Lianne Sanders's Blog, page 2

November 29, 2021

Een warm wollen vest

Vorige week liep ik langs een kledingwinkeltje bij mij om de hoek in de Jordaan. Er staat altijd een rek buiten, ook als het 6 graden is, met jurken en blouses en vesten en dan vraag ik me weleens af of kleren het niet koud krijgen. Of als je van wol bent, je niet mag klagen.

Ik zag een aantal dikke wollen gebreide vesten, in donkergoen, okergeel, grijs. Niet van dat zachte grijs dat eigenlijk niet goed weet of het grijs of beige is, maar stevig grijs, grijs dat zegt: ik ben je typische novembermaandag in de regen. Je kunt van mij geen beige maken.

Ik liet de vesten door m’n handen gaan, ze voelden zacht en dik en ik dacht: deze moet ik even naar mama sturen.

Ik dacht het zolang, het was geen split second, dat in m’n hoofd zich al een beeld had gevormd van ik die het grijze vest met het hangertje voor het rek zou houden, zou fotograferen en zou sturen en zij die dan zou antwoorden met: ‘ziet er lekker warm uit’. Met zo’n duimpje omhoog.

Pas na dat duimpje, na de overweging of ik het zou kopen voor haar voor kerst, omdat het zo fijn is om iets te kopen waarvan je weet dat iemand er heel blij mee is, besefte ik: o nee, mama is dood.

De nacht erop sliep ik slecht. Ik werd midden in de nacht wakker met een nachtmerrie waarin m’n moeder langzaam oploste, eentje die de laatste maanden steeds vaker terugkwam maar die ik ’s ochtends snel wilde vergeten, negeren, door met m’n dag. Door met m’n dag waarin m’n vriendje zo lief is, zo knap, waarin een kerstboom erom vraagt opgetuigd te worden, de vaatwasser weer uitgeruimd.

Maar nu knipte ik het licht aan omdat m’n hart zo aan het bonzen was dat het leek alsof de lucht gevuld was met angst die zich langzaam vastplakte aan m’n schouders, m’n borst, m’n buik en die door m’n huid heen naar binnen probeerde te dringen totdat alle cellen wakker werden en wisten: jij gaat niet meer slapen.

De dagen daarna maakte de angst plaats voor pijn. Er liep een stalen cilinder van m’n maag tot m’n keel, soms stak-ie een beetje uit, dan kon ik amper slikken. Het is pijn die ik niet goed had zien aankomen omdat ik dacht dat ik het heel goed deed. Dat zeiden de mensen ook steeds. ‘Wat doe jij het toch goed.’ Ik deed het goed met het huis uitruimen, met het huis verkopen, met spulletjes van m’n moeder in m’n Amsterdamse woonkamer zetten, een beeldje hier, een edelsteen daar. Ik deed het goed met doorgaan, met genieten van de liefde, met nieuwe projecten bedenken, met een boek uitbrengen, met me licht voelen, bevrijd van zelfhaat, bevrijd van ongezonde patronen. Als je het me dan toch vraagt, vond ik zelf ook dat gelukkig zijn me best goed afging.

En misschien is het er daarom nu. Heeft m’n moeder gewacht totdat het stof was neergedaald en ze me aangeschoten zag lachen in de koude herfstlucht met de jongen die ik liefheb, wetende dat het nu goed was, dat er ruimte was, dat er tijd was. Misschien is ze er nu en zegt ze: ‘Het is pas een half jaar geleden, meisje. Koop dat lekkere dikke vest maar voor jezelf. Je gaat het nog nodig hebben.’

Ik krijg niet betaald voor de verhaaltjes die ik maak. Wil jij me iets kleins doneren om me te supporten? Dat vind ik ongelofelijk lief. Waardeer ik erg. Dat kan hier.

[image error]
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 29, 2021 00:20

November 22, 2021

Koude handen in de ochtendzon

Een goede vriend stuurde mij vanochtend een foto van een bladzijde van een boek. Z’n hand was bruin verkleurd van zon en werken in de tuin, hij hield de pagina gedecideerd vast. Zo van: hier, hier moet je kijken, hier staat wat ik al maanden zeg en waar niemand naar luistert en op deze twee regels, waar ik de ‘L’ voor heb gezet, staat wie jij bent, zoals ik je altijd zag en zoals ik je heb zien gaan, de laatste tijd.

