P.C. Emmer's Blog, page 2
December 9, 2022
De slavernij-excuses zijn nu al in chaos verzand
Het aanbieden van excuses voor de slavernij op 19 december a.s. lijkt op een chaos uit te lopen. Een aantal organisaties van voormalige inwoners van Suriname en de Antillen voelt zich gepasseerd. Ook de genoemde datum is tegen het zere been, want die is ‘volstrekt willekeurig’ gekozen en daarmee zouden de excuses ‘een haastklus’ worden, want ze volgen veel te snel op de beslissing om ze überhaupt aan te bieden. Pas op 1 juli a.s. zouden de organisaties van Caribische Nederlanders de verontschuldigingen in ontvangst willen nemen, precies 160 jaar na de afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën.
Maar ook over die datum bestaat onenigheid, want sommigen zijn van mening dat de slavernij niet in 1863 maar pas in 1873 werd afgeschaft. Dat is in strijd met de feiten, want na 1 juli 1863 was de meerderheid van de slaven in de Nederlandse Cariben vrij om te gaan en te staan, waar ze wilde. Het betrof alle slaven op de Nederlandse Antillen en de meerderheid van de ex-slaven in Suriname. Slechts een minderheid van de vrijverklaarde slaven, de vroegere veldslaven, kreeg te maken met het ‘Staatstoezicht’ en met de verplichting om tussen 1863 en 1873 elk jaar een contract met een werkgever af te sluiten. Die maatregel werd overigens links en recht ontdoken, want er ontstonden een aantal nepplantages in de buurt van Paramaribo, waarmee de vroegere slaven wel een contract konden afsluiten maar niet werden verplicht er ook te komen werken. De contractverplichting verviel ook voor diegenen, die trouwden met een voormalige slaaf of slavin, die niet onder het Staatstoezicht was geplaatst.
De meeste ‘Nederlandse’ slaven waren eldersTot overmaat van ramp lijkt onze regering met haar excuses slechts een minderheid van de verre nakomelingen van de slaven te willen bereiken, want de meeste nakomelingen van de Nederlandse slaven wonen in Zuid-Afrika en Indonesië en voor hen zijn de excuses blijkbaar niet bedoeld. In dat laatstgenoemde land vroeg de correspondent van het NOS-journaal trouwens aan een aantal voorbijganger wat zij van de Nederlandse excuses zouden vinden. Niet één van de geïnterviewden had daar behoefte aan en een paar Indonesiërs wezen er zelfs op dat zo’n actie de bevolking alleen maar verdeelde. Die verontschuldigingen zouden immers aan het licht brengen dat niet de Nederlanders, maar de Indonesiërs zelf de meeste slaven bezaten. ‘Laat dat verleden alsjeblieft rusten,’ zei een van de geïnterviewden letterlijk.
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});De slavernijexcuses zijn inmiddels een politiek mijnenveld geworden. Dat besef is ook tot de regering doorgedrongen, want zij is niet van plan de koning in te schakelen. Dat sluit natuurlijk niet uit dat ieder individu in ons land verontschuldigingen kan aanbieden voor het gedrag van zijn of haar familieleden in het verleden. Dat wil de koning nu doen als privépersoon. Dat is geen staatszaak, zolang hij het onderzoek naar het slavernijverleden van zijn familie maar uit eigen zak betaalt. In ons land zie ik overigens nog geen andere vermogende families dit koninklijke voorbeeld volgen.
Het privé-onderzoek van de koning moet een antwoord geven op de vraag of de Oranjes zich in onze ogen misdragen hebben in het verleden, omdat ze geïnvesteerd hadden in koloniale activiteiten en ondernemingen, waar slaven werkten. Ook moet worden uitgezocht of de Oranjes in de zeventiende en achttiende eeuw een of meer zwarte bediendes te werk hebben gesteld in hun paleizen.
Er zou nog wel meer te onderzoeken zijn, want bij het in dienst nemen van hun personeel hebben de Oranjes zich waarschijnlijk niet bekommerd om 1) de discriminatie van vrouwen en meisjes, die aan het hof uitsluitend in lage posities tewerk werden gesteld, 2) de uitsluiting van openlijk homoseksueel of LHBTI-personeel, 3) het in dienst nemen van kinderen in de leerplichtige leeftijd, 4) het ontbreken van een goede vakantie-, ziekte- verlof- en pensioenregeling. Hoe ik dit weet? Geen werkgever hanteerde toen onze hedendaagse arbeidsvoorwaarden.
Hoeveel meer excuses?De onderzoekscommissie zal waarschijnlijk alleen nagaan hoe de Oranjes hun familiekapitaal hebben belegd. Deden ze dat op dezelfde wijze als andere vermogende families in de zeventiende en achttiende eeuw of volgens onze huidige ethische normen? Ook zonder commissie weet ik het antwoord al. U ook?
Misschien dat door al dat geruzie de excuses maar worden afgeblazen. Net als de geïnterviewde Indonesiërs toont een enquête van het dagblad Trouw aan dat de meerderheid van de ondervraagde Nederlanders daar in ieder geval geen behoefte aan heeft. Bovendien zouden excuses alleen voor de slavernij allerlei groepen Nederlanders discrimineren, die in onze ogen eveneens groot onrecht is aangedaan in het verleden. De geschiedenis is nu eenmaal een vreemd land, waar ze de dingen anders deden.
Prof Piet Emmer is de meest vooraanstaande kenner van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week.
De donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week . Zij maken het mogelijk dat ons online magazine 104 keer per jaar verschijnt – ook straks weer, in 2023. Doneren kan op verschillende manieren, kijk HIER . Hartelijk dank !
Het bericht De slavernij-excuses zijn nu al in chaos verzand verscheen eerst op Wynia's Week.
December 2, 2022
Piet Emmer: pleidooi voor een Nationale Excuusdag
De Nederlandse regering wil excuses aanbieden voor de slavernij. Waarschijnlijk wordt daarmee bedoeld dat onze premier namens het Nederlandse volk verontschuldigingen aanbiedt voor de Nederlandse deelname aan de internationale slavenhandel en voor de slavernij in de Nederlandse koloniën.
Dat is een vermoeden, want het lijkt mij onwaarschijnlijk dat onze regering excuses wil aanbieden voor de slavenhandel en slavernij in het algemeen. Overigens blijft het volstrekt onduidelijk of andere regeringen het Nederlandse voorbeeld zullen volgen, hoewel vrijwel elk land in Afrika, Azië en Indiaans Amerika talloze slaven telde net als een groot aantal Europese koloniën.
