Bibi Boom's Blog - Posts Tagged "fragment"

Fragment uit DRIJFZAND

Hoofdstuk 1

Florian

Het informatiebord in de centrale hal van vliegveld Heathrow toont een eindeloze lijst met aankomende vluchten. Mijn ogen glijden over de regels tot ze blijven rusten op de tekst die ik zoek: 7:20 – Amsterdam – KL1001 – Landed. Perfecte timing. Bijna had ik me verslapen vanochtend. Mijn laatste dag bij het dierenasiel in Londen, waar ik vier weken lang vrijwilligerswerk heb gedaan, werd afgesloten met een afscheidsfeestje. Mijn collega Colin had voor drank en hapjes gezorgd en toen ik eindelijk in bed kroop, begon het al licht te worden.

Erg zal ik het niet missen. Het werk viel me tegen en als Colin er niet was geweest, was ik misschien al voortijdig naar huis gegaan. Ik miste Donna, mijn vriendin. Mijn chick, zoals Colin zou zeggen. Maar opgeven was er niet bij; onder geen beding zou ik moeder gelijk geven. Gedurende die vier weken huurde ik een kamer achter het asiel. Kamer is een te groot woord: het was een muffig hok zonder ramen. Het tapijt is waarschijnlijk ooit beige geweest, maar heeft nu een onbestemde kleur bruin. En in de piepkleine badkamer maken de stralen van de douche meteen de toiletzitting schoon. Er hing dezelfde geur als in de rest van het gebouw: de stank van dierlijk angstzweet.

De eerste nacht heb ik van pure ellende overwogen om in de open lucht te gaan slapen. Een kartonnen doos onder een Londense brug leek aanlokkelijker dan deze smeerboel. Maar het was al laat en net begonnen met regenen. Na amper te hebben geslapen – in mijn fantasie hoorde ik voortdurend muizen en kakkerlakken achter het behang kruipen –, ben ik vroeg opgestaan om bij de eerste de beste winkel schoonmaakmiddelen te kopen en heb de rest van de dag doorgebracht met schrobben en luchten. Maar tegen jaren van vervuiling is zelfs het beste schoonmaakmiddel niet bestand. Toen ik Donna een foto stuurde van mijn onderkomen, kreeg ik binnen tien minuten bericht terug. Moeder stond erop dat ik een hotelkamer nam met haar creditcard, appte ze. Maar ik wilde me niet laten kisten en zou bewijzen dat ik best voor mezelf kon zorgen. Haar hulp heb ik niet nodig. Dat heb ik geweten.

Het flesje water dat ik had meegenomen is nu leeg. In de tijd dat ik hier heb zitten wachten nam ik telkens weer een slokje. Niet omdat ik dorst had, maar uit gewoonte. Als een nerveuze tic. Het gevolg is dat mijn blaas inmiddels op springen staat. De rode cijfers van de digitale klok in de aankomsthal verspringen van negen over zeven naar tien over zeven. Nog tien minuten voordat het vliegtuig landt, en dan moet het nog taxiën naar de gate; het duurt nog wel even voordat Donna hier is.

Ik sta op en begeef me naar het toilet. De ruimte is verlaten. Langs de lange wand hangen wel twintig urinoirs op een rij, blinkend wit. Het wordt hier wel goed onderhouden. Ik passeer de rij en kies de allerachterste pispot uit. Juist rits ik mijn gulp open als een drietal mannen luid pratend binnenkomt. Alle drie dragen een slonzig vest, een spijkerbroek met gaten op de knieën en zware legerkisten. De achterste twee hebben elk een matje in hun nek, de voorste is zo kaalgeschoren als een biljartbal. Ze lijken zo uit een trailerpark te zijn weggelopen. Wat een gajes.

“Zegt die Engelsman tegen die Schot: ‘Hé, hoe komt het dat jij acht stralen hebt?’” De middelste kerel krijgt de woorden met moeite over zijn lippen. De dubbele tong waarmee hij spreekt en zijn onvaste houding wijzen erop dat hij strontlazarus is. Zouden ze zo vroeg begonnen zijn met drinken of zijn ze nog wakker van de vorige nacht?

De kale loopt door naar achteren en passeert net als ik de lange rij pisbakken tot hij aankomt bij het urinoir direct naast mij. Hij ritst zijn gulp open en begint met veel gekletter te plassen. Het spat alle kanten op. Vol ontzetting staar ik de man aan. Wat zullen we nou krijgen? Negentien pisbakken vrij en je kiest uitgerekend die naast mij? Het scheelt niet veel of ik krijg zijn spetters op mijn kleren. De kale beantwoordt mijn blik met een brede grijns.
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on July 25, 2018 07:31 Tags: drijfzand, fragment

Fragment uit DRIJFZAND

Ineens komen er mensen in beweging. Er gebeurt iets. De deuren gaan open en een meute mensen met koffers stroomt naar buiten. Net als de andere wachtenden veer ik overeind en kom naderbij, tussen de drommen mensen door loerend of ik Donna ergens zie. Een ogenblik denk ik Donna te herkennen, maar het is een ander meisje met steil blond haar.