Er stond: ‘She wil discover in herself a need to live according her true self and no longer be forced to earn ‘love’, that always leaves her empty-handed, since it is given to her false self — something she has begun to identify and relinquish’.

De rest van het stuk ging over slim zijn. Slim en succesvol zijn. Begrijpen hoe het (bedrijfs)leven werkt, hoe marketing werkt, hoe je producten aan de man brengt, diensten verkoopt, diploma’s haalt, hoge cijfers, goede scores. En hoe je dan liefde verdiént. En dat het daar dus fout gaat.

Ik zag aan de foto dat hij buiten zat. Dat doet hij altijd, buiten zitten, ook als het acht graden is. Hij is slim en zou kunnen werken bij elk consultancy kantoor dat-ie uitkiest, sterker nog, dat deed hij ook, maar hij wil niet werken bij een consultancy kantoor, hij wil buiten zijn. In het bos, als het koud is, omdat hij zich dan eindelijk kan overgeven aan het leven. Omdat-ie daar, tussen de bomen, op de koude aarde, in een tentje met zo’n slaapzak die eigenlijk veel te dun is, erop vertrouwt dat er iets groters is dan hij. Dat er iets groters is dan hij zodat hij eindelijk niet meer de grootste hoeft te zijn. De slimste, de meest strategische, degene die z’n best moet doen. Degene die iets moet zijn voordat-ie liefde krijgt.

Ik hou veel van deze jongen en dat is omdat ik mezelf altijd weer in hem herken. In dat verlangen om gewoon te zíjn en dan te voelen dat het goed is. Ik herken de sluimerende afschuw, die we verbergen, voor de lovende woorden van anderen over wat je presteert, wat je laat zien, wie je bent. In hun ogen. En wie je vooral moet blijven zijn. Ik hou veel van deze jongen omdat we allebei, elke dag, zoeken naar de waarheid. Naar hoe je echt kunt zijn, terwijl je ontspant. Naar hoe je je kunt overgeven aan het leven en dan ook kan voelen dat het goed is.

Blijven varen op wat goed voelt, is nog vaak een uitdaging. Mijn hoofd is geprogrammeerd voor slimmigheid. Slim zijn, strategisch zijn, weten wat verkoopt, wat werkt, wat clicks oplevert, wat succes laat groeien. Groeien, groeien en groeien totdat de bubbel barst en er niets anders overblijft dan scherven van een leven waarin je heel hard probeerde de leegte op te vullen maar dat hol bleef vanbinnen.

‘Ja, dit is het’, stuur ik hem terug. ‘Daarom moeten we blijven zoeken naar wat waar is.’ En daarom kijk ik steeds weer kritisch naar wat ik aanbied, wat ik verkoop, wat ik laat zien. En durf ik dat aan te passen. Ook al ben ik doodsbang. Ook al ben ik bang, moe en verleidt m’n hoofd me om uit te treden, uit m’n lijf, uit m’n hart. Om m’n heil weer te zoeken in m’n slimme brein, dat weet hoe ik moet verkopen, doen, zijn.

Maar ik ben hier om elke keer weer terug te keren naar wat echt is. Naar de waarheid. Naar wat m’n hart me vertelt — niet m’n brein. Naar wie ik echt ben, wat ik echt wil, waar ik echt moet zijn. In de natuur, in de kou, in m’n eigen lijf.

Wil je me steunen in wat ik schrijf door me iets te doneren? Dat waardeer ik heel erg. Dat kan heel makkelijk via deze link.

[image error]
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 22, 2021 03:06

September 26, 2021

Zijn liefde is niet de oplossing voor alles

We staan voor Centraal station, de banden van mijn veel te volle rugzak snijden in m’n schouders, hij legt zijn armen om m’n nek en zegt dat hij het heel fijn heeft gehad. Ik hoor z’n precieze woorden niet eens, iets met onverwacht en naar elkaar toegegroeid en ik knik en glimlach maar ben in gedachten al bij de leegte in m’n borst die met elk woord dat-ie uitspreekt groter wordt. Ik kus hem terug en kijk hem nog een tijdje na terwijl hij naar z’n fiets loopt. Na vijftig meter pakt hij z’n telefoon. Ik kijk op de mijne. Geen bericht. Natuurlijk niet. We zeiden net gedag.