Slechts kleine minderheid krijgt excusesEr is echter nog meer onduidelijk. Volgens berichten in de pers ligt het in de bedoeling om zeven leden van ons kabinet de verontschuldigingen persoonlijk te laten overbrengen. Dat aantal maakt het echter alleen mogelijk de voormalige Nederlandse koloniën in de West te bedienen. Weet het kabinet wel dat dan slechts een kleine minderheid van de nakomelingen excuses krijgt? Er waren immers ook slaven in andere delen van de Nederlandse koloniale wereld.
Toch ziet het er niet naar uit dat de inwoners van Guyana, het buurland van Suriname, op Nederlandse excuses kunnen rekenen, hoewel dat gebied eens onderdeel was van het Nederlandse koloniale bezit en maar liefst 38.000 slaven telde. Voorts lijkt het kabinet de Nederlandse kolonie Nieuw-Nederland in Noord-Amerika over het hoofd te zien, waar ongeveer 700 slaven leefden en ook hun nakomelingen dienen excuses te krijgen.
Zuid-Afrika telde tegen het eind van de Nederlandse periode 84.000 slavenEn om in de Nieuwe Wereld te blijven: de recente ophef over Johan Maurits, de naamgever van het Haagse Mauritshuis, had onze politici moeten attenderen op het feit dat er in de door hem bestuurde Nederlandse kolonie in Brazilië ook slaven waren. Hun aantal wordt berekend op ongeveer 30.000 en ook dat getal lijkt een ministeriële missie te rechtvaardigen.
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});Bovendien kan ons kabinet er niet omheen een aantal bewindspersonen af te vaardigen naar die landen in West-Afrika, waar Nederlandse forten stonden. Elk fort telde tientallen slaven en ook die zullen nakomelingen hebben, die snakken naar Nederlandse excuses.
Is onze premier trouwens op de hoogte van het feit dat Zuid-Afrika ook een kolonie was met maar liefst 84.000 slaven tegen het einde van de Nederlandse periode? Dat aantal was groter dan het totaal aantal slaven in alle Nederlandse koloniën in het Caribische gebied bij elkaar en ook dat getal moet aanleiding zijn voor een ministerieel bezoek.
Gelukkig hebben we ministers genoegAzië ontbreekt in het bericht over de slavernijexcuses en dat is vreemd, want in de Nederlandse koloniale gebieden daar bevonden zich eveneens meer slaven dan in de Nederlandse West: 66.000 tegen 48.000. Gelukkig telt ons land zoveel ministers dat het mogelijk moet zijn om ook daar excuses aan te bieden.
Het ligt dan voor de hand een van hen naar de voormalige Nederlandse kolonie Ceylon (Sri Lanka) af te vaardigen, waar zich in de Nederlandse tijd ongeveer 4.000 slaven bevonden, en een andere minister naar Indonesië, waar in de door Nederland bestuurde gebieden ongeveer 40.000 slaven woonden.
Excuses zijn niet inclusiefAfgezien van de gebrekkige historische kennis, lijkt het erop dat onze regering zich evenmin realiseert dat de komende excuses het generatieprincipe loslaten: alleen verontschuldigingen aanbieden voor misstanden uit het recente verleden, dat degene, die de excuses aanbiedt, zelf heeft meegemaakt. Nu er excuses komen voor misstanden uit een ver verleden, is het hek van de dam.
Tot slot is nog een aspect van de komende excuses, waar je niemand over hoort: ze zijn absoluut niet inclusief. Gedwongen arbeid was immers maar één van de talloze historische onrechtvaardigheden, waar we ons nu voor schamen. Mijn rechtvaardigheidsgevoel zegt me dat er ook verontschuldigingen moeten worden aangeboden aan de nakomelingen van de slachtoffer(tje)s van kinderarbeid, van de gediscrimineerde en buitengesloten meisjes en vrouwen, rooms-katholieken, joden en Sinti, gestrafte homoseksuelen, en van de slachtoffers van de miserabele gezondheidszorg en het slecht toegankelijk onderwijs in de voorbije eeuwen.
We hebben dus alle redenen om nog heel veel excuses aan te bieden en daarom stel ik voor daar een Nationale Excuusdag voor in te voeren. Met onze huidige opvattingen vormen de afgelopen millennia immers een bizarre wereld, waarvoor je je blijkbaar voortdurend moet verontschuldigen.
Wynia’s Week is er 104 keer per jaar. Met onafhankelijke, nuchtere berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!
Het bericht Piet Emmer: pleidooi voor een Nationale Excuusdag verscheen eerst op Wynia's Week.
October 21, 2022
Waarom wel excuses voor de slavernij, en niet voor al die andere ellende?
Na een bezoek aan de voormalige Nederlandse koloniën in het Caribische gebied pleit een Tweede Kamerdelegatie voor het aanbieden van verontschuldigingen voor de koloniale slavernij in die regio, omdat zulke excuses ‘het begin kan zijn van een collectieve verwerking van ons gezamenlijk verleden in alle delen van het koninkrijk’. Aldus de Volkskrant van 18 oktober jl.
Roep om excuses is selectiefWaarom blijft de Tweede Kamer zich schuldig voelen voor het koloniale slavernijverleden, terwijl dat niet het geval is voor de kinderarbeid, de gebrekkige hulp aan armen en hulpbehoevenden, de uitsluiting van vrouwen en gehandicapten, de strenge straffen voor homoseksuelen, de schandalige behandeling van ‘asocialen’, het slechte en onbetaalbare onderwijs, de uiterst gebrekkige gezondheidszorg, de ongezond lange werktijden, de hongerlonen en de mensonwaardige huisvesting in het vroegere Nederland? Daar hoor je de Kamer nooit over, laat staan dat de leden aandringen op het maken van excuses. Zelfs het eeuwenoude antisemitisme met z’n discriminatie en vervolgingen lijkt geen schaamte meer op te roepen met uitzondering van de Holocaust. Moet al die ellende dan maar zonder excuses worden verwerkt?
De roep om excuses lijkt overigens slechts betrekking te hebben op een selectie van de Nederlandse koloniën, want de delegatie zwijgt over excuses aan de nakomelingen van de slaven uit Indonesië, Sri Lanka, Guyana, Brazilië en Zuid-Afrika. Dat waren ook eens Nederlandse koloniën. Dat manco geldt overigens ook voor de in Nederland woonachtige nakomelingen van slaven uit Marokko en Turkije. Die kunnen evenmin rekenen op excuses van hun herkomstlanden, want de regeringen van Marokko en Turkije lijken zich überhaupt niet te schamen voor het slavenverleden.
