Wandelen was lange tijd iets voor elite. Tot in de tweede helft van de negentiende eeuw de doopsgezinde predikant Jakobus Craandijk besloot zijn voettochten te beschrijven. Craandijk was een chroniqueur van zijn tijd. Laverend tussen vooruitgangsoptimisme en nostalgie, beschreef hij in meanderend proza een snel veranderende samenleving. Door de industrialisatie ging het land op de schop en met de komst van de spoorwegen werden talloze streken toegankelijk gemaakt; tegelijkertijd ontstond er belangstelling voor de natuur. Met zijn 'Wandelingen door Nederland met pen en potlood' wist Jacobus Craandijk zijn landgenoten massaal op de been te krijgen. Flip van Doorn, verwoed wandelaar én schrijver, treedt in de voetsporen van Jacobus Craandijk, om Nederland opnieuw te ontdekken en om het land te bekijken door de ogen van de eerste wandelaar.
Een paar jaar terug stelde essayist Gijsbert van der Wal in het VPRO-programma 'Boeken':
'Neem een schilderij als 'De ijsvogels' van Emile Claus. Ondertussen kunnen we de locatie van dat schilderij fotografisch vastleggen in miljoenen pixels en toch benaderen we nog steeds niet de geest van 'De ijsvogels'.'
Naar het einde toe van dit boek stelt van Doorn: 'Het is maar goed dat ik geen camera bij me heb. Het uitzicht laat zich niet vatten in pixels, ik vraag mij zelfs af of het aan fotopapier zou hechten.'
'De eerste wandelaar' handelt over Jacobus Craandijk, een predikant die besloot in de 19de eeuw zijn wandelingen dwars doorheen Nederland aan het papier toe te vertrouwen. Daarbij bediende hij zich van een taal die balanceerde tussen beschrijvingsdrift en overspannen lyriek. Mos is 'mollig', een woudduif kirt 'zwaarmoedig' en zonlicht straalt op het 'tedere' groen.
Craandijks achtdelige 'Wandelingen door Nederland met pen en potlood' vormen de basis voor van Doorns bespiegelingen over de figuur van Craandijk en zijn rol binnen de wandelbeweging. Wat is zijn erfenis? Hoe bekijken we natuur anno 2017? Kunnen we nog argeloos rondwandelen? Is de wandelaar per definitie romantisch van inborst?
Interessant zijn de talloze passages waarin van Doorn in een paar zinnen trefzeker de veranderende wisselwerking tussen mens en natuur in kaart brengt:
'Normalisering was in de dagen na WO II de eufemistische vakterm voor het rechttrekken van bochten en meanders om snellere afvoer van water te bewerkstelligen ... Het water moest zo snel mogelijk naar de zee ... Maar het tij keerde ... Het nieuwe toverwoord is hermeanderen: bochten in een beek of rivier herstellen die bij een eerdere ingreep afgesneden of rechtgetrokken zijn.'
Wanneer hij door de binnenstad wandelt, ziet hij dat delen van de beek hersteld zijn 'als stijlelementen, als decorstukken in het winkelgebied'. Op zulke momenten hoor je bijna het tandengeknars van de auteur, temeer omdat dit boek een pleidooi is voor wandelen 'zonder horloge'.
Het hoofdstuk 'vrij wandelen' leunt dicht aan bij Robert MacFarlane ('De laatste wildernis') en vormt een hoogtepunt. Wanneer de auteur over een zandpad wandelt, realiseert hij dat het deel uitmaakt van een oude handelsroute. Even bevindt hij zich op een kruispunt van de geschiedenis:
'Ik volg hun spoor, zoals zij het spoor van hun voorgangers volgden. Zo ontstaat een pad.'
Door continu te citeren uit Jacobus Craandijks werk - de eerste honderd bladzijden lijken wel op een hagiografie - dreigt de auteur zichzelf bij momenten te ondersneeuwen. Spijtig, want wanneer van Doorn een bordje voorbijwandelt dat zuinig meld 'Tramslachtoffers 1897-1907' blijkt dat een opmaat voor een passage die de sociale verhoudingen van die tijd accuraat schetst:
'En waar meer en meer mensen kennismaken met de genoegens van het wandelen, blijven boerenarbeiders lopen. Zij hebben geen keuze.'
Sociale verhoudingen leken echter niet besteedt aan Craandijk, wat ervoor zorgt dat zijn lyriek bij momenten aanvoelt als Sal Paradise's vertelstem in Kerouacs 'On the road'. Net als Paradise geen oog heeft voor de mensen rond zich heen en jaagt op kicks, zo lijkt Craandijk zich als een junk te laven aan de schoonheid van de natuur.
Wie voorbij kan gaan aan de overvloedige Craandijk passages, houdt een verdraaid interessant boek over de complexe relatie tussen mens en natuur. Een werk waardoor je als lezer je eigen wandelgewoontes onder de loep neemt.
Een erg boeiend boek over het fenomeen wandelen. Wat zijn er veel ontwikkelingen geweest sinds deze doopsgezinde dominee het recreatieve wandelen echt heeft vorm gegeven. Vooral alle feitjes erom heen maken dit boek tot een interessant werk voor wandelaars.