Ik herken het meteen, deze leegte. Het is de leegte die ervoor zorgt dat ik niet direct terugveer naar verbondenheid met de wereld wanneer ik alleen ben, maar even in een rondje om de aarde zweef. Het is het moment tussen samenzijn met iemand die ik liefheb en daarna voelen dat ik ook veilig ben álleen. Dat alles goed is. Het is de leegte die niet bedekt kan worden door één iemand, ook niet door hem, hoe lief hij ook is, en het zou ook niet gezond zijn, maar die soms met wat aanhoudend liefhebben ineens toch verdwenen lijkt te zijn. En je dat hem bijna zou toedichten. Bijna, omdat de jaren en ervaring ondertussen hebben bewezen dat het anders is.

Want als je het luik optilt, blijkt het lege voorraadhok eigenlijk een kelder te zijn. Waar je maar eens naar binnen moet. Gewoon, om te kijken. Omdat als je het luik weer dichtgooit en toedekt met een kleedje, het vroeg of laat gaat wringen.

In de kelder van m’n ziel ben ik bekend. Ik weet dat er pijn ligt, en angst, oh man, zoveel angst, als je van de energie die mijn angst geeft stroom kon maken, zouden windmolenparken overbodig worden. En ik weet zelfs wat helpt. Mediteren, yoga, een rondje wandelen, naar de natuur, in gedachten lijntjes trekken tussen m’n voeten en de aarde, die ervoor zorgen dat ik me hier thuis voel.

Maar ik heb daar niet altijd zin in. Ik heb niet altijd zin in voelen wat er gevoeld wil worden. Om de leegte en de angst door m’n lijf te laten gaan. Hand op m’n buik, hand op m’n hart, melancholisch muziekje. Tranen, zuchten, en weer door.

En dus laat ik het er maar even zijn, zonder dat ik er aandacht aan besteed. Denk ik: ja, ik voel me eenzaam. Maar ik ga nu toch even Dertigers kijken en met een cappuccino op de bank zitten. Ik dek de pijn niet toe met hem, ik dek de pijn niet toe met wijn, ik blijf gewoon hier, in m’n woonkamer, waar ik veilig ben, en niet alleen. En dat zal ik straks ook weer voelen.

[image error]
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on September 26, 2021 00:27

August 18, 2021

Rouw is niet alleen maar huilen

Het is vandaag al drie maanden geleden dat m’n moeder overleed. Drie maanden, en ik moet niet zoveel huilen. Ben ik dan boos? Of zit ik in de ontkenningsfase? In alle haast worden door de mensen om me heen de stadia van rouw gegoogeld in de hoop dat er nog een beetje vat te krijgen is op wat ik voel en ervaar. Maar boosheid is er ook niet. En ik ontken niks.

Gisteren liet een vriendin het woord ‘rouwperiode’ vallen. Ze zei iets in de trant van: ‘wat knap dat je dit kan in deze rouwperiode’. Daar kreeg ik gelijk paniek van. Rouwperiode impliceert dat er een begin en eind aan zit, dat je nu nog liefde verdient, maar dat het wel een keertje klaar moet zijn. Nu moet jij huilen, nu moet jij pijn hebben, nu is de tijd.

Mijn rouw voelt als een kille windvlaag die continu strijkt langs m’n blote huid, terwijl ik mezelf zo goed bedek, met truien, met vesten, met een warme deken. Continu onbehaaglijk aanwezig, maar wel te dragen. Ik lig niet lamgeslagen op de bank, ik ben niet compleet verdoofd en m’n borst is niet de hele dag verwrongen van pijn. En door de grootsheid van andere verdrietige verhalen, begin ik me daar nu voor te schamen.

Ik heb het koud en ik mis thuis. Ik mis zelfs m’n kleine studio, waar ik in april uit verhuisde, en die ik continu vervloekte maar waar ik wel elke centimeter kende, elk hoekje tot het mijne had gemaakt. Ik mis wandelen langs Carré en Artis, een rondje dat zo vertrouwd werd dat ik zelfs met m’n ogen dicht kon voelen dat ik thuis was. Ik mis de wierook in m’n yogaschool, die om de hoek was en waar ik heenliep zonder telefoon, met alleen een paar warme sokken in een linnen tas, want warme voeten is een warm lijf, en ik mis de korte wandeling naar de metro, Weesperplein, en het snelle ritje naar station Amstel. Ik mis vertrouwdheid, ik mis geborgenheid, ik mis het gevoel niet helemaal ontwricht te zijn en de opluchting dat wollen sokken echt verlichting geven.