Koning van de Asante bekent geen schuldEn hoe staat het met de excuses van de Afrikaanse en Aziatische staten, die niet alleen slaven leverden aan de westerse slavenschepen, maar daarnaast ook deelnamen aan de interne slavenhandel in Afrika en Azië? Ook op die excuses moeten we waarschijnlijk tot sint juttemis wachten gelet de reactie van de koning van de Asante in de documentaire van Frank Zichem Katibo Ye Ye. Daarin wordt verslag gedaan van het bezoek van de Surinaamse Clarence Breevelt aan de koning van de Asante. Verontwaardigd vraagt Breevelt aan de koning waarom zijn voorgangers zoveel slaven aan de Nederlanders hebben verkocht. Het antwoord van de koning is – op z’n zachtst gezegd – verrassend: zijn voorgangers zouden in de veronderstelling hebben verkeerd dat de verkochte slaven overzee een militaire opleiding kregen en daarna zouden terugkeren. Dat is een slimme leugen, want na de afschaffing van de slavenhandel in de negentiende eeuw hebben de Nederlanders een paar duizend soldaten in Ghana gerekruteerd voor het koloniale leger in Nederlands-Indië en inderdaad zijn sommige van hen na afloop van hun diensttijd teruggekeerd.
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});Dat de koning met geen woord rept over de veel omvangrijker verkoop van slaven in de eeuwen daarvoor, lijkt op schaamte te duiden. Dat is echter een misvatting, want tijdens een bezoek aan Amsterdam in 2002 was de koning niet bereid schuld te bekennen voor de rol van de Asante in de slavenhandel. Daarom weigerde de toenmalige deelraadvoorzitter van de Bijlmer, de uit Suriname afkomstige Hannah Belliot, hem te ontmoeten.
Moeten we excuses opdringen aan contractarbeiders?Overigens wil de delegatie uit de Tweede Kamer niet alleen excuses aanbieden aan de nakomelingen van de slaven, maar ook aan de nakomelingen van de Aziatische contractarbeiders, die op de plantages in Suriname te werk werden gesteld na de vrijverklaring van de slaven. De delegatieleden lijken niet op de hoogte te zijn van het feit dat er ook contractarbeid in Nederlands-Indië bestond noch van het feit dat de Indiase contractarbeiders in Suriname uit eigen zak (!) een bedrag bijeen hebben gebracht om in 1916 een afvaardiging naar Ghandi in Brits-Indië te sturen met het dringende verzoek zijn verzet tegen het contractsysteem te laten varen zodat ook toekomstige contractanten de honger en ellende thuis achter zich konden laten.
In Suriname ging het de gemiddelde contractarbeiders zo veel beter dan thuis dat een meerderheid na afloop van hun contract verkoos niet terug te keren ondanks het feit dat de Surinaamse overheid verplicht was hen een gratis retourpassage aan te bieden. Gelet op het feit dat de meeste contractarbeiders en hun nakomelingen in Suriname en Nederland er in materieel opzicht aanzienlijk beter voor staan dan de thuisblijvers, is het de vraag of deze groep eigenlijk wel prijs stelt op excuses. Moet de Tweede Kamer die dan opdringen?
Volgens onze huidige normen werden in de afgelopen eeuwen vrijwel alle bevolkingsgroepen in binnen- en buitenland geconfronteerd met groot en ingrijpend onrecht. Het is dan ook begrijpelijk dat de Nederlandse regering aarzelt om alleen excuses te maken voor de historische ellende van één groep. Overigens zouden al die verschillende zwarte bladzijden je bijna doen vergeten dat er volgens internationaal onderzoek vandaag de dag in Nederland ook zonder excuses een van de welvarendste en gelukkigste bevolkingen ter wereld woont.
Wynia’s Week is er 104 keer per jaar. Met onafhankelijke, nuchtere berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!
Het bericht Waarom wel excuses voor de slavernij, en niet voor al die andere ellende? verscheen eerst op Wynia's Week.
September 13, 2022
Moeten we vast gaan sparen voor ‘herstelbetalingen’ voor de nazaten van slaven?
De parlementaire delegatie, die onlangs de Nederlandse Antillen en Suriname bezocht, heeft spitsroeden gelopen. Zij vertegenwoordigde immers Nederland, de vroegere kolonisator, een land waarvan wordt verondersteld dat het heeft geprofiteerd van de handel in producten, die grotendeels door Surinaamse slaven waren gemaakt. Daarom wilde de delegatie ‘met eigen ogen’ zich ‘ter plekke’ op de hoogte stellen van de ‘doorwerking van het slavernijverleden’.
Alleen al dat laatste zou zoveel schuldgevoel bij de delegatieleden moeten opwekken dat ze – eenmaal thuisgekomen – zonder mopperen instemmen met de overboeking van maar liefst 379 miljard euro (!) aan Suriname. Dat bedrag is ‘berekend’ door de voorzitter van de Surinaamse Reparations Committee, een oud-minister van couppleger Bouterse, André Zunder, die door zijn gegoochel met miljarden de delegatieleden uit Nederland waarschijnlijk heeft laten duizelen.
1975: Miljardenhulp aan SurinameDie miljardenclaim heeft wellicht sommige Kamerleden doen terugdenken aan de 3,5 miljard gulden, die hun voorgangers Suriname hebben geschonken bij de onafhankelijkheid in 1975. Helaas blijven tot op de dag van vandaag de weldadige effecten van dat enorme bedrag in nevelen gehuld net als de gevolgen van de ‘doorwerking’ van het slavernijverleden. Schuldgevoel lijkt een slechte raadgever.
Wellicht dat een strikt zakelijke aanpak betere resultaten oplevert en daarom zou een mogelijke tegemoetkoming voor de slavenarbeid gebaseerd moeten zijn op het gederfde loon. Die methode is recent ook toegepast door een aantal grote Duitse bedrijven, dat bereid bleek om aan hun voormalige dwangarbeiders uit de Tweede Wereldoorlog alsnog een uitkering te betalen. Daarbij gaat het niet om de hoogte van het bedrag, maar zo’n financiële regeling vestigt de aandacht op het aangedane onrecht.
De aankoop: op de vrije markt…Hoe wenselijk zijn zulke ‘herstelbetalingen’? Dat kan alleen onderwerp zijn van een politieke beslissing, want historisch gezien is daar niet altijd reden voor. Kijk maar naar Afrika, waar de Nederlanders hun slaven kochten. Die slaven waren of in Afrika als kind van een slavin geboren of door hun mede-Afrikanen (dus niet door de Nederlanders) tot slaaf gemaakt. De koopprijs van de slaven is steeds door onderhandelingen tussen Nederlandse kopers en de Afrikaanse verkopers tot stand gekomen.
