark dat je begint met één klein achtbaantje op een leeg stuk land. Binnen no-time staat er een arcadehal, een wildwaterbaan, een schommelschip, vijver met waterfietsen. Voor je het weet kan je de uitgang niet meer vinden. Is alles gekleurd licht en zijnen mensen die suikerspinnen eten, schreeuwen, overgeven in een perkje.
Liefste. Dat klinkt alsof ik je had en niet meer heb, liefste. Lieve klinkt meer als iets waar je mee bezig bent. Iets wat in beweging is. We zijn nergens meer mee bezig. We staan niet eens stil. De schakel tussen ons is weggevallen, als een elektriciteitssnoer waarvan het blauwe draadje wel en het bruine draadje niet meer functioneert.
Af en toe neemt de man van de reddingsbrigade bier van de plaatselijke brouwerij mee. Samen drinken we dan een fles of twee. Ik zit zwijgend voor me uit te kijken, hij praat aan één stuk door. We zitten in mijn hut die uitkijkt over de Griend of aan het water. Dat ligt aan het weer. Laatst stormde het en wilde hij toch naar buiten. Hij heeft een Anna. Zo noemt hij haar. Een Anna. Niet 'zijn Anna’, ‘dé Anna’. Een Anna, als een kaart uit een kwartet, niet een zeldzaam iets, als iets dat vervangbaar is. ‘Het stormt steeds vaker,’ zei hij, nadat hij uitgepraat was over Een Anna.
‘Pas je op,’ zei hij.
Ik knikte. Ik pas op. Denk ik. Weet ik niet. Wat zou er hier nou kunnen gebeuren? Hoe zou het zijn om doofstom in een storm te staan?
Vroeger was dit griend een bewoonde plek. Met een klooster. Een ommuurde nederzetting. Bewoond, geleefd, maar de golven waren sterk, cirkelden bijna als sirenen om het kleine eiland heen. Beukten tegen de randen van het gebied. Er vond voortdurende kustafslag plaats. Alles brokkelt af. Blijkbaar. Denk aan stukken gletsjer die zo het water inzakken. Rats, in één rechte lijn naar beneden. Dat is de meest definitieve vorm van verdwijnen. Sneller dan de zon zakt rond de evenaar. Iets dat vast lijkt te zijn, dat zo gemakkelijk in elkaar dondert en ook niet meer in die vorm terug keert. Iemand knipt met zijn vingers en alles is anders.
Lisa Weeda's Blog
- Lisa Weeda's profile
- 45 followers