Soms denk ik aan de momenten dat ik mijn moeder op haar allerliefst vond. Als ze kopjes rooibosthee had gemaakt, met een stroopwafel, of zo’n mini marsje uit een zak van de Kruidvat, en we op het balkon naar de natuur staarden en ze vroeg naar m’n vriendinnen. Hoe is het met Marjo in Rotterdam? En Myrthe in Haarlem? En Cath, woont die nog wel bij jou in de buurt? Ik werd er warm van dat ze de levens van m’n vriendinnen onthield, alsof ze daarmee wilde zeggen: ik zie jou wel, en ik zie wie en wat belangrijk voor je is. Als ik daaraan denk, word ik wel verdrietig. Maar het is niet alleen maar huilen.

Het is niet alleen maar huilen en ik wil ruimte maken in m’n leven, in de wereld, voor andere gevoelens en ervaringen dan verdriet. Want ik wil kunnen zijn met wat er is, met wat er nú is, zonder me daarvoor te schamen. Hoelang deze ‘periode’ ook duurt.

[image error]
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on August 18, 2021 02:37

July 26, 2021

Een mooi stel

‘Jullie zijn een mooi stel!’, roept de buurman die elke middag op zijn houten bankje voor zijn huis zit. Soms brandt hij wierook of gooit hij me een songtekst toe. ‘Just a breeze and I feel at ease, walkin’ through the country.’ Mijn vriendje en ik hebben gewandeld door de Jordaan en zijn bijna weer bij mijn huis. Ik glimlach dankbaar naar de buurman en kijk met een twinkeling in m’n ogen naast me, hij buigt zich ondertussen over de kitten van de buurvrouw.

‘Hoorde je dat?’
‘Hmhm. Echt een lieve kat.’
‘Dat van dat stel, bedoel ik.’
‘Ja.’
‘Ik vind ons ook een mooi stel.’
‘Je bent zelf mooi.’

Ik schud glimlachend m’n hoofd.

Ik vind het nog vaak moeilijk om verdrietig bij hem te zijn. Verdrietig maakt kwetsbaar en kwetsbaarheid geeft verbinding. Er worden wegen aangelegd van zijn hart naar het mijne, wegen die steeds makkelijker te begaan zullen zijn, die we uit ons hoofd leren, die ons zonder na te denken leiden naar rust en vertrouwen en een samen. Wegen die ons aan elkaar hechten. En ik durf me nog niet goed aan hem te hechten. Me aan hem hechten voelt levensgevaarlijk. Ik kan nu niet nog iemand kwijtraken.

Hoe laat ik m’n hart zien in een tijd dat m’n hart ook afgesloten is door de rouw die erin verscholen ligt? Soms voelt het alsof er een plaat voor m’n borst zit, een stalen plaat die een harnas vormt, bescherming tussen mij en de boze buitenwereld, die buitenwereld waar huizen uitgeruimd moeten worden en grafstenen besteld, waar er scherp verdriet van gemis op de loer ligt. Een plaat die ervoor zorgt dat ik gewoon de vaatwasser uit kan ruimen en een swiffer door m’n huis haal, maar die stil staan bijna onmogelijk maakt. Want ‘in het moment zijn’ is een prachtige holle frase als rouw je in het moment verteert.

‘Heb jij het gevoel dat je onze verbinding nog tegenhoudt?’ vraag ik hem als we op de bank zitten. Ik leg m’n hoofd op zijn borst en ruik de geur die in de afgelopen maanden m’n lievelings is geworden.

‘Hoe bedoel je?’
‘Ben je nog bang dat je je hier te diep instort?’
‘Nee. Ik wil hierin duiken, met jou.’
‘Ik wil dat ook, maar ik weet niet of ik dat altijd kan. Ik geloof dat ik te veel pijn heb.’
‘Dat weet ik. En dat geeft niet. We hebben alle tijd.’

Hij knuffelt me stevig en ik voel zijn borst op de mijne. Het harnas wordt brozer als ik zijn hart voel bonzen tegen dat van mij en langzaam lost het op.

Ik kijk naar hem op.

‘Als we gaan samenwonen, krijg jij een poes.’
‘Echt? Maar je houdt niet eens van poezen?’
‘Wel als ik zie hoe lief jij ermee bent.’
‘Wat moet ik daarvoor doen?’
‘Mij zo blijven knuffelen.’