De te koop aangeboden Afrikanen waren weliswaar gedwongen tot slavernij, maar paradoxaal genoeg vond de handel plaats volgens het vrije marktbeginsel van vraag en aanbod. Nooit zijn de Nederlanders erin geslaagd de prijs eenzijdig te bepalen. Waren de slaven niet aan de Nederlanders verkocht, dan hadden ze een andere Europese of Afrikaanse eigenaar gekregen, waarschijnlijk tegen een lagere prijs. De Nederlandse kopers hebben de Afrikaanse verkopers dus geen financieel nadeel berokkend en zo gezien kan de koop van slaven in Afrika vandaag de dag geen basis vormen voor een claim op Nederland.
Tot zover de marktwerking, die natuurlijk geen recht doet aan het gevoel dat het bij de slavenhandel altijd om een ongelijke ruil gaat, vrije markt of niet. Maar met die constatering is wel het hek van de dam, omdat zo’n argument ook geldt voor de aankoop van kruidnagels en textiel in Azië of ‒ om in Nederland te blijven ‒ voor de in onze ogen schandalig lage lonen, de kinderarbeid en de discriminatie van vrouwen in vorige eeuwen.
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});Hoe hoog dient een uitkering aan de nakomelingen van de slaven te zijn? Om dat te bepalen, zouden we kunnen uitrekenen hoelang de slaven hebben gewerkt en hoe hoog het bedrag was dat een vrije arbeider in die tijd voor hetzelfde soort werk zou hebben gekregen. Op zich is dat niet zo moeilijk, omdat er voldoende gegevens bewaard zijn. Overigens dienen we van de uitkomst nog wel de waarde af te trekken van het slavenloon in natura zoals textiel, levensmiddelen, huisvesting en doktershulp. Dat ontving een vrije arbeider meestal niet.
Maar ook als we de hoogte van de herstelbetalingen hebben uitgerekend, blijven er nog een aantal onoverkomelijke obstakels over. In de eerste plaats zijn de huidige erfgenamen wel heel veel generaties van de slaven verwijderd. Daardoor zou de claim van één slaaf onder tientallen nakomelingen verdeeld moeten worden. In de tweede plaats is het bijna onmogelijk om vast te stellen wie zulke claims zou moeten betalen. Het overgrote deel van de slaven was het eigendom van de privé plantages, waarvan er niet een meer bestaat. En behalve de claims uit Suriname en de Antillen zijn er ook claims te verwachten van de verre nakomelingen van de slaven in de vroegere Nederlandse kolonies Ghana, Guyana, Zuid-Afrika, Ceylon en Indonesië.
Bovendien moeten we ons realiseren dat niet alleen de slaven in onze ogen onrechtvaardig zijn behandeld, dat gold ook – om maar wat te noemen – voor vrouwen, kinderen, homoseksuelen, armen, gevangenen, soldaten, matrozen en zieken. Dat kan een lawine van claims opleveren, dus zullen we alvast maar gaan sparen?
Wynia’s Week is er 104 keer per jaar. Met onafhankelijke, nuchtere berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!
Het bericht Moeten we vast gaan sparen voor ‘herstelbetalingen’ voor de nazaten van slaven? verscheen eerst op Wynia's Week.
August 12, 2022
Kamerdelegatie had beter naar de bibliotheek kunnen reizen dan naar Suriname
Volgend jaar is het 160 jaar geleden dat de slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen werd afgeschaft. Een delegatie van de Tweede Kamer is afgelopen week naar de West afgereisd om zich te ‘verdiepen in het slavernijverleden’ zoals de Volkskrant schrijft.
De uitspraken van de delegatieleider, Kiki Hagen (D66), maken duidelijk dat zij tegen aanzienlijk lagere kosten niet naar Suriname had moeten vliegen, maar gewoon naar de bibliotheek om de hoek had kunnen lopen, want zij laat doorschemeren geen benul te hebben van dat verleden. Volgens mevrouw Hagen zouden ‘de tot slaaf gemaakten’ pas in 1873 de vrijheid hebben gekregen.
Zijn wij ‘tot Nederlanders gemaakten’?Tot slaaf gemaakten zijn mensen, die eerst vrij waren en daarna tot slaaf zijn gemaakt. Dat gebeurde uitsluitend in Afrika, Azië en Indiaans-Amerika buiten het zicht van de Nederlanders, niet pas in de Nederlandse koloniën. Bovendien hadden de Engelsen al in 1806 tijdens de bezetting van Suriname en de Antillen alsmede van Essequibo, Demararij en Berbice (het latere Brits-Guyana) de import van slaven uit Afrika verboden, nog voor ze die maatregel in hun eigen koloniën afkondigde.
Hoewel er na het herstel van het Nederlandse gezag duizenden slaven uit Afrika illegaal Suriname zijn binnengesmokkeld, zullen maar weinigen van hen in 1863 nog in leven zijn geweest. Bijna honderd procent van de slaven, die toen de vrijheid kregen, zijn dus nooit in Afrika tot slaaf gemaakt, maar als slaaf in de kolonie geboren. Natuurlijk kan mevrouw Hagen iedere slaaf ‘een tot slaaf gemaakte’ noemen, maar dan wonen er volgens haar in ons land geen Nederlanders, maar alleen ‘tot Nederlanders gemaakten’. Dat gelooft niemand.
NepplantagesBehalve deze spraakverwarring bestaat blijkbaar bij de delegatie ook de misvatting dat de slaven in de Nederlandse West pas in 1873 echt vrij waren. De meerderheid van de slaven in Suriname en alle slaven op de Nederlandse Antillen kon echter meteen, dus vanaf 1 juli 1863 gaan en staan waar ze wilden.
Alleen een minderheid van de Surinaamse slaven, de eerdere ‘veldslaven’, kreeg de verplichting opgelegd tien jaar lang elk jaar een arbeidscontract af te sluiten in de hoop ‘het gebrek aan handen’ op de plantages te beperken. De staat moest daarop toezien, vandaar de naam Staatstoezicht.
Daar werd echter uiterst creatief mee omgesprongen. Zo ontstonden er nepplantages in de buurt van Paramaribo, waarmee veel onder Staatstoezicht geplaatsen een contract afsloten om zo toch in de stad te wonen zonder daadwerkelijk te moeten werken. Trouwde je met een vrijgelatene, die niet onder Staatstoezicht was geplaatst, dan kon je ontheffing aanvragen.
Op de Nederlandse Antillen zag men zelfs helemaal af van het Staatstoezicht en waren alle slaven vanaf 1 juli 1863 vrij zonder beperkingen.