De stroom mensen wordt dunner en een angstig voorgevoel bekruipt me. Het is alsof mijn keel wordt dichtgeknepen. Er komt niemand meer door de deuren en een glimp die ik van de bagagehal erachter opvang, doet vermoeden dat er ook niemand meer zal komen. Als een kip zonder kop zigzag ik door de ontvangsthal. Waar is ze? Misschien is ze me voorbij gelopen in het gedrang. Maar nergens is een spoor van Donna te bekennen. Er moet iets vreselijk mis zijn gegaan. Donna zal haar vliegtuig toch niet gemist hebben? Als ik mijn telefoon uit mijn achterzak vis, zie ik dat deze nog uitstaat. Nadat de wekker van het toestel voor de derde keer afging, heb ik hem waarschijnlijk per ongeluk uitgezet. Domkop. Het logo verschijnt als ik op het knopje druk en het opstartmelodietje klinkt. Schiet op, stom ding.

Nadat ik mijn pincode intoets, verschijnt een symbooltje van een nieuw WhatsApp-bericht. Het is al om zeven uur vanochtend verstuurd. “Wat tussen gekomen. Bel me.” Typisch Donna. In het echt klinkt ze ook altijd alsof ze in sms-taal spreekt.

Onmiddellijk druk ik op de snelkiestoets met Donna’s portret en de telefoon gaat over. Dan springt het over op de voicemail. Nijdig druk ik het gesprek weg en bel dan naar de boetiek van mijn moeder. Die zal hier wel meer van weten. Vijf seconden later wordt er opgenomen.

“Styling LaSalle, goedemorgen, met Donna.”

“Donna! Wat doe je daar nog? Hoezo, er is iets tussengekomen?!” roep ik zo hard dat de omstanders in de aankomsthal in mijn richting kijken.

“Milaan. Mag mee met mevrouw LaSalle naar het Mode-event.”

“Hoe kan het ook anders, verdomme. Ik had kunnen weten dat ze zoiets zou flikken.”

“Maar, Flo. Ben je niet blij voor me? Unieke kans!”

Tranen schieten in mijn ogen. Natuurlijk snap ik dat dit een uitgelezen kans voor haar is om een kijkje achter de schermen te nemen, ervaring op te doen en haar netwerk uit te breiden. Het lukt me alleen niet om blij voor haar te zijn. Niet nu ik me zo op haar komst naar Londen had verheugd.

“Voor hoe lang heeft ze je gestrikt?” is het enige wat ik uit kan brengen.

Er klinkt een kleine aarzeling. “Twee weken…”

“Wat? En onze vakantie dan? Luister, Donna, jij stapt nu op dat vliegtuig of ik ga alleen.”

“Flo, sorry. Ik stond op het punt-”

“Hou maar op. Er is me een heleboel duidelijk geworden.” Moeder is nu echt te ver gegaan en Donna ziet niet in dat ze gewoon gebruikt wordt. “Veel plezier in Milaan,” voeg ik er sarcastisch aan toe. Dan smijt ik met een grote zwaai mijn telefoon door de aankomsthal. Het ding zeilt door de lucht, slaat met een klap tegen een plantenbak aan en springt in duizend onderdeeltjes uit elkaar. Een nietsvermoedende toerist vliegt van schrik opzij en slaakt een verwijfd gilletje. De bewaker die bij de muur staat, is gelijk alert. Zijn hand glijdt in een reflex naar zijn wapen. Maar als hij ziet wat het lawaai veroorzaakte, ontspant hij weer.



Wat een smerige rotstreek van moeder. Dit zal ik haar betaald zetten. Donna kan er natuurlijk niets aan doen; ze wordt gewoon gemanipuleerd om mij te treiteren en heeft het zelf niet door. Zij heeft alleen oog voor haar carrière. Nog even en ze wordt net als moeder. Een cold-hearted fashion-bitch.

Ontmoedigd plof ik neer op een zitbank in de aankomsthal. Grondiger kan mijn dag niet verknald zijn. Het is altijd hetzelfde liedje met moeder. Als zij zich eenmaal in iets of iemand vast heeft gebeten, laat ze nooit meer los. Donna zal er blijven werken zolang moeder dat wil.

Aan de andere kant besef ik dat er zonder Donna eigenlijk niets van de vakantie overblijft. Wat is er nu aan om in mijn eentje in zo’n kasteel te zitten? Maar wat dan? Teruggaan naar het dierenasiel zie ik niet zitten. Dan is het enige wat overblijft toch terug te gaan naar huis. Nee, dat zou een te grote afgang betekenen. Als ik met hangende pootjes terugkeer, heeft moeder gewonnen. Bovendien, wat moet ik daar uitvoeren? Donna zou er toch niet zijn. Bijna wens ik dat ik voor die twee weken van de aardbol kan verdwijnen.