[image error]
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on July 26, 2021 01:28

July 19, 2021

De Rommelmarkt

De rommelmarkt

Toen ik aankwam was de boel al uitgepakt. M’n broertje, zusje en haar vriend waren om half zeven vertrokken, de auto’s stonden strategisch achter de kramen geparkeerd, er waren doeken gespannen tegen de hitte. Er stond een blauwe koelbox met flesjes water en pakjes appelsap en drie zakken broodjes met ham en kaas. ‘Heeft m’n schoonmoeder vanochtend al staan smeren,’ zei m’n zusje zachtjes.

De rommelmarkt.

Er zaten plakkertjes op vazen, schalen, ontbijtbordjes en zelfs op een heel campingservies. Vijf euro maar. Daarvoor kreeg je vier oranje bordjes, vier oranje soepkommen en vier oranje bekers. Een gezellige start van een vakantie leek me zo.

‘Ik ben geloof ik steeds meer aan het voelen,’ zeg ik tegen m’n zusje als ik naast haar op een blauw campingstoeltje ga zitten. Ik herkende ‘m gelijk. Deze stonden op de boot. De boot waarmee we in de zomer over de maas voeren en die we dan voor anker gooiden, waarna we zwommen zonder ons druk te maken over te dikke buiken, te dikke benen en te kleine borsten. Er ging een anker uit en wij gingen in onze kleine bikinietjes het water in. M’n ouders dronken een flesje Jupiler op de stoeltjes, wij zwommen om de boot. Iedereen tevreden.

‘Wat voel je dan?’ vraagt ze.

‘Verdriet,’ zeg ik. ‘Bij al deze spullen hier zo voor ons denk ik: mama. Dat lelijke blauwe dienblad met dat zeilbootje erop — niemand wil het hebben, maar mama bracht daar thee mee naar de woonkamer. Twee glazen rooibos, een pak bastogne koeken. En die schaal daar, weet je wel hoe vaak papa daar soufflé in heeft gemaakt? En weet je nog dat het dan stil werd als-ie uit de oven kwam, niemand durfde te bewegen en je dan na een paar seconden ‘goooooodverdomme’ hoorde uit de keuken, waarna er altijd wel iemand opmerkte dat-ie ingezakt net zo lekker was.’

M’n zusje staart ook naar de spullen.

‘Maar ja, we kunnen het niet allemaal houden.’

‘Nee,’ zeg ik haar. ‘We kunnen het niet allemaal houden.’

Dan zegt ze: ‘Die kleine ovenschaaltjes voor uiensoep, wil jij die niet? Kun je lekker uiensoep maken in je oven, zo’n broodje erop, net als papa deed, is toch leuk?’

Ik lach.

‘Of die Chinese lepels? Hier, die kunnen zo in je tas. Jij eet toch van die noedelsoep enzo. Kan je dat nu lekker met de lepels van papa en mama eten.’

Ik pak ze van de tafel. Één euro. Ik twijfel even, maar dan laat ik ze in m’n tas glijden.

Er komt een mevrouw bij de kraam staan. Ze pakt een vaas uit het hoekje met gratis spullen.

‘Geven jullie dit zomaar weg?’

We kijken elkaar aan.

‘Ja,’ antwoord ik.

‘Jeetje, als je het hier niet verkoopt, kun je het ook nog bij een andere rommelmarkt proberen, hè. Er zijn er binnenkort nog genoeg in de omgeving!’

M’n zusje en ik wisselen een blik.

‘We willen het niet bij een andere rommelmarkt proberen. We willen nu mensen blij maken met deze spullen, zodat wij ook weer verder kunnen,’ zegt m’n zusje

De vrouw draait de vaas een paar keer rond en zegt: ‘Nou, dan neem ik ‘m mee.’

‘Veel plezier ermee,’ roepen wij.

Ik kijk m’n zusje aan. Verder kunnen. Dat is wat we hier doen. We maken ruimte zodat we straks weer verder kunnen.

Zonder iets te zeggen pakken we een broodje uit de koelbox en gaan weer zitten op de blauwe bootstoeltjes. We denken er de zwemmende kinderen en het flesje Jupiler wel bij.