‘Erbarmelijke omstandigheden’Overigens is de delegatie uit de Tweede Kamer niet alleen geïnteresseerd in het slavernijverleden, zij wil zich ook op de hoogte stellen van de periode na de abolitie, ‘waarin contractarbeiders uit voormalig Brits-Indië en Java onder erbarmelijke omstandigheden het werk op de plantages moesten voortzetten’.
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});Misschien dat de delegatieleden in Suriname eens kunnen vragen hoe het toch mogelijk was dat ondanks die ‘erbarmelijke omstandigheden’ en veronderstelde dwang zich op de werfkantoren in India altijd veel meer migranten voor werk in Suriname meldden dan er plaatsen waren, hoewel de Brits-Indiërs ook naar Zuid-Afrika, Brits-Guyana, Trinidad of Fiji hadden kunnen migreren.
Aan de hongerdood ontsnaptEn waarom heeft de Hindoestaanse gemeenschap in Suriname destijds geld ingezameld om op eigen kosten een afgezant naar Gandhi te sturen met de smeekbede de contractmigratie te laten voortbestaan, toen de Nationalisten in Brits-Indië daar een einde aan wilden maken? Veel doodarme Indiërs waren immers aan de hongerdood ontsnapt door een contract te tekenen voor werk overzee.
En als de leef- en werkomstandigheden dan zo erbarmelijk waren, waarom wilde dan een opmerkelijk groot percentage naar Brits-Indië teruggekeerde migranten weer een nieuw contract afsluiten om te worden uitgezonden en een nog hoger percentage Javanen? En waarom zag de overgrote meerderheid van de Brits- Indische en Javaanse contractmigranten dan vrijwillig af van de gratis (!) thuisreis zoals voorzien in hun contract en gaven ze er de voorkeur aan de rest van hun leven in de kolonie door te brengen, terwijl ze daar ‘erbarmelijk’ zouden zijn behandeld?
Over al deze onderwerpen is overigens veel meer informatie te vinden in de Nederlandse en Engelse bibliotheken en archieven dan in Suriname of op de Antillen. Zei daar iemand snoepreisje?
P. C. Emmer is de belangrijkste Nederlandse slavernijhistoricus. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week. Zijn recentste Nederlandstalige boek is ‘Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel (Amsterdam, 2019).
Wynia’s Week publiceert 104 keer per jaar verrassende en verrijkende inzichten over politiek, economie en cultuur. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!
Het bericht verscheen eerst op Wynia's Week.
August 2, 2022
Waarom protestanten een gevoeliger antenne voor slavernij hebben dan katholieken
Heeft het protestantisme in de geseculariseerde samenleving van vandaag nog enige betekenis? De publieke aandacht voor de religieuze haarkloverijen binnen deze geloofsrichting mag dan vrijwel tot het verleden behoren, het protestantse schuldgevoel is nog volop aanwezig.
Zo hoor je in Italië, Portugal en Spanje, overwegend katholieke landen, niet veel over excuses en herstelbetalingen voor het kolonialisme en de slavernij, terwijl deze onderwerpen in het van origine overwegend protestantse Nederland, Groot-Brittannië – en de USA – het publieke debat lijken te domineren. Daarin klinkt de echo door van het protestantse axioma dat de mens niet in staat is tot enig goed, maar geneigd tot alle kwaad. Er valt dus altijd wat goed te maken.
Slavernijgevoel, toen en nuDe afschaffing van de slavernij is een goede ‘testcase’ voor het verschil tussen de maatschappelijke opvattingen van protestanten en rooms-katholieken. In overwegend protestantse landen bestond veel meer animo een eind te maken gedwongen arbeid overzee dan in rooms-katholieke landen, waar de kerk rekening diende te houden met zowel de voor- als tegenstanders van de slavernij. Beide groepen waren immers lid van die kerk en het kan geen toeval zijn dat er in die landen nauwelijks sprake was van een actieve publiekslobby om de slavernij af te schaffen.
Ook in landen met grote protestantse staatskerken was dat het geval, maar daar ontstonden in de achttiende en negentiende eeuw afsplitsingen, die vaak radicalere standpunten innamen. Zo kwamen er in de achttiende eeuw in Engeland, Schotland en Wales naast de Anglicaanse staatskerk nieuwe protestantse stromingen op zoals de Quakers, de Baptisten en de Methodisten. Hun leden waren vaak afkomstig uit de opkomende middenklasse en hadden geen belangen in de slavenhandel of slavernij. Was dat wel het geval, dan kon je geen lid worden.
God en de slaafVeel aanhangers van deze nieuwe geloofsrichtingen waren van mening dat er in ieder mens een stukje van God stak, ook in mensen met een bruine en zwarte huidskleur. Daarom stuurden deze nieuwe kerkgenootschappen veel zendelingen naar de West-Indische plantagekolonies om de slaven van deze Blijde Boodschap op de hoogte te brengen. Deze zendelingen keerden na hun verblijf in de West vaak terug als dominee in een gemeente op de Britse eilanden, waar ze hun parochianen uit de eerste hand konden vertellen over de slavernij en met name over de uitwassen ervan. Want zolang de slaven niet vrij waren, konden ze geen familie stichten en niet regelmatig de kerk bezoeken.
Dat maakte veel indruk en hoewel in die tijd slechts drie procent van de Britse bevolking afgevaardigden voor het Lagerhuis kon kiezen, stond het eenieder vrij anti-slavernijpetities naar het parlement te sturen. Alleen al in Manchester tekende tweede derde (!) van de mannelijke bevolking zo’n petitie. Vrouwen werden niet gevraagd adhesie te betuigen, omdat ze volgens de toenmalige opvattingen niet in staat waren zich een onafhankelijk oordeel te vormen. In totaal tekenden maar liefst anderhalf miljoen Britse mannen een petitie tegen de slavenhandel en slavernij. Dat is nergens anders gebeurd. Ter vergelijking: de antislavernijbeweging in Nederland telde op haar hoogtepunt nog geen duizend leden.
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});Natuurlijk lijkt het mogelijk het succes van de anti-slavernij beweging in Groot-Brittannië niet aan het protestantse schuldgevoel toe te schrijven, maar aan de unieke politieke en religieuze structuur van het land. Maar ook in Frankrijk speelde de kleine protestantse minderheid een belangrijke rol in de afschaffing van de slavernij. Aanvankelijk waren de Franse protestanten daar helemaal niet voor nodig, want tijdens de Franse Revolutie werd de afschaffing van de slavernij al vlug een onderdeel van de revolutionaire vernieuwingswoede net als een nieuwe jaartelling, andere namen voor de maanden, de onteigening van het kerkelijk en adellijk bezit en nog veel meer. Die vernieuwingen staken niet diep, want ze konden later zonder veel protest weer worden teruggedraaid, inclusief de afschaffing van de slavernij. In Engeland zou dat een golf van protest teweeg hebben gebracht.
