‘hemels en vergeefs’ mocht mee in mijn reistas. Af en toe diepte ik de dichtbundel daaruit op. Je woorden bleken precies degene waaraan ik nood bleek te hebben. Poëzie draagt me wel vaker de dagen door, niet het minst op dagen dat ik het wankelen voor het vallen dreig in te ruilen. Zowaar bracht het me, en dat was bijzonder lang geleden, op de avond voor ik huiswaarts trok zelf tot een gedicht, een minuscule ode aan jouw bundel:
vergeefs was het. vergeefs was het wel vaker geweest. vergeefs was het al zo vaak geweest dat het leek dat hij aan niets anders dan aan opbod deed.
het meest was hij het wellicht die ene dag in dat stadje.
na een urenlange treinreis kwam hij er aan. de hotelreceptioniste vond dat het geluk met hem was. vergeefs kreeg de laatste vrije kamer, de riantste, met het hemelbed.
wie zou daar niet van dromen.
iets weerhield hem ervan zich tussen de lakens te wagen. hij maalde een nacht lang rond het voeteind, mompelde vergeefs tegen wie anders dan tegen zichzelf.
Geen recensie, maar één gedicht als voorbeeld van wat je kunt verwachten:
VLEUGELS
Ik was nog klein, maar niet heel klein, ik voelde aan mijn schouders: geen vleugels, voelde telkens opnieuw, maar ik had geen vleugels. zelfs niet het begin van vleugels of iets wat daarop leek
waarom vlieg jij niet, vroeg iedereen ik heb geen vleugels, zei ik
ik had geen vleugels, ik was een jongen die geen vleugels had
en ik steeg op en vloog weg, ik ging op zoek naar vleugels.