[image error]
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on July 19, 2021 01:01

June 19, 2021

De vanzelfsprekendheid mis ik het meest

Ik zit vanuit Utrecht in de trein naar Rhenen en de bittere cappuccino van de kiosk leidt me af van de tranen die steeds in m’n ogen springen.

Bunnik.

Driebergen – Zeist.

Ik vond mezelf de afgelopen weken sterk. Ik huil niet zoveel, ruim de vaatwasser in en uit, scheer m’n benen, zoen de jongen die ik liefheb, juich bij een penalty. Ik voel me ook redelijk. Het gaat prima.

En nu zit ik in de trein en dringt de realiteit van de situatie tot me door. De vorige keren dat ik in deze trein zat, ging ik naar m’n moeder om te kletsen, om te vertellen over m’n problemen in Amsterdam, over vriendjes, m’n verlangen om te kunnen leven van de kunst – maar ja, wie kan dat nu nog – over de angstige stemmen in m’n hoofd. De laatste maanden hield ik deze gesprekken steeds meer voor mezelf en werden de treinreizen een manier om me voor te bereiden op achteruitgang. Minder kilo’s, minder haar, ‘wil jij even een kopje thee zetten?’. Ze werd steeds een beetje minder wie ze was, maar ze was er nog steeds.

Maarn.

Een vriend vroeg me deze week of ik haar mis. Ik mis vooral het vanzelfsprekende. Altijd een trein later nemen. Cappuccino van de Kiosk. ‘Ben er om 11.22' ‘Ok’.

Ik mis de stilte die de zachte computerstem laat vallen tussen ‘Dit is de sprinter naar Veenendaal West, Veenendaal Centrum en … Rhenen.’ Ik mis hoe ik naar de blauwe stoelen kijk zonder verwrongen gevoel in m’n maag. Ik mis het lopen van het station naar huis, de rust die over me heen valt als ik drie stappen in Rhenen zet. De sleutel die op de deur past.

Veenendaal Centrum.

Rhenen.

‘Zo, heb je de overtocht weer overleefd?’

Ja, mam. Ik wel.

[image error]
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on June 19, 2021 02:01

May 27, 2021

27/5

Vandaag kan ik het wel aan. Dat dacht ik net: vandaag kan ik het wel aan. Ik heb besloten om deze keer niet alle gevoelens die ik heb tot in den treure te analyseren en ieder moment van lichtheid en rust weg te schuiven onder het kopje ‘ontkenningsfase’, maar erop te vertrouwen dat m’n lichaam en het leven me mijn pijn geeft in de mate dat ik het kan dragen. Niet allemaal tegelijk, weet je wel.

Gisteren ging ik naar de Praxis en haalde ik zestien kleurenkaartjes met namen als ‘Levenslied’ en ‘Nevada’. Ik stuurde een jongen die ik lief vind op WhatsApp een foto van de talloze kleuren rood en beige op m’n keukentafel en hij omringde het kaartje rechtsboven met de felgroene markeerstift in z’n scherm. ‘Verbinding’. Ik moest lachen.

Muren moeten gewoon geschilderd worden als moeders doodgaan. Dan is een beetje verbinding best lekker.

Het ene moment denk ik: ik moet alles wat ik voel opschrijven, álles. Het is allemaal materiaal. Dat is wat schrijvers doen. Daarna denk ik aan wat Gijs van der Sanden in zijn boek ‘De dingen die je vergeet’ schrijft, over het verlies van zijn beide ouders. Dat woorden en taal pas na het voelen komen.

Maar wat doe ik anders, de hele dag, als ik niet schrijf? Misschien geldt ook hiervoor dat ik niet te veel moet denken aan wat nu handig en verstandig is, maar ik gewoon moet doen wat een beetje goed voelt. Zolang dat niet het drinken is van twee flessen wijn, is er vast geen man overboord.

De zon schijnt soms even door de grijze wolken, de kleurenkaartjes liggen er nog en ik heb het zelfs al voor elkaar gekregen me weer druk te maken om de mannen in m’n leven, de gang die nog geen lampen heeft en de Hello Fresh box die ik altijd net te laat annuleer.

Het is net een gewone dag.

[image error]
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on May 27, 2021 04:24

Lianne Sanders's Blog

Lianne Sanders
Lianne Sanders isn't a Goodreads Author (yet), but they do have a blog, so here are some recent posts imported from their feed.
Follow Lianne Sanders's blog with rss.