In katholieke landen: geen beweging tegen slavernijOok het slavernijverleden van het rooms-katholieke Spanje en Portugal ondersteunt de stelling, want daar waren nauwelijks burgerbewegingen tegen de slavernij. Zelfs de relatief late opkomst van een anti-slavernijbeweging in Nederland kan als bewijs dienen voor de leidende rol van de protestantse vernieuwingsbeweging, want de aanhangers van de protestantse Reveilbeweging speelden daarin een voortrekkersrol, terwijl de rooms-katholieken in ons land zich grotendeels afzijdig hielden en zich vooral concentreerden op hun eigen emancipatie.
Ere wie ere toekomt: hoewel de slavernij in de plantagekoloniën economisch steeds rendabeler werd getuige de sterk stijgende prijzen voor de slaven, heeft uitgerekend het land met de meeste slaven in zijn koloniën, het overwegend protestantse Groot-Brittannië, zich als geen ander land ingespannen om de slavernij uit te roeien. Bovendien beperkte de Britse afschaffingscampagne zich niet tot de eigen koloniën, maar ijverde voor wereldwijde afschaffing van de slavernij. Vandaar dat een negentiende-eeuwse Engelse geschiedschrijver trots de stelling poneerde dat ‘the unwary, unostentatious and inglorious crusade of England against slavery may probably be regarded among the three or four perfectly virtuous pages comprised in the history of nations’. Dat lijkt te mooi om waar te zijn, maar ik weet daar niets tegen in te brengen.
P. C. Emmer is de belangrijkste Nederlandse slavernijhistoricus. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week. Zijn recentste Nederlandstalige boek is ‘Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel (Amsterdam, 2019). Wynia’s Week publiceert 104 keer per jaar verrassende inzichten over politiek, economie en cultuur. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!
Het bericht Waarom protestanten een gevoeliger antenne voor slavernij hebben dan katholieken verscheen eerst op Wynia's Week.
July 5, 2022
Slavernij: we kennen zoveel cijfers, dat beweringen loos blijken
Was de slavernij werkelijk zo lucratief voor Nederland als prof. Leo Lucassen beweert? Dan hadden Spanje en Portugal er helemaal rijk van moeten worden, zegt Piet Emmer. En dat was niet zo. De Iberische landen waren doodarm op het moment dat de slavernij werd afgeschaft.
Veronderstellingen en schattingen zullen altijd wel een onderdeel blijven van de geschiedwetenschap, maar steeds vaker is het mogelijk nagenoeg precies uit te rekenen om hoeveel geld, goederen of mensenlevens het gaat. Zo zullen vele Nederlanders na afloop van de Tweede Wereldoorlog wel een vermoeden hebben gehad dat niet alle gedeporteerde Joodse landgenoten zouden terugkeren en dat van de ondergedoken Joden niet iedereen had overleefd. Toch was het een schok toen de precieze cijfers bekend werden, want die maakten akelig duidelijk dat de Holocaust in Nederland procentueel meer slachtoffers had gemaakt dan elders.
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});Om bij de recente geschiedenis te blijven: wie wist ten tijde van de politionele acties in Nederlands-Indië (1946-1949) dat er veel meer Indonesische militairen sneuvelden dan Nederlandse? Nu de sterftecijfers min of meer bekend zijn blijkt dat er rond de 5.000 Nederlandse soldaten zijn gesneuveld en rond de 100.00 Indonesische. Maar die getallen zijn slecht te vergelijken, want aan Indonesische zijde zijn ook burgerslachtoffers meegeteld. Doen we dat voor de Nederlandse kant ook, dan komt het totaal uit op 30.000 tot 40.000 doden en dat geeft toch weer een ander beeld. Kortom: meten is weten.
De koloniale scheepvaart is bekend…Het blijkt soms ook mogelijk om voor de verder terug liggende eeuwen nauwkeurige cijfers te geven op voorwaarde dat die eerst uit de archieven zijn opgespoord. Zo zijn Pierre en Huguette Chaunu erin geslaagd een overzicht te maken van de scheepvaart tussen Spanje en zijn koloniën in Zuid-Amerika, en dat inspireerde de Leidse historici Ivo Schöffer, Jaap Bruijn en Femme Gaastra om hetzelfde te doen voor de scheepsbewegingen tussen Nederland en Azië.
Dankzij dit speur- en telwerk weten we nu dat er tussen 1600 en 1800 4.700 schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) uit Nederland naar Batavia zijn vertrokken en dat er daarvan 3.400 zijn teruggekeerd. Het onderzoek liet ook zien dat de VOC een bijna onverzadigbare behoefte had aan personeel, want de Compagnie bleek gedurende de twee eeuwen van haar bestaan maar liefst een miljoen (!) werknemers naar Azië te hebben vervoerd, van wie ruwweg slechts één derde is teruggekeerd.
Die demografische aderlating zou de verhouding tussen mannen en vrouwen, de huwelijksmarkt en het aantal geboorten in ons land sterk hebben beïnvloed als niet bijna de helft van de opvarenden uit het buitenland afkomstig was geweest en dat die de laagstbetaalde functies vervulden met de hoogste sterfte.
…en ook de slavenvaart.Ook is er inmiddels onder leiding van David Eltis (Canada) een complete verzameling gegevens aangelegd van alle schepen, die tussen 1500 en 1900 slaven over de Atlantische Oceaan hebben vervoerd onder welke vlag dan ook (www. slavevoyages.org). Dat blijkt tot verrassende conclusies te leiden.
Niet de plantagekolonies in het Caribische gebied en Noord-Amerika waren de ‘darlings of empire’, maar de Spaanse en Portugese kolonies in Zuid- Amerika, want die exporteerden de meeste waardevolle producten en konden met de opbrengst de meeste slaven kopen.
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});Ook werpen de gegevens nieuw licht op de hoge sterfte onder de slaven tijdens de reis. Anders dan vroeger vaak werd gedacht, bleek hun behandeling aan boord niet bepalend te zijn geweest voor de hoge sterfte, maar het kustgedeelte in Afrika, waar ze waren ingekocht. Slaven, afkomstig uit de Kongo en Angola stierven veel vaker dan slaven, die op de kust van Sierra Leone aan boord waren gebracht.
Dat duidt erop dat ondervoede slaven uit de arme gebieden in Afrika veel minder kans hadden levend op hun stemming aan te komen dan slaven uit welvarende gebieden. Dat gold ook voor Europa. Zo was de sterfte onder de redelijk gevoede Duitse migranten veel geringer dan onder de hongerende Ierse landverhuizers, die hun land hals over kop hadden verlaten ten tijde van de grote hongersnood (1845-1849) veroorzaakt door de aardappelziekte.