Voorovergebogen, met mijn ellebogen op mijn knieën steunend en met mijn gebalde vuisten tegen mijn slapen, zit ik in de grote aankomsthal. Te midden van zoveel mensen en toch zo onvoorstelbaar alleen. Opeens open ik mijn ogen door het gevoel dat er iemand heel dichtbij staat. Het eerste wat ik zie zijn twee paar leren sandalen. Twee mensen staan op nog geen meter van me vandaan.
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on August 10, 2018 05:30 Tags: drijfzand, fragment

Fragment uit Drijfzand

Florian

De weg van aangestampte aarde knispert onder de wielen van de ossenkar. Binnen de kortste keren laten we het slaperige dorpje Amesbury achter ons en worden we omringd door sappige groene weilanden. Het gras golft in de warme zomerwind. De enige omgevingsgeluiden zijn die van de natuur, de vogels in de lucht, het snuiven van de ossen, het gedempte kloppen van hun gespleten hoeven. Geen auto te bekennen, geen lelijke fabrieksschoorsteen die het uitzicht verpest. Dat er nog zulke onbedorven stukjes wereld bestaan. We passeren een paar boerderijen die rechtstreeks uit een Beatrix Potter-verhaal lijken te zijn geplukt. Elk moment verwacht ik dat Pieter Konijn ergens zijn langorige kop opsteekt. Eenmaal wordt de doorgang versperd door een kudde schapen die de weg oversteekt. De beesten lijken geen enkele haast te hebben, maar Tiománaí wacht geduldig af tot de hele kudde aan de andere kant is aangekomen, waar het gras schijnbaar lekkerder is.

Achter in de ossenkar zitten Lasse en Pepper met vier anderen. Twee van hen dragen gewone kleding en niet de hippie-outfits waarin Lasse en Pepper gestoken zijn. Net als ik gaan ze voor het eerst mee naar dit kamp, zoveel maak ik uit hun gesprekken op. Maar het dialect waarin ze spreken is moeilijk te volgen. Alle woorden vloeien in elkaar over en het merendeel kan ik niet verstaan. Graag zou ik een gesprek met Tiománaí aanknopen, maar ik durf hem niet te storen. Hij ziet er vriendelijk genoeg uit, met zijn dromerige ogen en licht omhoog krullende mondhoeken, maar Tiománaí moet zijn aandacht houden bij het besturen van de twee ossen.

Net als ik voorzichtig wil vragen hoe ver het nog is, stuurt Tiománaí de ossen van de weg af een paadje in dat zo tussen de struiken verscholen ligt, dat ik het niet eens had opgemerkt. Het pad is amper breed genoeg voor de ossenkar en de concentratie is dan ook van Tiománaí’s gezicht af te lezen. Als het doek in een theater schuiven de struiken opzij en onthullen een uitgestrekt grasveld, dat aan de ene kant wordt begrensd door een donkere bosrand en aan de andere kant door keurig recht geharkte akkers en velden vol rijen gerst en tarwe. Midden op het grasveld staat een zestal grote tenten in een kring om een kampvuur heen. Daaromheen vormt zich een tweede ring met een stuk of twintig kleinere tentjes. Vóór aan het terrein reikt een houten vlaggenmast hoog de lucht in. Een witte vlag wappert in de wind en maakt een klapperend geluid. Op de vlag staat een symbool geschilderd dat ik niet kan thuisbrengen, een cirkel met daarop een liggende halve maan.

Tiománaí brengt de ossenkar tot stilstand en springt van de bok. Dan helpt hij mij ook van de bok af. De anderen zijn al uit de achterbak geklommen en rapen hun tassen bij elkaar. Van alle kanten komen mensen aangelopen in dezelfde hippie-achtige kleding als Lasse en Pepper en de twee anderen. De meesten zijn jong, zelfs een aantal van mijn leeftijd, maar er zijn ook een paar oudere mensen bij. Die dragen lange gewaden met geborduurde patronen op de mouwen.

“Welkom,” klinkt het opeens vlak naast me en voor ik er erg in heb, word ik door twee sterke armen omhelsd en krijg ik een zoen op mijn wang. Te verbijsterd om te reageren onderga ik de uitbundige begroeting van deze wildvreemde vrouw. Van de andere kant komt een jongen van mijn leeftijd aan en begint me een liefkozend kneepje in mijn schouder. Een derde persoon benadert me van achteren en slaat zijn armen om mijn middel. Met grote ogen van verbazing laat ik het gebeuren. Waar ik me eerst wat ongemakkelijk voelde, begin ik nu te genieten van dit getroetel. Mijn verstrakte spieren ontspannen zich en ik begin hardop te lachen. In lange tijd heb ik niet zo intens geknuffeld met iemand en al helemaal niet met volslagen onbekenden. Nu pas besef ik hoe sterk ik het lichamelijk contact mis sinds vader er niet meer is. Vroeger stoeiden we altijd of werd ik gewekt met een kietelaanval. Natuurlijk is Donna in mijn leven, maar ik mis dat beschermde gevoel van iemand die zich over je ontfermt. Bij wie je kan schuilen. Opeens voel ik dat mijn wangen nat zijn en realiseer me met een schok dat het mijn eigen tranen zijn, die onophoudelijk over mijn gezicht stromen.
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on August 28, 2018 07:36 Tags: drijfzand, fragment