Slavernij de kurk van ‘onze’ economie?Nu de cijfers laten zien dat Spanje en Portugal niet alleen een eeuw eerder met de slavenhandel naar en de slavernij in hun koloniën waren begonnen, maar in totaal ook veel meer slaven hebben vervoerd dan alle latere concurrenten bij elkaar, lijken veel uitspraken over het belang van de slavenhandel en slavernij voor de economie van Europa op drijfzand gebaseerd. De geschiedenis van het Iberisch schiereiland ondergraaft immers de veel gehoorde boodschap dat Europa rijk is geworden door slavenhandel en slavernij.
In een persbericht noemde het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis (ISSG, directeur Leo Lucassen) te Amsterdam de koloniale slavernij zelfs de ‘kurk’ van de toenmalige Nederlandse economie. Als dat klopt, dan zouden Portugal en Spanje ten tijde van de slavernij de rijkste landen van West-Europa zijn geworden. In werkelijkheid bleek het Iberisch schiereiland na de afschaffing van slavenhandel en slavernij het armenhuis van West-Europa.
Prof. Piet Emmer is de belangrijkste historicus van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week. Zijn artikelen treft u HIER aan.
Het bericht Slavernij: we kennen zoveel cijfers, dat beweringen loos blijken verscheen eerst op Wynia's Week.
May 3, 2022
De afschaffing van de slavernij in de Nederlandse West-Indische koloniën, 1863-1873
Op woensdag 1 juli 1863 was het zover. Om zes uur ’s ochtends werd in Paramaribo met 21 kanonschoten het einde van de slavernij ingeluid. In de maanden daarvoor hadden de meeste plantages bezoek gehad van een commissie, die de slaven van een achternaam had voorzien en geïnformeerd over de bepalingen van het ‘Staatstoezicht’, een overgangsperiode van tien jaar.
Een van die bepalingen verplichtte de voormalige veldslaven tot 1873 elk jaar een arbeidscontract af te sluiten. Maar anders dan de button met het opschrift ‘1873’ doet vermoeden, die ik twee jaar geleden ontwaarde op de kleding van de burgemeester van Amsterdam, waren de meeste ex-slaven in Suriname en alle ex-slaven op de Nederlandse Antillen na 1 juli 1863 meteen vrij om te gaan en te staan waar ze wilden.
Chaos op HaïtiTot grote opluchting van de koloniale autoriteiten, de plantagedirecteuren en de rest van de vrije bevolking kwam het in de dagen na 1 juli niet tot ongeregeldheden en op de maandag erna gingen de meeste vrijgelatenen weer gewoon aan het werk. De vrees dat het einde van de slavernij op een bloedbad zou uitlopen zoals op het Franse St Domingue (Haïti) werd niet bewaarheid.
In die kolonie waren immers niet alleen de meeste blanken vermoord of verjaagd, maar hadden er ook talloze moordpartijen onder de ex-slaven plaatsgevonden, die waren uitgemond in een burgeroorlog en zelfs in een deling van het land, ieder met een zwarte generaal aan het hoofd, die elkaar op leven en dood beoorloogden. Haïti had aangetoond dat de mooie praatjes van de afschaffingsbeweging op drijfzand waren gebaseerd, dat het einde van de slavernij wel degelijk in een gewelddadige chaos kon ontaarden en dat de ex-slaven zonder dwang niet langer koffie en suiker produceerden.
Een derde van de ex-slaven verandert van werkgeverOverigens had de verplichting elk jaar een arbeidscontract af te sluiten een onverwachte bijwerking. Waarschijnlijk verkeerde de wetgever in de veronderstelling dat de meeste vrijgelatenen wel zouden blijven werken op de plantage waar ze waren opgegroeid. Maar in het eerste jaar na de emancipatie bleek maar liefst een derde van de ex-slaven van werkgever te willen veranderen en die verhuizingen herhaalden zich ieder jaar opnieuw. Om te voorkomen dat de plantagedirecteuren elkaar met steeds hogere lonen gingen aftroeven, had de koloniale regering een tarieflijst uitgevaardigd, die elke werkgever dwong voor hetzelfde werk een vastgesteld loon te betalen. Had die verhuiswoede dan geen economisch motief?
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});Ja, dat motief bestond wel degelijk, want veel vrijgelatenen hadden gezins- en familieleden, die te jong, te ziek of te oud waren om te werken. Daarom konden gezonde en sterke ex-slaven niet alleen een toeslag op het vastgestelde loon bedingen, maar ook dat hun niet-werkende familieleden bij hen op de plantage mochten wonen en konden profiteren van daar geboden medische zorg. De ene plantagedirecteur was bereid deze extra’s betalen, maar een ander niet en dat was voor de vrijgelatenen een reden om te verhuizen.
Gevolgen van de afschaffingSommige planters vonden de loonkosten überhaupt te hoog en beëindigden hun bedrijf, waardoor volgens de gouverneur maar liefst 10.000 ex-slaven gevaar liepen werkloos te worden. Om te voorkomen dat deze ex-slaven tot landloperij zouden vervallen, nam de koloniale overheid een paar plantages in eigen beheer.
Langzaam kwamen de economische en sociale gevolgen van de afschaffing van de slavernij aan het licht. Jonge, gezonde ex-slaven gingen er in inkomen op vooruit, want hun lonen waren hoger dan de waarde van het loon in natura, dat ze voor de afschaffing hadden ontvangen. Daarentegen raakten kinderen alsmede zwakke en zieke vrijgelatenen hun voedseluitdelingen en huisvesting kwijt en werden ze gedwongen een beroep te doen op hun familie.
SchaduwkantDat kritiseerden de zendelingen, die in de laatste decennia voor de afschaffing veel bekeerlingen op de plantages hadden gemaakt. Ze juichten het wel toe dat koppels, die vroeger tot verschillende plantages behoorden, nu bij elkaar konden wonen, maar ze wezen er ook op dat de vele verhuizingen een schaduwkant kenden, want veel te veel mannelijke vrijgelatenen verhuisden naar een andere plantage en lieten hun vrouw en kinderen in de steek.
De afschaffing van de slavernij betekende dat er een eind kwam aan het beloningssysteem ten tijde van de slavernij toen iedere slaaf voedsel, huisvesting en medische zorg ontving ongeacht leeftijd en arbeidsprestatie. Sommige ex-slaven betreurden die verandering. Zo keerden enkele slaven gedesillusioneerd terug, die in 1840 van het Franse Martinique met een gestolen boot waren ontsnapt naar het Engelse Dominica, waar de slavernij al was afgeschaft. Ze vertelden de Franse autoriteiten dat ze toch liever als slaaf voor een baas werkten, die hen niet als inwisselbare werknemers zag, maar als deel van zijn vermogen.
Steunt u al de nuchtere, feitelijke berichtgeving van Wynia’s Week? Doneren kan op de bankrekening van Wynia’s Week NL94 INGB 0006 3945 08 of HIER . Hartelijk dank!
Het bericht De afschaffing van de slavernij in de Nederlandse West-Indische koloniën, 1863-1873 verscheen eerst op Wynia's Week.
April 26, 2022
Hoe de Javanen gedwongen werkten voor de afschaffing van de Surinaamse slavernij
Nederland liep niet voorop toen het in zijn West-Indische koloniën in 1863 de slavernij afschafte. Engeland had dat al dertig jaar en Frankrijk en Zweden vijftien jaar eerder gedaan, terwijl Denemarken vanaf 1848 alle slavenbaby’s automatisch had vrijverklaard. Alleen de slavenemancipaties in de VS (1865), op Cuba (1886) en in Brazilië (1888) kwamen later.
Het relatief trage tempo van Nederland was onder meer te wijten aan de slechte staat van de staatsfinanciën. Nederland had een grote staatsschuld en de vrijverklaring van de slaven betekende onteigening door de staat en de compensatie daarvoor zou een dure zaak worden.
Het land was armDe Franse bezetting en de oorlog met België hadden de staatschuld flink doen toenemen en anders dan Engeland, dat een lening van meer dan 10 miljoen pond sterling had afgesloten bij de bank van de familie Rothschild, was het onwaarschijnlijk dat de Nederland het geld voor de onteigening van de slaven had kunnen lenen. In 1810 waren immers de rentebetalingen over de Nederlandse staatsschuld verminderd tot één derde en die door Napoleon opgelegde tiërcering had het vertrouwen in de solvabiliteit van Nederland verzwakt.
De oplossing kwam uit een andere Nederlandse kolonie: Nederlands- Indië. Ook daar was de financiële situatie belabberd en ook daar hadden militaire operaties de schuld doen oplopen. Met uitzondering van de in- en uitvoerrechten beschikte de koloniale regering in Batavia nauwelijks over mogelijkheden om belasting te heffen.
Het ‘cultuurstelsel’ bood soelaasGeld hadden de Indonesiërs niet en de rijst, die ze als belasting konden leveren bracht niet veel op. Daar bracht gouverneur-generaal Johannes van den Bosch verandering in. Hij bedacht het cultuurstelsel, dat elk dorp op Java verplichtte een bepaalde hoeveelheid exportproducten te leveren zoals koffie, thee, suiker, tabak en indigo.
De dorpsbewoners kregen daar weliswaar een bescheiden plantloon voor, maar de koloniale regering ontving vele malen meer door deze producten op de wereldmarkt te verkopen. Na een aanloopperiode bleek de opbrengst niet alleen voldoende te zijn om de kosten van het koloniale bestuur in Indië te dekken, maar ook dat van Suriname, de Nederlandse Antillen en de bezittingen ter kuste van Guinee.
En zelfs dan bleef er een substantieel bedrag over, dat naar de Nederlandse schatkust vloeide. Dat betekende een merkwaardige paradox: de gedwongen arbeid in Nederlands-Indië financierde de afschaffing van de gedwongen arbeid in de West.
Wat kostte een slaaf?Hoeveel betaalde de Nederlandse staat voor een slaaf? Daar werd in de Tweede Kamer lang over gedebatteerd met als uitkomst dat er voor elke slaaf ongeacht leeftijd, lichamelijke conditie en vakbekwaamheid een vast bedrag zou worden uitgekeerd. Voor Suriname was dat 300 gulden en op de Nederlandse Antillen 200 gulden.
Alleen voor de slavenbezitters van het Nederlandse deel van Sint- Maarten werd een uitzondering gemaakt, want na 1848 waren al hun slaven weggelopen naar het Franse deel van het eiland. Voor hen wilde Den Haag niet meer dan 100 gulden betalen.
Deze bedragen veroorzaakten veel onvrede onder de eigenaren, want de marktprijzen lagen veel en veel hoger. Toen dat nog mogelijk was, werd er in Suriname voor een gezonde, volwassen mannelijke slaaf in de kracht van zijn leven soms wel meer dan 1000 gulden betaald.
Niet alle slaven werktenUiteraard protesteerden de slaveneigenaren niet tegen het feit dat ze voor oude en zieke slaven ook driehonderd gulden ontvingen, hoewel die bij verkoop waarschijnlijk minder hadden opgebracht. Er waren nu eenmaal relatief veel oude en gebrekkige slaven in Suriname, omdat er vijftig jaar voor de emancipatie al geen jonge slaven van elders meer waren bijgekomen. Bovendien bleef het aantal sterfgevallen onder de Surinaamse slaven hoger dan het aantal geboorten en de daardoor veroorzaakte veroudering had dramatische gevolgen voor de productiviteit, want het was niet uitzonderlijk dat een kwart tot een derde van de slaven op een plantage wel huisvesting en voedsel ontving, maar niet werkte.
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});Overigens had de uitbetaling van het compensatiegeld nogal wat voeten in aarde. De koloniale regering liet de opgaven van de plantagedirecteuren ter plekke controleren door een commissie, bestaande uit een arts, een officier van het koloniale leger en een lid van de burgermilitie.
Een grappig detail waren de aanplakbiljetten in het Sranantongo, die de koloniale regering overal liet ophangen. Daarin werd de weggelopen slaven verzocht tijdelijk en straffeloos naar hun vroegere plantage terug te keren. Het stond hen vrij om na het bezoek van de emancipatiecommissie weer te vertrekken.
Een tiende was ‘absent’Of de slaven gehoor hebben gegeven aan deze oproep, is niet duidelijk, maar hun tijdelijke aanwezigheid zou flink meer geld hebben opgeleverd, want in Suriname stond maar liefst tien procent van de slaven te boek als ‘geabsenteerd’.
De afschaffing van de slavernij betekende niet alleen een maatschappelijke en economische revolutie voor de slaveneigenaren, maar ook voor de slaven. Daarover een volgende keer.
Steunt u al de nuchtere, feitelijke berichtgeving van Wynia’s Week? Doneren kan op de bankrekening van Wynia’s Week NL94 INGB 0006 3945 08 of HIER . Hartelijk dank!
Het bericht Hoe de Javanen gedwongen werkten voor de afschaffing van de Surinaamse slavernij verscheen eerst op Wynia's Week.
P.C. Emmer's Blog
- P.C. Emmer's profile
- 14 followers

